Buxton maakte ooit Americana, maar neemt je op haar nieuwe plaat vooral mee naar de 80s en dan vooral de betoverende 80s
Nieuwsgierig geworden door een aantal positieve recensies op Amerikaanse muzieksites, begon ik aan beluistering van de nieuwe plaat van Buxton, dat ik me herinnerde als Americana band. Met Americana heeft Stay Out Late echter niet zoveel te maken. Op de nieuwe plaat van Buxton lijken vooral invloeden uit de jaren 80 te domineren. Het zijn invloeden van een aantal van mijn favoriete 80s bands, wat van de nieuwe plaat van Buxton een echte feelgood plaat maakt, maar het is ook een plaat met een prachtige instrumentatie en razendknappe songs en het is bovendien een plaat die niet alleen in het verleden, maar ook in het heden staat. Een zeer aangename verrassing.
Buxton is een band uit Houston, Texas, die ik ken van een plaat (Nothing Here Seems Strange) die de band een jaar of zes geleden uitbracht. Op deze plaat maakte de band muziek met invloeden uit de countryrock en de Americana. Het leverde een aangename maar zeker niet opzienbarende plaat op, die ik inmiddels al lang weer was vergeten.
Het is een plaat die voor zover ik het me goed herinner mijlenver is verwijderd van het onlangs verschenen Stay Out Late, maar het gaat wel degelijk om dezelfde band. Op haar nieuwe plaat neemt Buxton je mee terug naar de jaren 80.
Op Stay Out Late hoor ik flarden van onder andere Aztec Camera, Lloyd Cole & The Commotions, Prefab Sprout, Icehouse, Talk Talk en The Blue Nile en dat zijn toevallig allemaal bands die ik in de jaren 80 rekende tot mijn favorieten. Van een deel van deze bands heeft Buxton het gevoel voor direct memorabele popliedjes overgenomen, terwijl de rest band de bands Buxton heeft geïnspireerd tot mooie en bijzondere klanken en verrassende wendingen.
Buxton verrast op Stay Out Late met geweldige gitaarliedjes, maar het grijpt ook nadrukkelijk naar de synths, wat hier en daar zorgt voor mooie dromerige wolken, maar ook in stevige flirts met synthpop.
Ik vraag me af of de muzikale weg die Buxton is ingeslagen in de smaak valt bij muziekliefhebbers die de jaren 80 niet bewust hebben meegemaakt en ik weet zeker dat liefhebbers van de oude platen van de Texaanse band niet veel op zullen hebben met de nieuwe koers van Buxton. Ik heb de jaren 80 wel bewust meegemaakt en vond de oude koers van de band niet zo bijzonder, maar Stay Out Late vind ik een geweldige plaat.
Als je heel goed luistert hoor je nog wel wat roots in het geluid van Buxton, maar verder waan ik me toch vooral in de jaren 80. Dat betekent overigens niet dat Buxton muziek uit het verleden maakt, want de songs van de band passen stuk voor stuk uitstekend in het heden.
Het zijn songs die in alle gevallen opvallen door een wonderschone instrumentatie, waarin warme en organische klanken naadloos samenvloeien met onderkoelde elektronica. Het zijn klanken die zich als een warme deken om je heen slaan, maar het zijn ook klanken die je nieuwsgierig maken en houden.
De zeer smaakvolle maar ook bijzonder knap in elkaar stekende instrumentatie op Stay Out Late wordt gecombineerd met al even aangename zang, die op een of andere manier ook al herinneringen aan de jaren 80 oproept. Het zijn smaakvolle ingrediënten die samen komen in uitstekende songs. Buxton kiest net als een aantal van de hierboven genoemde 80s bands nergens voor de makkelijkste weg, maar verrast desondanks met songs die je onmiddellijk wilt koesteren.
Stay Out Late is een heerlijke plaat voor lome avonden of nog lomere vroege ochtenden, maar bij beluistering met de koptelefoon komt alles nog net wat beter tot zijn recht en is het genieten van alle bijzondere details in de muziek van de Texaanse band.
Een paar jaar geleden vond ik de muziek van de band uit Houston niet heel bijzonder, maar Stay Out Late is een prachtplaat, al is het maar vanwege alle mooie herinneringen die naar boven komen bij beluistering van deze in de VS terecht bewierookte plaat. Erwin Zijleman
De muziek van Buxton is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://buxtonmusic.bandcamp.com/.
30 november 2018
29 november 2018
Hop Along - Bark Your Head Off, Dog
Ik had hem zelf gemist, maar Paste zet de nieuwe prachtplaat van Hop Along volkomen terecht hoog in haar jaarlijstje
Drie jaar geleden was ik wel bij de les en was ik, na enige gewenning, behoorlijk onder de indruk van de tweede plaat van Hop Along. Bark Your Head Off, Dog heb ik eerder dit jaar gemist, maar gelukkig is er altijd het vangnet in de vorm van het jaarlijstje van Paste Magazine. De derde plaat van de band uit Philadelphia is nog wat indrukwekkender dan zijn voorganger. De instrumentatie zit vol bijzondere accenten, de songs lopen over van avontuur en dan is er ook nog eens de fascinerende zang van frontvrouw Frances Quinlan. Paste schat het weer juist in: jaarlijstjesplaat. Punt.
December is nog niet eens begonnen, maar de eerste jaarlijstjes duiken alweer op. Het jaarlijstje van de Amerikaanse website van Paste Magazine (het papieren tijdschrift bestaat al een paar jaar niet meer) levert me de laatste jaren met afstand de meeste tips op en ook dit jaar blijkt mijn smaak behoorlijk overeen te komen met die van de Amerikaanse website.
Ik ben voor de afwisseling maar eens bovenin het jaarlijstje van Paste begonnen en de eerste plaat die mij nieuwsgierig maakte was Bark Your Head Off, Dog van de Amerikaanse band Hop Along.
Ik ken de eerste twee platen van de band uit Philadelphia, Pennsylvania, en was drie jaar geleden best onder de indruk van Painted Shut, de tweede plaat van Hop Along. Dit was overigens pas het geval na enige gewenning, want met name de stem van zangeres Frances Quinlan beviel me zeker niet direct.
Het gekke is dat deze stem uiteindelijk het sterkste wapen is van Hop Along en dat is op de nieuwe plaat van de band niet anders. Ook op Bark Your Head Off, Dog schiet de stem van Frances Quinlan weer alle kanten op. Bij de eerste kennismaking klonk het voor mij vooral onvast, maar bij de hernieuwde kennismaking met de muziek van Hop Along wist de bijzondere zang van Hop Along me direct te verleiden.
De band uit Philadelphia maakt, net als op de vorige plaat, muziek die deels in geworteld in de indie-rock uit de jaren 90, maar Hop Along heeft ook een zwak voor pop. Bark Your Head Off, Dog klinkt als een mix van 90s indie-rock iconen als Throwing Muses en The Breeders en meer pop georiënteerde bands als Rilo Kiley en The Cardigans. De muziek van Hop Along doet hiernaast wel wat denken aan die van een band uit het heden als Big Thief of aan die van eigenzinnige muzikanten als Mitski en Torres, maar ook met deze flinke rij namen heb je de muziek van Hop Along nog niet volledig beschreven.
Op Bark Your Head Off, Dog zoekt de band nog wat nadrukkelijker dan op de vorige plaat het avontuur. Hop Along kan stevig rocken, maar verrast ook met meer ingetogen en door strijkers gedragen songs of met songs die uitstapjes maken naar andere genres, variërend van funk tot powerpop. Het zijn bovendien songs die met de lichtsnelheid door een aantal decennia popmuziek schieten en veel vaker dan op de vorige plaat de jaren 70 aan doen.
Het geluid op Bark Your Head Off, Dog is avontuurlijk, veelkleurig en zit vol bijzondere accenten, veelzijdig gitaarwerk en spannende ritmes, waardoor de muziek van de Amerikaanse band flink aan kracht heeft gewonnen. Frances Quinlan voelt zich in dit avontuurlijke geluid als een vis in het water. Op geheel eigen wijze gaat ze de strijd aan met alle bijzondere klanken in het geluid van Hop Along en voegt ze even unieke als overtuigende vocalen toe aan het fascinerende geluid van de band.
Het ene moment zo ingetogen en lieflijk als de muziek van The Sundays, het volgende moment zo ongrijpbaar als Bjørk of zo gepassioneerd als dat van Throwing Muses. Het zorgt ervoor dat Bark Your Head Off, Dog uiteindelijk nog een stuk beter is dan zijn al zo goede voorganger. Volkomen terecht dus dat Paste Magazine de plaat opneemt in haar jaarlijstje over 2018. Ik ga de plaat bij het samenstellen van mijn jaarlijstje ook zeker in overweging nemen. Erwin Zijleman
De muziek van Hop Along is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://hopalong.bandcamp.com/album/bark-your-head-off-dog.
Drie jaar geleden was ik wel bij de les en was ik, na enige gewenning, behoorlijk onder de indruk van de tweede plaat van Hop Along. Bark Your Head Off, Dog heb ik eerder dit jaar gemist, maar gelukkig is er altijd het vangnet in de vorm van het jaarlijstje van Paste Magazine. De derde plaat van de band uit Philadelphia is nog wat indrukwekkender dan zijn voorganger. De instrumentatie zit vol bijzondere accenten, de songs lopen over van avontuur en dan is er ook nog eens de fascinerende zang van frontvrouw Frances Quinlan. Paste schat het weer juist in: jaarlijstjesplaat. Punt.
December is nog niet eens begonnen, maar de eerste jaarlijstjes duiken alweer op. Het jaarlijstje van de Amerikaanse website van Paste Magazine (het papieren tijdschrift bestaat al een paar jaar niet meer) levert me de laatste jaren met afstand de meeste tips op en ook dit jaar blijkt mijn smaak behoorlijk overeen te komen met die van de Amerikaanse website.
Ik ben voor de afwisseling maar eens bovenin het jaarlijstje van Paste begonnen en de eerste plaat die mij nieuwsgierig maakte was Bark Your Head Off, Dog van de Amerikaanse band Hop Along.
Ik ken de eerste twee platen van de band uit Philadelphia, Pennsylvania, en was drie jaar geleden best onder de indruk van Painted Shut, de tweede plaat van Hop Along. Dit was overigens pas het geval na enige gewenning, want met name de stem van zangeres Frances Quinlan beviel me zeker niet direct.
Het gekke is dat deze stem uiteindelijk het sterkste wapen is van Hop Along en dat is op de nieuwe plaat van de band niet anders. Ook op Bark Your Head Off, Dog schiet de stem van Frances Quinlan weer alle kanten op. Bij de eerste kennismaking klonk het voor mij vooral onvast, maar bij de hernieuwde kennismaking met de muziek van Hop Along wist de bijzondere zang van Hop Along me direct te verleiden.
De band uit Philadelphia maakt, net als op de vorige plaat, muziek die deels in geworteld in de indie-rock uit de jaren 90, maar Hop Along heeft ook een zwak voor pop. Bark Your Head Off, Dog klinkt als een mix van 90s indie-rock iconen als Throwing Muses en The Breeders en meer pop georiënteerde bands als Rilo Kiley en The Cardigans. De muziek van Hop Along doet hiernaast wel wat denken aan die van een band uit het heden als Big Thief of aan die van eigenzinnige muzikanten als Mitski en Torres, maar ook met deze flinke rij namen heb je de muziek van Hop Along nog niet volledig beschreven.
Op Bark Your Head Off, Dog zoekt de band nog wat nadrukkelijker dan op de vorige plaat het avontuur. Hop Along kan stevig rocken, maar verrast ook met meer ingetogen en door strijkers gedragen songs of met songs die uitstapjes maken naar andere genres, variërend van funk tot powerpop. Het zijn bovendien songs die met de lichtsnelheid door een aantal decennia popmuziek schieten en veel vaker dan op de vorige plaat de jaren 70 aan doen.
