Wanneer ik mijn favoriete U2 album moet kiezen, twijfel ik tussen vier platen. Het onbevangen debuut Boy uit 1980, het atmosferisch klinkende The Unforgettable Fire uit 1984, het met invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek verrijkte The Joshua Tree uit 1987 of de plaat waarmee U2 na een aantal magere jaren terugkeerde en definitief wist uit te groeien tot één van de grootste rockbands van de afgelopen decennia, Achtung Baby uit 1991. Van deze albums viert The Unforgettable Fire deze maand al weer zijn 25e verjaardag; een mooi moment voor een fraai uitgevoerde 25th Anniversary Edition. Met haar derde plaat War (1982) was U2 aan het begin van de jaren 80 uitgegroeid van een veelbelovend jong bandje tot een band die grote zalen en zelfs stadions wist te vullen. Zeker na de release van de live-plaat Under A Blood Red Sky (1983) steeg de populariteit van de band tot grote hoogten. Met meer van hetzelfde had U2 waarschijnlijk voldaan aan de wens van haar flink uitgedijde publiek, maar de band koos er voor om op haar vierde studioplaat een nieuwe weg in te slaan. Voor de productie van The Unforgettable Fire koos de band voor niemand minder dan Brian Eno, die samen met zijn engineer Daniel Lanois, zijn stempel op deze cruciale U2 plaat zou drukken. Op The Unforgettable Fire verlaat U2 de vrij directe rockmuziek van haar eerste drie platen en kiest het voor een atmosferisch geluid, waarin de klanktentapijten van Eno en Lanois een cruciale rol spelen. Toch is The Unforgettable Fire geen complete breuk met het verleden. Waar in de nog altijd prachtige opener A Sort Of Homecoming direct de contouren van het nieuwe U2 geluid zichtbaar worden, keert de band op het hier op volgende Pride (In The Name Of Love) direct weer terug naar het U2 geluid van de eerste drie platen. Uiteindelijk slaat de balans met prachtige songs als The Unforgettable Fire, Bad (voor mij het mooiste dat U2 gemaakt heeft), Elvis Presley And America en de kortere en stemmige songs Promenade en 4th Of July echter toch door in het voordeel van het nieuwe geluid van de band. Hoewel The Unforgettable Fire inmiddels 25 jaar oud is en stamt uit een tijdperk dat in muzikaal opzicht niet altijd even goed houdbaar is gebleken, heeft deze plaat nog maar weinig van zijn glans verloren. De 25th Anniversary Edition kan naar voorkeur worden uitgebreid met een bonus-cd met bij vlagen bijzonder restmateriaal en live-opnamen of een DVD met een documentaire en live-materiaal. Het is allemaal de moeite waard, maar de hoofdmoot blijft toch de plaat waarmee U2 zichzelf voor de eerste keer opnieuw uitvond; een plaat die voor de gelegenheid fraai is geremastered en fantastisch klinkt. Verplichte kost dus voor de fans van het eerste uur, maar ook iedereen die U2 alleen maar kent van haar laatste paar platen moet zeker eens luisteren naar de band’s finest hour. Erwin Zijleman
29 oktober 2009
28 oktober 2009
Julian Casablancas - Phrazes For The Young
Het laatste wapenfeit van The Strokes dateert van de eerste dag van 2006 en is inmiddels dus al weer bijna 4 jaar oud. First Impressions Of Earth, de derde plaat van de New Yorkers, bleef dankzij het wat gepolijste geluid en net wat minder aansprekende songs flink achter bij het in 2003 verschenen Room On Fire; een plaat die op zijn beurt weer net wat minder was dan het uit 2001 stammende en als een bom ingeslagen debuut Is This It. Hoewel de geruchten over een nieuwe Strokes plaat al jaren de ronde doen, wijst vooralsnog niets op nieuw werk van de band. Dat betekent echter niet dat de leden van de band stil hebben gezeten, want met name het afgelopen jaar is het nodige plaatwerk van leden van The Strokes verschenen. Albert Hammond Jr. heeft inmiddels twee prima soloplaten op zijn naam staan, terwijl Fabrizio Moretti en Nikolai Fraiture indruk maakten met hun nieuwe bands Little Joy en Nickel Eye. Rond zanger Julian Casablancas was het tot dusver echter stil, terwijl hij toch moeten worden gezien als de belangrijkste man binnen The Strokes, al is het maar omdat hij het merendeel van de songs van de band op zijn naam heeft staan en met zijn unieke stem het geluid van de band voor een belangrijk deel bepaalt. Aan de stilte rond Julian Casablancas komt nu een eind, want binnenkort ligt de man’s eerste soloplaat, Phrazes For The Young, in de winkel. Waar Albert Hammond Jr., Fabrizio Moretti en Nikolai Fraiture op hun platen nadrukkelijk nieuwe muzikale wegen in slaan, blijft Julian Casablancas op een aantal songs op zijn eerste soloplaat relatief dicht bij het geluid van The Strokes. Met name in deze songs, die overigens zeer doen uitzien naar nieuw werk van de band, hoor je direct wat een getalenteerde songwriter en aansprekende zanger Casablancas is. Phrazes For The Young bevat echter ook een behoorlijk aantal tracks die flink afwijken van de muziek die Julian Casablancas met The Strokes heeft gemaakt. In deze tracks flirt hij met uiteenlopende genres als dance, synth-pop, glampop, garagerock en Americana; het zijn songs die wat minder snel tot de verbeelding spreken dan de aan The Strokes herinnerende songs, maar het duurt niet lang voor het kwartje ook voor deze songs valt. Wat uiteindelijk overblijft is een in tekstueel opzicht donkere plaat met avontuurlijke en veelzijdige muziek. Phrazes For The Young is de voorman van een belangrijke band als The Strokes waardig en laat horen dat Julian Casablancas ook zonder zijn band volledig overeind blijft, wat gezien de status en reputatie van The Strokes een hele knappe prestatie is. Erwin Zijleman
26 oktober 2009
Sean Costello - Sean's Blues: A Memorial Retrospective
De afgelopen jaren heb ik meerdere malen zeer positief geschreven over de Amerikaanse bluesmuzikant Sean Costello. Sean Costello debuteerde in 1996 op 16-jarige leeftijd met het veelbelovende Call The Cops, maar maakte pas vier jaar later diepe indruk met het prachtige Cuttin’ In; een getergde bluesplaat met geweldig gitaarwerk en een doorleefdheid die je maar zelden tegen komt bij iemand van net 20 jaar. Moanin’ For Molasses (2001), Sean Costello (2004) en We Can Get Together (2008) waren nog veel beter, lieten een stijgende lijn horen en hebben Sean Costello wat mij betreft op de kaart gezet als één van de meest aansprekende bluesmuzikanten van het moment. Het grote succes bleef tot dusver echter uit, maar dat was wat mij betreft slechts een kwestie van tijd. Afgelopen week viel Sean Costello’s nieuwe plaat op de mat: Sean’s Blues. De ondertitel A Memorial Retrospective bracht me het nieuws dat ik tot dusver heb gemist. Sean Costello is niet meer onder ons; hij overleed in het voorjaar van 2008 aan de vooravond van zijn 29e verjaardag. Sean’s Blues laat goed horen hoe groot de aderlating voor de hedendaagse bluesmuziek is. Op zijn allerlaatste plaat horen we deels bekend werk van de platen die Sean Costello het afgelopen decennium heeft afgeleverd, maar ook werk dat nog niet eerder verkrijgbaar was. Costello wordt hierin bijgestaan door een aantal muzikale vrienden onder wie bluesmuzikante Susan Tedeschi in wiens band hij ooit begon. Sean’s Blues laat goed horen wat er zo bijzonder is aan de muziek van Sean Costello. Naast zijn gitaarspel (dat af en toe wel wat deed denken aan dat van de ook veel te vroeg overleden blueslegende Stevie Ray Vaughan) en zijn soulvolle zang, valt vooral op hoe makkelijk Sean Costello uit de voeten kon met andere stijlen en genres. Sean’s Blues laat meerdere soorten blues horen, maar biedt hiernaast onderdak aan soul, jazz en rock ’n roll; dit alles geintegreerd in een broeierig en donker geluid dat je genadeloos bij de keel grijpt. Gezien de stijgende lijn in zijn werk is het doodzonde dat Sean Costello zo jong is overleden. Hij laat aan de andere kant een oeuvre na waarvan menig bluesmuzikant alleen maar kan dromen. Sean’s Blues is misschien niet de kroon op dit werk, maar wel een mooi startpunt voor het ontdekken van het complete oeuvre van deze geweldige muzikant. Erwin Zijleman
25 oktober 2009
G O T V - Aminal Planet
In het onlangs verschenen boek City to City beschrijft muziekjournalist Leo Blokhuis op boeiende wijze de muziekhistorie van een aantal steden die een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de popmuziek, waaronder uiteraard Nederland’s rockstad nummer één Den Haag. Mijn eigen woonplaats, Leiden, heeft een zeer bescheiden historie wanneer het gaat om popmuziek. In eerste instantie kwam ik eerlijk gezegd niet verder dan de Leidse Sleuteltjes, de Zangeres zonder Naam, Rubberen Robbie en The Shorts. Hiernaast worden vaak de namen van The Shoes en Ivy Green genoemd, maar deze roemruchte bands kwamen eigenlijk uit het nabijgelegen Hazerswoude Dorp en Hazerswoude Dorp is niet Leiden. Wanneer het gaat om Leidse platen van recentere datum koester ik de prachtplaat van Soccer Committee, maar wat heeft Leiden verder nog te bieden?
