31 maart 2014

The Robert Cray Band - In My Soul

De vorige plaat van The Robert Cray Band, het in de zomer van 2012 verschenen Nothin But Love, ontdekte ik pas na bijna anderhalf jaar. Dit keer ben ik er gelukkig weer wat sneller bij, want het in een bijzonder fraaie hoes gestoken In My Soul verscheen een paar dagen geleden. Bij beluisteringen van opener You Move Me weet je direct dat het weer goed zit. Robert Cray debuteerde in 1980 en heeft inmiddels een uit duizenden herkenbaar geluid, waarin zijn geweldige bluesy gitaarspel en zijn soulvolle vocalen een belangrijke rol spelen. Toch is In My Soul geen herhaling van zetten. Dat hoor je eigenlijk in bijna alle tracks die volgen, waaronder de cover van het van Otis Redding bekende Nobody’s Fault But Mine, waarin Cray de blues tijdens de tweede track op de plaat tijdelijk verruild voor pure soul en laat horen dat hij niet alleen als gitarist maar ook als zanger op een bijzonder hoog niveau opereert. In My Soul bevat meer tracks waarin invloeden uit de soul belangrijker zijn dan invloeden uit de blues en dat bevalt me wel. Ook wanneer Robert Cray zijn gitaarlijnen wat subtieler inkleurt, maakt hij diepe indruk met snarenwerk waarvan de meeste muzikanten alleen maar kunnen dromen. Waar voorganger Nothin But Love af en toe verzoop in een productie waarin de strijkers wel erg zwaar werden aangezet, is In My Soul een opvallend pure plaat zonder al te veel opsmuk. Het is een plaat waarop liefhebbers van de stem en het gitaarspel van Robert Cray ruimschoots aan hun trekken komen, maar ook een ieder die geen liefhebber is van de bluesy muziek van Robert Cray, zal onder de indruk zijn van de mooie soulvolle klanken op de nieuwe plaat van de muzikant uit Columbus, Georgia. In My Soul is een gedreven klinkende plaat waarop Cray zich niet heeft laten verleiden tot een maken van muziek met hitpotentie. Het tempo ligt op In My Soul wat lager dan we van Robert Cray gewend zijn en in een aantal songs mag Cray net wat langer door jammen, wat spectaculair gitaarwerk oplevert. Maar ook in de wat kortere songs met een ondersteunende rol van fraaie blazers, maakt Cray een gepassioneerde indruk en maakt hij muziek die geen compromissen heeft gesloten. Ik heb inmiddels een flink rijtje Robert Cray platen in huis, maar Cray klonk wat mij betreft nog niet vaak zo puur als op In My Soul. Natuurlijk helpt het lenteweer van het moment wat mee, maar ook als het twintig graden zou vriezen zou In My Soul van The Robert Cray Band zorgen voor zomerse temperaturen. Robert Cray heeft als succesvol bluesmuzikant de schijn wat tegen (idioot natuurlijk, maar het is niet anders) en hoeft daarom bij de critici niet te rekenen op heel veel krediet, maar wat hij op In My Soul laat horen is van grote klasse. Ik was eind vorig jaar met enige vertraging zeer onder de indruk van Nothin But Love, maar In My Soul is als je het mij vraagt nog een stuk beter. Robert Cray heeft een heerlijke plaat gemaakt voor late avonden en vroege ochtenden, maar ook in de tussenliggende perioden kan ik deze plaat uitstekend verdragen. In My Soul is de zoveelste kroon op het indrukwekkende werk van Robert Cray. Erwin Zijleman

 

