Delbert McClinton hoopt aan het eind van dit jaar zijn 77e verjaardag te vieren, maar van een plekje achter de geraniums wil de Texaanse muzikant voorlopig nog niet weten.
De man die al sinds het eind van de jaren 50 actief is in de muziek en aan het begin van de jaren 70 zijn debuut uitbracht, heeft inmiddels een enorme stapel muziek uitgebracht en heeft gespeeld met de groten der aarde.
Er zijn er niet veel meer die kunnen zeggen dat ze met blues helden als Howlin' Wolf, Sonny Boy Williamson en Bobby Bland op het podium hebben gestaan, maar Delbert McClinton deed het.
Naar verluid leerde hij een jonge John Lennon aan het begin van de jaren 60 hoe de mondharmonica moet worden bespeeld, maar de Texaan schreef ook songs voor collega’s die hem in aanzien snel voorbij streefden, onder wie Emmylou Harris. Van al de platen die Delbert McClinton heeft gemaakt, heb ik er niet al teveel in huis (hooguit drie), maar zijn nieuwe plaat heb ik direct bij eerste beluistering omarmd.
Op Prick Of The Litter schotelen Delbert McClinton en zijn soepel spelende band The Self-Made Men de luisteraar een heerlijke mix van blues, jazz, soul en rock voor. Muziekliefhebbers die op zoek zijn naar vernieuwing kunnen deze plaat maar het best laten liggen, maar muziekliefhebbers met een zwak voor subliem gespeelde muziek met invloeden uit de bovengenoemde genres en een voorkeur voor muzikale tradities, krijgen met Prick Of The Litter een heerlijke plaat in handen.
Delbert McClinton mag inmiddels 76 zijn, maar heeft een stem die verrassend soepel klinkt. Natuurlijk zit er inmiddels wel wat gruis op de stembanden van de Texaan, maar dat maakt zijn stem eigenlijk alleen maar mooier. Het is een stem die zich soepel beweegt tussen genres en meerdere kanten op kan, waardoor zowel ingetogen jazzy songs als wat stevigere bluesy songs zich al even soepel om de stem van Delbert McClinton heen bewegen.
In deze songs is de bijdrage van The Self-Made Men van een bijna even groot belang. De band die bestaat uit ouwe rotten speelt zo makkelijk en veelzijdig als Delbert McClinton zingt, wat van Prick Of The Litter een heerlijk ontspannen plaat maakt.
Zeker aan het einde van de dag is de muziek van Delbert McClinton een oase van rust, maar vergeet niet om te luisteren naar de geweldige en geïnspireerde wijze waarop Delbert McClinton en zijn band muziek maken. Let op het geweldige orgeltje, de stuwende blazers, het prachtige gitaarspel en de fantastische stem van Delbert McClinton.
Het afgelopen jaar is vaak gesproken over muzikanten op leeftijd die hun laatste kunstje afleveren, maar deze Delbert McClinton klinkt op zijn 76e nog als een jonge god. Heerlijke plaat. Erwin Zijleman
31 januari 2017
30 januari 2017
Allison Crutchfield - Tourist In This Town
Allison Crutchfield groeide op in Birmingham, Alabama, en ontwikkelde, samen met haar tweelingzus Katie, al op hele jonge leeftijd een enorme liefde voor het maken van muziek.
De tweelingzussen formeerden meerdere indie-bands, waarvan P.S. Eliot de bekendste is, maar gingen hun eigen weg toen Katie koos voor het solopad.
Katie Crutchfield kennen we tegenwoordig als de eigenzinnige singer-songwriter Waxahatchee, terwijl Allison korte tijd aan de weg timmerde met de band Swearin’.
Het einde van haar relatie met de gitarist en medeoprichter van deze band was ook direct het einde van de band en daarom debuteert Allison Crutchfield nu solo met Tourist In This Town.
Het is een plaat die ik vanwege de foeilelijke cover art in eerste instantie makkelijk terzijde had geschoven, maar het debuut van Allison Crutchfield is een bijzondere plaat, die het verdient om gehoord te worden.
Tourist In This Town bevat flink wat sporen van de op de klippen gelopen liefdesrelatie van Allison Crutchfield, maar is uiteindelijk toch vooral een plaat die kracht uitstraalt. Het is ook een plaat die nauwelijks in een hokje is te duwen.
Bij de eerste noten lijkt Allison Crutchfield te vissen in de overvolle vijver van de soulvolle pop, maar al snel blijkt dat ze haar voorkeur voor eigenzinnige indie-pop niet kwijt is geraakt door haar liefdescrisis.
Tourist In This Town is een plaat met een bijzonder geluid en het is een geluid dat alle klanten op schiet. In de songs waarin de stevig aangezette keyboards domineren hoor ik raakvlakken met de eigenzinnige new wave en synth pop uit de jaren 80 (en vooral veel Yazzoo), maar Allison Crutchfield kan ook uit de voeten met stekelige (Sleater Kinney en Throwing Muses achtige) rocksongs of met songs die met een beetje fantasie ook door een popprinses kunnen worden vertolkt.
Zeker door het wollige of zelfs hoogpolige tapijt van synths klinkt Tourist In This Town anders dan de meeste andere platen van het moment en soms wat overdadig, al zijn er altijd geweldige gitaarloopjes en stevig aangezette ritmes voor voldoende contrast.
Opvallen doet de plaat ook door de vocalen van Allison Crutchfield. Het zijn vocalen die niet altijd even vast zijn, maar nergens echt ontsporen. In de meest zweverige momenten klinkt een vleugje Björk door, maar het doet me ook wel wat denken aan de best acceptabele soloplaten van Belinda Carlisle, aan de zoete pop van Belle & Sebastian of aan de bittere tranen van Sinéad O'Connor.
Zeker wanneer je Tourist In This Town wat vaker hoort, wakkert de liefde voor deze eigenzinnige maar ook aangename plaat makkelijk aan. De covert art vind ik nog steeds lelijk, maar de muziek begint me steeds meer te intrigeren en ook te raken. Allison is al met al bijna net zo bijzonder als haar zus, maar die sla ik nog net wat hoger aan. Erwin Zijleman
De tweelingzussen formeerden meerdere indie-bands, waarvan P.S. Eliot de bekendste is, maar gingen hun eigen weg toen Katie koos voor het solopad.
Katie Crutchfield kennen we tegenwoordig als de eigenzinnige singer-songwriter Waxahatchee, terwijl Allison korte tijd aan de weg timmerde met de band Swearin’.
Het einde van haar relatie met de gitarist en medeoprichter van deze band was ook direct het einde van de band en daarom debuteert Allison Crutchfield nu solo met Tourist In This Town.
Het is een plaat die ik vanwege de foeilelijke cover art in eerste instantie makkelijk terzijde had geschoven, maar het debuut van Allison Crutchfield is een bijzondere plaat, die het verdient om gehoord te worden.
Tourist In This Town bevat flink wat sporen van de op de klippen gelopen liefdesrelatie van Allison Crutchfield, maar is uiteindelijk toch vooral een plaat die kracht uitstraalt. Het is ook een plaat die nauwelijks in een hokje is te duwen.
Bij de eerste noten lijkt Allison Crutchfield te vissen in de overvolle vijver van de soulvolle pop, maar al snel blijkt dat ze haar voorkeur voor eigenzinnige indie-pop niet kwijt is geraakt door haar liefdescrisis.
Tourist In This Town is een plaat met een bijzonder geluid en het is een geluid dat alle klanten op schiet. In de songs waarin de stevig aangezette keyboards domineren hoor ik raakvlakken met de eigenzinnige new wave en synth pop uit de jaren 80 (en vooral veel Yazzoo), maar Allison Crutchfield kan ook uit de voeten met stekelige (Sleater Kinney en Throwing Muses achtige) rocksongs of met songs die met een beetje fantasie ook door een popprinses kunnen worden vertolkt.
Zeker door het wollige of zelfs hoogpolige tapijt van synths klinkt Tourist In This Town anders dan de meeste andere platen van het moment en soms wat overdadig, al zijn er altijd geweldige gitaarloopjes en stevig aangezette ritmes voor voldoende contrast.
Opvallen doet de plaat ook door de vocalen van Allison Crutchfield. Het zijn vocalen die niet altijd even vast zijn, maar nergens echt ontsporen. In de meest zweverige momenten klinkt een vleugje Björk door, maar het doet me ook wel wat denken aan de best acceptabele soloplaten van Belinda Carlisle, aan de zoete pop van Belle & Sebastian of aan de bittere tranen van Sinéad O'Connor.
Zeker wanneer je Tourist In This Town wat vaker hoort, wakkert de liefde voor deze eigenzinnige maar ook aangename plaat makkelijk aan. De covert art vind ik nog steeds lelijk, maar de muziek begint me steeds meer te intrigeren en ook te raken. Allison is al met al bijna net zo bijzonder als haar zus, maar die sla ik nog net wat hoger aan. Erwin Zijleman
29 januari 2017
Mark Eitzel - Hey Mr Ferryman
In veel lijstjes met de belangrijkste releases van deze week ontbreekt tot mijn grote verbazing Hey Mr Ferryman van Mark Eitzel.
Persoonlijk schaar ik de Amerikaanse muzikant al heel wat jaren tot mijn persoonlijke favorieten en wat mij betreft heeft Mark Eitzel een oeuvre op zijn naam staan dat veel meer respect afdwingt dan het tot dusver krijgt.
Een substantieel deel van dit memorabele oeuvre van Mark Eitzel stamt uit de periode waarin hij de fameuze band American Music Club aanvoerde.
De band uit California maakte tussen 1986 en 1994 een zevental platen, waarvan er zeker drie de status klassieker verdienen. Ook de twee platen die de tijdelijk heropgerichte band in 2004 en 2008 maakte, zijn overigens wonderschoon en doen niet onder voor het beste werk van de band.
Naast de stapel platen van American Music Club is er ook nog het solowerk van Mark Eitzel, dat inmiddels uit ruim een dozijn platen bestaat. Dit solowerk is wel wat wisselvalliger dan het werk van zijn band, maar Mark Eitzel in goeden doen maakt fantastische platen.
Hey Mr Ferryman is wat mij betreft zo’n fantastische plaat. Het vreemde van de platen van Mark Eitzel is dat de schoonheid ervan zich bij eerste of oppervlakkige beluistering maar lastig openbaart.