Sinds een paar dagen weet ik het antwoord: G O T V. G O T V is een Leidse band die onlangs een eerste EP uitbracht, Aminal Planet. G O T V staat naar eigen zeggen voor Group Of Tactical Vineyards, Grumpy Old Tulsa Vagabond of Gnomes Often Test Vicodin, maar zelf hou ik toch liever op de wat gangbaardere betekenissen Get Out The Vote of eventueel Gathering Of The Vibes, al is het maar omdat ik hier een duidelijke link zie met de muziek van de band. Op haar debuut EP verrast G O T V met aansprekende en gevarieerde rockmuziek. Aminal Planet opent met stonerrock waarvoor The Queens Of The Stone Age zich niet zouden schamen, maar komt vervolgens op de proppen met muziek waarin G O T V op knappe wijze meerdere stijlen met elkaar combineert. Stonerrock, pop, emo, progrock, metal, indierock; het is het allemaal niet, maar het komt wel voorbij en wordt door G O T V samengesmolten tot donker klinkende Rockmuziek met een hoofdletter R. Aminal Planet bevat slechts vijf tracks en duurt nog geen twintig minuten, maar komt aan als een mokerslag. Aminal Planet is een indrukwekkend visitekaartje van een band die laat horen dat het met de Leidse popmuziek momenteel wel goed zit. Als het volledige debuut van de band net zo goed is als deze EP, voorspel ik G O T V nu alvast een grote toekomst. En nee, dat is geen Leids chauvinisme. Erwin Zijleman
Sinds een paar dagen weet ik het antwoord: G O T V. G O T V is een Leidse band die onlangs een eerste EP uitbracht, Aminal Planet. G O T V staat naar eigen zeggen voor Group Of Tactical Vineyards, Grumpy Old Tulsa Vagabond of Gnomes Often Test Vicodin, maar zelf hou ik toch liever op de wat gangbaardere betekenissen Get Out The Vote of eventueel Gathering Of The Vibes, al is het maar omdat ik hier een duidelijke link zie met de muziek van de band. Op haar debuut EP verrast G O T V met aansprekende en gevarieerde rockmuziek. Aminal Planet opent met stonerrock waarvoor The Queens Of The Stone Age zich niet zouden schamen, maar komt vervolgens op de proppen met muziek waarin G O T V op knappe wijze meerdere stijlen met elkaar combineert. Stonerrock, pop, emo, progrock, metal, indierock; het is het allemaal niet, maar het komt wel voorbij en wordt door G O T V samengesmolten tot donker klinkende Rockmuziek met een hoofdletter R. Aminal Planet bevat slechts vijf tracks en duurt nog geen twintig minuten, maar komt aan als een mokerslag. Aminal Planet is een indrukwekkend visitekaartje van een band die laat horen dat het met de Leidse popmuziek momenteel wel goed zit. Als het volledige debuut van de band net zo goed is als deze EP, voorspel ik G O T V nu alvast een grote toekomst. En nee, dat is geen Leids chauvinisme. Erwin Zijleman
The Maldives - Listen To The Thunder
The Maldives is een band uit Seattle die muziek maakt die over het algemeen in het hokje alt-country zal worden geduwd. Het is een genre waarin de afgelopen decennia heel veel mooie muziek is gemaakt, maar waarin een zoektocht naar vernieuwing over het algemeen gelijk staat aan het zoeken naar een speld in een hooiberg. Ook op Listen To The Thunder, het debuut van The Maldives, zul je tevergeefs zoeken naar de vernieuwing waarop Wilco eigenlijk al vele jaren het alleenrecht heeft in dit genre, maar toch is het debuut van de negenkoppige (!) band uit de voormalige hoofdstad van de grunge wat mij betreft een opzienbarende plaat. Op Listen To The Thunder combineren The Maldives het beste van bijna vijf decennia country-rock en alt-country in songs die stuk voor stuk het predicaat "perfecte popsong" verdienen. The Maldives hebben goed geluisterd naar Bob Dylan, The Band, Gram Parsons en Neil Young, maar gaan op eigenzinnige wijze om met deze voor de hand liggende invloeden. Listen To The Thunder baart opzien door de bijzonder rijke instrumentatie met banjo, pedal steel, fiddle en vooral heel veel gitaren. Hier en daar klinkt de band als een op stoom geraakte Crazy Horse, maar waar de band van Neil Young zichzelf meer dan eens verloor in eindeloos soleren, raken The Maldives nooit heel ver verwijderd van de popsong; zelfs niet wanneer ze de "tien minuten grens" doorbreken. Listen To The Thunder is een plaat vol passie. The Maldives maken misschien muziek die meer dan eens herinnert aan vervlogen tijden; ze maken deze muziek wel met hart en ziel. Waar veel muziek in dit genre door een gebrek aan vernieuwing vaak wat plichtmatig of zelfs saai klinkt, is Listen To The Thunder een plaat die je van de eerste tot de laatste noot bij de les houdt en in vervoering brengt. Vernieuwend durf ik het nog steeds niet te noemen, maar het is wel anders. The Maldives hebben met Listen To The Thunder een buitengewoon opwindende plaat gemaakt. Een plaat die niets doet wat nog niet eerder gedaan is, maar desondanks direct na eerste beluistering onmisbaar is. Prachtig! Erwin Zijleman
22 oktober 2009
The Antlers - Hospice
Hospice van The Antlers verscheen een paar maanden geleden en leek in eerste instantie compleet onder te sneeuwen. De laatste paar weken krijgt de plaat, die in Nederland overigens nog moet worden uitgebracht, gelukkig opvallend veel aandacht, waarbij superlatieven niet worden geschuwd. Hospice van The Antlers is inmiddels vergeleken met Radiohead’s In Rainbows, Jeff Buckley’s Grace, Bon Iver’s For Emma, Forever Ago, I’m A Bird Now van Antony & The Johnsons en Funeral van The Arcade Fire. Zelf vind ik het lastig om de muziek van The Antlers (dat overigens lange tijd een soloproject van voorman Peter Silberman was) te vergelijken met die van anderen. Maar eerlijk is eerlijk; bij beluistering van Hospice hoor ik experimenteerdrift van Radiohead, de emotie van Jeff Buckley, de desolaatheid van Bon Iver, de stem van Antony en het bombast van The Arcade Fire. Omdat ik ook nog wel iets hoor van de arrangementen van Patrick Watson en de psychedelische inslag van bands als The Flaming Lips, Grandaddy en Grizzly Bear, voeg ik die namen ook nog maar even toe. Na het noemen van al deze namen ligt de lat voor Hospice van The Antlers erg hoog, maar tegelijkertijd doe je de band wat tekort met het aanvoeren van zoveel vergelijkingsmateriaal. Hospice is in mijn ogen een uniek klinkende plaat, die weliswaar raakt aan bijzondere muziek uit het verleden, maar ook zeker nieuwe wegen in slaat. Op het moment dat ik dit stukje schrijf, is het buiten grauw en donker en dat past prachtig bij de muziek van The Antlers. Hospice is een uitermate sombere en donkere plaat die qua sfeer herinnert aan de al eerder genoemde prachtplaat van Bon Iver, maar hier in muzikaal opzicht mijlenver van is verwijderd. Op Hospice maken The Antlers bezwerende popmuziek die zich weet te onderscheiden door de fraaie, vaak zwaar aangezette, instrumentatie en de getergde vocalen van Peter Silberman. De songs op Hospice vormen een geheel, maar zijn ook allemaal verschillend. Het zijn songs waar je even aan moet wennen, maar wanneer dit eenmaal gebeurd is blijf je er nieuwe dingen in horen en wordt de muziek van The Antlers alleen maar mooier en indringender. Na eerste beluistering van Hospice van The Antlers wilde ik van de daken gaan schreeuwen dat we hier te maken hebben met één van de beste platen van het jaar. Inmiddels ben ik vele luisterbeurten verder en ben ik alleen maar meer onder de indruk van deze wonderschone plaat. Ga dat horen! Erwin Zijleman
21 oktober 2009
Leonard Cohen - Live At The Isle Of Wight 1970