30 maart 2014

Lucius - Wildewoman

Lucius is een band uit Brooklyn, New York. Van deze band trekken met name de twee zangeressen, Jess Wolfe en Holly Laessig, de aandacht. De twee waren vorig jaar al te horen op de prachtige plaat van San Fermin en zijn nu de smaakmakers op het debuut van Lucius, Wildewoman. Het is een debuut dat een nachtmerrie zal zijn voor een ieder die een plaat bij voorkeur in een hokje wil duwen. Het debuut van Lucius maakt dit vrijwel onmogelijk. Wildewoman begint bij de Phil Spector pop uit de jaren 60, maar sleept je vervolgens mee in een woeste roller coaster ride langs een aantal decennia popmuziek. Lucius maakt muziek die opvalt door de fraaie instrumentatie en imponeert door de vocalen van Jess Wolfe en Holly Laessig. De instrumentatie op Wildewoman is opvallend veelkleurig. De band kan haar songs inkleuren met stemmige muziek die raakt aan die in het Amerikaanse rootssegment, maar Lucius is ook niet vies van lichtvoetige indie-pop, verleidelijke powerpop, wat zwaarder aangezette electropop of honingzoete popmuziek die uitstekend gedijt in het mooie lenteweer van het moment. Het is een instrumentatie die varieert van bijzonder smaakvol tot bijna kitscherig, maar die altijd een opvallend eigen geluid heeft waarin het detail een belangrijke rol speelt. In de meer roots georiënteerde songs zijn er de prachtige gitaarlijnen, in de springerige indie-pop de aanstekelijke elementen als handgeklap of meedogenloos verleidelijke refreinen. Lucius springt zo van Neko Case naar de B52’s en van Cults naar The Ronnettes, maar doet misschien nog wel het meest denken aan de in de jaren 90 zwaar ondergewaardeerde stadsgenoten Luscious Jackson. Wildewoman is in muzikaal opzicht zoals gezegd een opvallende plaat. Lucius slaagt er in om meerdere tegenpolen met elkaar te verbinden en maakt muziek die rauw en zoet, stekelig en aanstekelijk en lichtvoetig en experimenteel is. Zonder vocalen zou het al een prima plaat zijn, maar de vocalen van Jess Wolfe en Holly Laessig maken van Wildewoman van Lucius een geweldige plaat. Jess Wolfe en Holly Laessig beschikken over krachtige stemmen die op één of andere manier goed bij elkaar passen. Ze slagen er bovendien in om met hun stemmen perfect aan te sluiten op de muziek van de drie multi-instrumentalisten in de band. In de meer roots georiënteerde songs zingt het tweetal met veel emotie en een lichte snik, maar als de zon moet schijnen, schijnt deze ook fel. En wanneer de muziek van Lucius een rauw of stekelig randje heeft, verschijnt dit ook in de stemmen van de twee zangeressen. Wildewoman van Lucius is uiteindelijk een plaat die niet of nauwelijks lijkt op die van de concurrentie. De band uit New York beschikt over een opvallend geluid dat alle kanten op schiet. Het is een geluid dat niet bang is om tegen de haren in te strijken, maar uiteindelijk is beluistering van Wildewoman van Lucius uitsluitend een genot. Een van de memorabele debuten van 2014; dat durf ik nu al wel te zeggen. Erwin Zijleman

 

