David Bowie maakte zijn beste platen tussen 1970 en 1980. Sindsdien verrast hij nog wel eens een enkele keer met een aardige plaat, maar meer dan voetnoten bij zijn memorabele platen uit de jaren 70 zijn het wat mij betreft niet.
In 2004 kreeg David Bowie te maken met serieuze gezondheidsproblemen en verdween hij vrijwel volledig uit beeld. Twee jaar geleden keerde hij gelukkig terug met het verrassend sterke en door oudgediende Tony Visconti geproduceerde The Next Day, dat vooral herinneringen opriep aan zijn werk uit de jaren 70.
Ook het deze week verschenen Blackstar herinnert meer dan eens aan de unieke platen die David Bowie decennia geleden afleverde, maar Blackstar zet vooral een paar flinke stappen vooruit.
Dat hoor je direct in de bijna 10 minuten durende titeltrack waarmee de plaat opent. De track begint met bijna pastorale vocalen, die worden omgeven door subtiel ingezette elektronica en de bijzondere ritmes die voor het eerst opdoken op Outside (1995) en Earthling (1997).
Blackstar is wederom geproduceerd door Tony Visconti, maar Bowie koos ook dit keer voor nieuwe muzikanten, onder wie James Murphy (LCD Soundsystem) en enkele muzikanten met een achtergrond in de free jazz. Dat laatste hoor je goed in het middenstuk van de openingstrack waarin woeste saxofoonuithalen, atmosferische elektronische klanken en onnavolgbare ritmes het geluid bepalen.
De titeltrack eindigt vervolgens met een aantal minuten die voor een belangrijk deel zo lijken weggelopen uit de jaren 70 en het hele echt memorabele decennium van Bowie samenvatten, al worden er ook wel wat moderne accenten gelegd.
Blackstar is na de openingstrack 10 minuten onderweg en op dat moment is al duidelijk dat Bowie eindelijk weer eens een plaat heeft afgeleverd met de magie van de klassiekers die hij heel lang geleden maakte.
Ook in de tracks die volgen overheersen subtiele elektronica, af en toe stevige gitaaruithalen, bijzondere en soms onnavolgbare ritmes, geweldig en bij vlagen heerlijk ontsporend saxofoonwerk, de werkelijk geweldige zang van David Bowie, volop momenten die herinneren aan zijn beste werk en nog meer momenten vol avontuur die je doen smeken om meer. Waar The Next Day een aardige plaat was, horen we op Black Star eindelijk weer eens de man die de popmuziek transformeerde.
Bowie kiest nergens voor de makkelijkste weg, maar toch overtuigen de complexe tracks op Blackstar redelijk makkelijk. Op Blackstar wordt volop geƫxperimenteerd, maar de songs op de plaat hebben een kop en een staart en combineren redelijk conventionele songstructuren met een fascinerend muzikaal landschap en vocalen die niet heel veel onderdoen voor die uit Bowie's beste jaren.
Wanneer het experiment achterwege blijft waan je je meer dan eens in de jaren 70, maar wanneer de ritmes ontsporen of de saxofoon aanzwelt, weet je dat het echt 2016 is. Bowie haakt aan bij zijn oude werk, maar zet ook nieuwe stappen. Dat is knap, zeker voor een muzikant die de 70 met rasse schreden nadert.
Wie een paar jaar geleden zou hebben voorspeld dat Bowie in 2016 een waar meesterwerk zou afleveren zou voor gek zijn verklaard, maar Bowie heeft dit meesterwerk echt gemaakt. Blackstar is de naam. Wat een plaat. Erwin Zijleman
In 2004 kreeg David Bowie te maken met serieuze gezondheidsproblemen en verdween hij vrijwel volledig uit beeld. Twee jaar geleden keerde hij gelukkig terug met het verrassend sterke en door oudgediende Tony Visconti geproduceerde The Next Day, dat vooral herinneringen opriep aan zijn werk uit de jaren 70.
Ook het deze week verschenen Blackstar herinnert meer dan eens aan de unieke platen die David Bowie decennia geleden afleverde, maar Blackstar zet vooral een paar flinke stappen vooruit.
Dat hoor je direct in de bijna 10 minuten durende titeltrack waarmee de plaat opent. De track begint met bijna pastorale vocalen, die worden omgeven door subtiel ingezette elektronica en de bijzondere ritmes die voor het eerst opdoken op Outside (1995) en Earthling (1997).
Blackstar is wederom geproduceerd door Tony Visconti, maar Bowie koos ook dit keer voor nieuwe muzikanten, onder wie James Murphy (LCD Soundsystem) en enkele muzikanten met een achtergrond in de free jazz. Dat laatste hoor je goed in het middenstuk van de openingstrack waarin woeste saxofoonuithalen, atmosferische elektronische klanken en onnavolgbare ritmes het geluid bepalen.
De titeltrack eindigt vervolgens met een aantal minuten die voor een belangrijk deel zo lijken weggelopen uit de jaren 70 en het hele echt memorabele decennium van Bowie samenvatten, al worden er ook wel wat moderne accenten gelegd.
Blackstar is na de openingstrack 10 minuten onderweg en op dat moment is al duidelijk dat Bowie eindelijk weer eens een plaat heeft afgeleverd met de magie van de klassiekers die hij heel lang geleden maakte.
Ook in de tracks die volgen overheersen subtiele elektronica, af en toe stevige gitaaruithalen, bijzondere en soms onnavolgbare ritmes, geweldig en bij vlagen heerlijk ontsporend saxofoonwerk, de werkelijk geweldige zang van David Bowie, volop momenten die herinneren aan zijn beste werk en nog meer momenten vol avontuur die je doen smeken om meer. Waar The Next Day een aardige plaat was, horen we op Black Star eindelijk weer eens de man die de popmuziek transformeerde.
Bowie kiest nergens voor de makkelijkste weg, maar toch overtuigen de complexe tracks op Blackstar redelijk makkelijk. Op Blackstar wordt volop geƫxperimenteerd, maar de songs op de plaat hebben een kop en een staart en combineren redelijk conventionele songstructuren met een fascinerend muzikaal landschap en vocalen die niet heel veel onderdoen voor die uit Bowie's beste jaren.
Wanneer het experiment achterwege blijft waan je je meer dan eens in de jaren 70, maar wanneer de ritmes ontsporen of de saxofoon aanzwelt, weet je dat het echt 2016 is. Bowie haakt aan bij zijn oude werk, maar zet ook nieuwe stappen. Dat is knap, zeker voor een muzikant die de 70 met rasse schreden nadert.
Wie een paar jaar geleden zou hebben voorspeld dat Bowie in 2016 een waar meesterwerk zou afleveren zou voor gek zijn verklaard, maar Bowie heeft dit meesterwerk echt gemaakt. Blackstar is de naam. Wat een plaat. Erwin Zijleman