De songs van de Amerikaan zijn warmbloedig, sfeervol, behoorlijk toegankelijk en kunnen op het eerste gehoor aangenaam maar niet heel opzienbarend voortkabbelen. Pas bij herhaalde beluistering hoor je hoe knap de songs van Mark Eitzel in elkaar steken en hoor je ook songs die steeds dieper onder de huid kruipen.
Het zijn songs die over het algemeen zijn voorzien van prachtige teksten en dit is ook op Hey Mr Ferryman een sterk wapen. Op het hoesje van de plaat zit een sticker met de tekst “America’s Greatest Living Lyricist” (een citaat ontleend aan The Guardian). Dat is misschien net wat teveel eer, maar dat de teksten van Mark Eitzel het uitpluizen waard zijn zal duidelijk zijn.
Mark Eitzel staat bekend om uiterst ingetogen muziek en ook Hey Mr Ferryman is een voornamelijk ingetogen plaat. Het is een plaat die misschien net wat uitbundiger klinkt dan veel van zijn voorgangers (maar de Phil Spector productie die Pitchfork hoort heb ik nog niet kunnen ontdekken) en dit is de verdienste van voormalig Suede gitarist Bernard Butler, die de plaat produceerde en een groot deel van de instrumentatie voor zijn rekening neemt (en af en toe mag laten horen wat een geweldig gitarist hij is).
Het kleurt allemaal fraai bij de bijzondere stem van Mark Eitzel, die zich beweegt in het spectrum tussen Morrissey, Gavin Friday, Grant Lee Phillips en Marc Almond en naarmate je de plaat vaker hoort steeds meer indruk maakt met zijn melancholische songs en bijpassende stem.
Het promo exemplaar van Hey Mr Ferryman lag al aan het begin van de vorige maand op de mat, maar ondanks talloze keren beluisteren, groeit de nieuwe plaat van Mark Eitzel nog steeds. Zeker wanneer je Hey Mr Ferryman op flink volume of met de koptelefoon beluistert, hoor je een plaat die je langzaam maar zeker opslokt en die steeds indrukwekkender, meeslepender mooier en onmisbaarder wordt.
Mark Eitzel ontbreekt misschien in de lijstjes met de belangrijkste releases van deze week, maar heeft wel een plaat gemaakt die met kop en schouders boven de andere releases van 2017 uit steekt. Bijzonder indrukwekkend. Erwin Zijleman
Persoonlijk schaar ik de Amerikaanse muzikant al heel wat jaren tot mijn persoonlijke favorieten en wat mij betreft heeft Mark Eitzel een oeuvre op zijn naam staan dat veel meer respect afdwingt dan het tot dusver krijgt.
Een substantieel deel van dit memorabele oeuvre van Mark Eitzel stamt uit de periode waarin hij de fameuze band American Music Club aanvoerde.
De band uit California maakte tussen 1986 en 1994 een zevental platen, waarvan er zeker drie de status klassieker verdienen. Ook de twee platen die de tijdelijk heropgerichte band in 2004 en 2008 maakte, zijn overigens wonderschoon en doen niet onder voor het beste werk van de band.
Naast de stapel platen van American Music Club is er ook nog het solowerk van Mark Eitzel, dat inmiddels uit ruim een dozijn platen bestaat. Dit solowerk is wel wat wisselvalliger dan het werk van zijn band, maar Mark Eitzel in goeden doen maakt fantastische platen.
Hey Mr Ferryman is wat mij betreft zo’n fantastische plaat. Het vreemde van de platen van Mark Eitzel is dat de schoonheid ervan zich bij eerste of oppervlakkige beluistering maar lastig openbaart.
De songs van de Amerikaan zijn warmbloedig, sfeervol, behoorlijk toegankelijk en kunnen op het eerste gehoor aangenaam maar niet heel opzienbarend voortkabbelen. Pas bij herhaalde beluistering hoor je hoe knap de songs van Mark Eitzel in elkaar steken en hoor je ook songs die steeds dieper onder de huid kruipen.
Het zijn songs die over het algemeen zijn voorzien van prachtige teksten en dit is ook op Hey Mr Ferryman een sterk wapen. Op het hoesje van de plaat zit een sticker met de tekst “America’s Greatest Living Lyricist” (een citaat ontleend aan The Guardian). Dat is misschien net wat teveel eer, maar dat de teksten van Mark Eitzel het uitpluizen waard zijn zal duidelijk zijn.
Mark Eitzel staat bekend om uiterst ingetogen muziek en ook Hey Mr Ferryman is een voornamelijk ingetogen plaat. Het is een plaat die misschien net wat uitbundiger klinkt dan veel van zijn voorgangers (maar de Phil Spector productie die Pitchfork hoort heb ik nog niet kunnen ontdekken) en dit is de verdienste van voormalig Suede gitarist Bernard Butler, die de plaat produceerde en een groot deel van de instrumentatie voor zijn rekening neemt (en af en toe mag laten horen wat een geweldig gitarist hij is).
Het kleurt allemaal fraai bij de bijzondere stem van Mark Eitzel, die zich beweegt in het spectrum tussen Morrissey, Gavin Friday, Grant Lee Phillips en Marc Almond en naarmate je de plaat vaker hoort steeds meer indruk maakt met zijn melancholische songs en bijpassende stem.
Het promo exemplaar van Hey Mr Ferryman lag al aan het begin van de vorige maand op de mat, maar ondanks talloze keren beluisteren, groeit de nieuwe plaat van Mark Eitzel nog steeds. Zeker wanneer je Hey Mr Ferryman op flink volume of met de koptelefoon beluistert, hoor je een plaat die je langzaam maar zeker opslokt en die steeds indrukwekkender, meeslepender mooier en onmisbaarder wordt.
Mark Eitzel ontbreekt misschien in de lijstjes met de belangrijkste releases van deze week, maar heeft wel een plaat gemaakt die met kop en schouders boven de andere releases van 2017 uit steekt. Bijzonder indrukwekkend. Erwin Zijleman
28 januari 2017
Tift Merritt - Stitch Of The World
Bramble Rose, het debuut van de Amerikaanse singer-songwriter Tift Merritt, is dit jaar al weer 15 jaar oud.
Het door de gelouterde Ethan Johns geproduceerde debuut leverde de jonge Tift Merritt direct de vergelijking op met grootheden in het genre als Emmylou Harris en Lucinda Williams, waardoor de singer-songwriter die werd geboren in Texas, maar opgroeide in North Carolina, onmiddellijk tot kroonprinses werd gekroond.
Het was ongetwijfeld goed gekomen als Tift Merritt direct was blijven voortborduren op het geluid van haar debuut, maar dat heeft ze niet gedaan.
Op het in 2004 verschenen Tambourine en het in 2008 uitgebrachte Another Country (beiden geproduceerd door de ervaren George Drakoulias) schoof Tift Merritt wat op richting soul en later ook pop, wat bij de liefhebbers van alt-country niet altijd in goede aarde viel. Ik vond het overigens geweldige platen en kon ook het door Tucker Martine geproduceerde, in 2010 verschenen en net wat lichtvoetiger klinkende See You On The Moon zeer waarderen.
Liefhebbers van alt-country sloten Tift Merritt weer in hun armen toen in 2012 het wederom door Tucker Martine geproduceerde Traveling Alone verscheen, waarop Tift Merritt terugkeerde naar haar alt-country roots.
We zijn inmiddels al weer vijf jaar verder en eindelijk is er weer een nieuwe plaat van Tift Merritt. Stitch Of The World is geproduceerd door Iron & Wine voorman Sam Beam en bevat bijdragen van topmuzikanten als gitarist Marc Ribot, drummer Jay Bellarose en pedal steel virtuoos Eric Heywood.
In muzikaal opzicht klinkt het allemaal geweldig, maar ook verrassend losjes en ingetogen. Stitch Of The World opent stevig, maar bevat voornamelijk meer ingetogen songs. Het zijn songs waarin Tift Merritt de perikelen rond haar echtscheiding bezingt, wat van Stitch Of The World een breakup plaat maakt.
Dat vraagt om wat extra emotie in de vocalen en daarvoor ben je bij Tift Merritt zeker aan het juiste adres. De Amerikaanse hoorde direct bij haar debuut al tot de betere zangeressen in het genre, maar gooit nu nog wat extra gevoel in haar songs. Het maakt van Stitch Of The World een indringende plaat.
Het is ook een opvallend intieme plaat, die voor een belangrijk deel wordt gedragen door de imponerende stem van Tift Merritt, maar ook de bijzonder fraaie accenten van de genoemde topmuzikanten (met een hoofdrol voor de wonderschone gitaarlijnen ban Marc Ribot) en de duetten met Sam Beam tillen de plaat zeker naar een hoger plan.
Hoewel ik alle platen die Tift Merritt sinds haar debuut heeft gemaakt zeer kon waarderen, was Bramble Rose voor mij toch altijd onaantastbaar. Tot nu dan, want met het emotionele en intieme Stitch Of The World heeft Tift Merritt wat mij betreft haar debuut overtroffen. Prachtplaat. Erwin Zijleman
Het door de gelouterde Ethan Johns geproduceerde debuut leverde de jonge Tift Merritt direct de vergelijking op met grootheden in het genre als Emmylou Harris en Lucinda Williams, waardoor de singer-songwriter die werd geboren in Texas, maar opgroeide in North Carolina, onmiddellijk tot kroonprinses werd gekroond.
Het was ongetwijfeld goed gekomen als Tift Merritt direct was blijven voortborduren op het geluid van haar debuut, maar dat heeft ze niet gedaan.
Op het in 2004 verschenen Tambourine en het in 2008 uitgebrachte Another Country (beiden geproduceerd door de ervaren George Drakoulias) schoof Tift Merritt wat op richting soul en later ook pop, wat bij de liefhebbers van alt-country niet altijd in goede aarde viel. Ik vond het overigens geweldige platen en kon ook het door Tucker Martine geproduceerde, in 2010 verschenen en net wat lichtvoetiger klinkende See You On The Moon zeer waarderen.
Liefhebbers van alt-country sloten Tift Merritt weer in hun armen toen in 2012 het wederom door Tucker Martine geproduceerde Traveling Alone verscheen, waarop Tift Merritt terugkeerde naar haar alt-country roots.