29 maart 2014

Grant Peeples And The Peeples Republik - Punishing The Myth

Grant Peeples trok bijna twee jaar geleden mijn aandacht met het geweldige Prior Convictions. De door niemand minder dan Gurf Morlix (vooral bekend van Lucinda Williams) geproduceerde plaat liet een lekker afwisselend rootsgeluid horen, dat vooral naar veel meer smaakte. Op dat meer hebben we even moeten wachten, maar Punishing The Myth van Grant Peeples & The Peeples Republik maakt het lange wachten meer dan goed. Ook voor Punishing The Myth deed Grant Peeples weer een beroep op de productionele vaardigheden van Gurf Morlix en waar op Prior Convictions Ruthie Foster opdook voor een buitengewoon fraai duet, zijn er dit keer gastrollen voor onder andere Sarah Mac en Eliza Gilkyson, waarvan met name het duet met laatstgenoemde garant staat voor kippenvel. Ook op Punishing The Myth laat Grant Peeples weer horen dat hij binnen de Amerikaanse rootsmuziek een bijzonder breed palet kan bestrijken. De oorspronkelijk uit Florida afkomstige, maar al een tijdje vanuit Austin, Texas, opererende muzikant, opent met zwoele nachtclub jazz, maar gaat in de tracks die volgen net zo makkelijk aan de haal met bluesy rock, folk, country en vleugje gospel als met het voordragen van een gedicht. Grant Peeples is een getalenteerd songwriter, die er in slaagt om songs te schrijven die niet alleen goed klinken, maar ook een verhaal kunnen vertellen. Punishing The Myth is geen plaat over koetjes en kalfjes, maar een plaat die kritisch kijkt naar onze samenleving, oude helden eert en out of the box durft te denken. Grant Peeples laat zich dit keer bijstaan door een hecht spelende band die over het algemeen een ontspannen klinkend geluid met geweldig gitaarwerk neerzet. Luister naar Grant Peeples en je hoort een gelouterde muzikant die zich qua niveau kan meten met de besten in het genre. Punishing The Myth overtuigt makkelijk en weet ook keer op keer te verrassen. De plaat doet dit aan de ene kant vanwege de muzikale veelzijdigheid en aan de andere kant vanwege de verrassende wendingen in met name tekstueel opzicht. Punishing The Myth zou zomaar een plaat van een gearriveerd muzikant kunnen zijn, maar de strijd om de sympathie van de liefhebber van Amerikaanse rootsmuziek is voor Grant Peeples pas net begonnen. Met Prior Convictions had Grant Peeples al het merendeel van de liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek aan de zegekar moeten binden, maar om Punishing The Myth kan niemand heen. Misschien nog onbekend en onbemind in Nederland, maar geloof me, deze man is een grootheid. Erwin Zijleman

Is Punishing The Myth iets voor jou? Je weet het aan de hand van de checklist uit het persbericht bij de plaat: 
If you like Kenny Chesney and contemporary country music...you will HATE Grant Peeples. 
If you watch Duck Dynasty or American Idol, you won't enjoy Grant Peeples' music. 
If you voted for George Bush, this is probably not your singer/songwriter. 
If you don't believe in global warming, you probably aren't going to believe this guy.
If you don't know what a metaphor is...just move on to somebody else.

Punishing The Myth van Grant Peeples and The Peeples Republik ligt nog niet in Nederland in de winkel, maar kan worden verkregen via het onvolprezen cdbaby (http://www.cdbaby.com/cd/grantpeeples7). 