Het geluid op Bark Your Head Off, Dog is avontuurlijk, veelkleurig en zit vol bijzondere accenten, veelzijdig gitaarwerk en spannende ritmes, waardoor de muziek van de Amerikaanse band flink aan kracht heeft gewonnen. Frances Quinlan voelt zich in dit avontuurlijke geluid als een vis in het water. Op geheel eigen wijze gaat ze de strijd aan met alle bijzondere klanken in het geluid van Hop Along en voegt ze even unieke als overtuigende vocalen toe aan het fascinerende geluid van de band.
Het ene moment zo ingetogen en lieflijk als de muziek van The Sundays, het volgende moment zo ongrijpbaar als Bjørk of zo gepassioneerd als dat van Throwing Muses. Het zorgt ervoor dat Bark Your Head Off, Dog uiteindelijk nog een stuk beter is dan zijn al zo goede voorganger. Volkomen terecht dus dat Paste Magazine de plaat opneemt in haar jaarlijstje over 2018. Ik ga de plaat bij het samenstellen van mijn jaarlijstje ook zeker in overweging nemen. Erwin Zijleman
De muziek van Hop Along is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://hopalong.bandcamp.com/album/bark-your-head-off-dog.
28 november 2018
Suzanne Santo - Ruby Red
Al een jaar uit, maar nu pas opgepikt en wat is het debuut van Suzanne Santo een krachtige en bijzondere plaat
Een in Amerikaanse rootsmuziek ondergedompelde Alanis Morissette hoorde ik bij eerste beluistering van het debuut van Suzanne Santo, maar het debuut van de singer-songwriter uit Cleveland, Ohio, is veel meer dan dat. Ruby Red is een plaat die betovert met een vol en veelkleurig geluid, die imponeert met de rauwe en doorleefde strot van Suzanne Santo en die ook nog eens eindeloos vermaakt door de geweldige songs op de plaat. Het is een plaat die met geen mogelijkheid over het hoofd kan worden gezien, wat bij de tweede kans van Ruby Red dan ook echt niet mag gebeuren. Wat een ontdekking.
Suzanne Santo had lange tijd vooral klussen als actrice en model op haar CV staan, maar de laatste jaren profileert ze zich nadrukkelijk als muzikante.
Daar merken we in Nederland vooralsnog helaas niet veel van. Honeyhoney, het duo dat Suzanne Santo inmiddels enkele jaren vormt met Ben Jaffe, krijgt in Nederland nog geen poot aan de grond, ondanks drie uitstekende platen, waarvan met name het in 2015 verschenen en door Dave Cobb geproduceerde “3” alle aandacht verdient.
In 2016 werkte Suzanne voor het eerst samen met de Amerikaanse singer-songwriter en producer Butch Walker (die ik sinds het geweldige en uit 2008 stammende Sycamore Meadows uit het oog ben verloren) en dit resulteerde vorig jaar in Suzanne Santo’s eerste soloplaat Ruby Red. De plaat deed helemaal niets in Nederland, maar mag nu gelukkig in de herkansing. Dat is maar goed ook, want wat is dit een goede plaat.
Ruby Red werd vrijwel volledig door Suzanne Santo en Butch Walker gemaakt. De voormalige actrice en model is zeer bedreven op de banjo, de gitaar en de viool en is hiernaast een geweldig zangeres. Het fascinerende geluid op Ruby Red wordt verder ingekleurd door Butch Walker, die op flink wat instrumenten uit de voeten kan en slechts een enkele gastmuzikant moest uitnodigen om het volle geluid op Ruby Red te vervolmaken.
Het is een geluid dat direct vanaf de openingstrack meeslepend en fascinerend is. Ik begon zonder enige voorkennis aan de beluistering van de plaat en hoorde een in rootsmuziek ondergedompelde jonge Alanis Morissette. De stem van Suzanne Santo doet meer dan eens aan die van Alanis Morissette denken, maar ook de songs van de singer-songwriter die werd geboren in Cleveland, Ohio, doen vaak aan die van Alanis Morissette in haar beste (lees: begin) jaren denken en stralen minstens net zoveel kracht, emotie en woede uit.
Nu vind ik Jagged Little Pill van Alanis Morissette nog altijd een fantastische plaat, maar Ruby Red van Suzanne Santo is beter. De instrumentatie op het debuut van Suzanne Santo imponeert van de eerste tot de laatste noot. Wolken viool en pedal steel combineren prachtig met het gitaarspel van Butch Walker, dat weer doorsneden wordt door banjo en elektronica. Ruby Red heeft een geluid dat kan worden omschreven als groots en gloedvol, maar het is ook een geluid dat je continu op het verkeerde been kan zetten en dat af en toe flink mag ontsporen.
Het is een geluid waarin de rauwe en krachtige stem van Suzanne Santo uitstekend gedijt. Het is een stem die zoals gezegd wel wat aan die van Alanis Morissette doet denken, maar dan wel met het vuur en de doorleving van Janis Joplin, waardoor Ruby Red je continu in een wurggreep houdt.
Het is al meer dan genoeg om te houden van het debuut van de Amerikaanse singer-songwriter, maar Ruby Red staat ook nog eens vol geweldige songs. Het zijn songs die je na één keer horen bijblijven, maar het zijn ook songs die steeds weer net wat andere invloeden verkennen en die een extra bite krijgen door de expliciete teksten van Suzanna Santo.
Ruby Red duwde ik in eerste instantie in het hokje pop en rock, maar hoe vaker ik naar de plaat luister, hoe meer invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek ik hoor, wat het debuut van Suzanne Santo nog wat aangenamer, interessanter en verslavender maakt. Ook ik heb de plaat vorig jaar gemist, maar de herkansing heb ik met liefde omarmd. Op 4 december kunnen we horen hoe Suzanne Santo op het podium van TivoliVredenburg klinkt (als support-act van Hozier), maar deze plaat is er alvast een die overloopt van belofte. Erwin Zijleman
Een in Amerikaanse rootsmuziek ondergedompelde Alanis Morissette hoorde ik bij eerste beluistering van het debuut van Suzanne Santo, maar het debuut van de singer-songwriter uit Cleveland, Ohio, is veel meer dan dat. Ruby Red is een plaat die betovert met een vol en veelkleurig geluid, die imponeert met de rauwe en doorleefde strot van Suzanne Santo en die ook nog eens eindeloos vermaakt door de geweldige songs op de plaat. Het is een plaat die met geen mogelijkheid over het hoofd kan worden gezien, wat bij de tweede kans van Ruby Red dan ook echt niet mag gebeuren. Wat een ontdekking.
Suzanne Santo had lange tijd vooral klussen als actrice en model op haar CV staan, maar de laatste jaren profileert ze zich nadrukkelijk als muzikante.
Daar merken we in Nederland vooralsnog helaas niet veel van. Honeyhoney, het duo dat Suzanne Santo inmiddels enkele jaren vormt met Ben Jaffe, krijgt in Nederland nog geen poot aan de grond, ondanks drie uitstekende platen, waarvan met name het in 2015 verschenen en door Dave Cobb geproduceerde “3” alle aandacht verdient.
In 2016 werkte Suzanne voor het eerst samen met de Amerikaanse singer-songwriter en producer Butch Walker (die ik sinds het geweldige en uit 2008 stammende Sycamore Meadows uit het oog ben verloren) en dit resulteerde vorig jaar in Suzanne Santo’s eerste soloplaat Ruby Red. De plaat deed helemaal niets in Nederland, maar mag nu gelukkig in de herkansing. Dat is maar goed ook, want wat is dit een goede plaat.
Ruby Red werd vrijwel volledig door Suzanne Santo en Butch Walker gemaakt. De voormalige actrice en model is zeer bedreven op de banjo, de gitaar en de viool en is hiernaast een geweldig zangeres. Het fascinerende geluid op Ruby Red wordt verder ingekleurd door Butch Walker, die op flink wat instrumenten uit de voeten kan en slechts een enkele gastmuzikant moest uitnodigen om het volle geluid op Ruby Red te vervolmaken.
Het is een geluid dat direct vanaf de openingstrack meeslepend en fascinerend is. Ik begon zonder enige voorkennis aan de beluistering van de plaat en hoorde een in rootsmuziek ondergedompelde jonge Alanis Morissette. De stem van Suzanne Santo doet meer dan eens aan die van Alanis Morissette denken, maar ook de songs van de singer-songwriter die werd geboren in Cleveland, Ohio, doen vaak aan die van Alanis Morissette in haar beste (lees: begin) jaren denken en stralen minstens net zoveel kracht, emotie en woede uit.
Nu vind ik Jagged Little Pill van Alanis Morissette nog altijd een fantastische plaat, maar Ruby Red van Suzanne Santo is beter. De instrumentatie op het debuut van Suzanne Santo imponeert van de eerste tot de laatste noot. Wolken viool en pedal steel combineren prachtig met het gitaarspel van Butch Walker, dat weer doorsneden wordt door banjo en elektronica. Ruby Red heeft een geluid dat kan worden omschreven als groots en gloedvol, maar het is ook een geluid dat je continu op het verkeerde been kan zetten en dat af en toe flink mag ontsporen.
Het is een geluid waarin de rauwe en krachtige stem van Suzanne Santo uitstekend gedijt. Het is een stem die zoals gezegd wel wat aan die van Alanis Morissette doet denken, maar dan wel met het vuur en de doorleving van Janis Joplin, waardoor Ruby Red je continu in een wurggreep houdt.
Het is al meer dan genoeg om te houden van het debuut van de Amerikaanse singer-songwriter, maar Ruby Red staat ook nog eens vol geweldige songs. Het zijn songs die je na één keer horen bijblijven, maar het zijn ook songs die steeds weer net wat andere invloeden verkennen en die een extra bite krijgen door de expliciete teksten van Suzanna Santo.
Ruby Red duwde ik in eerste instantie in het hokje pop en rock, maar hoe vaker ik naar de plaat luister, hoe meer invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek ik hoor, wat het debuut van Suzanne Santo nog wat aangenamer, interessanter en verslavender maakt. Ook ik heb de plaat vorig jaar gemist, maar de herkansing heb ik met liefde omarmd. Op 4 december kunnen we horen hoe Suzanne Santo op het podium van TivoliVredenburg klinkt (als support-act van Hozier), maar deze plaat is er alvast een die overloopt van belofte. Erwin Zijleman
27 november 2018
Dusty Stray - Estranged
Dusty Stray maakte al vier bloedmooie folky platen en ook nummer vijf is er weer een van een bijzondere schoonheid
Dusty Stray, het alter ego van de Texaanse muzikant Jonathan Brown, die inmiddels al flink wat jaren vanuit Amsterdam opereert, timmert inmiddels al een aantal jaren aan de weg met prachtige platen. Het zijn platen die beginnen bij stokoude folk uit vervlogen tijden, maar dankzij een bijzondere instrumentatie en een al even bijzondere sfeer het heden in worden getild. Estranged is wat mij betreft nog wat beter dan zijn voorgangers en betovert met wonderschone folksongs vol doorleving, maar ook vol avontuur. Bijzondere muzikant deze Jonathan Brown. Iedereen met een folk hart moet dit horen.
Ik weet niet precies waar het aan ligt, maar op een of andere manier verdwijnen de platen van Dusty Stray bij mij altijd op de stapel en duurt het soms maanden voor ze er af komen. Wanneer de platen dan eindelijk van de stapel af komen omarm ik ze stuk voor stuk als bescheiden meesterwerken, dus ik zou zo langzamerhand moeten weten wat Dusty Stray te bieden heeft.