We zijn inmiddels al weer vijf jaar verder en eindelijk is er weer een nieuwe plaat van Tift Merritt. Stitch Of The World is geproduceerd door Iron & Wine voorman Sam Beam en bevat bijdragen van topmuzikanten als gitarist Marc Ribot, drummer Jay Bellarose en pedal steel virtuoos Eric Heywood.
In muzikaal opzicht klinkt het allemaal geweldig, maar ook verrassend losjes en ingetogen. Stitch Of The World opent stevig, maar bevat voornamelijk meer ingetogen songs. Het zijn songs waarin Tift Merritt de perikelen rond haar echtscheiding bezingt, wat van Stitch Of The World een breakup plaat maakt.
Dat vraagt om wat extra emotie in de vocalen en daarvoor ben je bij Tift Merritt zeker aan het juiste adres. De Amerikaanse hoorde direct bij haar debuut al tot de betere zangeressen in het genre, maar gooit nu nog wat extra gevoel in haar songs. Het maakt van Stitch Of The World een indringende plaat.
Het is ook een opvallend intieme plaat, die voor een belangrijk deel wordt gedragen door de imponerende stem van Tift Merritt, maar ook de bijzonder fraaie accenten van de genoemde topmuzikanten (met een hoofdrol voor de wonderschone gitaarlijnen ban Marc Ribot) en de duetten met Sam Beam tillen de plaat zeker naar een hoger plan.
Hoewel ik alle platen die Tift Merritt sinds haar debuut heeft gemaakt zeer kon waarderen, was Bramble Rose voor mij toch altijd onaantastbaar. Tot nu dan, want met het emotionele en intieme Stitch Of The World heeft Tift Merritt wat mij betreft haar debuut overtroffen. Prachtplaat. Erwin Zijleman
27 januari 2017
Sleater-Kinney - Live in Paris
Toen ik, inmiddels lang geleden, begon met het kopen van platen, had ik een bijna griezelige voorkeur voor live-platen.
Het was in de tijd dat een (dubbele) live-plaat een essentieel onderdeel vormde van het oeuvre van een band (of soms zelfs de kroon op het werk) en het was natuurlijk ook de tijd waarin de live-plaat, naast lastig te verkrijgen en peperdure bootlegs, het enige tastbare live-materiaal van een band was dat je in huis kon halen.
Het zorgde ervoor dat live-platen uit konden groeien tot de klassiekers binnen het oeuvre van een band.
Tegenwoordig vind ik het uitbrengen van een live-album een vrij zinloze exercitie. Een concert staat over het algemeen meestal al op YouTube voor je thuis bent, dus wat is de meerwaarde van een fysieke plaat met audio opnamen van een concert waar je niet eens bij bent geweest?
Ik was dan ook niet van plan om aandacht te gaan besteden aan het deze week verschenen Live in Paris van Sleater-Kinney. En dat terwijl ik het trio uit Olympia, Washington, schaar onder mijn persoonlijke favorieten en de in 2015 verschenen comeback plaat No Cities To Love mijn jaarlijstje over het betreffende jaar haalde.
Sleater-Kinney werd in 1994 opgericht en werd in het hokje van de Riot Grrrl beweging geduwd. De band debuteerde in 1995 nog aarzelend en niet volledig overtuigend, maar sinds het in 1996 verschenen Call The Doctor is de band die bestaat uit Carrie Brownstein, Corin Tucker, Janet Weiss goed voor uitsluitend geweldige platen, met Dig Me Out uit 1997, The Woods uit 2005 en het al eerder genoemde No Cities To Love als mijn persoonlijke favorieten.
Het zijn platen vol rauwe energie, stekelige rocksongs, gepassioneerde vocalen, aanstekelijke songs en zo af en toe gitaarloopjes om je vingers bij af te likken. Live In Paris doet verslag van de tour die volgde op het na een stilte van 10 jaar verschenen No Cities To Love en songs van deze plaat staan dan ook centraal.
Omdat ook songs van de andere platen van het Amerikaanse power trio voorbij komen, is Live In Paris een aardige kennismaking met het werk van Sleater-Kinney, maar is het verstandig om kennis te maken met deze geweldige band via een live-plaat?
Na mijn eerste aarzeling kan ik inmiddels met een volmondig ja antwoord geven op deze vraag. Live In Paris klinkt immers nog net wat rauwer, energieker en stekeliger dan de studioplaten van het trio uit Olympia, Washington. Dat was in het begin wel even wennen, maar na een paar nummers heeft Sleater-Kinney je te pakken en walst het meedogenloos over je heen.
No Cities To Love zag ik niet in heel veel jaarlijstjes eind 2015 maar het is echt een van de betere platen van dat jaar. Dat Sleater-Kinney ook op het podium behoort tot de smaakmakers is prachtig te horen op het energieke Live In Paris. Voor de afwisseling eens geen overbodige live-plaat, maar een die het bijzondere gevoel van de live-platen van weleer even terug haalt, al komt de tijd van de echt klassieke live platen natuurlijk nooit meer terug. Erwin Zijleman
Het was in de tijd dat een (dubbele) live-plaat een essentieel onderdeel vormde van het oeuvre van een band (of soms zelfs de kroon op het werk) en het was natuurlijk ook de tijd waarin de live-plaat, naast lastig te verkrijgen en peperdure bootlegs, het enige tastbare live-materiaal van een band was dat je in huis kon halen.
Het zorgde ervoor dat live-platen uit konden groeien tot de klassiekers binnen het oeuvre van een band.
Tegenwoordig vind ik het uitbrengen van een live-album een vrij zinloze exercitie. Een concert staat over het algemeen meestal al op YouTube voor je thuis bent, dus wat is de meerwaarde van een fysieke plaat met audio opnamen van een concert waar je niet eens bij bent geweest?
Ik was dan ook niet van plan om aandacht te gaan besteden aan het deze week verschenen Live in Paris van Sleater-Kinney. En dat terwijl ik het trio uit Olympia, Washington, schaar onder mijn persoonlijke favorieten en de in 2015 verschenen comeback plaat No Cities To Love mijn jaarlijstje over het betreffende jaar haalde.
Sleater-Kinney werd in 1994 opgericht en werd in het hokje van de Riot Grrrl beweging geduwd. De band debuteerde in 1995 nog aarzelend en niet volledig overtuigend, maar sinds het in 1996 verschenen Call The Doctor is de band die bestaat uit Carrie Brownstein, Corin Tucker, Janet Weiss goed voor uitsluitend geweldige platen, met Dig Me Out uit 1997, The Woods uit 2005 en het al eerder genoemde No Cities To Love als mijn persoonlijke favorieten.
Het zijn platen vol rauwe energie, stekelige rocksongs, gepassioneerde vocalen, aanstekelijke songs en zo af en toe gitaarloopjes om je vingers bij af te likken. Live In Paris doet verslag van de tour die volgde op het na een stilte van 10 jaar verschenen No Cities To Love en songs van deze plaat staan dan ook centraal.
Omdat ook songs van de andere platen van het Amerikaanse power trio voorbij komen, is Live In Paris een aardige kennismaking met het werk van Sleater-Kinney, maar is het verstandig om kennis te maken met deze geweldige band via een live-plaat?
Na mijn eerste aarzeling kan ik inmiddels met een volmondig ja antwoord geven op deze vraag. Live In Paris klinkt immers nog net wat rauwer, energieker en stekeliger dan de studioplaten van het trio uit Olympia, Washington. Dat was in het begin wel even wennen, maar na een paar nummers heeft Sleater-Kinney je te pakken en walst het meedogenloos over je heen.
No Cities To Love zag ik niet in heel veel jaarlijstjes eind 2015 maar het is echt een van de betere platen van dat jaar. Dat Sleater-Kinney ook op het podium behoort tot de smaakmakers is prachtig te horen op het energieke Live In Paris. Voor de afwisseling eens geen overbodige live-plaat, maar een die het bijzondere gevoel van de live-platen van weleer even terug haalt, al komt de tijd van de echt klassieke live platen natuurlijk nooit meer terug. Erwin Zijleman
26 januari 2017
The Proper Ornaments - Foxhole
Het gaat allemaal zeker niet vanzelf voor The Proper Ornaments.
De vanuit Londen opererende (gelegenheids)band bestond al 9 jaar toen Wooden Head, het debuut van de band, dan eindelijk verscheen en ook de tweede plaat van de band kwam er zeker niet vanzelf.
The Proper Ornaments werd inmiddels twaalf jaar geleden geformeerd door Veronica Falls gitarist James Hoare en de Argentijnse muzikant Max Clapps (tegenwoordig bekend als Max Oscarnold).
Lange tijd moesten we het doen met een paar singles en EP’s, maar met Wooden Head liet de band pas echt horen wat het in huis had.
De twee muzikanten formeerden The Proper Ornaments ooit vanwege hun gedeelde liefde voor 60s psychedelica en West Coast pop en invloeden uit deze genres stonden dan ook centraal op het debuut van de band.
Op hetzelfde moment werden de zo uit de jaren 60 weggelopen gitaarlijnen en harmonieën prachtig verweven met invloeden uit de shoegaze. Wooden Head schakelde traploos tussen The Byrds en Love aan de ene kant en The Jesus & Mary Chain en My Bloody Valentine aan de andere kant en stiekem werden ook nog wat neo-psychedelica invloeden van een al weer bijna vergeten band als The Shins toegevoegd.
Wooden Head smaakte door deze bijzondere combinatie van invloeden en de hopeloos betoverende songs vooral naar meer, maar het zag er lange tijd niet naar uit dat dit meer ook echt zou komen.
Hoare en Oscarnold staken veel tijd in hun andere projecten (respectievelijk Ultimate Painting en TOY) en toen het inmiddels tot een viertal uitgebreide The Proper Ornaments eindelijk alle songs voor de tweede plaat had opgenomen, bleken deze opnamen door een technisch probleem onbruikbaar.
Het zal ongetwijfeld hebben gezorgd voor heel veel stress, maar hier is gelukkig niets van te horen op Foxhole. Ook op hun tweede plaat strooien The Proper Ornaments immers driftig met betoverende melodieën vol invloeden uit de 60s en 70s, maar zorgen ze ook voor een geluid dat geen moment gedateerd klinkt.
De invloeden uit de shoegaze is men dit keer vergeten, maar daar hoeven we niet lang over te treuren, zeker niet omdat ze zijn vervangen door vleugjes George Harrison en Harry Nilsson.