28 maart 2014

The Hold Steady - Teeth Dreams

Als ik heel eerlijk ben was ik langzaam maar zeker toch een beetje uitgekeken op The Hold Steady. Met Boys And Girls In America leverde de band in 2006 een ware klassieker af, waarop het beste van Bruce Springsteen en zijn E-Street Band, The Replacements en Thin Lizzy werd verenigd. Boys And Girls In America haalde Springsteen’s Born To Run naar het nieuwe millennium en leverde een plaat af die ook na veelvuldige beluistering nog aan kwam als een mokerslag. De platen die volgden waren zeker niet slecht, maar voelden uiteindelijk toch aan als herhalingsoefeningen, misschien met uitzondering van het sferische Heaven Is Whenever, dat bij mij uiteindelijk niet echt bleef hangen. Daarom greep ik de laatste tijd toch liever naar de klassiekers van Bruce Springsteen & The E-Street Band, The Replacements en Thin Lizzy en bleven de laatste platen van The Hold Steady in de kast staan. Wat het lot van Teeth Dreams gaat worden durf ik nog niet te voorspellen, maar voorlopig geef ik de plaat een betere kans dan zijn voorgangers. The Hold Steady doet op Teeth Dreams nog veel hetzelfde als op Boys And Girls In America. Ik hoor misschien net wat meer van The Replacements en Thin Lizzy en wat minder Springsteen, maar de invloeden die de doorbraakplaat van The Hold Steady domineerden zijn nog altijd nadrukkelijk aanwezig. Aan de andere kant is de band uit New York ook opgeschoven in de richting van een veelzijdiger en moderner geluid. Een aantal songs op de plaat schuurt nadrukkelijk tegen de successen van Kings Of Leon aan, terwijl de band in de net wat minder directe en uptempo songs ook heel veel invloeden van The Counting Crows laat horen, zeker wanneer de zang die van Counting Crows voorman Adam Duritz benadert. Teeth Dreams is een veelzijdige en prachtig geproduceerde rockplaat met songs van een hoog niveau. Vergeleken met de eerdere platen van de band is het geluid van The Hold Steady een stuk minder rauw geworden, maar ook in net wat meer ingetogen maar nog altijd grootse rocksongs kan de band uitstekend uit de voeten. Teeth Dream laat zich uiteindelijk beluisteren als een tijdreis langs een aantal decennia rockmuziek. Het is een plaat met songs die allemaal lekker in het gehoor liggen en het zijn bovendien songs die allemaal uit kunnen groeien tot songs die memorabel blijken. Aan de andere kant moet je concluderen dat The Hold Steady geen hele bijzondere dingen doet op Teeth Dreams. De uitvoering is dik in orde en nadert de perfectie, maar de punten voor de artistieke waarde liggen toch net wat lager. Omdat Teeth Dreams zo verdomd lekker klinkt en groei laat horen ten opzichte van de vorige platen, geef ik The Hold Steady voorlopig het voordeel van de twijfel. Dat is niet moeilijk, want de plaat knalt werkelijk uit de speakers en met name het gitaarwerk is fenomenaal, maar voor de volgende plaat is er echt meer nodig. Maak ik me daar nu al druk om? Nee. Erwin Zijleman

 