Het verklaart misschien waarom de vijfde plaat van Dusty Stray maar een week of zes op de stapel heeft gelegen, maar inmiddels moet ik concluderen dat dit een week of zes te lang was. Ook Estranged is weer een prachtige plaat van het alter ego van Jonathan Brown en misschien nog wel mooier dan de geweldige voorgangers, waarvan het precies drie jaar oude A Tree Fell And Other Songs tot dusver mijn favoriet was.
Estranged is de opvolger van A Tree Fell And Other Songs en ligt ook in het verlengde van de plaat die drie jaar geleden kon rekenen op zeer positieve recensies, maar helaas slechts in kleine kring de aandacht trok.
Jonathan Brown, een Texaanse muzikant die voor de liefde naar Europa kwam en inmiddels al een aantal jaren vanuit Amsterdam opereert, deed voor de productie ook dit keer een beroep op producer (Mark) Kramer, die eerder werkte met onder andere Galaxie 500, Low en Will Oldham’s Palace Songs en ook de vorige plaat van de Texaan produceerde. Kramer weet precies hoe hij de songs van Jonathan Brown naar een hoger plan kan tillen en doet dit ook op Estranged weer op indrukwekkende wijze.
Jonathan Brown kiest voor de meeste van zijn songs voor een folky basis. Een akoestische gitaar, een stem vol doorleving en een melodie die blijft hangen; het is de basis van de meeste songs op Estranged. Het is een basis die fraai wordt aangevuld met extra accenten in de instrumentatie. Het brengt de songs van Jonathan Brown verder tot leven en het voorziet deze songs van een rijk kleurenpalet, waarin de wat donkere tinten overheersen.
Het is knap hoe de fluisterzachte en folky songs van de Amerikaanse muzikant worden voorzien van een voller geluid, zonder dat dit ten koste gaat van de intimiteit van de songs van Jonathan Brown. Door de bijdragen van onder andere een harmonium, een cello en een lap steel is het geluid op Estranged donker maar sfeervol, maar Jonathan Brown slaagt er ook in om zijn muziek warm te laten klinken, onder andere met fraai akoestisch gitaarspel en met gloedvolle vocalen.
Estranged begint bij stokoude folk uit vervlogen tijden, maar Jonathan Brown geeft steeds weer een andere draai aan zijn muziek, die hier en daar zelfs kan opschuiven richting de muziek van Roger Waters (!), vooral vanwege de stem van Jonathan Brown.
Ik ben niet echt een liefhebber van pure folk, maar de sprankelende folk van Dusty Stray kan ik niet vaak genoeg horen. Estranged is een plaat waarop van alles gebeurt, maar het is ook een plaat met een serie wonderschone songs, die met veel liefde worden vertolkt. Estranged klinkt nog wat veelzijdiger dan zijn voorganger en bevalt me daarom net wat beter.
Het is een plaat die in brede kring aan moet kunnen slaan, want de songs van Jonathan Brown en de inkleuring van deze songs zijn van hoog niveau. Het heeft weer even geduurd voordat de nieuwe plaat van Dusty Stray was geland, maar inmiddels weet ik dat Jonathan Brown voor de vijfde keer een prachtplaat heeft afgeleverd. Ga dat horen! Erwin Zijleman
De muziek van Dusty Stray is ook verkrijgbaar via bandcamp: https://dustystray.bandcamp.com/album/estranged.
Dusty Stray, het alter ego van de Texaanse muzikant Jonathan Brown, die inmiddels al flink wat jaren vanuit Amsterdam opereert, timmert inmiddels al een aantal jaren aan de weg met prachtige platen. Het zijn platen die beginnen bij stokoude folk uit vervlogen tijden, maar dankzij een bijzondere instrumentatie en een al even bijzondere sfeer het heden in worden getild. Estranged is wat mij betreft nog wat beter dan zijn voorgangers en betovert met wonderschone folksongs vol doorleving, maar ook vol avontuur. Bijzondere muzikant deze Jonathan Brown. Iedereen met een folk hart moet dit horen.
Ik weet niet precies waar het aan ligt, maar op een of andere manier verdwijnen de platen van Dusty Stray bij mij altijd op de stapel en duurt het soms maanden voor ze er af komen. Wanneer de platen dan eindelijk van de stapel af komen omarm ik ze stuk voor stuk als bescheiden meesterwerken, dus ik zou zo langzamerhand moeten weten wat Dusty Stray te bieden heeft.
Het verklaart misschien waarom de vijfde plaat van Dusty Stray maar een week of zes op de stapel heeft gelegen, maar inmiddels moet ik concluderen dat dit een week of zes te lang was. Ook Estranged is weer een prachtige plaat van het alter ego van Jonathan Brown en misschien nog wel mooier dan de geweldige voorgangers, waarvan het precies drie jaar oude A Tree Fell And Other Songs tot dusver mijn favoriet was.
Estranged is de opvolger van A Tree Fell And Other Songs en ligt ook in het verlengde van de plaat die drie jaar geleden kon rekenen op zeer positieve recensies, maar helaas slechts in kleine kring de aandacht trok.
Jonathan Brown, een Texaanse muzikant die voor de liefde naar Europa kwam en inmiddels al een aantal jaren vanuit Amsterdam opereert, deed voor de productie ook dit keer een beroep op producer (Mark) Kramer, die eerder werkte met onder andere Galaxie 500, Low en Will Oldham’s Palace Songs en ook de vorige plaat van de Texaan produceerde. Kramer weet precies hoe hij de songs van Jonathan Brown naar een hoger plan kan tillen en doet dit ook op Estranged weer op indrukwekkende wijze.
Jonathan Brown kiest voor de meeste van zijn songs voor een folky basis. Een akoestische gitaar, een stem vol doorleving en een melodie die blijft hangen; het is de basis van de meeste songs op Estranged. Het is een basis die fraai wordt aangevuld met extra accenten in de instrumentatie. Het brengt de songs van Jonathan Brown verder tot leven en het voorziet deze songs van een rijk kleurenpalet, waarin de wat donkere tinten overheersen.
Het is knap hoe de fluisterzachte en folky songs van de Amerikaanse muzikant worden voorzien van een voller geluid, zonder dat dit ten koste gaat van de intimiteit van de songs van Jonathan Brown. Door de bijdragen van onder andere een harmonium, een cello en een lap steel is het geluid op Estranged donker maar sfeervol, maar Jonathan Brown slaagt er ook in om zijn muziek warm te laten klinken, onder andere met fraai akoestisch gitaarspel en met gloedvolle vocalen.
Estranged begint bij stokoude folk uit vervlogen tijden, maar Jonathan Brown geeft steeds weer een andere draai aan zijn muziek, die hier en daar zelfs kan opschuiven richting de muziek van Roger Waters (!), vooral vanwege de stem van Jonathan Brown.
Ik ben niet echt een liefhebber van pure folk, maar de sprankelende folk van Dusty Stray kan ik niet vaak genoeg horen. Estranged is een plaat waarop van alles gebeurt, maar het is ook een plaat met een serie wonderschone songs, die met veel liefde worden vertolkt. Estranged klinkt nog wat veelzijdiger dan zijn voorganger en bevalt me daarom net wat beter.
Het is een plaat die in brede kring aan moet kunnen slaan, want de songs van Jonathan Brown en de inkleuring van deze songs zijn van hoog niveau. Het heeft weer even geduurd voordat de nieuwe plaat van Dusty Stray was geland, maar inmiddels weet ik dat Jonathan Brown voor de vijfde keer een prachtplaat heeft afgeleverd. Ga dat horen! Erwin Zijleman
De muziek van Dusty Stray is ook verkrijgbaar via bandcamp: https://dustystray.bandcamp.com/album/estranged.
26 november 2018
Ed Harcourt - Beyond The End
Ed Harcourt beperkt zich op zijn nieuwe plaat tot zijn piano en levert een wonderschone soundtrack voor een nog niet gemaakte film af
Op het twee jaar geleden verschenen Furnaces bleek Ed Harcourt opeens ook met rock uit de voeten te kunnen. Het krijgt geen vervolg op Beyond The End waarop Ed Harcourt het roer weer eens omgooit, 180 graden dit keer. De Brit heeft een volledig instrumentale plaat gemaakt, waarop zijn piano centraal staat. De klassiek aandoende composities zijn stemmig, sfeervol en onthaastend, maar prikkelen ook de fantasie en zijn goed voor fraaie beelden op het netvlies. Het levert een plaat op die steeds weer nieuwe dingen laat horen en een baken van rust vormt in deze hectische tijden.
De Britse singer-songwriter Ed Harcourt is inmiddels al een jaar of 18 een buitengewoon veelzijdig muzikant. Ik leerde de muziek van de Britse muzikant ooit kennen via een cd bij het muziektijdschrift Uncut. Op deze cd stond het bijzonder fraaie Whistle Of A Distant Train, afkomstig van de EP Maplewood. De nadrukkelijk door Tom Waits geïnspireerde song is wat mij betreft nog altijd een van de mooiste songs van Ed Harcourt en het is een song die me destijds onmiddellijk overtuigde van het talent van de Brit.
Na Maplewood maakte Ed Harcourt inmiddels al acht albums en het zijn albums die meerdere kanten van het talent van Ed Harcourt laten horen. Met name de laatste jaren zijn de contrasten groot. Van opvallend rijk georkestreerde songs tot intieme door piano gedragen songs tot het in 2016 verschenen Furnaces dat hier en daar zelfs werd omschreven als apocalyptische rock en met afstand de meest uitbundige plaat van Ed Harcourt tot dusver was.
Op het deze week verschenen Beyond The End gooit Ed Harcourt het roer weer eens om en vergeleken met Furnaces gaat het roer zelfs 180 graden om. Beyond The End is een volledig instrumentale plaat, waarop Ed Harcourt laat horen dat hij ook als pianist uitstekend uit de voeten kan. Beyond The End is mijlenver verwijderd van de flirts met rock op Furnaces en sluit aan bij het werk van onder andere Phillip Glass, Arvo Part, Michael Nyman, Brian Eno en bij de muziek van klassieke componisten als Erik Satie en Claude Debussy.
Pianoklanken staan centraal op de nieuwe plaat van Ed Harcourt en het zijn pianoklanken vol melancholie, waardoor de plaat prachtig kleurt bij het seizoen. Hier en daar worden weemoedig klinkende strijkers ingezet, maar meestal heeft Ed Harcourt genoeg aan zijn piano. De Brit zocht lang naar een nieuwe piano en vond uiteindelijk een fraai exemplaar uit 1910. Het bracht hem terug naar de piano van zijn oma, waarop een piepjonge Ed Harcourt ooit piano leerde spelen.
Ik ben een groot liefhebber van de popsongs van Ed Harcourt en van zijn stem, maar ook de klassieke composities op Beyond The End bevallen me uitstekend. Beyond The End is een plaat die 40 minuten lang zorgt voor totale onthaasting. Het is bovendien een plaat met een beeldend karakter. Er zijn vast talloze trieste en melancholische speelfilms, die naar een hoger plan kunnen worden getild door de sfeervolle klanken van de piano van Ed Harcourt, maar je mag ook zelf de beelden verzinnen bij de prachtige klanken op de plaat.
Ik luister niet al te vaak naar pianomuziek en ben dus zeker geen kenner, maar Beyond The End is voor mij niet alleen een plaat die de ruimte fraai vult met stemmige klanken en die zorgt voor rust in een hectische wereld, maar het is ook een plaat die de fantasie prikkelt en je bewust of onbewust laat afdwalen naar andere ruimtes van je bewustzijn. Ik was op voorhand wel bang dat ik het na een paar keer wel gehoord zou hebben, maar op een of andere manier klinkt Beyond The End van Ed Harcourt iedere keer weer nieuw of anders.