Midden in de winter is Foxhole een plaat die vooral de zon laat schijnen met hemelse gitaarlijnen, lome harmonieën en even melodieuze als melancholische songs die het hart alleen maar kunnen verwarmen.
Het gaat misschien niet vanzelf voor The Proper Ornaments, maar ook op deze tweede plaat is het weer 11 songs en 37 minuten lang genieten van de zomer waarop we nog wel even zullen moeten wachten. Heerlijke plaat. Erwin Zijleman
De vanuit Londen opererende (gelegenheids)band bestond al 9 jaar toen Wooden Head, het debuut van de band, dan eindelijk verscheen en ook de tweede plaat van de band kwam er zeker niet vanzelf.
The Proper Ornaments werd inmiddels twaalf jaar geleden geformeerd door Veronica Falls gitarist James Hoare en de Argentijnse muzikant Max Clapps (tegenwoordig bekend als Max Oscarnold).
Lange tijd moesten we het doen met een paar singles en EP’s, maar met Wooden Head liet de band pas echt horen wat het in huis had.
De twee muzikanten formeerden The Proper Ornaments ooit vanwege hun gedeelde liefde voor 60s psychedelica en West Coast pop en invloeden uit deze genres stonden dan ook centraal op het debuut van de band.
Op hetzelfde moment werden de zo uit de jaren 60 weggelopen gitaarlijnen en harmonieën prachtig verweven met invloeden uit de shoegaze. Wooden Head schakelde traploos tussen The Byrds en Love aan de ene kant en The Jesus & Mary Chain en My Bloody Valentine aan de andere kant en stiekem werden ook nog wat neo-psychedelica invloeden van een al weer bijna vergeten band als The Shins toegevoegd.
Wooden Head smaakte door deze bijzondere combinatie van invloeden en de hopeloos betoverende songs vooral naar meer, maar het zag er lange tijd niet naar uit dat dit meer ook echt zou komen.
Hoare en Oscarnold staken veel tijd in hun andere projecten (respectievelijk Ultimate Painting en TOY) en toen het inmiddels tot een viertal uitgebreide The Proper Ornaments eindelijk alle songs voor de tweede plaat had opgenomen, bleken deze opnamen door een technisch probleem onbruikbaar.
Het zal ongetwijfeld hebben gezorgd voor heel veel stress, maar hier is gelukkig niets van te horen op Foxhole. Ook op hun tweede plaat strooien The Proper Ornaments immers driftig met betoverende melodieën vol invloeden uit de 60s en 70s, maar zorgen ze ook voor een geluid dat geen moment gedateerd klinkt.
De invloeden uit de shoegaze is men dit keer vergeten, maar daar hoeven we niet lang over te treuren, zeker niet omdat ze zijn vervangen door vleugjes George Harrison en Harry Nilsson.
Midden in de winter is Foxhole een plaat die vooral de zon laat schijnen met hemelse gitaarlijnen, lome harmonieën en even melodieuze als melancholische songs die het hart alleen maar kunnen verwarmen.
Het gaat misschien niet vanzelf voor The Proper Ornaments, maar ook op deze tweede plaat is het weer 11 songs en 37 minuten lang genieten van de zomer waarop we nog wel even zullen moeten wachten. Heerlijke plaat. Erwin Zijleman
25 januari 2017
Jett Rebel - Super Pop
Jett Rebel riep bij mij lange tijd een flinke allergische reactie op, maar het afgelopen jaar ben ik de muziek van het alter ego van Jelte Tuinstra langzaam maar zeker gaan waarderen (niet meer naar DWDD kijken, waarin Jett Rebel keer op keer op genante wijze zalig wordt verklaard, heeft hier zeker bij geholpen).
Met Super Pop duikt de Nederlandse muzikant binnen een jaar al voor de derde keer op deze BLOG op en dat is tot dusver volgens mij niemand anders gelukt.
Dat heeft natuurlijk niet alleen met de kwaliteit van de muziek van Jett Rebel te maken, maar ook met de onwaarschijnlijke productiviteit van Jelte Tuinstra, want wie maakt er tegenwoordig nog drie platen in een jaar?
Super Pop volgt op het flink rammelende Truck en het vooral met bluesy rock gevulde Don’t Die On Me Know en klinkt weer flink anders dan zijn twee voorgangers. Op Super Pop domineert, en hoe kan het ook anders, de pure pop en het is pop vol referenties naar de jaren 70 en iets mindere mate de jaren 80.
Super Pop is ook, net als zijn voorgangers, een ADHD popplaat. Jett Rebel loopt kennelijk over van de ideeën en smijt ze ongegeneerd op de band. Daar moet je tegen kunnen, want met zoveel ideeën op een plaat kan het niet alleen maar goed zijn. Ook op Super Pop slaat Jett Rebel de plank met enige regelmaat mis, zeker wanneer het allemaal wat te theatraal of te kitscherig klinkt, maar de wat mindere songs op de plaat worden ruimschoots gecompenseerd door popliedjes vol geniale momenten.
Super Pop citeert flink uit de 70s catalogus van Paul McCartney en vooral 10cc (waarvan ik het oeuvre steeds genialer ga vinden), is niet vies van de bombast van Queen, heeft soms wat van de hogeschool pop van Steely Dan en verrast met Beach Boys achtige koortjes.
Op de vorige platen van Jett Rebel waren de invloeden van Prince nooit ver weg en ook op Super Pop doen de funky pop songs en de lekker soulvol klinkende songs aan de geniale en aan de juist totaal niet geniale momenten van het voormalige genie uit Minneapolis denken.
Het niveau van zijn inspiratiebronnen haalt Jelte Tuinstra natuurlijk nog niet. Ook Super Pop is weer een plaat die hoorbaar in een stevig tempo is gemaakt en waarvoor de aangedragen songs niet op een goudschaaltje zijn gewogen.
Toch blijft Jett Rebel wat mij betreft ook dit keer vrij makkelijk overeind. De Nederlandse muzikant heeft, nog meer dan op zijn vorige platen, een uitstekend gehoor voor volstrekt tijdloze popliedjes en heeft er een paar geschreven die je na één keer horen niet meer vergeet.
Net als Foxygen met haar eveneens vorige week verschenen plaat, heeft Jett Rebel een plaat gemaakt die klinkt als een omgevallen platenkast uit de 70s en ook in dit geval is het een platenkast die niet alleen klassiekers maar ook guilty pleasures bevat. Waar Foxygen zo af en toe flink uit de bocht knalt, komt Jett Rebel er op wat korte uitstapjes door de berm na zonder kleerscheuren van af.
Super Pop zal wel gekraakt worden door de serieuze muziekpers, maar is echt een plaat vol geweldige momenten. Met wat meer focus maakt Jett Rebel ook nog wel eens een plaat die de wereld versteld doet staan, let maar op. Tot die tijd ben ik dik tevreden met Super Pop. Erwin Zijleman
Met Super Pop duikt de Nederlandse muzikant binnen een jaar al voor de derde keer op deze BLOG op en dat is tot dusver volgens mij niemand anders gelukt.
Dat heeft natuurlijk niet alleen met de kwaliteit van de muziek van Jett Rebel te maken, maar ook met de onwaarschijnlijke productiviteit van Jelte Tuinstra, want wie maakt er tegenwoordig nog drie platen in een jaar?
Super Pop volgt op het flink rammelende Truck en het vooral met bluesy rock gevulde Don’t Die On Me Know en klinkt weer flink anders dan zijn twee voorgangers. Op Super Pop domineert, en hoe kan het ook anders, de pure pop en het is pop vol referenties naar de jaren 70 en iets mindere mate de jaren 80.
Super Pop is ook, net als zijn voorgangers, een ADHD popplaat. Jett Rebel loopt kennelijk over van de ideeën en smijt ze ongegeneerd op de band. Daar moet je tegen kunnen, want met zoveel ideeën op een plaat kan het niet alleen maar goed zijn. Ook op Super Pop slaat Jett Rebel de plank met enige regelmaat mis, zeker wanneer het allemaal wat te theatraal of te kitscherig klinkt, maar de wat mindere songs op de plaat worden ruimschoots gecompenseerd door popliedjes vol geniale momenten.
Super Pop citeert flink uit de 70s catalogus van Paul McCartney en vooral 10cc (waarvan ik het oeuvre steeds genialer ga vinden), is niet vies van de bombast van Queen, heeft soms wat van de hogeschool pop van Steely Dan en verrast met Beach Boys achtige koortjes.
Op de vorige platen van Jett Rebel waren de invloeden van Prince nooit ver weg en ook op Super Pop doen de funky pop songs en de lekker soulvol klinkende songs aan de geniale en aan de juist totaal niet geniale momenten van het voormalige genie uit Minneapolis denken.
Het niveau van zijn inspiratiebronnen haalt Jelte Tuinstra natuurlijk nog niet. Ook Super Pop is weer een plaat die hoorbaar in een stevig tempo is gemaakt en waarvoor de aangedragen songs niet op een goudschaaltje zijn gewogen.
Toch blijft Jett Rebel wat mij betreft ook dit keer vrij makkelijk overeind. De Nederlandse muzikant heeft, nog meer dan op zijn vorige platen, een uitstekend gehoor voor volstrekt tijdloze popliedjes en heeft er een paar geschreven die je na één keer horen niet meer vergeet.
Net als Foxygen met haar eveneens vorige week verschenen plaat, heeft Jett Rebel een plaat gemaakt die klinkt als een omgevallen platenkast uit de 70s en ook in dit geval is het een platenkast die niet alleen klassiekers maar ook guilty pleasures bevat. Waar Foxygen zo af en toe flink uit de bocht knalt, komt Jett Rebel er op wat korte uitstapjes door de berm na zonder kleerscheuren van af.
Super Pop zal wel gekraakt worden door de serieuze muziekpers, maar is echt een plaat vol geweldige momenten. Met wat meer focus maakt Jett Rebel ook nog wel eens een plaat die de wereld versteld doet staan, let maar op. Tot die tijd ben ik dik tevreden met Super Pop. Erwin Zijleman
24 januari 2017
Michael Chapman - 50
Ik heb het voor de zekerheid maar even gecontroleerd, maar in mijn platenkast stond tot voor kort echt geen enkele plaat van de Britse folk legende Michael Chapman.
Ik kende de Britse muzikant uiteraard wel van naam (en faam), maar was tot voor kort niet in aanraking gekomen met zijn platen.