Op 26 augustus 1970 begon het derde en laatste Isle Of Wight Festival. Het zou tot de vroege ochtend van 31 augustus duren en de geschiedenis in gaan als één van de meest legendarische muziekfestivals aller tijden. De derde editie van het Isle Of Wight Festival dankt haar naam en faam vooral aan het veelbesproken optreden dat Jimi Hendrix er, slechts een paar weken voor zijn dood, gaf, maar er viel meer te genieten op het festival dat door zo’n 800.000 muziekliefhebbers werd bezocht. Enkele uren na het optreden van Jimi Hendrix, het was inmiddels ver na middernacht, stond een optreden van Leonard Cohen op het programma. De op dat moment al bijna 36-jarige Leonard Cohen stond in augustus 1970 nog aan het begin van zijn carrière en had pas twee platen uitgebracht: Songs Of Leonard Cohen en Songs From A Room. Cohen betrad om twee uur ’s nachts het podium en trof een onrustig publiek. Opgezweept door het optreden van Jimi Hendrix ontstonden hier en daar relletjes en ging een deel van de apparatuur in vlammen op. Hiernaast waren vele bezoekers de uitputting na vier dagen Isle Of Wight nabij. Leonard Cohen stond hierdoor voor een lastige opgave, maar slaagde met glans. Met een intieme en ingetogen set van ruim 80 minuten bracht Leonard Cohen het uitzinnige publiek tot bedaren en zette hij zichzelf definitief op de kaart als één van de meest aansprekende singer-songwriters aller tijden. Cohen’s legendarische concert is nu eindelijk op cd verschenen en hoewel de magie van het echte optreden natuurlijk ontbreekt, heeft Live At The Isle Of Wight 1970 alles wat een memorabele live-plaat moet hebben. Cohen draagt een aantal gedichten voor en speelt hiernaast, bijgestaan door zijn uitstekende gelegenheidsband The Army, voornamelijk songs van zijn eerste twee platen, al komen ook drie tracks van het pas een jaar later verschenen Songs Of Love And Hate voorbij. Hoewel de opnamen inmiddels bijna 40 jaar oud zijn, klinkt Live At The Isle Of Wight 1970 opvallend goed. Cohen is uitstekend bij stem en stort zich met hart en ziel op de songs die op dat moment nog relatief onbekend waren, maar inmiddels behoren tot de kroonjuwelen van de popmuziek. Cohen wist een groot deel van het publiek uiteindelijk tot tranen te roeren en zal ook met deze bijzonder fraaie live-registratie menigeen diep weten te raken. Leonard Cohen bracht eerder dit jaar de uitstekende live-plaat Live Fom Londen uit; wat mij betreft één van de weinige live-platen van het jaar die er toe doet. Live At The Isle Of Wight 1970 is nog een stuk beter en kan wat mij betreft direct de boeken in als een klassieker. Erwin Zijleman
20 oktober 2009
Dayna Kurtz - American Standard
Met het zeven jaar geleden verschenen Postcards From Downtown manifesteerde de Amerikaanse singer-songwriter Dayna Kurtz zich nadrukkelijk als één van meer aansprekende vrouwelijke tegenhangers van Tom Waits. Postcards From Downtown was een doorleefde plaat met invloeden uit de country, rock, folk, jazz en blues en zette Dayna Kurtz vanwege haar rauwe stem, haar uitstekende gitaarspel en de hoge kwaliteit van haar songs op de kaart als grote belofte. Deze status is Dayna Kurtz op één of andere manier nooit ontgroeid. De platen die de Amerikaanse de afgelopen jaren uitbracht kregen niet de aandacht die ze verdienden, al werd Kurtz in Nederland relatief warm onthaald en werd het drie jaar geleden verschenen Another Black Feather terecht ontvangen als een meesterwerk. Ook met haar nieuwe plaat laat Dayna Kurtz maar weer eens horen wat ze in huis heeft, maar ik vrees dat het ook dit keer te weinig gehoor zal vinden. American Standard is een typische Dayna Kurtz plaat. Het is een plaat die opvalt door Kurtz’ doorleefde stemgeluid, fraaie gitaarspel, een breed palet aan stijlen en een goede neus voor songs die in staat moeten worden geacht om diep onder de huid te kruipen. American Standard bevat een aantal overtuigende Dayna Kurtz songs, maar minstens even opvallend en aansprekend zijn de covers op de nieuwe plaat van Dayna Kurtz. Covers van werk van onder andere Eliott Smith, Sonny Burgess en Paul Westerberg die Kurtz op fraaie, doorleefde en bijzonder eigenzinnige wijze naar haar hand zet. American Standard is een plaat met twee gezichten. In de wat stevigere songs klinkt Dayna Kurtz nog rauwer dan we al van haar gewend zijn, terwijl ze in de songs waarin gas wordt terug genomen, nog meer dan in het verleden in staat is om de luisteraar te bedwelmen met bijna bezwerende muziek. Het zijn twee gezichten die beiden zeer weten te overtuigen. Dayna Kurtz maakte de afgelopen zeven jaar al een aantal uitstekende platen en ook American Standard is er weer een. Liefhebbers van veelzijdige vrouwelijke singer-songwriters vinden ze echt niet veel mooier dan deze. Erwin Zijleman
19 oktober 2009
Espers - III
Espers dook een jaar of vijf geleden op met haar fraaie titelloze debuut en behoort sindsdien tot de pioniers en smaakmakers van de psychedelische folkmuziek, die de afgelopen jaren is voorzien van labels als alt-folk, freak folk en vooral psych-folk. De band rond vaste leden Greg Weeks, Meg Baird en Brooke Sietinsons bracht twee jaar na het fraaie debuut het minstens even overtuigende II uit en inmiddels is ook de derde plaat van de band verschenen; een plaat met de weinig verrassende titel III. Dit is ook direct het enige dat niet verrassend is aan de derde plaat van Espers, want in muzikaal opzicht is ook III weer een fascinerende plaat, die slechts ten dele lijkt op zijn voorgangers. Het geluid van Espers is in de loop der jaren steeds veelzijdiger geworden en is al lang niet meer alleen te typeren als psych-folk. Op haar tweede plaat experimenteerde Espers opzichtig met traditionele Britse folk en meer Amerikaans getinte folk-rock; het zijn invloeden die ook op III hoorbaar zijn, maar die inmiddels gezelschap hebben gekregen van meer invloeden uit de Amerikaanse folk en een breed palet aan invloeden uit de 60s psychedelica. Ook op III wordt de basis van Espers gevormd door Greg Weeks, Meg Baird en Brooke Sietinsons, maar net als op de vorige twee platen van de band is er een voorname rol voor gastmusici, waaronder celliste Helena Espvall, die ook op II prominent aanwezig was. Waar Espers op haar vorige plaat nog al in zichzelf was gekeerd, zijn de songs van de band dit keer wat extraverter. III is vergeleken met zijn voorganger een behoorlijk uitbundige plaat. Een omschrijving die niet moet worden verward met vrolijk, want de muziek van Espers is ook op III nog altijd gitzwart. III is een veelzijdige plaat waarop Espers bewijst dat het overweg kan met folk in de breedste zin van het woord. De band is in compositorisch en muzikaal opzicht duidelijk gegroeid en heeft de een paar jaar geleden nog deels door muzikale beperkingen noodzakelijke invloeden uit de lo-fi inmiddels geheel afgezworen. Een aantal van de songs op III klinkt opvallend complex en valt op door de gevarieerde en zonder uitzondering fraaie instrumentatie. Persoonlijk vind ik de muziek van Espers op zijn mooist wanneer Meg Baird de vocalen voor haar rekening neemt en gelukkig doet ze dit ook op III weer geregeld. Espers begon vijf jaar geleden als een van de vaandeldragers van een nieuw genre dat zichzelf nog maar eens moest bewijzen, maar is inmiddels uitgegroeid tot een veelzijdige band die platen aflevert van het allerhoogste niveau. Met III levert Espers haar beste plaat tot dusver af, maar ik heb het idee dat er nog veel meer in zit. Tot die tijd voldoet deze prachtplaat echter uitstekend. Erwin Zijleman
18 oktober 2009
Ramona Falls - Intuit