Beyond The End is een buitenbeentje binnen de krenten die ik dit jaar uit de pop heb gepikt, maar het is wel een buitenbeentje dat doet uitzien naar meer, al mag Ed Harcourt van mij uiteraard ook best weer een singer-songwriter plaat maken, want ook die zal anders klinken dan alles dat ik van hem ken. Fascinerende muzikant. Erwin Zijleman
Op het twee jaar geleden verschenen Furnaces bleek Ed Harcourt opeens ook met rock uit de voeten te kunnen. Het krijgt geen vervolg op Beyond The End waarop Ed Harcourt het roer weer eens omgooit, 180 graden dit keer. De Brit heeft een volledig instrumentale plaat gemaakt, waarop zijn piano centraal staat. De klassiek aandoende composities zijn stemmig, sfeervol en onthaastend, maar prikkelen ook de fantasie en zijn goed voor fraaie beelden op het netvlies. Het levert een plaat op die steeds weer nieuwe dingen laat horen en een baken van rust vormt in deze hectische tijden.
Na Maplewood maakte Ed Harcourt inmiddels al acht albums en het zijn albums die meerdere kanten van het talent van Ed Harcourt laten horen. Met name de laatste jaren zijn de contrasten groot. Van opvallend rijk georkestreerde songs tot intieme door piano gedragen songs tot het in 2016 verschenen Furnaces dat hier en daar zelfs werd omschreven als apocalyptische rock en met afstand de meest uitbundige plaat van Ed Harcourt tot dusver was.
Op het deze week verschenen Beyond The End gooit Ed Harcourt het roer weer eens om en vergeleken met Furnaces gaat het roer zelfs 180 graden om. Beyond The End is een volledig instrumentale plaat, waarop Ed Harcourt laat horen dat hij ook als pianist uitstekend uit de voeten kan. Beyond The End is mijlenver verwijderd van de flirts met rock op Furnaces en sluit aan bij het werk van onder andere Phillip Glass, Arvo Part, Michael Nyman, Brian Eno en bij de muziek van klassieke componisten als Erik Satie en Claude Debussy.
Pianoklanken staan centraal op de nieuwe plaat van Ed Harcourt en het zijn pianoklanken vol melancholie, waardoor de plaat prachtig kleurt bij het seizoen. Hier en daar worden weemoedig klinkende strijkers ingezet, maar meestal heeft Ed Harcourt genoeg aan zijn piano. De Brit zocht lang naar een nieuwe piano en vond uiteindelijk een fraai exemplaar uit 1910. Het bracht hem terug naar de piano van zijn oma, waarop een piepjonge Ed Harcourt ooit piano leerde spelen.
Ik ben een groot liefhebber van de popsongs van Ed Harcourt en van zijn stem, maar ook de klassieke composities op Beyond The End bevallen me uitstekend. Beyond The End is een plaat die 40 minuten lang zorgt voor totale onthaasting. Het is bovendien een plaat met een beeldend karakter. Er zijn vast talloze trieste en melancholische speelfilms, die naar een hoger plan kunnen worden getild door de sfeervolle klanken van de piano van Ed Harcourt, maar je mag ook zelf de beelden verzinnen bij de prachtige klanken op de plaat.
Ik luister niet al te vaak naar pianomuziek en ben dus zeker geen kenner, maar Beyond The End is voor mij niet alleen een plaat die de ruimte fraai vult met stemmige klanken en die zorgt voor rust in een hectische wereld, maar het is ook een plaat die de fantasie prikkelt en je bewust of onbewust laat afdwalen naar andere ruimtes van je bewustzijn. Ik was op voorhand wel bang dat ik het na een paar keer wel gehoord zou hebben, maar op een of andere manier klinkt Beyond The End van Ed Harcourt iedere keer weer nieuw of anders.
Beyond The End is een buitenbeentje binnen de krenten die ik dit jaar uit de pop heb gepikt, maar het is wel een buitenbeentje dat doet uitzien naar meer, al mag Ed Harcourt van mij uiteraard ook best weer een singer-songwriter plaat maken, want ook die zal anders klinken dan alles dat ik van hem ken. Fascinerende muzikant. Erwin Zijleman
25 november 2018
The Yearlings - Skywriting
Utrechtse band keert terug na een afwezigheid van een jaar of 14 en levert een rootsplaat met internationale allure af
Ik ontdekte de eerste twee platen van The Yearlings pas toen de band al lang niet meer bestond, maar dit keer ben ik er op tijd bij. Het is maar goed ook, want de derde van de band uit Utrecht is een prachtplaat. Skywriting citeert uit de archieven van de countryrock, rootsrock en alt-country, maar klinkt ook fris en eigentijds. De instrumentatie en productie klinken prachtig, de vocalen zijn uitermate trefzeker en de songs op de plaat zijn van het soort dat je na één keer horen nooit meer wilt vergeten. Het is overvol in dit genre op het moment, maar het is een plaat van eigen bodem die er een flink stuk bovenuit steekt.
In de eerste vijf jaar van het nieuwe millennium leverde de Utrechtse band The Yearlings een tweetal uitstekende platen af.
Het was in een periode dat ik muziek van eigen bodem nog wat lager inschatte dan muziek uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Dat gold zeker voor Amerikaanse rootsmuziek, die ik toch bij voorkeur uit de Verenigde Staten haalde.
Ik heb de eerste twee platen van The Yearlings daarom pas jaren later ontdekt, op een moment dat het doek voor de Nederlandse band al lang was gevallen.
Vorige week dook een nieuwe plaat van The Yearlings op en Skywriting blijkt inderdaad gemaakt door dezelfde band die in 2002 een titelloos debuut afleverde en in 2004 de plaat Utrecht uitbracht.
Skywriting is zo’n plaat die je onmiddellijk een goed gevoel geeft. De Utrechtse band maakt feelgood muziek vol flarden uit een ver verleden. Bij beluistering van de nieuwe plaat van The Yearlings denk je aan de hoogtijdagen van The Byrds, Big Star, The Eagles en Crosby, Stills, Nash & Young, terwijl van iets recentere datum flarden van The Jayhawks opduiken.
Het is een imposant rijtje namen, maar het is ook een rijtje namen dat nog niet het hele verhaal van Skywriting vertelt. De muziek van de band kan immers ook lekker stevig klinken en opschuiven richting Southern Rock, om maar een van de uitstapjes op de plaat te noemen.
Met Skywriting begeven The Yearlings zich op een lastig terrein. Er verschijnen jaarlijks tientallen en misschien zelfs wel honderden platen die zich door hetzelfde rijtje namen hebben laten inspireren, waardoor de concurrentie moordend is. Op voorhand had ik niet verwacht dat een net na lange afwezigheid teruggekeerde band uit Utrecht deze concurrentie aan zou kunnen, maar The Yearlings flikken het wel.
Skywriting is een plaat waarop alles klopt. De Utrechtse band komt met een gloedvol geluid vol fraaie accenten op de proppen. Het is een, overigens prachtig opgenomen, geluid waarin de gitaren en andere snareninstrumenten meestal de show stelen, maar ook de ritmesectie en de toetsenist kleuren het volle geluid van The Yearlings prachtig in en dan zijn er ook nog eens de bijzonder fraaie bijdragen van pedal steel speler René van Barneveld, die in een vorig leven baanbrekende dingen deed met Urban Dance Squad.
Ook in vocaal opzicht is Skywriting een ijzersterke plaat. Oelaf Koeneman en Niels Goudswaard staan individueel hun mannetje, maar tillen elkaar ook naar grote hoogten, net als een aantal van de hierboven genoemde voorbeelden dat deden in een ver verleden. Het zijn al een aantal belangrijke ingrediënten voor een uitstekende plaat, maar Skywriting heeft nog veel meer te bieden.
De plaat staat zoals gezegd vol met songs die onmiddellijk een goed gevoel geven, maar het zijn ook songs die mooi en interessant blijven, ook als je ze voor de zoveelste keer hoort. Het zijn songs vol flarden uit de geschiedenis van de rootsrock, countryrock en alt-country, maar Skywriting heeft ook het frisse en eigenzinnige van een deel van de platen van R.E.M., om nog maar eens een naam te noemen.
Platen van eigen bodem beoordeel ik al lang niet meer op een andere manier dan platen uit de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. Het is ook niet nodig, want zo goed als The Yearlings klonken het afgelopen jaar maar heel weinig bands in dit genre, misschien zelfs geen enkele band. Prachtplaat. Erwin Zijleman
De muziek van The Yearlings is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://theyearlings.bandcamp.com.
Ik ontdekte de eerste twee platen van The Yearlings pas toen de band al lang niet meer bestond, maar dit keer ben ik er op tijd bij. Het is maar goed ook, want de derde van de band uit Utrecht is een prachtplaat. Skywriting citeert uit de archieven van de countryrock, rootsrock en alt-country, maar klinkt ook fris en eigentijds. De instrumentatie en productie klinken prachtig, de vocalen zijn uitermate trefzeker en de songs op de plaat zijn van het soort dat je na één keer horen nooit meer wilt vergeten. Het is overvol in dit genre op het moment, maar het is een plaat van eigen bodem die er een flink stuk bovenuit steekt.
In de eerste vijf jaar van het nieuwe millennium leverde de Utrechtse band The Yearlings een tweetal uitstekende platen af.
Het was in een periode dat ik muziek van eigen bodem nog wat lager inschatte dan muziek uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Dat gold zeker voor Amerikaanse rootsmuziek, die ik toch bij voorkeur uit de Verenigde Staten haalde.
Ik heb de eerste twee platen van The Yearlings daarom pas jaren later ontdekt, op een moment dat het doek voor de Nederlandse band al lang was gevallen.
Vorige week dook een nieuwe plaat van The Yearlings op en Skywriting blijkt inderdaad gemaakt door dezelfde band die in 2002 een titelloos debuut afleverde en in 2004 de plaat Utrecht uitbracht.
Skywriting is zo’n plaat die je onmiddellijk een goed gevoel geeft. De Utrechtse band maakt feelgood muziek vol flarden uit een ver verleden. Bij beluistering van de nieuwe plaat van The Yearlings denk je aan de hoogtijdagen van The Byrds, Big Star, The Eagles en Crosby, Stills, Nash & Young, terwijl van iets recentere datum flarden van The Jayhawks opduiken.
Het is een imposant rijtje namen, maar het is ook een rijtje namen dat nog niet het hele verhaal van Skywriting vertelt. De muziek van de band kan immers ook lekker stevig klinken en opschuiven richting Southern Rock, om maar een van de uitstapjes op de plaat te noemen.
Met Skywriting begeven The Yearlings zich op een lastig terrein. Er verschijnen jaarlijks tientallen en misschien zelfs wel honderden platen die zich door hetzelfde rijtje namen hebben laten inspireren, waardoor de concurrentie moordend is. Op voorhand had ik niet verwacht dat een net na lange afwezigheid teruggekeerde band uit Utrecht deze concurrentie aan zou kunnen, maar The Yearlings flikken het wel.
Skywriting is een plaat waarop alles klopt. De Utrechtse band komt met een gloedvol geluid vol fraaie accenten op de proppen. Het is een, overigens prachtig opgenomen, geluid waarin de gitaren en andere snareninstrumenten meestal de show stelen, maar ook de ritmesectie en de toetsenist kleuren het volle geluid van The Yearlings prachtig in en dan zijn er ook nog eens de bijzonder fraaie bijdragen van pedal steel speler René van Barneveld, die in een vorig leven baanbrekende dingen deed met Urban Dance Squad.