Zijn nieuwe plaat 50 werd vorige maand echter zo bejubeld in de betere Britse muziektijdschriften dat ik toch maar ben begonnen aan mijn eerste plaat van de muzikant die in 1969 debuteerde met het inmiddels tot klassieker bestempelde Rainmaker.
Met 50 viert de Britse muzikant, die precies vandaag 76 wordt, zijn 50-jarige jubileum in de muziek en op de plaat komen, naast een beperkt aantal nieuwe songs, vooral songs uit zijn omvangrijke oeuvre voorbij. Dat suggereert misschien dat Michael Chapman op zijn nieuwe plaat terugkijkt op een bewogen leven, maar op 50 kijkt de Brit vooral vooruit.
De muziek die Michael Chapman de afgelopen decennia heeft gemaakt, wordt inmiddels omarmd door een jonge generatie muzikanten, onder wie gitarist Steve Gunn. Deze Steve Gunn produceerde 50 en voorziet de plaat bovendien van fraaie elektrische gitaarlijnen.
Deze gitaarlijnen vormen een belangrijk deel van de versiersels op een plaat die wordt gedomineerd door het bijzondere akoestische gitaarspel van Michael Chapman en zijn prachtig doorleefde stem.
Michael Chapman is net als tijdgenoten als Bert Jansch en John Fahey een begenadigd gitarist, die laat horen dat er flink wat verschillende klankkleuren uit een akoestische gitaar zijn te toveren.
De stembanden van de Brits zijn inmiddels flink aangetast door de tand des tijd, maar Michael Chapman klinkt op 50 nog strijdvaardig. Af en toe doet het wat denken aan de vocalen op de platen die Johnny Cash in zijn laatste jaren maakte, maar de Brit klinkt ook zo nu en dan op David Bowie (op een leeftijd die Bowie helaas niet mocht bereiken).
In muzikaal opzicht laat 50 flink wat invloeden uit de psychedelische folk uit een ver verleden horen, maar zeker als Steve Gunn zijn elektrische gitaar laat ronken, bevat 50 ook echo’s uit de muziek van Neil Young en de al eerder genoemde David Bowie, of klinkt de plaat gewoon verrassend eigentijds.
Ik heb na de eerste beluisteringen van 50 er ook maar wat oudere platen van Michael Chapman bij gepakt, maar zijn nieuwe plaat klinkt toch duidelijk anders. Het is knap dat een muzikant op de leeftijd van Michael Chapman nog een plaat aflevert die duidelijk open staat voor nieuwe invloeden.
Het is nog knapper dat het een plaat is die over de hele linie urgent klinkt en tot dusver alleen maar beter wordt. Terecht de hemel in geprezen dus in de Britse muziekpers; een plek waar Michael Chapman zelf overigens nog wel even weg mag blijven, want 50 smaakt vooral naar veel meer. Erwin Zijleman
Ik kende de Britse muzikant uiteraard wel van naam (en faam), maar was tot voor kort niet in aanraking gekomen met zijn platen.
Zijn nieuwe plaat 50 werd vorige maand echter zo bejubeld in de betere Britse muziektijdschriften dat ik toch maar ben begonnen aan mijn eerste plaat van de muzikant die in 1969 debuteerde met het inmiddels tot klassieker bestempelde Rainmaker.
Met 50 viert de Britse muzikant, die precies vandaag 76 wordt, zijn 50-jarige jubileum in de muziek en op de plaat komen, naast een beperkt aantal nieuwe songs, vooral songs uit zijn omvangrijke oeuvre voorbij. Dat suggereert misschien dat Michael Chapman op zijn nieuwe plaat terugkijkt op een bewogen leven, maar op 50 kijkt de Brit vooral vooruit.
De muziek die Michael Chapman de afgelopen decennia heeft gemaakt, wordt inmiddels omarmd door een jonge generatie muzikanten, onder wie gitarist Steve Gunn. Deze Steve Gunn produceerde 50 en voorziet de plaat bovendien van fraaie elektrische gitaarlijnen.
Deze gitaarlijnen vormen een belangrijk deel van de versiersels op een plaat die wordt gedomineerd door het bijzondere akoestische gitaarspel van Michael Chapman en zijn prachtig doorleefde stem.
Michael Chapman is net als tijdgenoten als Bert Jansch en John Fahey een begenadigd gitarist, die laat horen dat er flink wat verschillende klankkleuren uit een akoestische gitaar zijn te toveren.
De stembanden van de Brits zijn inmiddels flink aangetast door de tand des tijd, maar Michael Chapman klinkt op 50 nog strijdvaardig. Af en toe doet het wat denken aan de vocalen op de platen die Johnny Cash in zijn laatste jaren maakte, maar de Brit klinkt ook zo nu en dan op David Bowie (op een leeftijd die Bowie helaas niet mocht bereiken).
In muzikaal opzicht laat 50 flink wat invloeden uit de psychedelische folk uit een ver verleden horen, maar zeker als Steve Gunn zijn elektrische gitaar laat ronken, bevat 50 ook echo’s uit de muziek van Neil Young en de al eerder genoemde David Bowie, of klinkt de plaat gewoon verrassend eigentijds.
Ik heb na de eerste beluisteringen van 50 er ook maar wat oudere platen van Michael Chapman bij gepakt, maar zijn nieuwe plaat klinkt toch duidelijk anders. Het is knap dat een muzikant op de leeftijd van Michael Chapman nog een plaat aflevert die duidelijk open staat voor nieuwe invloeden.
Het is nog knapper dat het een plaat is die over de hele linie urgent klinkt en tot dusver alleen maar beter wordt. Terecht de hemel in geprezen dus in de Britse muziekpers; een plek waar Michael Chapman zelf overigens nog wel even weg mag blijven, want 50 smaakt vooral naar veel meer. Erwin Zijleman
23 januari 2017
The Infamous Stringdusters - Laws Of Gravity
The Infamous Stringdusters is een bluegrass band uit Nashville, Tennessee, die tot vorig jaar vooral haar naam eer aan deed.
Voor het bijna een jaar geleden verschenen Ladies & Gentlemen kozen de snarenwonders uit Nashville echter een andere benadering en werd een heel legioen aan geweldige zangeressen uitgenodigd.
Met een persbericht met namen als Joan Osborne, Sarah Jarosz, Joss Stone, Nicki Bluhm, Mary Chapin Carpenter, Sara Watkins, Aoife O’Donovan en Abigail Washburn was mijn interesse direct gewekt en Ladies & Gentlemen hield deze interesse ook moeiteloos vast.
Kortom, experiment geslaagd, maar hoe nu verder? Op de nieuwe plaat van The Infamous Stringdusters, Laws Of Gravity, doet de band het weer zonder de gouden keeltjes van naam en faam (al waren de mij minder bekende zangeressen misschien nog wel overtuigender) en bespelen de heren van de band niet alleen een flink arsenaal aan snareninstrumenten, maar nemen ze ook de vocalen voor hun rekening.
Laws Of Gravity is daarom niet zo opvallend als zijn voorganger en klinkt ook een stuk eenvormiger en traditioneler. Dat klinkt misschien niet erg positief, maar Laws Of Gravity is een prima plaat.
De bluegrass van de band uit Nashville klinkt misschien traditioneel, maar het snarenwerk op onder andere gitaar, banjo, bas en vioolspel is weergaloos, soms onnavolgbaar en razendsnel. Zeker wanneer het tempo hoog ligt, klinkt de band moderner dan je op basis van het bovenstaande doet vermoeden en wordt een bandje als Mumford & Sons op alle fronten verpulverd.
Laws Of Gravity vereist, meer dan zijn voorganger, enige liefde voor bluegrass, maar als je iets kunt met dat genre valt er op de nieuwe plaat van The Infamous Stringdusters heel veel te genieten.
In muzikaal opzicht zit het allemaal geweldig in elkaar en wordt bovendien gekozen voor voldoende variatie om het voldoende onvoorspelbaar te houden (wat in de bluegrass nog wel eens een probleem is). In vocaal opzicht moet de band het natuurlijk afleggen tegen de geweldige zangeressen van de vorige plaat, maar blijft Laws Of Gravity wel overeind.
Ten tijde van de O Brother, Where Art Thou? soundtrack werden we overvoerd met bluegrass platen en sloeg de verzadiging op een gegeven moment toe. Nu bluegrass platen in Europa weer wat minder gangbaar zijn is een krent uit de bluegrass pap zo af en toe wel interessant en Laws Of Gravity van The Infamous Stringdusters is er zeker een. Misschien niet zo opzienbarend als de voorganger, maar wel gewoon goed. Heel goed zelfs. Erwin Zijleman
Voor het bijna een jaar geleden verschenen Ladies & Gentlemen kozen de snarenwonders uit Nashville echter een andere benadering en werd een heel legioen aan geweldige zangeressen uitgenodigd.
Met een persbericht met namen als Joan Osborne, Sarah Jarosz, Joss Stone, Nicki Bluhm, Mary Chapin Carpenter, Sara Watkins, Aoife O’Donovan en Abigail Washburn was mijn interesse direct gewekt en Ladies & Gentlemen hield deze interesse ook moeiteloos vast.
Kortom, experiment geslaagd, maar hoe nu verder? Op de nieuwe plaat van The Infamous Stringdusters, Laws Of Gravity, doet de band het weer zonder de gouden keeltjes van naam en faam (al waren de mij minder bekende zangeressen misschien nog wel overtuigender) en bespelen de heren van de band niet alleen een flink arsenaal aan snareninstrumenten, maar nemen ze ook de vocalen voor hun rekening.
Laws Of Gravity is daarom niet zo opvallend als zijn voorganger en klinkt ook een stuk eenvormiger en traditioneler. Dat klinkt misschien niet erg positief, maar Laws Of Gravity is een prima plaat.
De bluegrass van de band uit Nashville klinkt misschien traditioneel, maar het snarenwerk op onder andere gitaar, banjo, bas en vioolspel is weergaloos, soms onnavolgbaar en razendsnel. Zeker wanneer het tempo hoog ligt, klinkt de band moderner dan je op basis van het bovenstaande doet vermoeden en wordt een bandje als Mumford & Sons op alle fronten verpulverd.
Laws Of Gravity vereist, meer dan zijn voorganger, enige liefde voor bluegrass, maar als je iets kunt met dat genre valt er op de nieuwe plaat van The Infamous Stringdusters heel veel te genieten.