Brent Knopf kennen we tot dusver vooral van de uit Portland, Oregon, afkomstige band Menomena. Met Menomena maakte Knopf tot dusver drie behoorlijk experimentele platen. Het zijn platen die in kleine kring werden geroemd, maar door het grote publiek werden genegeerd; iets wat gezien de aard van de muziek van de band niet zo vreemd is. Omdat Menomena het afgelopen jaar op een laag pitje stond, had Brent Knopf alle tijd voor een muzikaal uitstapje. Dit resulteerde onlangs in Intuit van Ramona Falls; een plaat waarvoor Knopf zo’n 35 bevriende muzikanten optrommelde. Het debuut van Ramona Falls blijkt een verbluffend goede plaat. De muziek van Menomena zit misschien knap in elkaar, maar wist me tot dusver niet echt te raken. Intuit van Ramona Falls raakt me daarentegen recht in het hart. Hoewel de muziek van Ramona Falls een stuk toegankelijker is dan die van Menomena, kiest Brent Knopf ook op Intuit niet voor de makkelijkste weg. Op Intuit worden meerdere stijlen op knappe wijze aan elkaar geknoopt en zorgt een indrukwekkend arsenaal aan instrumenten voor een even opzienbarend als betoverend klankentapijt. Intuit van Ramona Falls bevat een serie songs die met enige fantasie in het hokje Americana of singer-songwriter passen, maar bevat muziek die je in deze hokjes nog niet eerder gehoord hebt. Dit heeft alles te maken met de instrumentatie. Brent Knopf is niet vies van bombastische pianopartijen, aanzwellende strijkers, dromerige soundscapes en tegendraadse percussie, maar op een of andere manier klinken zijn songs toch ook ingetogen en puur. Een combinatie waarop Mercury Rev tot dusver patent had, maar Ramona Falls doet het minstens net zo goed, zo niet beter. Knopf’s aangename en aansprekende stemgeluid is flink naar de voorgrond gemixed, waardoor de knappe en gevarieerde instrumentatie aanwezig is, maar nergens te opdringend. Intuit bevat een serie prachtige songs die op emotievolle wijze worden vertolkt en zijn versierd met hier en daar bloedstollend mooie klanken. Na de eerste beluistering van Intuit was ik verbijsterd door de schoonheid van deze plaat en eigenlijk ben ik dat nog steeds. Hoe vaker ik deze plaat hoor, hoe meer ik er van overtuigd raak dat Ramona Falls met Intuit een plaat heeft afgeleverd die achteraf bezien wel eens kan worden gerekend tot de smaakmakers van 2009. Erwin Zijleman
16 oktober 2009
Port O'Brien - Threadbare
All We Could Do Was Sing, de tweede plaat van de deels vanuit California en deels vanuit Alaska opererende band Port O’Brien, kon vorig jaar rekenen op positieve kritieken, maar werd desondanks nauwelijks opgemerkt. Dat was jammer, want de muziek van Port O’Brien was hoorbaar beïnvloedt door aansprekende namen als Neil Young en Pavement, deed meer dan eens denken aan het betere werk van Will Oldham en Songs:Ohia, raakte frequent aan de muziek van de publiekslievelingen van vorig jaar, Fleet Foxes, en voegde dankzij haar voorliefde voor zeemansliederen ook nog eens wat toe aan alles wat er al was in dit genre. Alle reden dus om ook Port O’Brien te omarmen, maar het kwam er op een of andere manier niet van. Port O’Brien probeert het dit jaar echter gewoon nog eens en zet dit keer net wat zwaardere wapens in. Waar voorganger All We Could Do Was Sing hier en daar gebukt ging onder schoonheidsfoutjes, zo af en toe net wat teveel rammelde en bovendien ook wel wat zwakkere momenten en/of een net wat te hoog kampvuurgehalte kende, is opvolger Threadbare een overtuigende plaat met een constant, en opvallend hoog, niveau. Threadbare ligt in het verlengde van zijn voorganger en bevat voornamelijk licht melancholieke folksongs met een vleugje country. Het is muziek die nog altijd geen geheim maakt van de liefde voor het werk van Neil Young en het is ook nog altijd muziek die, mede door de fraaie harmonieën, niet eens zo heel ver is verwijderd van die van Fleet Foxes, al ligt het tempo bij Port O’Brien meestal wat lager en liggende ambities van de band hoorbaar minder hoog. Waar Port O’Brien op haar vorige plaat pieken afwisselde met dalen, is de band op haar nieuwe plaat gedurende de hele speelduur scherp en in goede vorm. Threadbare klinkt wat somberder dan zijn voorganger, wat waarschijnlijk alles te maken heeft met het overlijden van de broer van de zangeres van de band, maar gelukkig verliest de band zich niet in verdriet en brengt de plaat uiteindelijk toch een positieve boodschap. Ook met Threadbare zal Port O’Brien de wereld niet gaan veroveren, maar de band levert wel een sympathieke plaat af met muziek die vele herfst- en winteravonden kan gaan voorzien van de nodige warmte en kleur. Met Threadbare is Port O'Brien wat mij betreft de status van belofte voorbij. Erwin Zijleman
Kris Kristofferson - Closer To The Bone
Is het nodig of zelfs verstandig om op je 65e te stoppen met werken? Het is een lastige discussie, maar kijk naar de carrière van de Amerikaanse singer-songwriter Kris Kristofferson en je weet het antwoord. Kristofferson debuteerde bijna 40 jaar geleden met een aantal prima platen, maar verloor zijn goede vorm gedurende de jaren 80 en 90. Sinds hij de vooralsnog gangbare pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, is de muzikale carrière van Kris Kristofferson echter weer volledige opgebloeid. De afgelopen jaren maakte deze ouwe rot in het vak een aantal uitstekende platen en ook het onlangs verschenen Closer To The Bone is weer een plaat waarvoor Kris Kristofferson zich zeker niet hoeft te schamen. Kris Kristofferson is inmiddels 73 jaar oud en oogt en klinkt zo af en toe misschien wat versleten, maar op een of andere manier komt dit de kwaliteit van zijn muziek alleen maar ten goede. Closer To The Bone is een pure en oprechte plaat met songs zonder opsmuk. Toch nam Kristofferson ook voor deze plaat weer alleen genoegen met het allerbeste, want met producer Don Was, drummer Jim Keltner, toetsenist Rami Jaffee en de kort na de opnamen van deze plaat overleden gitarist Stephen Bruton, weet Kristofferson zich op Closer To The Bone omringd door topkrachten. Closer To The Bone is een intieme en behoorlijk ingetogen plaat met aangename, maar ook doorleefd klinkende, singer-songwriter muziek. Het is muziek die af en toe wel wat doet denken aan de platen die Johnny Cash in zijn laatste jaren maakte, maar het is ook muziek die onmiskenbaar het stempel van Kris Kristofferson draagt. In muzikaal en productioneel opzicht valt er op Closer To The Bone veel te genieten. Don Was weet precies hoe een plaat als deze moet klinken en met name Jim Keltner en Stephen Bruton vallen op met inventieve en bijzonder trefzekere muzikale bijdragen. Het is uiteindelijk echter de doorleefde strot van Kris Kristofferson die deze plaat draagt. Closer To The Bone is een plaat waarvan er vele zijn, maar het niveau ligt bij Kris Kristofferson net iets hoger dan bij de meeste van zijn concurrenten. Omdat Kristofferson op zijn nieuwe plaat wat gas terug neemt en zich dit keer onthoudt van politiek prikkelende uitspraken, wordt hier en daar gesuggereerd dat hij maar eens een plekje op de veranda of achter de geraniums op moet gaan zoeken. Mijn oordeel is anders. Wanneer Kris Kristofferson platen blijft maken als Closer To The Bone kan hij nog vele jaren mee. Erwin Zijleman
15 oktober 2009
Editors - In This Light And On This Evening