27 maart 2014

Moss - We Both Know The Rest Is Noise

Er komt de laatste tijd zo idioot veel moois uit dat het missen van een plaat die hoog boven het maaiveld uit steekt zeer realistisch is. Het was me bijna overkomen, want de laatste plaat van Moss leek lange tijd veroordeeld tot een plekje op de stapel met ooit nog eens te beluisteren platen (waarbij de kans op beluistering in de praktijk uiterst klein is). Het was nota bene Spotify die me er op moest wijzen dat de nieuwe plaat van Moss wel eens iets voor mij zou kunnen zijn. Dat had ik zelf ook kunnen bedenken, want de vorige drie platen van de Nederlandse band heb ik stuk voor stuk de hemel in geprezen. Nadat ik me door Spotify had laten verleiden tot het beluisteren van We Both Know The Rest Was Noise, wist ik al heel snel dat ik ook voor het beschrijven van de vierde plaat van Moss superlatieven te kort zou gaan komen. Moss betoverde op haar debuut The Long Way Back uit 2007 met perfecte Beatlesque popliedjes, maar koos op opvolgers Never Be Scared/Don’t Be A Hero (2009) en met name Ornaments (2012) voor een veel lastiger te doorgronden en ook veel donkerder geluid waarin de gitaren uiteindelijk wat naar de achtergrond werden gedrongen. Op We Both Know The Rest Was Noise is Moss naar verluid teruggekeerd naar een toegankelijker en meer gitaar georiënteerd geluid, maar wat mij betreft is dit maar ten dele het geval. We Both Know The Rest Was Noise klink inderdaad net wat zonniger en toegankelijker dan Ornaments en geven de gitaren inderdaad wat meer ruimte, maar de vierde plaat van Moss is zeker geen makkelijke plaat en ook geen plaat die het moet doen zonder donkere en dreigende synths. Op We Both Know The Rest Was Noise klinkt Moss daarom weer anders dan we van de band gewend zijn. Het enige dat is gebleven, zijn de inmiddels herkenbare zang van voorman Marien Dorleijn en de bijzonder hoge kwaliteit van de songs van Moss. We Both Know The Rest Was Noise schiet vervolgens alle kanten op. Na een nog redelijk toegankelijk maar ook stekelig gitaarpopliedje kiest Moss voor een rauwe uptempo song, waarin gitaren de strijd aan gaan met synths en de naam Radiohead meerdere keren op zal duiken als referentiemateriaal. Ook de tracks die volgen variëren van uptempo tot ingetogen en maken net zo makkelijk gebruik van donkere, dreigende en overstuurde elektronica als van gitaren die de lente in huis halen. Sinds Never Be Scared/Don’t Be A Hero weten we al dat Moss het de luisteraar niet altijd even makkelijk maakt en ook op We Both Know The Rest Was Noise wordt deze luisteraar met enige regelmaat op de proef gesteld. De associatie met Radiohead duikt hierbij meerdere keren op, al heb ik Radiohead al lange tijd niet meer zo goed en gedreven gehoord en slaagt Moss er bovendien in om de donkere wolken te combineren met net voldoende zonnestralen, wat van beluistering van We Both Know The Rest Was Noise een allesbehalve deprimerende ervaring maakt. We Both Know The Rest Was Noise is een plaat vol dynamiek. De wat meer uptempo songs maken een gejaagde en vaak wat stekelige indruk, terwijl de meer ingetogen songs loom en ontspannen zijn. Moss slingert je daarom steeds heen en weer tussen uitersten, wat van beluistering van de vierde plaat van de band een bijzonder enerverende gebeurtenis maakt. Er zijn meer bands die hier in slagen (ik zal het al eerder genoemde Radiohead nog maar een keer noemen), maar in tegenstelling tot de meeste andere bands verliest Moss het popliedje nooit uit het oog. Het maakt We Both Know The Rest Was Noise tot een onwaarschijnlijk knappe plaat, die niet onder doet voor zijn al even briljante voorgangers. Erwin Zijleman

 

26 maart 2014

Johhny Cash - Out Among The Stars

De jaren 80 staan zeker niet in de boeken als het beste decennium uit de carrière van Johnny Cash. The Man In Black, die al vanaf de late jaren 50 aan de weg timmerde, leek beland in de nadagen van zijn carrière en bracht geen platen meer uit die er echt toe deden. Dat zou in 1994 veranderen met het eerste deel van de imposante American Recordings, maar in de jaren 80 wees niets op een glorieuze comeback van Johnny Cash. Aan het begin van de jaren 80 werkte Cash aan een wat toegankelijkere plaat, die een groot publiek moest kunnen aanspreken. Uiteindelijk vond Cash het eindresultaat toch net wat teveel pop en zag zijn platenmaatschappij nog steeds onvoldoende potentie, waardoor de plaat op de plank terecht kwam. Dertig jaar later ligt Out Among The Stars dan toch nog in de winkel. Ik vond het in eerste instantie lastig om een mening te vormen over deze vergeten Johnny Cash plaat. Aan de ene kant klinkt het allemaal inderdaad wel erg gelikt en soms bijna kitscherig, maar aan de andere kant weet de zang van Johnny Cash, die natuurlijk krachtiger is dan op de American Recordings platen, toch wel te overtuigen. Waar Rick Rubin Johnny Cash uiteindelijk uit de Nashville country wist te trekken, zit Out Among The Stars hier nog middenin. In eerste instantie hoorde ik daarom niet zoveel in de plaat, maar vanwege de zang van Johnny Cash ben ik er inmiddels toch gehecht aan geraakt. Out Among The Stars is weliswaar stevig verankerd in de Nashville country, maar Johnny Cash maakt op deze plaat de gedreven indruk die in de jaren 80 zo vaak ontbrak. Out Among The Stars is zeker geen wereldschokkende plaat, maar vult wel een tot dusver betrekkelijk lege periode binnen het oeuvre van Johnny Cash. Het is een plaat van een muzikant die vast wil houden aan de successen uit het verleden, maar nog niet precies weet hoe hij dit voor elkaar moet krijgen. Cash weet zich op Out Among The Star omringd door ervaren muzikanten die weten hoe een Nashville country plaat moet klinken. In muzikaal opzicht klinkt de plaat daarom wat braafjes, maar de stem van Johnny Cash blijft een ruwe diamant. Cash wist in de jaren 80 zijn verslavingen aardig onder bedwang te houden, waardoor hij op Among The Stars fit en energiek klinkt. In vocaal opzicht is het een prima plaat, zeker ook wanneer zich in duetten laat bijstaan door June Carter Cash en Waylon Jennings. In een aantal songs kruipt Johnny Cash dicht tegen zijn vorm van de jaren 60 aan, maar Cash slaat de plank ook een paar keer mis op deze plaat (luister maar eens naar het afgrijselijke kinderkoor in Tennessee). Dat Out Among The Stars uiteindelijk toch overeind blijft is volledig te danken aan de persoonlijkheid van Johnny Cash. De gemiddelde muzikant was waarschijnlijk bezweken onder het Nashville country geweld, maar Johnny Cash maakt van Out Among The Stars uiteindelijk toch zijn eigen plaat. Deze is niet zo goed als zijn beste platen uit de jaren 50, 60 en 70 en ook niet zo goed als de American Recordings die vanaf 1994 zoveel indruk zouden maken, maar in de jaren 80 maakte Cash echt niets dat beter is dan deze plaat. Out Among The Stars is wat mij betreft een bescheiden krent uit de pop, maar ook een bescheiden krent uit de pop is een krent uit de pop. Erwin Zijleman