In muzikaal opzicht zit het allemaal geweldig in elkaar en wordt bovendien gekozen voor voldoende variatie om het voldoende onvoorspelbaar te houden (wat in de bluegrass nog wel eens een probleem is). In vocaal opzicht moet de band het natuurlijk afleggen tegen de geweldige zangeressen van de vorige plaat, maar blijft Laws Of Gravity wel overeind.
Ten tijde van de O Brother, Where Art Thou? soundtrack werden we overvoerd met bluegrass platen en sloeg de verzadiging op een gegeven moment toe. Nu bluegrass platen in Europa weer wat minder gangbaar zijn is een krent uit de bluegrass pap zo af en toe wel interessant en Laws Of Gravity van The Infamous Stringdusters is er zeker een. Misschien niet zo opzienbarend als de voorganger, maar wel gewoon goed. Heel goed zelfs. Erwin Zijleman
22 januari 2017
Malojian - This Is Nowhere
Malojian slaagde er zowel in 2015 als in 2016 in om de top 10 van mijn jaarlijstje te halen, een bijzondere prestatie.
Op het in 2015 verschenen Southlands liet de band rond de uit het Noord-Ierse Belfast afkomstige Stevie Scullion zich stevig beïnvloeden door de Britse folkmuziek uit de jaren 70, maar liet het bij vlagen ook een heel Amerikaans geluid horen.
De songs van de band vielen op door honingzoete melodieën met bijna Beatlesque refreinen, maar deze werden met enige regelmaat ruw verstoord door gruizige gitaren.
Het viel hierdoor niet mee om de heerlijk lome en volstrekt tijdloze popliedjes van Malojian in een hokje te duwen, maar de schoonheid van de plaat was evident. Als meest relevante vergelijkingsmateriaal kwam ik uiteindelijk met Elliott Smith op de proppen en dat moet genoeg zeggen denk ik.
De plaat wist uiteindelijk ook in Nederland flink wat aandacht te trekken. Het vorig jaar verschenen This Is Nowhere deed dat helaas veel minder, mede omdat de band er voor koos om de plaat niet via de streaming diensten aan te bieden.
Gelukkig duikt de plaat daar nu alsnog op en dat is een mooi moment om het uiteindelijk toch wat over het hoofd geziene This Is Nowhere nogmaals te promoten. Dat is ook heel hard nodig. This Is Nowhere is immers nog veel mooier en indrukwekkender dan zijn al zo goede voorganger en laat horen dat Malojian een band is om te koesteren.
This Is Nowhere ligt in het verlengde van Southlands, maar is nog net wat veelzijdiger en dynamischer. Uiterst ingetogen en dit keer zeker aan Cat Stevens herinnerende songs worden prachtig gecombineerd met gruizige en stekelige momenten, die de hand van producer Steve Albini (!) verraden.
Ook op This Is Nowhere grossiert Malojian weer in prachtig lome popliedjes, die je na één keer horen dierbaar zijn. Het zijn popliedjes om bij weg te dromen, maar door de hier en daar opduikende gruizige accenten houdt de band rond Stevie Scullion je ook de hele plaat bij de les.
This Is Nowhere neemt je veelvuldig mee terug naar de jaren 60 en 70, maar de muziek van Malojian klinkt ook in het heden fris en urgent en blijft maar aan kracht winnen, net als Southlands dit een jaar eerder deed.
Dat This Is Nowhere een aantal weken geleden opdook in mijn jaarlijstje was dan ook volkomen terecht. Iedereen die Southlands in 2015 heeft omarmd moet echt heel snel gaan luisteren naar deze prachtplaat. Iedereen die nog onbekend is met het werk van deze bijzondere band, loopt inmiddels twee bescheiden meesterwerken van Malojian achter. Erwin Zijleman
This Is Nowhere van Malojian ligt niet in Nederland in de winkel, maar kan worden verkregen via de Bandcamp pagina van de band: https://malojian.bandcamp.com/album/this-is-nowhere.
De plaat is beschikbaar als gunstig geprijsde download, als fraai verpakte en eveneens zeer betaalbare cd of op prachtig rood vinyl.
Op het in 2015 verschenen Southlands liet de band rond de uit het Noord-Ierse Belfast afkomstige Stevie Scullion zich stevig beïnvloeden door de Britse folkmuziek uit de jaren 70, maar liet het bij vlagen ook een heel Amerikaans geluid horen.
De songs van de band vielen op door honingzoete melodieën met bijna Beatlesque refreinen, maar deze werden met enige regelmaat ruw verstoord door gruizige gitaren.
Het viel hierdoor niet mee om de heerlijk lome en volstrekt tijdloze popliedjes van Malojian in een hokje te duwen, maar de schoonheid van de plaat was evident. Als meest relevante vergelijkingsmateriaal kwam ik uiteindelijk met Elliott Smith op de proppen en dat moet genoeg zeggen denk ik.
De plaat wist uiteindelijk ook in Nederland flink wat aandacht te trekken. Het vorig jaar verschenen This Is Nowhere deed dat helaas veel minder, mede omdat de band er voor koos om de plaat niet via de streaming diensten aan te bieden.
Gelukkig duikt de plaat daar nu alsnog op en dat is een mooi moment om het uiteindelijk toch wat over het hoofd geziene This Is Nowhere nogmaals te promoten. Dat is ook heel hard nodig. This Is Nowhere is immers nog veel mooier en indrukwekkender dan zijn al zo goede voorganger en laat horen dat Malojian een band is om te koesteren.
This Is Nowhere ligt in het verlengde van Southlands, maar is nog net wat veelzijdiger en dynamischer. Uiterst ingetogen en dit keer zeker aan Cat Stevens herinnerende songs worden prachtig gecombineerd met gruizige en stekelige momenten, die de hand van producer Steve Albini (!) verraden.
Ook op This Is Nowhere grossiert Malojian weer in prachtig lome popliedjes, die je na één keer horen dierbaar zijn. Het zijn popliedjes om bij weg te dromen, maar door de hier en daar opduikende gruizige accenten houdt de band rond Stevie Scullion je ook de hele plaat bij de les.
This Is Nowhere neemt je veelvuldig mee terug naar de jaren 60 en 70, maar de muziek van Malojian klinkt ook in het heden fris en urgent en blijft maar aan kracht winnen, net als Southlands dit een jaar eerder deed.
Dat This Is Nowhere een aantal weken geleden opdook in mijn jaarlijstje was dan ook volkomen terecht. Iedereen die Southlands in 2015 heeft omarmd moet echt heel snel gaan luisteren naar deze prachtplaat. Iedereen die nog onbekend is met het werk van deze bijzondere band, loopt inmiddels twee bescheiden meesterwerken van Malojian achter. Erwin Zijleman
This Is Nowhere van Malojian ligt niet in Nederland in de winkel, maar kan worden verkregen via de Bandcamp pagina van de band: https://malojian.bandcamp.com/album/this-is-nowhere.
De plaat is beschikbaar als gunstig geprijsde download, als fraai verpakte en eveneens zeer betaalbare cd of op prachtig rood vinyl.
21 januari 2017
Courtney Marie Andrews - Honest Life
Courtney Marie Andrews is een uit Phoenix, Arizona, afkomstige singer-songwriter, die sinds haar 13e songs schrijft en vanaf haar 15e op het podium staat.
Ze is inmiddels 26, heeft al zes platen op haar naam staan en is, via België (!), in Seattle, Washington, terecht gekomen.
Heel veel aandacht heeft Courtney Marie Andrews nog niet getrokken met haar muziek, mede omdat ze haar platen tot vorig jaar niet beschikbaar maakte via streaming diensten als Spotify en Apple Music.
Dat is aan de ene kant begrijpelijk, maar aan de andere kant loop je als muzikant hopeloos achter de feiten aan en bereik je niet de doelgroep die je wilt bereiken, waarna de obscuriteit lonkt.
Dat heeft Courtney Marie Andrews kennelijk ook ingezien, want het vorig jaar al in de Verenigde Staten verschenen en hier nauwelijks opgemerkte Honest Life, krijgt nu niet alleen een Nederlandse release, maar is gelukkig ook via de streaming diensten te beluisteren.
Hopelijk levert het de Amerikaanse singer-songwriter de aandacht op die ze verdient, want Honest Life is echt een prachtplaat.
Op Honest Life maakt Courtney Marie Andrews vooral indruk met haar stem. Het is een krachtige stem vol emotie en doorleving en dus geknipt voor de genres waarin ze opereert; folk en country. Het is een stem die af en toe lijkt op die van Emmylou Harris, maar het doet me nog het meest denken aan Maria McKee, die helaas maar één geweldige countryplaat maakte en daarna uitweek naar andere genres, maar vooral onzichtbaar werd.
In muzikaal opzicht hoor ik ook wel wat raakvlakken met de muziek die Joni Mitchell in haar jonge jaren maakte in de Laurel Canyon, maar de songs van Courtney Marie Andrews zijn over het algemeen wel wat toegankelijker.
Het zijn songs die opvallen door een prachtig stemmige en voornamelijk ingetogen instrumentatie, waarin gitaren en piano rustig voortkabbelen, maar de gitaren ook wel eens voorzichtig uit mogen halen en strijkers en pedal steel bijzonder fraaie en doeltreffende accenten zetten.
Wat verder opvalt is dat de songs van Courtney Marie Andrews zeer persoonlijk zijn en mede hierdoor met hart en ziel worden vertolkt. Het geeft Honest Life een bijzondere lading en het is deze emotionele lading die platen in dit genre zo bijzonder maakt. De songs zelf zijn tenslotte ook nog eens van een bijzonder hoog niveau en volstrekt tijdloos.
De cover van de plaat herinnert aan de jaren 70 en ook in muzikaal opzicht neemt Courtney Marie Andrews je op deze mooie en indringende plaat mee terug naar het verleden. Ze doet dit wat mij betreft op zeer imponerende wijze en steekt met Honest Life een aantal grootheden naar de kroon. Dat we nog veel van haar gaan horen lijkt me zeker. Erwin Zijleman
Ze is inmiddels 26, heeft al zes platen op haar naam staan en is, via België (!), in Seattle, Washington, terecht gekomen.
Heel veel aandacht heeft Courtney Marie Andrews nog niet getrokken met haar muziek, mede omdat ze haar platen tot vorig jaar niet beschikbaar maakte via streaming diensten als Spotify en Apple Music.