Editors debuteerde ruim vier jaar geleden met The Back Room. Hoewel de Britse band zeker niet de eerste was die invloeden van met name Joy Division, Gang Of Four en Echo & The Bunnymen knap wist te recyclen in op één of andere manier toch eigentijds klinkende post-punk, bleek The Back Room een plaat die zich met opvallend gemak wist te onderscheiden van die van de concurrentie in het op dat moment overvolle genre. The Back Room bevatte meerdere memorabele songs, waaronder instant klassiekers als Munich en Bullets, en wist bovendien in zowel vocaal als muzikaal opzicht zeer te overtuigen. Ook de twee jaar geleden opvolger An End Has A Start was een prima plaat, al was de verrassing er inmiddels wel wat af en ontbraken songs van het kaliber van Munich en Bullets. Voor haar derde plaat, In This Light And On This Evening, heeft Editors gekozen voor een duidelijk ander geluid. De gitaren, die tot dusver zeer prominent aanwezig waren in het Editors geluid en wat mij betreft een voorname bijdrage leverden aan het onderscheidingsvermogen van de band, zijn flink naar de achtergrond gedrongen of zelfs geheel verdwenen en hebben plaats gemaakt voor een bij vlagen wat pompeus aandoend elektronisch klankentapijt. Editors treedt hiermee in de voetsporen van vele roemruchte bands uit het verleden, inclusief de band’s grote voorbeeld Joy Division. In This Light And On This Evening is door de veel prominentere rol van elektronica een duidelijk andere plaat dan zijn twee voorgangers, maar blijft wat mij betreft wel herkenbaar als een Editors plaat. In This Light And On This Evening is geproduceerd door Flood, die eerder legendarische bands als U2, The Smashing Pumpkins en Depeche Mode op een ander spoor zette en dit kunstje nu nog eens heeft herhaald met Editors. De muziek op In This Light And On This Evening heeft flink wat raakvlakken met die van Depeche Mode (dat samen met Flood juist koos voor gitaren in plaats van synths), maar ook het werk van New Order heeft absoluut zijn stempel gedrukt op de derde Editors plaat. In This Light And On This Evening is een nog donkerdere plaat dan zijn al niet al te opgewekt klinkende voorgangers, maar het is op hetzelfde moment een uitbundige plaat. Editors nieuwe stijl beschikt over een aantal grootse songs, die absoluut over de potentie beschikken om uit te groeien tot klassiekers. Editors levert met In This Light And On This Evening een moedige derde plaat af die veel respect afdwingt en bovendien een hele knappe plaat die na enige gewenning tot grootste daden in staat moet worden geacht. Erwin Zijleman
14 oktober 2009
The Flaming Lips - Embryonic
De Amerikaanse band The Flaming Lips werd precies tien jaar geleden omarmd door de critici. Met The Soft Bulletin leverde de band uit Oklahoma City een fascinerende plaat vol sprankelende psychedelische popmuziek af, die zeker achteraf bezien moet worden gerekend tot de betere platen uit de jaren 90. The Soft Bulletin bevatte muziek die weliswaar een stuk toegankelijker was dan de muziek die The Flaming Lips in de jaren ervoor hadden gemaakt, maar het was nog altijd muziek vol verrassing en avontuur. Sinds de release van The Soft Bulletin is de productiviteit van The Flaming Lips wat afgenomen, maar de reguliere platen die de band de afgelopen tien jaar heeft gemaakt (Yoshimi Battles The Pink Robots uit 2002 en At War With The Mystics uit 2006), waren van een bijzonder hoog niveau en wat mij betreft niet minder dan het zo bejubelde The Soft Bulletin. Vorig jaar moesten we het nog doen met het “tussendoortje” Christmas On Mars, een film met muziek die maar lastig was los te koppelen van de bijbehorende beelden, maar inmiddels is dan eindelijk de echte opvolger van At War With The Mystics verschenen. Embryonic bevat maar liefst 18 tracks en duurt ruim 70 minuten. Er is niet veel tijd voor nodig om te concluderen dat Embryonic geen makkelijke plaat is. Waar The Flaming Lips in het verleden menig maal dicht tegen betrekkelijk lichtvoetige popsongs aanschurkten, is Embryonic een nogal zware plaat met vaak lastig te doorgronden jams. Embryonic laat zich beluisteren als een uit één track bestaande luistertrip. Het is een luistertrip waarin alles dat The Flaming Lips de afgelopen 25 jaar hebben gedaan nog eens dunnetjes wordt overgedaan, maar dan wel net iets anders dan we van de band gewend zijn. Psychedelica in de ruimste zin van het woord is nog altijd het belangrijkste bestanddeel van de muziek van The Flaming Lips, maar op Embryonic hebben ook invloeden uit de noiserock, spacerock, Krautrock en zelfs free-jazz aan terrein gewonnen. Embryonic is in grote lijnen een behoorlijk stevige en nogal experimentele plaat, al nemen The Flaming Lips zo nu en dan ook flink gas terug en zijn ze de betoverende klanken van hun vorige platen gelukkig ook nog niet helemaal vergeten. Embryonic is een op het eerste gehoor lastig te doorgronden plaat met muziek die geen ankers biedt en alle kanten op schiet, maar het is ook een plaat die zich langzaam maar zeker steeds nadrukkelijker gaat opdringen en hierbij flink aan kracht wint. Na Embryonic vele malen gehoord te hebben, begint bij mij het kwartje langzaam maar zeker te vallen. Zo dierbaar als zijn drie voorgangers is Embryonic me nog lang niet, maar zolang de plaat blijft groeien geef ik de hoop nog lang niet op. Embryonic is een gedurfde en intrigerende plaat van een nog altijd unieke band. Erwin Zijleman
13 oktober 2009
Le Loup - Family
Le Loup begon een paar jaar geleden als een soloproject van de Amerikaanse muzikant Sam Simkoff, want vrijwel in zijn uppie knutselde hij het debuut van de band in elkaar. The Throne Of The Third Heaven Of The Nations' Millennium General Assembly verscheen uiteindelijk twee jaar geleden en maakte in bescheiden kring behoorlijk wat indruk, al was het maar vanwege de titel van de plaat. Op het debuut van Le Loup liet Sam Simkoff een opvallende, op zijn slaapkamer in elkaar geknutselde, mix van banjo, elektronica en zang horen. Muziek die met enige fantasie ook door Sufjan Stevens had kunnen zijn gemaakt, al was de muziek van Le Loup nog net wat excentrieker. Sinds de release van The Throne Of The Third Heaven Of The Nations' Millennium General Assembly is Le Loup uitgegroeid tot een echte band met een stevige live-reputatie en muziek die heel wat minder ingetogen is dan op het eigenzinnige debuut. Family, de tweede plaat van de band, klinkt dan ook behoorlijk anders dan het debuut. Op haar tweede plaat maakt Le Loup muziek die aanmerkelijk voller en toegankelijker klinkt, al moet dat laatste met een flinke korrel zout worden genomen, want gelukkig is de muziek van Le Loup nog altijd behoorlijk excentriek. Family is een bij vlagen nogal wereldvreemde plaat met hippieachtige samenzang, stuwende en dominant aanwezige ritmes, een overdaad aan instrumenten en zonder uitzondering eigenzinnige songstructuren. Het is muziek die af en toe wel wat heeft van die van Animal Collective, maar ook The Arcade Fire, The Polyphonic Spree, Yeasayer, Grizzly Bear, wederom Sufjan Stevens en absoluut The Beach Boys leveren bruikbaar vergelijkingsmateriaal. Waar het debuut van Le Loup door de combinatie van de uitersten banjo en elektronica nog wat gekunsteld en onnatuurlijk klonk, is Family een organisch klinkende plaat die met beide benen in de blubber staat. De elektronica die nog zo nadrukkelijk aanwezig was op het debuut van de band heeft plaats moeten maken voor aardser akoestisch geluid, wat de kwaliteit van de muziek van Le Loup zeer ten goede is gekomen. Family is aan de oppervlakte misschien een zweverige en wereldvreemde aangelegenheid, maar onderhuids broeit popmuziek van hoog niveau. Popmuziek die zo lijkt weggelopen uit de jaren 60, al verraden goed enkele eigentijdse accenten dat Le Loup wel degelijk in het leden leeft. Het is momenteel overvol in het wereld van de freakerige folkies, maar Le Loup geeft met Family een buitengewoon indrukwekkend en fascinerend visitekaartje af. Erwin Zijleman
The Films - Oh, Scorpio