Ook in vocaal opzicht is Skywriting een ijzersterke plaat. Oelaf Koeneman en Niels Goudswaard staan individueel hun mannetje, maar tillen elkaar ook naar grote hoogten, net als een aantal van de hierboven genoemde voorbeelden dat deden in een ver verleden. Het zijn al een aantal belangrijke ingrediënten voor een uitstekende plaat, maar Skywriting heeft nog veel meer te bieden.
De plaat staat zoals gezegd vol met songs die onmiddellijk een goed gevoel geven, maar het zijn ook songs die mooi en interessant blijven, ook als je ze voor de zoveelste keer hoort. Het zijn songs vol flarden uit de geschiedenis van de rootsrock, countryrock en alt-country, maar Skywriting heeft ook het frisse en eigenzinnige van een deel van de platen van R.E.M., om nog maar eens een naam te noemen.
Platen van eigen bodem beoordeel ik al lang niet meer op een andere manier dan platen uit de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. Het is ook niet nodig, want zo goed als The Yearlings klonken het afgelopen jaar maar heel weinig bands in dit genre, misschien zelfs geen enkele band. Prachtplaat. Erwin Zijleman
De muziek van The Yearlings is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://theyearlings.bandcamp.com.
24 november 2018
Songs: Ohia - Love & Work: The Lioness Sessions
Reissue van een plaat die in het verleden al diepe indruk maakte, maar nu nog veel mooier, intenser en indringender is
Jason Molina is al ruim vijf jaar niet meer onder ons, maar zijn muziek is nog altijd relevant. Laat de deze week verschenen luxe editie van The Lioness uit 2000 uit de speakers komen en je hoort aardedonkere muziek, maar ook muziek van een bijzondere schoonheid en muziek die garant staat voor kippenvel, al is het maar vanwege de intense zang van Jason Molina. The Lioness liet in 2000 een wat voller Songs: Ohia geluid horen en het is een geluid dat bijna 19 jaar na dato nog steeds urgent klinkt. Geen muziek om heel vrolijk van te worden, maar ach wat is het nog altijd mooi en bijzonder.
In het voorjaar van 2013 overleed Jason Molina, pas 39 jaar oud. Vanaf 1997 strooide de Amerikaanse muzikant platen vol melancholie, maar ook platen van grote schoonheid over ons uit.
In eerste instantie waren dit platen onder de naam Songs: Ohia, maar later volgden ook platen met de band Magnolia Electric Co., platen van projecten als Amalgamated Sons of Rest (met Will Oldham) en Falcon en platen onder zijn eigen naam.
Als ik terugkijk op het bewogen leven van Jason Molina zie ik een aardig stapeltje platen dat ik koester, met een duidelijke voorkeur voor de muziek die Jason Molina maakte onder de naam Songs: Ohia.
Songs: Ohia maakte uiteindelijk een stuk of tien platen, waarvan ik zeker de helft schaar onder het mooiste en meest intense dat in de jaren 90 en in het eerste decennium van de 21e eeuw is gemaakt. Tussen deze handvol Songs: Ohia platen is het lastig kiezen, al heb ik altijd een zwak gehad voor The Lioness uit 2000. Van deze plaat verscheen deze week een luxe editie onder de naam Love & Work: The Lioness Sessions, met niet alleen de originele plaat, maar ook flink wat restmateriaal dat na de sessies op de plank bleef liggen.
Songs: Ohia was feitelijk het alter ego van Jason Molina, maar de Amerikaanse muzikant maakte de platen van dit alter ego over het algemeen niet in zijn uppie. Voor The Lioness toog hij aan het einde van het vorige millennium naar het Schotse Glasgow, waar hij onder leiding van producer Andy Miller samenwerkte met onder andere Alasdair Roberts en leden van de Schotse band Arab Strab.
The Lioness klonk anders dan zijn directe voorgangers. Minder ingetogen, minder sober en ook wat minder Amerikaans. Toch is het ook een plaat die aansluit op de op dat moment in kleine kring geprezen voorgangers, al is het maar vanwege de voorkeur voor aardedonkere klanken en de bijzondere stem van Jason Molina.
The Lioness klinkt rauwer en voller dan de platen die Songs: Ohia tot op dat moment had gemaakt, maar ondanks het vollere geluid, waarin invloeden van Arab Strab nadrukkelijk doorklonken, is ook The Lioness een desolaat klinkende plaat, die de gevoelstemperatuur onmiddellijk tot onder het vriespunt doet dalen.
Het net wat uitbundigere instrumentarium bevalt mij bijzonder goed. Het maakt het geluid van Songs: Ohia net wat dynamischer, al staat het nog steeds volledig in dienst van de bijzondere zang van Jason Molina. De Amerikaanse muzikant beschikt over het zeldzame vermogen om je onmiddellijk te raken met zijn weemoedige zang en je mee te sleuren in zijn aardedonkere wereld.
Het was een tijd geleden dat ik naar de songs van The Lioness had geluisterd, maar direct toen de eerste noten uit de speakers kwamen, was ik weer in de ban van de unieke muziek van Jason Molina en van zijn indringende stem. Ik was eveneens in de ban van de wonderschone instrumentatie, waarin de gitaarlijnen van een unieke schoonheid zijn en het orgel zorgt voor een bijna sacrale sfeer. Songs: Ohia wordt meestal in hetzelfde hokje geduwd als Will Oldham en alle gedaanten waaronder hij muziek heeft gemaakt, maar op The Lioness hoor ik meer van Low, The Red House Painters en een band als Spain. De songs van het origineel zijn nog altijd prachtig en wat mij betreft indrukwekkender dan de outtakes op de bonusschijf, maar ook deze outtakes had ik niet willen missen.
Jason Molina is helaas niet meer, maar zijn muziek is nog springlevend en nog altijd relevant. The Lioness is bijna 19 jaar na de release nog altijd een donkere, indringende en bezwerende plaat. Het is een plaat die een donkere sluier over de dag legt, het is een plaat die vaak pijn doet, maar het is ook een plaat van grote schoonheid en intensiteit. Destijds niet in hele brede kring opgepikt, maar laten we hopen dat deze Songs: Ohia klassieker nu wel zijn weg vindt naar een grote groep muziekliefhebbers. Ik durf immers wel te beweren dat er dit jaar niet veel platen zijn verschenen met de intensiteit, bezweringskracht en schoonheid van een van de meesterwerken van Jason Molina. Erwin Zijleman
De muziek van Songs: Ohia is ook verkrijgbaar via bandcamp: https://songsohia.bandcamp.com.
Jason Molina is al ruim vijf jaar niet meer onder ons, maar zijn muziek is nog altijd relevant. Laat de deze week verschenen luxe editie van The Lioness uit 2000 uit de speakers komen en je hoort aardedonkere muziek, maar ook muziek van een bijzondere schoonheid en muziek die garant staat voor kippenvel, al is het maar vanwege de intense zang van Jason Molina. The Lioness liet in 2000 een wat voller Songs: Ohia geluid horen en het is een geluid dat bijna 19 jaar na dato nog steeds urgent klinkt. Geen muziek om heel vrolijk van te worden, maar ach wat is het nog altijd mooi en bijzonder.
In het voorjaar van 2013 overleed Jason Molina, pas 39 jaar oud. Vanaf 1997 strooide de Amerikaanse muzikant platen vol melancholie, maar ook platen van grote schoonheid over ons uit.
In eerste instantie waren dit platen onder de naam Songs: Ohia, maar later volgden ook platen met de band Magnolia Electric Co., platen van projecten als Amalgamated Sons of Rest (met Will Oldham) en Falcon en platen onder zijn eigen naam.
Als ik terugkijk op het bewogen leven van Jason Molina zie ik een aardig stapeltje platen dat ik koester, met een duidelijke voorkeur voor de muziek die Jason Molina maakte onder de naam Songs: Ohia.
Songs: Ohia maakte uiteindelijk een stuk of tien platen, waarvan ik zeker de helft schaar onder het mooiste en meest intense dat in de jaren 90 en in het eerste decennium van de 21e eeuw is gemaakt. Tussen deze handvol Songs: Ohia platen is het lastig kiezen, al heb ik altijd een zwak gehad voor The Lioness uit 2000. Van deze plaat verscheen deze week een luxe editie onder de naam Love & Work: The Lioness Sessions, met niet alleen de originele plaat, maar ook flink wat restmateriaal dat na de sessies op de plank bleef liggen.
Songs: Ohia was feitelijk het alter ego van Jason Molina, maar de Amerikaanse muzikant maakte de platen van dit alter ego over het algemeen niet in zijn uppie. Voor The Lioness toog hij aan het einde van het vorige millennium naar het Schotse Glasgow, waar hij onder leiding van producer Andy Miller samenwerkte met onder andere Alasdair Roberts en leden van de Schotse band Arab Strab.
The Lioness klonk anders dan zijn directe voorgangers. Minder ingetogen, minder sober en ook wat minder Amerikaans. Toch is het ook een plaat die aansluit op de op dat moment in kleine kring geprezen voorgangers, al is het maar vanwege de voorkeur voor aardedonkere klanken en de bijzondere stem van Jason Molina.
The Lioness klinkt rauwer en voller dan de platen die Songs: Ohia tot op dat moment had gemaakt, maar ondanks het vollere geluid, waarin invloeden van Arab Strab nadrukkelijk doorklonken, is ook The Lioness een desolaat klinkende plaat, die de gevoelstemperatuur onmiddellijk tot onder het vriespunt doet dalen.
Het net wat uitbundigere instrumentarium bevalt mij bijzonder goed. Het maakt het geluid van Songs: Ohia net wat dynamischer, al staat het nog steeds volledig in dienst van de bijzondere zang van Jason Molina. De Amerikaanse muzikant beschikt over het zeldzame vermogen om je onmiddellijk te raken met zijn weemoedige zang en je mee te sleuren in zijn aardedonkere wereld.
Het was een tijd geleden dat ik naar de songs van The Lioness had geluisterd, maar direct toen de eerste noten uit de speakers kwamen, was ik weer in de ban van de unieke muziek van Jason Molina en van zijn indringende stem. Ik was eveneens in de ban van de wonderschone instrumentatie, waarin de gitaarlijnen van een unieke schoonheid zijn en het orgel zorgt voor een bijna sacrale sfeer. Songs: Ohia wordt meestal in hetzelfde hokje geduwd als Will Oldham en alle gedaanten waaronder hij muziek heeft gemaakt, maar op The Lioness hoor ik meer van Low, The Red House Painters en een band als Spain. De songs van het origineel zijn nog altijd prachtig en wat mij betreft indrukwekkender dan de outtakes op de bonusschijf, maar ook deze outtakes had ik niet willen missen.
Jason Molina is helaas niet meer, maar zijn muziek is nog springlevend en nog altijd relevant. The Lioness is bijna 19 jaar na de release nog altijd een donkere, indringende en bezwerende plaat. Het is een plaat die een donkere sluier over de dag legt, het is een plaat die vaak pijn doet, maar het is ook een plaat van grote schoonheid en intensiteit. Destijds niet in hele brede kring opgepikt, maar laten we hopen dat deze Songs: Ohia klassieker nu wel zijn weg vindt naar een grote groep muziekliefhebbers. Ik durf immers wel te beweren dat er dit jaar niet veel platen zijn verschenen met de intensiteit, bezweringskracht en schoonheid van een van de meesterwerken van Jason Molina. Erwin Zijleman
De muziek van Songs: Ohia is ook verkrijgbaar via bandcamp: https://songsohia.bandcamp.com.