Dat is aan de ene kant begrijpelijk, maar aan de andere kant loop je als muzikant hopeloos achter de feiten aan en bereik je niet de doelgroep die je wilt bereiken, waarna de obscuriteit lonkt.
Dat heeft Courtney Marie Andrews kennelijk ook ingezien, want het vorig jaar al in de Verenigde Staten verschenen en hier nauwelijks opgemerkte Honest Life, krijgt nu niet alleen een Nederlandse release, maar is gelukkig ook via de streaming diensten te beluisteren.
Hopelijk levert het de Amerikaanse singer-songwriter de aandacht op die ze verdient, want Honest Life is echt een prachtplaat.
Op Honest Life maakt Courtney Marie Andrews vooral indruk met haar stem. Het is een krachtige stem vol emotie en doorleving en dus geknipt voor de genres waarin ze opereert; folk en country. Het is een stem die af en toe lijkt op die van Emmylou Harris, maar het doet me nog het meest denken aan Maria McKee, die helaas maar één geweldige countryplaat maakte en daarna uitweek naar andere genres, maar vooral onzichtbaar werd.
In muzikaal opzicht hoor ik ook wel wat raakvlakken met de muziek die Joni Mitchell in haar jonge jaren maakte in de Laurel Canyon, maar de songs van Courtney Marie Andrews zijn over het algemeen wel wat toegankelijker.
Het zijn songs die opvallen door een prachtig stemmige en voornamelijk ingetogen instrumentatie, waarin gitaren en piano rustig voortkabbelen, maar de gitaren ook wel eens voorzichtig uit mogen halen en strijkers en pedal steel bijzonder fraaie en doeltreffende accenten zetten.
Wat verder opvalt is dat de songs van Courtney Marie Andrews zeer persoonlijk zijn en mede hierdoor met hart en ziel worden vertolkt. Het geeft Honest Life een bijzondere lading en het is deze emotionele lading die platen in dit genre zo bijzonder maakt. De songs zelf zijn tenslotte ook nog eens van een bijzonder hoog niveau en volstrekt tijdloos.
De cover van de plaat herinnert aan de jaren 70 en ook in muzikaal opzicht neemt Courtney Marie Andrews je op deze mooie en indringende plaat mee terug naar het verleden. Ze doet dit wat mij betreft op zeer imponerende wijze en steekt met Honest Life een aantal grootheden naar de kroon. Dat we nog veel van haar gaan horen lijkt me zeker. Erwin Zijleman
20 januari 2017
Foxygen - Hang
De platen van de uit Los Angeles afkomstige band Foxygen roepen tot dusver zeer uiteenlopende reacties op, waarbij vooral de uitersten goed scoren. Persoonlijk was ik zeer gecharmeerd van de vorige twee platen van de band.
We Are The 21st Century Ambassadors Of Peace & Magic uit 2013 en ...And Star Power uit 2014 staan immers vol met memorabele popliedjes vol invloeden uit het verleden en klinken als een omgevallen platenkast.
Aan de andere kant begrijp ik ook best wat de critici van de band zo stoort op de platen van Foxygen.
Hang, de vierde plaat van zanger Sam France en multi-instrumentalist Jonathan Rado, gaat hier echt helemaal niets aan veranderen. Integendeel zelfs.
Hang klinkt immers, nog meer dan zijn voorgangers, als een omgevallen platenkast waarin ook de guilty pleasures goed zijn vertegenwoordigd en ook Hang is weer behoorlijk over the top (en ook dit nog meer dan zijn voorgangers). Het zal weer flink wat allergische reacties oplopen, maar mij heeft de band uit California wederom te pakken.
Ook Hang laat zich beluisteren als een groot eerbetoon aan de popmuziek uit de jaren 70, maar vergeleken met zijn voorgangers is de vierde plaat van Foxygen nog diverser. Invloeden van Lou Reed, Roxy Music en met name David Bowie, die al zeer prominent aanwezig waren op zowel We Are The 21st Century Ambassadors Of Peace & Magic als ...And Star Power, zijn ook op Hang van groot belang en krijgen gezelschap van een flinke dosis Elton John. Hier blijft het niet bij, want ik hoor ook ABBA, Steely Dan, Queen, Sparks en wat eigenlijk niet?
Vervolgens doet Foxygen zijn eigen ding met alle invloeden uit het verleden en krijgen deze invloeden een flinke theatrale injectie. Foxygen zoekt hierbij de grens tussen kunst en kitsch nadrukkelijk op en is niet bang om zich af en toe aan de verkeerde kant van de grens te begeven, maar verrast aan de andere kant ook met een knap staaltje jazzrock.
Het knappe is dat het bij Foxygen echt alle kanten op kan schieten. Het ene moment waan je je in een zwaar overgeproduceerde musical of rockopera, maar Hang kan ook zomaar raken aan de muziek van Prince of aan de meest bijzondere creaties van David Bowie. Er zijn absoluut passages die ook mij wat tegen de borst stuiten vanwege de hoeveelheid aan bombast, maar net als het je wat teveel dreigt te worden, duiken er honingzoete popliedjes op die genadeloos verleiden of hoor je prachtige citaten uit de muziekgeschiedenis die je wel dierbaar zijn.
Hang komt het best tot zijn recht wanneer je de plaat als één geheel beluisterd. Dan pas immers hoor je hoe veelzijdig Foxygen is op haar nieuwe plaat en hoe knap het vaak in elkaar steekt.
Geholpen door een uit de kluiten gewassen symfonieorkest, Steven Drozd van The Flaming Lips, Lemon Twigs en Matthew E. White walst Foxygen in maar net een half uur (vorige keer had de band nog 80 minuten nodig) met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van de popmuziek uit de jaren 70. Overweldigend is het absoluut, maar ook heel vaak volkomen briljant. Geweldige plaat, maar je moet er wel tegen kunnen. Erwin Zijleman
We Are The 21st Century Ambassadors Of Peace & Magic uit 2013 en ...And Star Power uit 2014 staan immers vol met memorabele popliedjes vol invloeden uit het verleden en klinken als een omgevallen platenkast.
Aan de andere kant begrijp ik ook best wat de critici van de band zo stoort op de platen van Foxygen.
Hang, de vierde plaat van zanger Sam France en multi-instrumentalist Jonathan Rado, gaat hier echt helemaal niets aan veranderen. Integendeel zelfs.
Hang klinkt immers, nog meer dan zijn voorgangers, als een omgevallen platenkast waarin ook de guilty pleasures goed zijn vertegenwoordigd en ook Hang is weer behoorlijk over the top (en ook dit nog meer dan zijn voorgangers). Het zal weer flink wat allergische reacties oplopen, maar mij heeft de band uit California wederom te pakken.
Ook Hang laat zich beluisteren als een groot eerbetoon aan de popmuziek uit de jaren 70, maar vergeleken met zijn voorgangers is de vierde plaat van Foxygen nog diverser. Invloeden van Lou Reed, Roxy Music en met name David Bowie, die al zeer prominent aanwezig waren op zowel We Are The 21st Century Ambassadors Of Peace & Magic als ...And Star Power, zijn ook op Hang van groot belang en krijgen gezelschap van een flinke dosis Elton John. Hier blijft het niet bij, want ik hoor ook ABBA, Steely Dan, Queen, Sparks en wat eigenlijk niet?
Vervolgens doet Foxygen zijn eigen ding met alle invloeden uit het verleden en krijgen deze invloeden een flinke theatrale injectie. Foxygen zoekt hierbij de grens tussen kunst en kitsch nadrukkelijk op en is niet bang om zich af en toe aan de verkeerde kant van de grens te begeven, maar verrast aan de andere kant ook met een knap staaltje jazzrock.
Het knappe is dat het bij Foxygen echt alle kanten op kan schieten. Het ene moment waan je je in een zwaar overgeproduceerde musical of rockopera, maar Hang kan ook zomaar raken aan de muziek van Prince of aan de meest bijzondere creaties van David Bowie. Er zijn absoluut passages die ook mij wat tegen de borst stuiten vanwege de hoeveelheid aan bombast, maar net als het je wat teveel dreigt te worden, duiken er honingzoete popliedjes op die genadeloos verleiden of hoor je prachtige citaten uit de muziekgeschiedenis die je wel dierbaar zijn.
Hang komt het best tot zijn recht wanneer je de plaat als één geheel beluisterd. Dan pas immers hoor je hoe veelzijdig Foxygen is op haar nieuwe plaat en hoe knap het vaak in elkaar steekt.
Geholpen door een uit de kluiten gewassen symfonieorkest, Steven Drozd van The Flaming Lips, Lemon Twigs en Matthew E. White walst Foxygen in maar net een half uur (vorige keer had de band nog 80 minuten nodig) met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van de popmuziek uit de jaren 70. Overweldigend is het absoluut, maar ook heel vaak volkomen briljant. Geweldige plaat, maar je moet er wel tegen kunnen. Erwin Zijleman
19 januari 2017
The Molochs - America's Velvet Glory
Het maken van een compleet onweerstaanbare popplaat kan zo makkelijk zijn.
Neem wat heerlijk jengelende gitaren, voeg af en toe een aangenaam zeurend orgeltje toe, zorg voor nonchalante vocalen, maar kies boven alles voor geweldige melodieën en voor refreinen die je na een keer horen echt niet meer vergeet.
Giet dit alles vervolgens in stekelige popliedjes van hooguit drie minuten en je hebt een plaat als America’s Velvet Glory van The Molochs.
Ik weet eigenlijk niets over The Molochs. Op hun bandcamp pagina dragen ze de tags rock’ n roll en California aan. Dat zijn tags die ik goed kan plaatsen na beluistering naar het debuut van het duo (?) uit Los Angeles.
The Molochs hebben goed geluisterd naar de Amerikaanse garagerock uit de jaren 60, maar zijn ook niet vies van zonnige Westcoast pop uit dezelfde periode en overgieten hun songs bovendien met invloeden uit een aantal andere decennia.
Zo neemt America’s Velvet Glory je het ene moment mee terug naar de jaren 60 in California, maar wordt je het volgende moment naar de deprimerende Britse industriesteden uit de jaren 90 gesleurd. In deze momenten doet de muziek van The Molochs me flink denken aan die van de zwaar onderschatte The Inspiral Carpets, maar bij de meeste songs domineren namen uit de jaren 60 en 70, variërend van The Byrds tot Television, van The Stones tot The Only Ones of van The Velvet Underground tot Violent Femmes.