De Amerikaanse band The Films leverde een jaar of twee geleden met Don’t Dance Rattlesnake een verbluffend goede plaat af. Het debuut van de band uit Charleston, South Carolina, bleek goed voor het ene na het andere perfecte popliedje. De muziek van The Films deed me persoonlijk vooral denken aan het allerbeste van The Strokes, al was Don’t Dance Rattlesnake door het verwerken van een veelheid aan invloeden uit heden en verleden wel een stuk afwisselender dan de muziek van de zo geprezen New Yorkers. Met Don’t Dance Rattlesnake hadden The Films wereldberoemd moeten worden, maar het liep helaas anders. Ondanks een aantal zeer lovende recensies braken The Films niet door naar het publiek dat ze verdienden en al snel was iedereen de band al weer vergeten. Inmiddels zijn we twee jaar verder en ligt de tweede plaat van The Films in de winkel. Direct na één keer horen is het duidelijk: Oh, Scorpio is nog een stuk beter dan het al zo goede debuut. Gebleven zijn de bijna perfecte popliedjes, die de band bijna achteloos uit haar mouw lijkt te schudden, maar deze popliedjes klinken op de tweede plaat van The Films nog veel afwisselender dan op het debuut van de band. Oh, Scorpio klinkt als een omgevallen platenkast met het beste van 45 jaar popmuziek. The Films springen op hun tweede plaat kris kras door de tijd en lijken dit keer een voorliefde te hebben voor Britse popmuziek. Hierbij halen de Amerikanen hun inspiratie net zo makkelijk bij The Beatles, The Shadows of The Kinks als bij de smaakmakers van de glamrock, de grote Britse bands uit de jaren 90 (met name Pulp) of het legioen hippe Britse bands dat de afgelopen jaren met zoveel succes aan de weg timmert. The Films maken op hun tweede plaat tijdloze popmuziek die de zon steeds feller laat schijnen. Oh, Scorpio gaat terug naar de essentie van de popsong en legt deze essentie op fascinerende en bijzonder aanstekelijke wijze bloot. Oh, Scorpio van The Films is een plaat waarvan je heel vrolijk wordt. Het is een plaat die vooral vermaakt, maar het is ook nog eens vermaak van hoog niveau. The Films hadden met hun debuut al wereldberoemd moeten worden, maar kloppen met hun tweede plaat nog veel nadrukkelijker aan de poort. Laten we maar snel open doen want Oh, Scorpio van The Films is een wereldplaat van een wereldband. Erwin Zijleman
12 oktober 2009
Tom Russell - Blood And Candle Smoke
De Amerikaanse singer-songwriter Tom Russell maakt al sinds de vroege jaren 70 platen en schreef songs die door grootheden als Johnny Cash, Dave Alvin, Doug Sahm, Guy Clark en k.d. lang zijn vertolkt. Persoonlijk ken ik de muziek van Tom Russell alleen via de een paar jaar geleden verschenen en niet heel erg opvallende soloplaat Love And Fear en vooral via het vorig jaar met Gretchen Peters gemaakte en uitstekende One To The Heart, One To The Head. Tom Russell is inmiddels toe aan zijn twintigste soloplaat en als we alle jubelberichten op het Internet mogen geloven, heeft hij met Blood And Candle Smoke één van zijn beste platen gemaakt, zo niet zijn beste. Of dat zo is durf ik vanwege mijn onbekendheid met Russell’s werk niet te zeggen, maar dat Tom Russell met Blood And Candle Smoke een geweldige plaat heeft gemaakt wil ik graag beamen. Tom Russell laat zich op zijn nieuwe plaat begeleiden door flink wat muzikanten, onder wie leden van Calexico. Bovendien is er ook dit keer een voorname rol weggelegd voor zangeres Gretchen Peters, die in vrijwel alle songs op deze plaat opduikt met haar emotievolle vocalen. Op Blood And Candle Smoke toont Tom Russell zich een getalenteerd verteller van indringende verhalen over uiteenlopende onderwerpen en slaagt hij er bovendien in om deze verhalen te verpakken in aansprekende songs en te vertolken op buitengewoon doeltreffende en ontroerende wijze. Mede door de gastbijdragen van zijn muzikale vrienden is Blood And Candle Smoke een hele afwisselende plaat. Tom Russell schakelt op zijn nieuwe plaat tussen onder andere folk, blues, country, jazz en rock, maar ook omringd door de fameuze Mariachi trompetten van Calexico of in een dampende portie Tex Mex houdt Russell zich op imposante wijze staande. Blood And Smoke bevat Americana in de breedste zin van het woord en van een zeldzaam hoge kwaliteit. Direct vanaf de eerste noten van Blood And Candle Smoke houdt Tom Russell je in een ijzeren greep en wanneer hij je eenmaal vast heeft, laat hij je niet meer los. Blood And Candle Smoke van Tom Russell is wat mij betreft één van de indrukwekkendste platen in het genre dit jaar. Erwin Zijleman
11 oktober 2009
Lisa Germano - Magic Neighbor
Na een aantal jaren viool te hebben gespeeld bij onder andere John Cougar Mellencamp en de Simple Minds, begon Lisa Germano aan het begin van de jaren 90 aan een solocarrière. Dit heeft inmiddels acht eigenzinnige platen van hoog niveau opgeleverd. Magic Neighbor is de tweede plaat die Lisa Germano heeft gemaakt voor Michael Gira’s Young God label, waarop ze drie jaar geleden zo sterk debuteerde met het fraaie In The Maybe World. Magic Neighbor klinkt, zoals we inmiddels van Lisa Germano gewend zijn, weer net wat anders dan zijn voorgangers, maar laat desondanks een zo langzamerhand redelijk herkenbaar Lisa Germano geluid horen. Ook op Magic Neighbor maakt Lisa Germano weer intieme, vaak breekbare en over het algemeen wat donkere en droevige muziek. Het is muziek die dankzij de warmbloedige vocalen van Lisa Germano en de vaak stemmige of zelfs wat dromerige c.q. sprookjesachtige instrumentatie toegankelijk aanvoelt, maar de manier waarop Lisa Germano haar songs construeert is nog altijd verre van conventioneel. De muziek van Lisa Germano heeft hierdoor een betrekkelijk steile leercurve, maar wanneer je eenmaal aan haar muziek gewend bent geraakt, valt er ook op Magic Neighbor weer veel moois te ontdekken. Platenbaas Michael Gira had bij beluistering van deze plaat associaties met de muziek van oude Disney films en de muziek van de door Tom Waits en Chrystal Gayle gemaakte soundtrack bij de film One From The Heart. Ik zou er zelf niet op gekomen zijn, maar er zit eerlijk gezegd wel iets in. Op Magic Neighbor maakt Lisa Germano, meer dan in het verleden, beeldende muziek. Het is muziek die waarschijnlijk het best past bij droevige beelden, maar die vanwege de hoge kwaliteit uiteindelijk toch een tevreden glimlach op je gezicht weet te toveren. Ook met haar achtste plaat weet Lisa Germano weer te verrassen met muziek die nieuwe wegen verkent, maar het constante hoge niveau van de kwaliteit van haar muziek met gemak weet vast te houden. Erwin Zijleman
08 oktober 2009
J. Tillman - Year In The Kingdom
Je zou zeggen dat J.(Josh) Tillman het als drummer van het steeds populairder wordende Fleet Foxes druk zat heeft, maar kennelijk heeft hij ook nog altijd voldoende tijd voor zijn solocarrière. Deze carrière heeft inmiddels een aantal hele aardige platen opgeleverd, met het vorig jaar verschenen Vacilando Territory Blues als voorlopig hoogtepunt. Deze plaat wordt nu overtroffen door Year In The Kingdom, want zo goed als op zijn nieuwe plaat hebben we J. Tillman nog niet gehoord. Heel veel veranderd is er overigens niet, want ook Year In The Kingdom bevat weer voornamelijk intieme en over het algemeen behoorlijk donker gekleurde folkliedjes. Het is muziek die behoorlijk ver is verwijderd van de muziek die Tillman met Fleet Foxes maakt, al zijn er ook wel raakvlakken, bijvoorbeeld wanneer Tillman zeer incidenteel fraaie harmonieën van stal haalt. Year In The Kingdom is misschien nog wel soberder dan zijn voorgangers en bevat bijna verstilde muziek. Het is muziek waar je tegen moet kunnen, dat is zeker, maar die voor een ieder die er tegen kan veel te bieden heeft. De songs van J. Tillman dringen zich, net als op zijn vorige platen, niet erg op, maar komen zelfs bij halve beluistering op de achtergrond goed tot hun recht. Year In The Kingdom is echter het mooist wanneer je er even voor gaat zitten. Dan blijkt immers pas hoe vernuftig de op het eerste gehoor betrekkelijk eenvoudige klinkende songs in elkaar zitten en hoe afwisselend en doeltreffend de instrumentatie is. Tillman is nog altijd geen groot zanger, maar hij beschikt wel over een stem die goed past bij de nogal sombere muziek die hij maakt en het is bovendien een stem die niet snel verveelt of irriteert. Het is een stem die het uitstekend doet in de songs die het moeten doen met slechts wat getokkel op de gitaar, maar die ook niet uit de toon valt wanneer Tillman net wat meer instrumenten uit de kast trekt. Year In The Kingdom van J. Tillman is een plaat om je mee op te sluiten tijdens menige donkere herfstavond. Het is bovendien een plaat die, nog meer dan zijn voorgangers, bewijst dat er voor J. Tillman muzikaal leven is naast Fleet Foxes, wat gezien het niveau van deze band een hele prestatie is. Erwin Zijleman