23 november 2018
Lewsberg - Lewsberg
Lewsberg maakte een paar maanden geleden een gitaarplaat die liefhebbers van het genre maar beter niet missen
Van de nieuwe releases van het moment kan ik momenteel flink wat platen wegstrepen (alles dat ook maar ruikt naar kerst of verzamelaar), waardoor eindelijk de enorme stapel met vergeten releases in beeld komt. Direct bij de eerste greep had ik het titelloze debuut van Lewsberg in handen en wat is dit een geweldige gitaarplaat. Het debuut van de band uit Rotterdam is soms bezwerend, soms verslavend, soms grillig en soms tegendraads, maar altijd intrigerend en meeslepend. In muzikaal opzicht neemt de plaat je mee terug naar Lou Reed in de jaren 70 en een band als The Feelies, maar ook het zo invloedrijke Pavement heeft weer eens zijn sporen nagelaten. Absoluut een aanwinst op het stapeltje uitstekende gitaarplaten dat dit jaar is verschenen.
Vergeleken met de afgelopen weken is het momenteel relatief rustig wanneer het gaat om nieuwe releases, wat me de mogelijkheid geeft om eindelijk iets doen met de enorme stapel vergeten releases die zich de afgelopen maanden heeft opgebouwd.
Bij de eerste greep van deze stapel had ik het titelloze debuut van Lewsberg in handen. De plaat opent met een dialoog tussen twee personen (naar later blijkt de Nederlandse dichters Cornelis Bastiaan Vaandrager en Frans Vogel), maar vervolgens verrast Lewsberg met prachtig eigenzinnige gitaarpop.
In muzikaal opzicht zou ik Lewsberg in eerste instantie plaatsen in het New York uit de jaren 70, waarbij ik afwisselend associaties heb met de muziek van The Velvet Underground en The Feelies en met het solowerk van Lou Reed. Dat laatste dankt Lewsberg met name aan de bijna gesproken zang op de plaat, terwijl de bijzondere gitaarlijnen herinneringen oproepen aan The Feelies en de zo roemrijke band van Lou Reed.
Het zijn met name deze gitaarlijnen die me onmiddellijk wisten te overtuigen van de kwaliteit van het debuut van Lewsberg. Lewsberg komt overigens niet uit New York, maar uit Rotterdam en heeft haar naam ontleend aan die van dichter Robert Loesberg. De band heeft kennelijk wat met dichters. De dialogen tussen Cornelis Bastiaan Vaandrager en Frans Vogel keren een paar maal terug en worden gecombineerd met even bezwerende als minimalistische klanken en ook als Lewsberg kiest voor bijna gesproken zang, hebben de songs van de Rotterdamse band iets poëtisch. Het combineert prachtig met de gitaarsongs van de band, die prachtig introspectief kunnen klinken, maar die ook mogen rammelen en rafelen.
De afgelopen jaren was de oogst wat mager wanneer het gaat om goede gitaarplaten, maar dit jaar heb ik al een aardig stapeltje liggen. Het debuut van Lewsberg kan op dit stapeltje makkelijk mee. De band slaagt er in om bezwerende gitaarsongs af te wisselen met songs die uit de bocht vliegen en in beide gevallen is de muziek van Lewsberg zowel onweerstaanbaar lekker als hopeloos intrigerend.
Ik kan mezelf natuurlijk wel voor mijn kop slaan dat ik de plaat zo lang heb laten liggen, maar gelukkig is het debuut van Lewsberg een plaat voor alle seizoenen en een plaat die voorlopig nog wel even mee kan.
Zeker in de songs waarin flink gas wordt teruggenomen hoor ik wel wat van Spain, maar Lewsberg schuift net zo makkelijk op richting de hierboven genoemde voorbeelden of richting Pavement, dat een inspiratiebron is die mij altijd nieuwsgierig maakt.
Het is zeker geen excuus om de plaat zo lang te hebben laten liggen, maar ik moet zeggen dat de melancholische gitaarlijnen en de donkere sfeer en thematiek op de plaat uitstekend passen bij de kille en donkere dagen van het moment, waardoor de muziek van Lewsberg nog wat indrukwekkender en onweerstaanbaarder wordt. Voor liefhebbers van gitaarmuziek een plaat die je maar beter niet mist. Erwin Zijleman
De muziek van Lewsberg is ook verkrijgbaar via bandcamp: https://lewsberg.bandcamp.com/album/lewsberg.
Van de nieuwe releases van het moment kan ik momenteel flink wat platen wegstrepen (alles dat ook maar ruikt naar kerst of verzamelaar), waardoor eindelijk de enorme stapel met vergeten releases in beeld komt. Direct bij de eerste greep had ik het titelloze debuut van Lewsberg in handen en wat is dit een geweldige gitaarplaat. Het debuut van de band uit Rotterdam is soms bezwerend, soms verslavend, soms grillig en soms tegendraads, maar altijd intrigerend en meeslepend. In muzikaal opzicht neemt de plaat je mee terug naar Lou Reed in de jaren 70 en een band als The Feelies, maar ook het zo invloedrijke Pavement heeft weer eens zijn sporen nagelaten. Absoluut een aanwinst op het stapeltje uitstekende gitaarplaten dat dit jaar is verschenen.
Vergeleken met de afgelopen weken is het momenteel relatief rustig wanneer het gaat om nieuwe releases, wat me de mogelijkheid geeft om eindelijk iets doen met de enorme stapel vergeten releases die zich de afgelopen maanden heeft opgebouwd.
Bij de eerste greep van deze stapel had ik het titelloze debuut van Lewsberg in handen. De plaat opent met een dialoog tussen twee personen (naar later blijkt de Nederlandse dichters Cornelis Bastiaan Vaandrager en Frans Vogel), maar vervolgens verrast Lewsberg met prachtig eigenzinnige gitaarpop.
In muzikaal opzicht zou ik Lewsberg in eerste instantie plaatsen in het New York uit de jaren 70, waarbij ik afwisselend associaties heb met de muziek van The Velvet Underground en The Feelies en met het solowerk van Lou Reed. Dat laatste dankt Lewsberg met name aan de bijna gesproken zang op de plaat, terwijl de bijzondere gitaarlijnen herinneringen oproepen aan The Feelies en de zo roemrijke band van Lou Reed.
Het zijn met name deze gitaarlijnen die me onmiddellijk wisten te overtuigen van de kwaliteit van het debuut van Lewsberg. Lewsberg komt overigens niet uit New York, maar uit Rotterdam en heeft haar naam ontleend aan die van dichter Robert Loesberg. De band heeft kennelijk wat met dichters. De dialogen tussen Cornelis Bastiaan Vaandrager en Frans Vogel keren een paar maal terug en worden gecombineerd met even bezwerende als minimalistische klanken en ook als Lewsberg kiest voor bijna gesproken zang, hebben de songs van de Rotterdamse band iets poëtisch. Het combineert prachtig met de gitaarsongs van de band, die prachtig introspectief kunnen klinken, maar die ook mogen rammelen en rafelen.
De afgelopen jaren was de oogst wat mager wanneer het gaat om goede gitaarplaten, maar dit jaar heb ik al een aardig stapeltje liggen. Het debuut van Lewsberg kan op dit stapeltje makkelijk mee. De band slaagt er in om bezwerende gitaarsongs af te wisselen met songs die uit de bocht vliegen en in beide gevallen is de muziek van Lewsberg zowel onweerstaanbaar lekker als hopeloos intrigerend.
Ik kan mezelf natuurlijk wel voor mijn kop slaan dat ik de plaat zo lang heb laten liggen, maar gelukkig is het debuut van Lewsberg een plaat voor alle seizoenen en een plaat die voorlopig nog wel even mee kan.
Zeker in de songs waarin flink gas wordt teruggenomen hoor ik wel wat van Spain, maar Lewsberg schuift net zo makkelijk op richting de hierboven genoemde voorbeelden of richting Pavement, dat een inspiratiebron is die mij altijd nieuwsgierig maakt.
Het is zeker geen excuus om de plaat zo lang te hebben laten liggen, maar ik moet zeggen dat de melancholische gitaarlijnen en de donkere sfeer en thematiek op de plaat uitstekend passen bij de kille en donkere dagen van het moment, waardoor de muziek van Lewsberg nog wat indrukwekkender en onweerstaanbaarder wordt. Voor liefhebbers van gitaarmuziek een plaat die je maar beter niet mist. Erwin Zijleman
De muziek van Lewsberg is ook verkrijgbaar via bandcamp: https://lewsberg.bandcamp.com/album/lewsberg.
22 november 2018
Donny McCaslin - Blow.
Blackstar saxofonist Donny McCaslin verkent op zijn nieuwe plaat met succes de grenzen van de jazz en genres ver daarbuiten
De Amerikaanse saxofonist Donny McCaslin is vooral bekend als de muzikant die mocht schitteren op Bowie’s Blackstar, maar met alleen de credits voor Blackstar doe je hem flink tekort. Samen met de andere muzikanten uit zijn kwartet en een aantal gastvocalisten heeft Donny McCaslin met Blow. een buitengewoon fascinerende plaat afgeleverd. Het is een plaat die begint bij de jazz, maar uiteindelijk ook genres als rock, pop, soul en progrock verkent. Blow. maakt het je nergens makkelijk, maar staat bol van het avontuur. Neem er de tijd voor en er komt steeds meer schoonheid aan de oppervlakte.
Donny McCaslin en zijn saxofoon zijn onafscheidelijk sinds zijn kinderjaren en vanaf het eind van de jaren 90 timmert de New Yorkse muzikant bovendien stevig aan de weg als jazzmuzikant.
Bij het grote publiek werd Donny McCaslin echter pas bekend toen hij met zijn band opdook op de zwanenzang van David Bowie helemaal aan het begin van 2016. Het fascinerende saxofoonspel van de Amerikaanse muzikant speelde een belangrijke rol op Blackstar en tilde de plaat naar een nog wat hoger niveau.
Eind 2016 verscheen van Donny McCaslin het uitstekende Beyond Now, waarop de inspirerende samenwerking met David Bowie en de trieste dood van het pop icoon nog na ijlden en de New Yorkse saxofonist imponeerde met onder andere twee songs van de hand van David Bowie.
Inmiddels zijn we twee jaar verder en ligt er een nieuwe plaat van Donny McCaslin en zijn band in de winkel. Ook op Blow. werkt de New Yorkse saxofonist samen met de geweldige drummer Mark Giuliana, bassist Tim Lefebvre en toetsenist Jason Lindner, alleen ook van de partij op Blackstar. Naast een aantal extra gastmuzikanten, zijn er ook flink wat gastvocalisten te horen op de plaat, onder wie Mark Kozelek (de fraaie samenwerking tussen de twee krijgt volgend jaar een vervolg), Ryan Dahle en Gayle Ann Dorsey.
De meeste platen van Donny McCaslin kunnen in het hokje jazz worden geduwd, al zocht de Amerikaanse saxofonist al vaker de grenzen van de jazz op. Dat doet hij nog veel nadrukkelijker op Blow., dat af en toe nog wel in het hokje jazz past, maar zich ook veelvuldig buiten de grenzen van het genre begeeft.
Zeker wanneer de gastvocalisten worden ingezet schuift Blow. ver weg van de jazz en verkent het onder andere de soul en funk en de rock op een breed terrein. Dit laatste varieert van jazzrock, soul en funk tot progrock (denk meer aan King Crimson dan aan Genesis) of zelfs indie-rock; genres die ik tot dusver niet had gezocht achter Donny McCaslin. De New Yorkse muzikant moet echter zeker niet worden afgeschreven als jazzmuzikant, want wanneer de rock even naar de achtergrond wordt gedrongen, treden jazz en avant-garde direct naar de voorgrond. Het levert heel veel muzikaal vuurwerk op, waarbij het fascinerende saxofoonspel en het werkelijk fenomenale drumwerk, hier en daar flarden Blackstar naar boven brengen.
