Gisteren overleed mijn vader en sindsdien trekt een bijna eindeloze stroom herinneringen aan mij voorbij. Deze herinneringen zijn, toch wel enigszins tot mijn verbazing, voorzien van een soundtrack vol vergeten popmuziek. Ik groeide op in de late jaren 60 en vroege jaren 70. In 1974 vierde ik mijn tiende verjaardag. Het was een memorabel jaar. Ik zag Nederland haar eerste WK-finale verliezen en zag tijdens het eerste Eurovisie Songfestival dat ik helemaal uit mocht kijken de geboorte van een legende (ABBA). De piek van de oliecrisis lag net achter ons en het begrip treinkaping (dat de jaren erna het nieuws zou bepalen) stond nog niet in het woordenboek. Het kleurrijke kabinet Den Uyl I regeerde Nederland in een periode die mij is bij gebleven als een periode van overvloed (al vertellen de cijfers een wat genuanceerder verhaal). Deze overvloed kwam vooral tot uiting in de vele feestjes die mijn ouders gaven. Het waren feestjes waarop de flesjes bier en eenvoudige snacks van weleer gezelschap kregen van grote hoeveelheden rosé (die in mijn herinnering nooit in een normale wijnfles zat), de blokjes kaas werden versierd met een zilveruitje en de Franse kazen en patés hun intrede deden. Het belangrijkste was echter de muziek. Mijn vader had, zeker voor die tijd, een respectabele collectie LP’s en bezat bovendien een destijds hypermodern tape deck. Tijdens de feestjes bleven de LP’s in de kast en regeerden de verzamelbanden die mijn vader had gemaakt. Mijn vader had een bijzondere smaak. In zijn goed gevulde platenkast ontbraken alle artiesten die er achteraf bezien toe deden. Geen Elvis, geen Buddy Holly, geen Beatles, geen Stones, geen Bob Dylan, geen Carole King en zo kan ik nog wel even doorgaan. Mijn vader had een voorkeur voor zangeressen en voor schaamteloos aanstekelijke popmuziek. De meeste zangeressen in de platenkast ben ik vergeten (toen hij zijn LP collectie halverwege de jaren 80 opruimde heb ik er helaas maar een handjevol LP’s uitgepikt), maar de twee uitersten staan voorgoed op het netvlies. Aan de ene kant was er het strenge bebrilde gezicht van Nana Mouskouri en hiertegenover stond de in mijn herinnering zwoele en wulpse Vicky Leandros (ik had haar natuurlijk nooit moeten googelen, maar kon het helaas niet laten). De muziek van beide Griekse dames kan ik niet meer reproduceren en dat is misschien maar beter ook. De schaamteloos aanstekelijke popmuziek kwam van Nederlandse artiesten als George Baker en Mouth & MacNeal, van de folkband The New Seekers, van een flinke stapel Alle 13 Goed verzamel LP’s en vooral van Middle Of The Road. Ik heb eigenlijk altijd gedacht dat Middle Of The Road uit het zonnige California kwam, maar het blijkt een Schotse band. Aan de hand van de Italiaanse producer Giacomo Tosti (!) maakte de band een flinke serie grote hits. Dat het niet ging om artistieke hoogstandjes blijkt wel uit titels als Chirpy Chirpy Cheep Cheep, Soley Soley en Tweedle Dee Tweedle Dum, maar desondanks geeft de muziek van Middle Of The Road mij nog steeds een warm gevoel. Middle Of The Road had een zorgeloos 60s en 70s geluid, de opvallende stem van de wat nasale Sally Carr en vooral aanstekelijke popliedjes met zoete melodieën en refreinen die dwongen tot meefluiten. Hieronder toch minstens twee of drie perfecte popliedjes. Ter nagedachtenis aan mijn vader luister ik vandaag eens niet naar verantwoorde popmuziek, maar naar Middle Of The Road. De hele dag. Pap, rust zacht. Erwin Zijleman