America’s Velvet Glory is een tijdloze rockplaat, maar het is vooral een onweerstaanbare rockplaat. De songs van The Molochs zijn goed voor een brede glimlach, maar het zijn ook songs die prikkelen, buiten de gebaande paden treden en hierdoor keer op keer verrassen.
De ene keer klinken The Molochs zorgeloos, de andere keer bezorgd, waardoor America’s Velvet Glory een lekker veelzijdige plaat is. Het heeft soms ook wel wat van de muziek van Jonathan Richman, maar waar deze cultheld het schrijven van perfecte popliedjes slechts met mate deed, grossieren The Molochs er in.
Het was natuurlijk pas echt bijzonder geweest wanneer The Molochs in de jaren 60 deze baanbrekende plaat zouden hebben gemaakt, maar het klinkt allemaal zo aangenaam dat je The Molochs een af en toe opduikend gebrek aan originaliteit graag vergeeft.
In 33 minuten jaagt de Amerikaanse band er een elftal popliedjes doorheen en ze zijn allemaal even lekker. Ik was even bang dat het snel zou gaan vervelen of dat ik snel op zoek zou gaan naar originelen uit de jaren 60, maar voorlopig blijft America’s Velvet Glory een plaat die ik eigenlijk niet kan weerstaan. Zo eenvoudig, maar zo lekker. Erwin Zijleman
Neem wat heerlijk jengelende gitaren, voeg af en toe een aangenaam zeurend orgeltje toe, zorg voor nonchalante vocalen, maar kies boven alles voor geweldige melodieën en voor refreinen die je na een keer horen echt niet meer vergeet.
Giet dit alles vervolgens in stekelige popliedjes van hooguit drie minuten en je hebt een plaat als America’s Velvet Glory van The Molochs.
Ik weet eigenlijk niets over The Molochs. Op hun bandcamp pagina dragen ze de tags rock’ n roll en California aan. Dat zijn tags die ik goed kan plaatsen na beluistering naar het debuut van het duo (?) uit Los Angeles.
The Molochs hebben goed geluisterd naar de Amerikaanse garagerock uit de jaren 60, maar zijn ook niet vies van zonnige Westcoast pop uit dezelfde periode en overgieten hun songs bovendien met invloeden uit een aantal andere decennia.
Zo neemt America’s Velvet Glory je het ene moment mee terug naar de jaren 60 in California, maar wordt je het volgende moment naar de deprimerende Britse industriesteden uit de jaren 90 gesleurd. In deze momenten doet de muziek van The Molochs me flink denken aan die van de zwaar onderschatte The Inspiral Carpets, maar bij de meeste songs domineren namen uit de jaren 60 en 70, variërend van The Byrds tot Television, van The Stones tot The Only Ones of van The Velvet Underground tot Violent Femmes.
America’s Velvet Glory is een tijdloze rockplaat, maar het is vooral een onweerstaanbare rockplaat. De songs van The Molochs zijn goed voor een brede glimlach, maar het zijn ook songs die prikkelen, buiten de gebaande paden treden en hierdoor keer op keer verrassen.
De ene keer klinken The Molochs zorgeloos, de andere keer bezorgd, waardoor America’s Velvet Glory een lekker veelzijdige plaat is. Het heeft soms ook wel wat van de muziek van Jonathan Richman, maar waar deze cultheld het schrijven van perfecte popliedjes slechts met mate deed, grossieren The Molochs er in.
Het was natuurlijk pas echt bijzonder geweest wanneer The Molochs in de jaren 60 deze baanbrekende plaat zouden hebben gemaakt, maar het klinkt allemaal zo aangenaam dat je The Molochs een af en toe opduikend gebrek aan originaliteit graag vergeeft.
In 33 minuten jaagt de Amerikaanse band er een elftal popliedjes doorheen en ze zijn allemaal even lekker. Ik was even bang dat het snel zou gaan vervelen of dat ik snel op zoek zou gaan naar originelen uit de jaren 60, maar voorlopig blijft America’s Velvet Glory een plaat die ik eigenlijk niet kan weerstaan. Zo eenvoudig, maar zo lekker. Erwin Zijleman
2,500,000
Weer een mooie mijlpaal. Tweeënhalf miljoen page views. Alle lezers bedankt! Op naar de drie miljoen. Later vandaag weer een bijzondere plaat op de krenten uit de pop. Erwin Zijleman
18 januari 2017
The Flaming Lips - Oczy Mlody
De uit Oklahoma City, Oklahoma, afkomstige band The Flaming Lips leek lange tijd veroordeeld tot een bestaan als cultband, tot de band aan het eind van de jaren 90 uit het niets werd omarmd door de grote Britse muziektijdschriften (Mojo, Uncut, Q) en opeens jaarlijstjes platen of zelfs platen van het jaar afleverde.
Dat laatste lukte met The Soft Bulletin uit 1999 en met Yoshimi Battles The Pink Robots uit 2002 (allebei inderdaad prachtplaten), maar sindsdien is The Flaming Lips weer langzaam maar zeker een cultband geworden.
De afgelopen tien jaar heeft de band een aantal lastig te doorgronden conceptplaten gemaakt, maar het reguliere 7 Skies H3 uit 2014 was zo mogelijk nog zwaardere kost en voor menigeen zelfs compleet onverteerbaar.
Vergeleken met zijn voorganger, die overigens werd gevolgd door de krankzinnige plaat van Miley Cyrus waaraan de band zeer nadrukkelijk bijdroeg, is het vorige week verschenen Oczy Mlody weer een stuk toegankelijker.
Het is een plaat waarop dromerige en trippy psychedelische klanken overheersen. Liefhebbers van de frisse popliedjes die de band ook een tijd wist te maken, zullen Oczy Mlody waarschijnlijk wat te zweverig vinden, maar vergeleken met het bij vlagen loodzware 7 Skies H3 klinkt de nieuwe plaat van de band uit Oklahoma behoorlijk lichtvoetig.
Omdat de songs vooral dromerig, zweverig en trippy zijn, is Oczy Mlody geen plaat die direct bij eerste beluistering indruk maakt. In eerste instantie kabbelt het vooral bijzonder aangenaam voort, maar heb je niet het idee dat je naar een heel inspirerende plaat aan het luisteren bent.
Dat verandert wanneer je eenmaal gewend bent aan de klanken op de plaat en Oczy Mlody als één geheel gaat beluisteren. Hierna vallen steeds meer puzzelstukjes in elkaar, komt de grote schoonheid van flink wat passages aan de oppervlakte en hoor je ook steeds meer songs die veel meer doen dan aangenaam voortkabbelen.
De nieuwe plaat van The Flaming Lips wordt naarmate je hem vaker hoort steeds beeldender en laat bij aandachtige beluistering ook steeds meer bijzondere invloeden horen. Ook Oczy Mlody grijpt weer nadrukkelijk terug op de psychedelica uit de jaren 60, maar The Flaming Lips slaagt er in om aan deze invloeden uit het verleden een draai te geven die alleen maar uit het heden kan komen.
Ik heb Oczy Mlody bewust een paar keer weggelegd en iedere keer dat ik de plaat er weer bij pak vind ik hem beter en boeiender. Oczy Mlody heeft niet het magistrale van de jaarlijstjesplaten van een jaar of 15 geleden, maar sindsdien heeft de band nooit meer een plaat gemaakt die me zo weet te betoveren als Oczy Mlody en de toverkracht van de plaat groeit nog steeds. Ik had de band na de vorige plaat wel een beetje afgeschreven, maar door deze plaat laait de liefde voor deze unieke band toch weer op. Erwin Zijleman
Dat laatste lukte met The Soft Bulletin uit 1999 en met Yoshimi Battles The Pink Robots uit 2002 (allebei inderdaad prachtplaten), maar sindsdien is The Flaming Lips weer langzaam maar zeker een cultband geworden.
De afgelopen tien jaar heeft de band een aantal lastig te doorgronden conceptplaten gemaakt, maar het reguliere 7 Skies H3 uit 2014 was zo mogelijk nog zwaardere kost en voor menigeen zelfs compleet onverteerbaar.
Vergeleken met zijn voorganger, die overigens werd gevolgd door de krankzinnige plaat van Miley Cyrus waaraan de band zeer nadrukkelijk bijdroeg, is het vorige week verschenen Oczy Mlody weer een stuk toegankelijker.
Het is een plaat waarop dromerige en trippy psychedelische klanken overheersen. Liefhebbers van de frisse popliedjes die de band ook een tijd wist te maken, zullen Oczy Mlody waarschijnlijk wat te zweverig vinden, maar vergeleken met het bij vlagen loodzware 7 Skies H3 klinkt de nieuwe plaat van de band uit Oklahoma behoorlijk lichtvoetig.
Omdat de songs vooral dromerig, zweverig en trippy zijn, is Oczy Mlody geen plaat die direct bij eerste beluistering indruk maakt. In eerste instantie kabbelt het vooral bijzonder aangenaam voort, maar heb je niet het idee dat je naar een heel inspirerende plaat aan het luisteren bent.
Dat verandert wanneer je eenmaal gewend bent aan de klanken op de plaat en Oczy Mlody als één geheel gaat beluisteren. Hierna vallen steeds meer puzzelstukjes in elkaar, komt de grote schoonheid van flink wat passages aan de oppervlakte en hoor je ook steeds meer songs die veel meer doen dan aangenaam voortkabbelen.
De nieuwe plaat van The Flaming Lips wordt naarmate je hem vaker hoort steeds beeldender en laat bij aandachtige beluistering ook steeds meer bijzondere invloeden horen. Ook Oczy Mlody grijpt weer nadrukkelijk terug op de psychedelica uit de jaren 60, maar The Flaming Lips slaagt er in om aan deze invloeden uit het verleden een draai te geven die alleen maar uit het heden kan komen.
Ik heb Oczy Mlody bewust een paar keer weggelegd en iedere keer dat ik de plaat er weer bij pak vind ik hem beter en boeiender. Oczy Mlody heeft niet het magistrale van de jaarlijstjesplaten van een jaar of 15 geleden, maar sindsdien heeft de band nooit meer een plaat gemaakt die me zo weet te betoveren als Oczy Mlody en de toverkracht van de plaat groeit nog steeds. Ik had de band na de vorige plaat wel een beetje afgeschreven, maar door deze plaat laait de liefde voor deze unieke band toch weer op. Erwin Zijleman