Blow. is zeker geen plaat die je aangenaam op de achtergrond laat voortkabbelen. Hiervoor gebeurt er veel te veel op de nieuwe plaat van Donny McCaslin en zijn medemuzikanten en strijken er bovendien te vaak passages flink tegen de haren in, zeker voor een ieder die de jazz normaal gesproken links laat liggen. Blow. laat zich lastig vergelijken met andere platen die recent zijn verschenen, maakt het je lang niet altijd makkelijk, maar is, als je je er voor open stelt, ook een plaat vol schoonheid en ongebreideld avontuur. Het is zeker geen plaat die ik dagelijks wil horen, maar zo af en toe mag Blow. de fantasie meedogenloos prikkelen en is het bovendien een goede aanleiding voor het weer eens opzetten van de klassieker Blackstar, die bijna drie jaar na dato nog steeds goed is voor kippenvel. Erwin Zijleman
De muziek van Donny McCaslin is ook verkrijgbaar via zijn bandcamp pagina: https://donnymccaslin.bandcamp.com/album/blow.
De Amerikaanse saxofonist Donny McCaslin is vooral bekend als de muzikant die mocht schitteren op Bowie’s Blackstar, maar met alleen de credits voor Blackstar doe je hem flink tekort. Samen met de andere muzikanten uit zijn kwartet en een aantal gastvocalisten heeft Donny McCaslin met Blow. een buitengewoon fascinerende plaat afgeleverd. Het is een plaat die begint bij de jazz, maar uiteindelijk ook genres als rock, pop, soul en progrock verkent. Blow. maakt het je nergens makkelijk, maar staat bol van het avontuur. Neem er de tijd voor en er komt steeds meer schoonheid aan de oppervlakte.
Donny McCaslin en zijn saxofoon zijn onafscheidelijk sinds zijn kinderjaren en vanaf het eind van de jaren 90 timmert de New Yorkse muzikant bovendien stevig aan de weg als jazzmuzikant.
Bij het grote publiek werd Donny McCaslin echter pas bekend toen hij met zijn band opdook op de zwanenzang van David Bowie helemaal aan het begin van 2016. Het fascinerende saxofoonspel van de Amerikaanse muzikant speelde een belangrijke rol op Blackstar en tilde de plaat naar een nog wat hoger niveau.
Eind 2016 verscheen van Donny McCaslin het uitstekende Beyond Now, waarop de inspirerende samenwerking met David Bowie en de trieste dood van het pop icoon nog na ijlden en de New Yorkse saxofonist imponeerde met onder andere twee songs van de hand van David Bowie.
Inmiddels zijn we twee jaar verder en ligt er een nieuwe plaat van Donny McCaslin en zijn band in de winkel. Ook op Blow. werkt de New Yorkse saxofonist samen met de geweldige drummer Mark Giuliana, bassist Tim Lefebvre en toetsenist Jason Lindner, alleen ook van de partij op Blackstar. Naast een aantal extra gastmuzikanten, zijn er ook flink wat gastvocalisten te horen op de plaat, onder wie Mark Kozelek (de fraaie samenwerking tussen de twee krijgt volgend jaar een vervolg), Ryan Dahle en Gayle Ann Dorsey.
De meeste platen van Donny McCaslin kunnen in het hokje jazz worden geduwd, al zocht de Amerikaanse saxofonist al vaker de grenzen van de jazz op. Dat doet hij nog veel nadrukkelijker op Blow., dat af en toe nog wel in het hokje jazz past, maar zich ook veelvuldig buiten de grenzen van het genre begeeft.
Zeker wanneer de gastvocalisten worden ingezet schuift Blow. ver weg van de jazz en verkent het onder andere de soul en funk en de rock op een breed terrein. Dit laatste varieert van jazzrock, soul en funk tot progrock (denk meer aan King Crimson dan aan Genesis) of zelfs indie-rock; genres die ik tot dusver niet had gezocht achter Donny McCaslin. De New Yorkse muzikant moet echter zeker niet worden afgeschreven als jazzmuzikant, want wanneer de rock even naar de achtergrond wordt gedrongen, treden jazz en avant-garde direct naar de voorgrond. Het levert heel veel muzikaal vuurwerk op, waarbij het fascinerende saxofoonspel en het werkelijk fenomenale drumwerk, hier en daar flarden Blackstar naar boven brengen.
Blow. is zeker geen plaat die je aangenaam op de achtergrond laat voortkabbelen. Hiervoor gebeurt er veel te veel op de nieuwe plaat van Donny McCaslin en zijn medemuzikanten en strijken er bovendien te vaak passages flink tegen de haren in, zeker voor een ieder die de jazz normaal gesproken links laat liggen. Blow. laat zich lastig vergelijken met andere platen die recent zijn verschenen, maakt het je lang niet altijd makkelijk, maar is, als je je er voor open stelt, ook een plaat vol schoonheid en ongebreideld avontuur. Het is zeker geen plaat die ik dagelijks wil horen, maar zo af en toe mag Blow. de fantasie meedogenloos prikkelen en is het bovendien een goede aanleiding voor het weer eens opzetten van de klassieker Blackstar, die bijna drie jaar na dato nog steeds goed is voor kippenvel. Erwin Zijleman
De muziek van Donny McCaslin is ook verkrijgbaar via zijn bandcamp pagina: https://donnymccaslin.bandcamp.com/album/blow.
21 november 2018
The Good, The Bad & The Queen - Merrie Land
Merrie Land pakt je waarschijnlijk niet direct, maar groeit snel uit tot een indrukwekkend statement over onder andere de Brexit
Damon Albarn wedt graag op meerdere paarden, maar The Good, The Bad & The Queen kwam er de afgelopen tien jaar bekaaid af. De gelegenheidsband is nu terug met een sombere en donkere plaat die hier en daar overloopt van frustratie over alles wat er momenteel gebeurt in het Verenigd Koninkrijk. Het is een plaat met muziek die je niet direct pakt. Het is muziek vol invloeden uit het verleden van de Britse popmuziek van The Clash en The Specials tot Blur. Wanneer je vaker naar de plaat luistert komen steeds meer songs tot leven en groeit Merrie Land uit tot een indrukwekkend statement.
Damon Albarn is de afgelopen tien jaar op meerdere terreinen actief geweest. In 2014 verscheen zijn uitstekende soloplaat Everyday Robots, in 2015 de voorlopige zwanenzang van Blur (The Magic Whip), In 2010, 2017 en dit jaar verschenen in totaal vier platen van Gorillaz en dan waren er ook nog het project Rocket Juice & The Moon (met Flea en Tony Allen), de productie van de geweldige comeback plaat en zwanenzang van Bobby Womack in 2012 en meerdere activiteiten om de muziek uit Mali op de kaart te zetten.
Voor een ander project waarin Damon Albarn een groot aandeel heeft, moeten we nog net wat verder in de tijd. Het titelloze debuut van The Good, The Bad & The Queen verscheen immers aan het begin van 2007. De gelegenheidsband kreeg gedurende de eerste tien jaar van het nieuwe millennium vorm en bestond uiteindelijk uit Damon Albarn, voormalig The Clash bassist Paul Simonon, voormalig The Verve gitarist Simon Tong en de Nigeriaanse meesterdrummer Tony Allen, die voor het eerst opdook in de entourage van Fela Kuti.
Het door DangerMouse geproduceerde debuut van The Good, The Bad & The Queen werd goed ontvangen en deed absoluut uitzien naar meer, maar desondanks heeft het wachten op de opvolger bijna twaalf jaar geduurd. Het in eigen beheer uitgebrachte Merrie Land (kennelijk durfde geen platenmaatschappij zich er aan te vertillen) verscheen dan eindelijk deze week en een betere timing is niet te bedenken. Merrie Land verscheen op de dag dat Theresa May, in het tot op het bot verdeelde Verenigde Koninkrijk, het moeizaam tot stand gekomen Brexit verdrag verdedigde.
Theresa May verdedigt de Brexit nog steeds met hand en tand, maar The Good, The Bad & The Queen kijkt er op Merrie Land toch wat anders tegenaan. De plaat lijkt in een groot deel van de songs stil te staan bij de ongewenste Brexit of bij de deplorabele staat waarin het Verenigd Koninkrijk verkeert.
The Good, The Bad & The Queen bestaat naast Damon Albarn nog steeds uit bassist Paul Simonon, gitarist Simon Tong en drummer Tonny Allen, die afgelopen zomer zijn 78e verjaardag vierde. Voor de productie werd dit keer geen beroep gedaan op DangerMouse, maar op producer Tony Visconti, die zijn stempel heeft gedrukt op flink wat klassiekers uit de geschiedenis van de Britse popmuziek en op een aantal sleutelplaten van David Bowie.
Vergeleken met het debuut is de rol van Damon Albarn in The Good, The Bad & The Queen flink gegroeid. De Brit drukt zijn stempel op de donkere, weemoedige en hier en daar van frustratie overlopende plaat. Maar natuurlijk zijn er ook dit keer de mooie baslijnen van Paul Simonon, het veelkleurige gitaarwerk van Simon Tong en het onnavolgbare drumwerk van Tony Allen, hier en daar aangevuld met keyboards, strijkers en blazers.
In muzikaal opzicht klinken vooral Britse invloeden door. Merrie Land klinkt vaak als een plaat die Blur gemaakt zou kunnen hebben, raakt aan de muziek van The Clash, maar ook aan die van Madness en The Specials en hier en daar hoor ik ook wat van Bowie of zelfs wat van de fraaie klaagzangen die Roger Waters de afgelopen decennia op ons heeft afgevuurd. Bij de eerste beluisteringen wilde het allemaal niet direct landen, maar hoe vaker ik naar Merrie Land luister, hoe meer ik er van overtuigd raak dat The Good, The Bad & The Queen een indrukwekkend statement heeft afgeleverd. Erwin Zijleman
Damon Albarn wedt graag op meerdere paarden, maar The Good, The Bad & The Queen kwam er de afgelopen tien jaar bekaaid af. De gelegenheidsband is nu terug met een sombere en donkere plaat die hier en daar overloopt van frustratie over alles wat er momenteel gebeurt in het Verenigd Koninkrijk. Het is een plaat met muziek die je niet direct pakt. Het is muziek vol invloeden uit het verleden van de Britse popmuziek van The Clash en The Specials tot Blur. Wanneer je vaker naar de plaat luistert komen steeds meer songs tot leven en groeit Merrie Land uit tot een indrukwekkend statement.
Damon Albarn is de afgelopen tien jaar op meerdere terreinen actief geweest. In 2014 verscheen zijn uitstekende soloplaat Everyday Robots, in 2015 de voorlopige zwanenzang van Blur (The Magic Whip), In 2010, 2017 en dit jaar verschenen in totaal vier platen van Gorillaz en dan waren er ook nog het project Rocket Juice & The Moon (met Flea en Tony Allen), de productie van de geweldige comeback plaat en zwanenzang van Bobby Womack in 2012 en meerdere activiteiten om de muziek uit Mali op de kaart te zetten.
Voor een ander project waarin Damon Albarn een groot aandeel heeft, moeten we nog net wat verder in de tijd. Het titelloze debuut van The Good, The Bad & The Queen verscheen immers aan het begin van 2007. De gelegenheidsband kreeg gedurende de eerste tien jaar van het nieuwe millennium vorm en bestond uiteindelijk uit Damon Albarn, voormalig The Clash bassist Paul Simonon, voormalig The Verve gitarist Simon Tong en de Nigeriaanse meesterdrummer Tony Allen, die voor het eerst opdook in de entourage van Fela Kuti.