 

25 maart 2014

4 EP's: I Am Oak & The Black Atlantic, Mur Du Son, There There, Herrek

Het aantal nieuwe releases is momenteel zo groot dat er nogal wat prima platen blijven liggen. Dat is jammer, maar er gaan nu eenmaal maar zeven dagen, of beter gezegd zeven krenten, in een week. Door het grote aanbod leg ik EP’s momenteel direct op de stapel met platen die waarschijnlijk nooit een plekje op de krenten uit de pop zullen halen. Ook dat is jammer, want wat is er mis met een handvol geweldige songs die ons voorbereiden op een groots debuut of een EP die juist een andere kant van een muzikant laat zien. Daarom vandaag als extraatje aandacht voor vier recent verschenen EP’s. Erwin Zijleman


De eerste komt van I Am Oak, dat onlangs nog volop aandacht kreeg voor het fraaie Ols Songd, en The Black Atlantic. Op de EP Black Oak horen we de combinatie van I Am Oak, oftewel Thijs Kuijken, en de band The Black Atlantic. De EP laat 6 tracks horen waarin I Am Oak en The Black Atlantic een song van de ander vertolken en met een aantal gezamenlijke songs op de proppen komen. I Am Oak en The Black Atlantic maken samen indruk met hele mooie folksongs die opvallen door hele mooie harmonieën en stemmige klanken. Een beetje zoals het al weer bijna vergeten Fleet Foxes ooit klonk, maar dan met de eigenzinnigheid die je van I Am Oak en The Black Atlantic mag verwachten. De songs waarin I Am Oak het voortouw neemt liggen vrij dicht tegen de platen van Thijs Kuijken aan, maar door de invloeden van The Black Atlantic voegen ze absoluut iets toe aan het werk van I Am Oak. Black Oak bevat misschien maar zes songs, maar ze zijn wel alle zes wonderschoon. Een mooie aanvulling op Ols Songd en de zoveelste prachtplaat uit de collectie van Snowstar Records.

