James Cotton hoopt op 1 juli zijn 78e verjaardag te vieren, maar denkt nog altijd niet aan zijn pensioen. Zo hoort dat bij echte bluesmannen en James Cotton is al echte een bluesman sinds de vroege jaren 50. De muzikant uit Tunica, Mississippi, die tijdens de jaren 70 zijn belangrijkste successen vierde is inmiddels wel wat versleten en al lang niet meer de grote zanger die hij ooit was, maar als James Cotton op zijn mondharmonica blaast is het weer een jonge god. James Cotton speelde met die mondharmonica met de grote bluesmuzikanten van weleer. Cotton speelde zelfs met de grote Sonny Boy Williamson, die in 1965 overleed, maar stond ook naast onder andere Howlin’ Wolf, Muddy Waters, Freddie King en Janis Joplin op het podium. Omdat de grootheden met wie hij in het verleden speelde vrijwel allemaal niet meer onder ons zijn, moest Cotton voor zijn nieuwe plaat vertrouwen op een nieuwe generatie muzikanten. Op Cotton Mouth Man schuift daarom een imposante lijst muzikale medestanders aan, onder wie Gregg Allman, Ruthie Foster, Delbert McClinton, Warren Haynes, Joe Bonamassa, Keb Mo en Chuck Leavell. Het zijn stuk voor stuk muzikanten die geweldig kunnen spelen en in de meeste gevallen ook zeer verdienstelijk zingen, maar het zijn de rauwe impulsen van James Cotton die van Cotton Mouth Man zo’n indrukwekkende plaat maken. Cotton Mouth Man staat vol met blues in zijn meest pure vorm. Scheurende gitaren, doorleefde zang en over het algemeen donkere verhalen vormen de belangrijkste ingrediĆ«nten op de nieuwe plaat van James Cotton, maar een plaat van James Cotton is niet compleet zonder zijn weergaloze mondharmonicaspel. Als James Cotton op de mondharmonica blaast staat het kippenvel centimeters dik op je huid, maar ook als de mondharmonica en zijn eigenaar even tot rust mogen komen valt er op Cotton Mouth Man verschrikkelijk veel te genieten. Het gitaarwerk en het piano en orgelspel zijn om van te watertanden en ook de vocalen op de plaat zijn van een geweldig hoog niveau, waarbij de enige vrouw op de plaat, de fantastische Ruthie Foster, wat mij betreft de meeste indruk maakt. Na de uitstekend op dreef zijnde gastheer dan, want het is James Cotton die de meeste indruk maakte. Cotton Mouth Man biedt plaats aan Chicago blues en Mississippi blues en in beide gevallen is het blues zonder opsmuk. Het is blues zoals blues hoort te klinken, al geeft het schurende en piepende mondharmonicaspel de plaat net dat beetje extra dat nodig is om op te vallen. James Cotton zal waarschijnlijk blues blijven maken tot hij er bij neervalt. Dat punt is hopelijk nog heel ver weg, want platen van het niveau van Cotton Mouth Man zijn er veel te weinige. Erwin Zijleman