Het door DangerMouse geproduceerde debuut van The Good, The Bad & The Queen werd goed ontvangen en deed absoluut uitzien naar meer, maar desondanks heeft het wachten op de opvolger bijna twaalf jaar geduurd. Het in eigen beheer uitgebrachte Merrie Land (kennelijk durfde geen platenmaatschappij zich er aan te vertillen) verscheen dan eindelijk deze week en een betere timing is niet te bedenken. Merrie Land verscheen op de dag dat Theresa May, in het tot op het bot verdeelde Verenigde Koninkrijk, het moeizaam tot stand gekomen Brexit verdrag verdedigde.
Theresa May verdedigt de Brexit nog steeds met hand en tand, maar The Good, The Bad & The Queen kijkt er op Merrie Land toch wat anders tegenaan. De plaat lijkt in een groot deel van de songs stil te staan bij de ongewenste Brexit of bij de deplorabele staat waarin het Verenigd Koninkrijk verkeert.
The Good, The Bad & The Queen bestaat naast Damon Albarn nog steeds uit bassist Paul Simonon, gitarist Simon Tong en drummer Tonny Allen, die afgelopen zomer zijn 78e verjaardag vierde. Voor de productie werd dit keer geen beroep gedaan op DangerMouse, maar op producer Tony Visconti, die zijn stempel heeft gedrukt op flink wat klassiekers uit de geschiedenis van de Britse popmuziek en op een aantal sleutelplaten van David Bowie.
Vergeleken met het debuut is de rol van Damon Albarn in The Good, The Bad & The Queen flink gegroeid. De Brit drukt zijn stempel op de donkere, weemoedige en hier en daar van frustratie overlopende plaat. Maar natuurlijk zijn er ook dit keer de mooie baslijnen van Paul Simonon, het veelkleurige gitaarwerk van Simon Tong en het onnavolgbare drumwerk van Tony Allen, hier en daar aangevuld met keyboards, strijkers en blazers.
In muzikaal opzicht klinken vooral Britse invloeden door. Merrie Land klinkt vaak als een plaat die Blur gemaakt zou kunnen hebben, raakt aan de muziek van The Clash, maar ook aan die van Madness en The Specials en hier en daar hoor ik ook wat van Bowie of zelfs wat van de fraaie klaagzangen die Roger Waters de afgelopen decennia op ons heeft afgevuurd. Bij de eerste beluisteringen wilde het allemaal niet direct landen, maar hoe vaker ik naar Merrie Land luister, hoe meer ik er van overtuigd raak dat The Good, The Bad & The Queen een indrukwekkend statement heeft afgeleverd. Erwin Zijleman
20 november 2018
Stone Irr - Sinner
Obscure prachtplaat uit 2017 krijgt een jaar later de zo verdiende release in Nederland en betovert nog steeds
Iets meer dan een jaar geleden recenseerde ik op deze BLOG Sinner van de Amerikaanse muzikant Stone Irr. De plaat die ik bij toeval in handen kreeg maakte diepe indruk vanwege de uiterst ingetogen klanken waarin een enorme hoeveelheid melancholie verstopt bleek. Geen muziek voor een ieder die het leven bij voorkeur door een roze bril bekijkt, maar een prachtplaat voor liefhebbers van ingetogen en vaak aardedonkere songs. Een jaar later krijgt de plaat de zo verdiende Nederlandse release en blijkt Sinner alleen maar mooier en indringender geworden.
Ongeveer een jaar geleden kreeg ik naar aanleiding van mijn recensie van Stranger In The Alps van Phoebe Bridgers vanuit de Verenigde Staten de tip om ook eens naar de muziek van de Amerikaanse muzikant Stone Irr te luisteren.
Ik sta altijd open voor tips en hoopte in dit geval natuurlijk op een intieme vrouwelijke singer-songwriter plaat vol melancholie. Daarvoor was ik bij Stone Irr niet helemaal aan het juiste adres, want het betrof hier een mannelijke singer-songwriter uit Bloomington, Indiana. Toch was ik direct bij eerste beluistering behoorlijk onder de indruk van de muziek van de Amerikaan en begreep ik de tipgever’s associatie met de muziek van Phoebe Bridgers.
Ik schreef er net iets meer dan een jaar geleden het onderstaande over op, waarna de plaat weer wat in vergetelheid raakte, tot ik Sinner deze week zag opduiken in de lijst met nieuwe releases van distributeur Konkurrent. Alle reden dus om nog eens stil te staan bij de bijzondere plaat van de inmiddels naar Los Angeles, California, uitgeweken Amerikaanse muzikant.
Sinner wordt gepresenteerd als het officiële debuut van Stone Irr, maar de muzikant uit Indiana bracht in eigen beheer ook al een EP en een album uit. Deze worden qua schoonheid ruimschoots overtroffen door Sinner, dat direct bij eerste beluistering een onuitwisbare indruk maakte en me vervolgens alleen maar dierbaarder is geworden.
Net als het door mij zo geprezen debuut van Phoebe Bridgers is Sinner van Stone Irr een zachte, intense en van melancholie overlopende plaat. Stone Irr keert net als zijn jonge collega uit Los Angeles terug naar zijn jeugd en het is een jeugd die niet makkelijk is geweest, al zijn het andere demonen die Stone Irr op zijn pad vond. Sinner gaat niet over de verleidingen en leegheid van een grote Amerikaanse stad, maar over het conservatisme en de leegheid van het Amerikaanse platteland, waar religie nadrukkelijk regeert en niet de vrijheid biedt die Stone Irr in zijn jeugd zocht.
De melancholie op Sinner legt een donkere deken over het debuut van de muzikant uit Indiana. Het is een deken die nauwelijks daglicht doorlaat en die verstikkend kan werken, maar het is ook een deken die Sinner voorziet van een enorme intensiteit en broeierigheid. Sinner is gevuld met uiterst ingetogen klanken vol melancholie, maar het zijn ook klanken van grote schoonheid. Het is muziek die een wat unheimisch gevoel geeft, maar het is ook muziek die voorzichtig betovert. Waar de al eerder genoemde Phoebe Bridgers haar intieme akoestische klanken combineert met stekelige accenten, is de instrumentatie op Sinner zonder uitzondering zacht en intiem.
Het effect van de instrumentatie wordt versterkt door de in meerdere lagen opgenomen stem van Stone Irr. Zeker wanneer meerdere lagen worden gecombineerd doet Sinner denken aan de meest ingetogen muziek van The Beach Boys, maar het debuut van Stone Irr heeft ook volop raakvlakken met de platen van Sufjan Stevens en met het glorieuze debuut van Jeff Buckley.
Sinner is een fluisterzachte plaat vol melancholie en schoonheid, maar het is ook een intense plaat vol onderhuidse spanning. Het is een plaat die aangenaam voortkabbelt op de achtergrond, maar wanneer je met wat meer aandacht luistert is het ook een plaat die van alles met je doet en die alleen maar mooier en intiemer wordt.
Stone Irr opereert vooralsnog voornamelijk in de anonimiteit of obscuriteit, maar Sinner is een plaat die veel meer aandacht verdient en die zomaar kan uitgroeien tot een van de grote verrassingen van 2018 (helaas lukte het in 2017 niet). Erwin Zijleman
Sinner van Stone Irr is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de Amerikaanse muzikant. Helaas nog altijd niet op vinyl overigens (maar wel op cassette): https://stoneirr.bandcamp.com/album/sinner.
Iets meer dan een jaar geleden recenseerde ik op deze BLOG Sinner van de Amerikaanse muzikant Stone Irr. De plaat die ik bij toeval in handen kreeg maakte diepe indruk vanwege de uiterst ingetogen klanken waarin een enorme hoeveelheid melancholie verstopt bleek. Geen muziek voor een ieder die het leven bij voorkeur door een roze bril bekijkt, maar een prachtplaat voor liefhebbers van ingetogen en vaak aardedonkere songs. Een jaar later krijgt de plaat de zo verdiende Nederlandse release en blijkt Sinner alleen maar mooier en indringender geworden.
Ongeveer een jaar geleden kreeg ik naar aanleiding van mijn recensie van Stranger In The Alps van Phoebe Bridgers vanuit de Verenigde Staten de tip om ook eens naar de muziek van de Amerikaanse muzikant Stone Irr te luisteren.
Ik sta altijd open voor tips en hoopte in dit geval natuurlijk op een intieme vrouwelijke singer-songwriter plaat vol melancholie. Daarvoor was ik bij Stone Irr niet helemaal aan het juiste adres, want het betrof hier een mannelijke singer-songwriter uit Bloomington, Indiana. Toch was ik direct bij eerste beluistering behoorlijk onder de indruk van de muziek van de Amerikaan en begreep ik de tipgever’s associatie met de muziek van Phoebe Bridgers.
Ik schreef er net iets meer dan een jaar geleden het onderstaande over op, waarna de plaat weer wat in vergetelheid raakte, tot ik Sinner deze week zag opduiken in de lijst met nieuwe releases van distributeur Konkurrent. Alle reden dus om nog eens stil te staan bij de bijzondere plaat van de inmiddels naar Los Angeles, California, uitgeweken Amerikaanse muzikant.
Sinner wordt gepresenteerd als het officiële debuut van Stone Irr, maar de muzikant uit Indiana bracht in eigen beheer ook al een EP en een album uit. Deze worden qua schoonheid ruimschoots overtroffen door Sinner, dat direct bij eerste beluistering een onuitwisbare indruk maakte en me vervolgens alleen maar dierbaarder is geworden.
Net als het door mij zo geprezen debuut van Phoebe Bridgers is Sinner van Stone Irr een zachte, intense en van melancholie overlopende plaat. Stone Irr keert net als zijn jonge collega uit Los Angeles terug naar zijn jeugd en het is een jeugd die niet makkelijk is geweest, al zijn het andere demonen die Stone Irr op zijn pad vond. Sinner gaat niet over de verleidingen en leegheid van een grote Amerikaanse stad, maar over het conservatisme en de leegheid van het Amerikaanse platteland, waar religie nadrukkelijk regeert en niet de vrijheid biedt die Stone Irr in zijn jeugd zocht.
De melancholie op Sinner legt een donkere deken over het debuut van de muzikant uit Indiana. Het is een deken die nauwelijks daglicht doorlaat en die verstikkend kan werken, maar het is ook een deken die Sinner voorziet van een enorme intensiteit en broeierigheid. Sinner is gevuld met uiterst ingetogen klanken vol melancholie, maar het zijn ook klanken van grote schoonheid. Het is muziek die een wat unheimisch gevoel geeft, maar het is ook muziek die voorzichtig betovert. Waar de al eerder genoemde Phoebe Bridgers haar intieme akoestische klanken combineert met stekelige accenten, is de instrumentatie op Sinner zonder uitzondering zacht en intiem.
Het effect van de instrumentatie wordt versterkt door de in meerdere lagen opgenomen stem van Stone Irr. Zeker wanneer meerdere lagen worden gecombineerd doet Sinner denken aan de meest ingetogen muziek van The Beach Boys, maar het debuut van Stone Irr heeft ook volop raakvlakken met de platen van Sufjan Stevens en met het glorieuze debuut van Jeff Buckley.
Sinner is een fluisterzachte plaat vol melancholie en schoonheid, maar het is ook een intense plaat vol onderhuidse spanning. Het is een plaat die aangenaam voortkabbelt op de achtergrond, maar wanneer je met wat meer aandacht luistert is het ook een plaat die van alles met je doet en die alleen maar mooier en intiemer wordt.
Stone Irr opereert vooralsnog voornamelijk in de anonimiteit of obscuriteit, maar Sinner is een plaat die veel meer aandacht verdient en die zomaar kan uitgroeien tot een van de grote verrassingen van 2018 (helaas lukte het in 2017 niet). Erwin Zijleman
Sinner van Stone Irr is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de Amerikaanse muzikant. Helaas nog altijd niet op vinyl overigens (maar wel op cassette): https://stoneirr.bandcamp.com/album/sinner.