07 oktober 2009
Early Day Miners - The Treatment
Hoeveel mensen zullen het complete oeuvre van het uit Bloomington, Indiana, afkomstige muzikantencollectief Early Day Miners in de kast hebben staan? Het zullen er niet al te veel zijn denk ik en ik vrees dat de band in de meeste platenkasten zelfs helemaal zal ontbreken. Dat is jammer want de Early Day Miners hebben de afgelopen acht jaar een half dozijn uitstekende platen afgeleverd. Ook de laatste van het stel, het onlangs verschenen The Treatment, is weer een prima plaat. Op The Treatment doen de Early Day Miners wat ze eigenlijk al acht jaar doen. Ook op hun nieuwe plaat pakken de Early Day Miners weer meerdere stijlen aan en kiezen ze nooit voor de makkelijkste weg, maar maken ze desondanks muziek die toegankelijk aanvoelt. Dat laatste is op de nieuwe plaat van de band misschien nog wel meer dan in het verleden het geval, want slechts zelden was de muziek van de Early Day Miners zo lichtvoetig als op The Treatment. Het is gelukkig nog altijd muziek die bol staat van de invloeden en verrassende wendingen. Post-punk, sadcore, space rock, indie-rock, post-rock, funk, 60s pop; je hoort het allemaal terug in de licht eigenwijze vaak wat atmosferich aandoende muziek van de band. Ritmes hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de muziek van de Early Day Miners en dat is op The Treatment niet anders, al neemt de zang tegenwoordig een belangrijkere plek in dan op de vorige platen van de band het geval was. Hoewel de songstructuren nog altijd als complex kunnen worden getypeerd en de songs van de band de voorschriften met betrekking tot het maken van de perfecte popsong nog altijd met een flinke korrel zout nemen, klinkt The Treatment opmerkelijk losjes. Op The Treatment zijn betrekkelijk veel invloeden uit de jaren 80 hoorbaar, waarvan invloeden van The Cure het meest herkenbaar zijn. Tegelijkertijd zijn de Early Day Miners er in geslaagd om hun bijzondere eigen geluid te houden. Een echt groot publiek zullen de Early Day Miners nooit bereiken met hun muziek, maar het is zo langzamerhand wel een band waarvan je een cd in de kast moet hebben staan. The Treatment is hiervoor een uitstekende kandidaat. Erwin Zijleman
06 oktober 2009
Mayer Hawthorne - A Strange Arrangement
A Strange Arrangement van de Amerikaanse muzikant Mayer Hawthorne (echte naam: Andrew Cohen) krijgt over het algemeen het etiket neo-soul opgeplakt. Een etiket waarmee je Hawthorne wat mij betreft wat tekort doet. Het in de jaren 90 gelanceerde genre lijkt zo langzamerhand immers een uitstervende muzieksoort, zeker wanneer we kijken naar de mannelijke smaakmakers in het genre, waarvan al jaren niets meer vernomen is, terwijl de muziek van Mayer Hawthorne in alle opzichten springlevend is. Bovendien is de muziek van Mayer Hawthorne een stuk veelzijdiger dan het etiket neo-soul suggereert. A Strange Arrangement is een frisse, avontuurlijke en bij vlagen betoverende plaat. Mayer Hawthorne begint waar Motown ooit begon, maar voegt hier vervolgens allerlei invloeden aan toe, variërend van 70s funk tot hiphop uit recentere tijden. Het is knap in elkaar geknutselde muziek die hier en daar herinnert aan de hoogtijdagen van Curtis Mayfield, Isaac Hayes, Smokey Robinson en Al Green, maar nergens klinkt als overbodige retro-soul. Mayer Hawthorne laat op A Strange Arrangement wat mij betreft vooral in productioneel opzicht van zich spreken. Hawthorne’s debuut zit van de eerste tot de laatste noot razend knap in elkaar, klinkt als een klok, maar maakt nergens een overdadige indruk. Ook in vocaal en compositorisch opzicht is A Strange Arrangement een prima plaat. Mayer Hawthorne beschikt, net als een soortgenoot als Jamie Lidell, over een niet direct opzienbarend, maar wel heel aangenaam en soulvol stemgeluid en schrijft songs die op zijn minst een goed gevoel geven en meer dan eens aangenaam blijven hangen. Omdat A Strange Arrangement veelvuldig schakelt tussen dromerige ballads en up-tempo songs krijgt verveling geen kans en resulteert uiteindelijk een positieve indruk. Of A Strange Arrangement een plaat is waar heel druk over moet worden gedaan weet ik nog niet, maar ik weet wel dat dit een plaat is die zorgt voor een buitengewoon aangenaam en verfrissend muzikaal half uurtje. Soms is dat gewoon genoeg. Erwin Zijleman
Miranda Lambert - Revolution
Met alternatieve countrymuziek kun je in Nederland met een gerust hart aan komen, maar alles wat riekt naar Nashville country of, erger nog, Nashville countrypop, hoeft hier niet te rekenen op enige sympathie of zelfs maar aandacht. In de meeste gevallen heb ik daar absoluut vrede mee, maar zo af en toe missen we door deze hardnekkige oogkleppen toch hele mooie platen. Dat geldt zeker voor de toch behoorlijk rauwe platen van de rechtstreeks van een Amerikaans trailer park afkomstige Gretchen Wilson, maar het geldt wat mij betreft ook voor de net wat gepolijstere klanken van de Texaanse schone Miranda Lambert. Lambert bracht de afgelopen jaren met Kerosene (2005) en Crazy Ex-Girlfriend (2007) twee opvallend sterke platen uit. Het zijn platen met muziek die weliswaar is geworteld in de countryscene van Nashville, maar geen moment voldoet aan alle vooroordelen die we hier over de muziek uit deze plaats in Tennessee hebben ontwikkeld. Met name Craxy Ex-Girlfriend is een hele mooie plaat met songs die voorzichtig buiten de gebaande paden treden en opvallen door Miranda Lambert’s geweldige stem en haar voorliefde voor een rauw randje. Crazy Ex-Girlfriend werd hier in Europa uiteraard totaal genegeerd, maar wist in de Verenigde Staten uiteindelijk een breed scala aan muziekcritici te overtuigen. En terecht. Na eerste beluistering van haar nieuwe plaat, Revolution, twijfelde ik even of Lambert in staat moet worden geacht om dit kunststukje nog eens te herhalen. Bij eerste beluistering klinkt Revolution immers wat zoeter, braver en minder eigenzinnig dan zijn twee voorgangers. Waar Miranda Lambert zich tot dusver profileerde als een katje dat je maar beter niet zonder handschoenen kunt aanpakken, heeft de liefde haar op Revolution wat milder gemaakt. Revolution bevat meer ballads en minder rocksongs dan de twee geprezen voorgangers en lijkt hiermee weer wat terug te glijden in de richting van de gelikte countrypop uit Nashville. Gelukkig is dit slechts schijn. Wanneer je Revolution wat vaker hoort, blijkt al snel dat Miranda Lambert’s nagels nog even scherp zijn als voorheen en dat ze hooguit was gaf heeft terug genomen. Ook op Revolution maakt Miranda Lambert muziek die niet past in het strakke keurslijf dat in Nashville wordt opgedrongen. Bovendien is de Texaanse op haar nieuwe plaat zo mogelijk nog beter gaan zingen. Revolution is uiteindelijk misschien net iets minder imponerend dan zijn voorganger, maar het is nog altijd wel een plaat waarmee Miranda Lambert een veel groter publiek verdient dan ze tot dusver krijgt, ook in kringen van liefhebbers van alternatieve country. Gooi af die oogkleppen en geef Miranda Lambert een eerlijke kans. Grote kans dat ze hem ook met Revolution weer pakt. Erwin Zijleman
05 oktober 2009
Sunny Day Real Estate - Diary (Reissue)
Sunny Day Real Estate ontdekte ik pas in 2000, toen de band uit Seattle haar vierde cd The Rising Tide uitbracht. The Rising Tide bleek niet alleen een prachtige plaat met epische muziek die constant schakelde tussen rock, progrock, emo en pop; het bleek ook het slotakkoord van een band die sindsdien geroemd of verguisd wordt. Een paar jaar na het uiteenvallen van Sunny Day Real Estate kwam ik nog wel in aanraking met de derde plaat van de band, het eveneens uitstekende How It Feels To Be Something On, maar de eerste twee platen, die vooraf gingen aan de eerste keer dat de band uit elkaar viel, bleven voor mij tot dusver een goed bewaard geheim. Tot nu dan, want de ware golf aan reissues die ons inmiddels al enkele jaren overspoelt, neemt nu Diary uit 1994 en LP2 uit 1995 met zich mee. Het zijn twee vergelijkbare platen, die duidelijk anders klinken dan de platen die Sunny Day Real Estate gedurende haar tweede termijn uitbracht. Toen Diary in 1994 werd uitgebracht regeerde in Seattle, de thuisbasis van de band, de grunge. Invloeden uit deze stroming zijn duidelijk hoorbaar op het debuut van Sunny Day Real Estate, maar de band slaat ook nadrukkelijk andere wegen in. Diary bevat dynamische rocksongs die zonder al teveel opsmuk en met veel emotie worden gespeeld. Diary wordt door menigeen gezien als één van de eerste platen die in het hokje emo kon worden geduwd en stond hiermee aan de basis van een genre dat nog altijd gemengde reacties oproept. Zelf heb ik nooit zo goed begrepen wat er nu zo anders was aan muziek die het etiket emo kreeg opgeplakt en na beluistering van Diary begrijp ik dit nog steeds niet. Dit betekent overigens niet dat Diary geen bijzondere plaat is. Diary imponeert direct bij eerste beluistering als een rockplaat met de allure van een klassieker. Op Diary maakt Sunny Day Real Estate muziek die put uit meerdere genres. Je hoort grunge, punk en hardrock, maar tegelijkertijd zie je in de songstructuren zowel invloeden uit de progrock als uit de pure pop terug. Diary is een plaat die vol passie en met hart en ziel is gemaakt. Wat dat betreft is het misschien emo, maar verder hoor ik toch vooral rockmuziek die twee of misschien wel drie decennia muziekhistorie met zich mee sleept. Diary is steviger en directer dan de hier boven genoemde latere platen van de band, maar veel van de elementen die pas later werden uitgediept, zitten er op Diary al in. Zowel Diary als LP2 zijn nu geremastered en voorzien van bonustracks. Het is niet allemaal goud wat er blinkt, maar Diary is wat mij betreft toch een hele smakelijke krent in de bijna overdadige hoeveelheid reissue pop. Erwin Zijleman
04 oktober 2009
Awkward I - I Really Should Whisper
Ik ben nog maar net bekomen van de verbazingwekkend goede cd van Moss, of er ligt al weer een nieuwe plaat van het Excelsior label in de cd speler. En opnieuw flikt het label het om te imponeren met een plaat die niet onder doet van die van de moordende internationale concurrentie en misschien (chauvinistische gevoelens zijn mij geheel vreemd) zelfs wel beter is. Het gaat om I Really Should Whisper van de Nederlandse band Awkward I. Awkward I is de band rond Djurre de Haan, die eerder van zich deed spreken met Alamo Race Track. Met AwkWard I maken de Haan en zijn medemuzikanten muziek die direct vanaf de eerste noot indruk maakt en voorlopig niet van plan is om hier mee te stoppen. I Really Should Whisper bevat vooral ingetogen en stemmig klinkende popliedjes vol melancholie. Het zijn tijdloos klinkende popliedjes die opvallen door de subtiele en stemmige instrumentatie en de Haan’s fraaie, vaak door harmonieën en rinkelende belletjes omgeven, vocalen. I Really Should Whisper van Awkward I is zo’n plaat die best een aantal decennia geleden gemaakt had kunnen worden, maar desondanks geen moment gedateerd klinkt. Het is een plaat die hier en daar al uiterst voorzichtig is vergeleken met de prachtplaat van Fleet Foxes van vorig jaar en dat is wat mij betreft zeker geen onzinnige vergelijking. Net als Fleet Foxes blinkt Awkward I immers uit in het maken van eenvoudige maar buitengewoon trefzekere popliedjes, die stuk voor stuk over het vermogen beschikken om je te betoveren. Naast Fleet Foxes hoor ik echter ook wel wat van Elliott Smith (de stem, de sfeer), The Beatles (het gevoel voor memorabele popliedjes), The Low Anthem (de diverse instrumentatie) en Grandaddy (de psychedelische inslag) en zo is er nog wel meer vergelijkingsmateriaal voorhanden. I Really Should Whisper tovert het ene na het andere prachtige popliedje tevoorschijn; popliedjes die iedere keer dat je ze hoort weer net iets mooier zijn dan de vorige keer. Folk en psychedelica vormen de belangrijkste bestanddelen van de muziek van Awkward I, maar omdat I Really Should Whisper zo nu en dan aangenaam rammelt, is ook het hokje lo-fi nooit heel ver weg. De meeste songs op I Really Should Whisper zijn opgebouwd rond een eenvoudig, maar steeds prachtig uitgevoerd gitaarloopje. Hier omheen zijn ter versiering uiteenlopende muzikale accenten aangebracht, waarbij het gebruik van minder gangbare instrumenten als de zingende zaag niet wordt geschuwd. Het levert een plaat op die niet alleen ongelooflijk lekker klinkt, maar ook steeds meer indruk maakt. I Really Should Whisper van Awkward I is een tijdloze popplaat van een bijzonder hoog niveau, die net als die van labelgenoten Moss over een paar maanden in geen enkel jaarlijstje misstaat. Erwin Zijleman
02 oktober 2009
Moss - Never Be Scared/Don't Be A Hero
Marien Dorleijn won ooit de Grote Prijs van Nederland in de categorie singer-songwriters, maar koos vervolgens niet voor een solocarrière, maar voor het spelen in een band. Hij toerde een aantal jaren met Caesar en richtte vervolgens Moss op. Moss debuteerde twee jaar geleden met het fraaie The Long Way Back; een hele aangename plaat met de ambachtelijke en volstrekt tijdloze popliedjes die we zo langzamerhand van het Excelsior label gewend zijn. Hoewel The Long Way Back kon rekenen op voornamelijk positieve recensies was er ook kritiek. Het debuut van Moss bouwde wel erg nadrukkelijk voort op de historie van het Excelsior label en verder klonken de meeste, vaak wat Beatlesque, songs wel erg lieflijk en vrijblijvend. Of de band zich deze kritiek heeft aangetrokken weet ik niet, maar duidelijk is wel dat opvolger Never Be Scared/Don’t Be A Hero een totaal andere plaat is geworden dan zijn voorganger. Op haar tweede plaat heeft Moss gekozen voor een wat donkerder en steviger geluid en verwerkt het bovendien nadrukkelijker invloeden uit de psychedelica en elektronica in haar muziek. Hierbij is de band de door vrijwel alle Excelsior bands zo gekoesterde perfect popsong gelukkig niet vergeten, want onder het psychedelische geweld zitten nog altijd prachtige popliedjes verstopt. Waar Moss zich op haar vorige plaat vooral liet inspireren door The Beatles in hun jonge jaren en de eerste generatie Excelsior bands, klinken op Never Be Scared/Don’t Be A Hero invloeden van The Beatles in hun laatste jaren, de Beatles van de late jaren 70 en de jaren 80 (XTC) en Excelsior bands van recentere datum door. Waar The Long Way Back de luisteraar onmiddellijk wist te verleiden met lekker in het gehoor liggende en aangenaam voortkabbelende popliedjes, vergt Never Be Scared/Don’t Be A Hero wat meer geduld, maar al na enkele keren horen valt alles op zijn plaats. Never Be Scared/Don’t Be A Hero blijkt al snel een plaat met internationale allure. Een plaat die door de Pitchfork’s van deze wereld de hemel in zou zijn geprezen als Moss niet uit Amsterdam, maar uit Portland, New York of Montreal afkomstig zou zijn geweest. Waar Moss vorige keer nog slaagde met een ruime voldoende, benadert de band dit keer de perfecte 10. Never Be Scared/Don’t Be A Hero is een plaat die al na een paar keer horen onvergetelijk is, maar dan nog lang niet is gestopt met groeien. Moss heeft zonder angst een overweldigende plaat gemaakt. Het muzikale heldendom lonkt. Erwin Zijleman