 



Uit een heel ander vaatje tapt het eind Eindhoven en Weert afkomstige Mur Du Son. Op de EP Regenerate verrast de band met elektronische muziek die mij persoonlijk vooral aan Underworld, The Chemical Brothers en The Prodigy doet denken. Regenerate is zeker geen EP om bij weg te dromen, maar een EP die aanzet tot bewegen (hoe meer zweet hoe beter de muziek van Mur Du Son werkt). Waar de meeste elektronische muziek van dit soort het vooral moet hebben van de aanstekelijke klanken en ritmes, voegt Mur Du Son aardedonkere ingrediënten toe aan haar muziek, waarmee de band zich onderscheidt van haar concurrenten. De donkere accenten komen niet alleen van de zwaar aangezette elektronische klanken die als een muur op je af komen, maar ook van de dreigende vocalen, die hier wel wat aan die van Rammstein doen denken. Ik ben normaal gesproken geen heel groot liefhebber van elektronische muziek, maar Regenerate van Mur Du Son pak ik er toch met enige regelmaat bij. Vooral als er genoeg weggedroomd is.





Voor wegdromen ben je heel af en toe aan het juiste adres bij EP van het uit Breda afkomstige There There. There There is niet vies van dromerige en atmosferische klanken zoals Sigur Ros deze bijvoorbeeld maakt, maar combineert stemmige en sfeervolle muziek met popsongs met een kop en een staart. Deze hebben soms wel wat van The National of Nick Cave, maar de muziek van There There kan ook flink uitbarsten en komt dan juist weer meer terecht op post-rock terrein, waarna de band op de proppen komt met een song die klinkt als Icehouse in haar beste jaren en ik ook een vleugje Roxy Music hoor. There There laat in slechts vier songs (maar een totale speelduur van ruim 18 minuten) horen dat het alle kanten op kan zonder dat het muziek maakt die onvoldoende houvast biedt. There There kiest op EP volop voor het experiment en avontuur, maar het komt ook op de proppen met songs die na één keer in je hoofd zitten; een zeldzame combinatie. Luister naar EP van There There en je hoort een band die in staat moet worden geacht om een geweldig debuut af te leveren. Ik ben nu al heel benieuwd. 

 



Om de wens tot wegdromen toch weer volledig te bevredigen kom ik tenslotte toch weer uit bij Snowstar Records. Een aantal maanden geleden verscheen op dit label AM van Herrek. Herrek, het alter ego van Gerrit van der Scheer, kennen we nog van het briljante Waktu Dulu, waarop Herek terugkeek op zijn jeugd als kind van zendelingen in Papua Nieuw Guinea. Op AM gaat Herrek verder waar Waktu Dulu op hield. De EP bevat 5 songs en het zijn allemaal buitengewoon stemmige en zich langzaam voortslepende songs, die toch wel enigszins verrassend vol dynamiek blijken te zitten. Waar ik op Waktu Dulu vooral veel van Peter Gabriel hoorde, heeft Gabriel op AM gezelschap gekregen van Low. Herrek heeft inmiddels een meer band georienteerd geluid, maar het blijft muziek voor de kleine uurtjes en vooral de donkere dagen. AM is een stuk ingetogener dan het debuut van Herrek, maar kaal klinkt het geen moment. De instrumentatie is bijzonder fraai en doeltreffend en hetzelfde kan gezegd worden van de hele mooie achtergrond vocalen van Ilse Hamelink. EP of niet, AM is uiteindelijk veel te goed om genegeerd te worden. Daarom alsnog een diepe buiging voor AM van Herrek en het label Snowstar Records dat maar blijft verrassen met prachtplaten. 

 

Wolfmoon - Wolfmoon

Een aantal weken geleden heb ik aandacht besteed aan de fraaie reissue van Too Many People In One Bed van Sandra Phillips. Het is een reissue die deel uit maakt van een serie reissues die het werk van de legendarische Swamp Dogg weer op de kaart moet zetten. In deze serie verscheen onlangs ook de nieuwe uitgave van het debuut van Wolfmoon, dat werd opgenomen in 1969, maar pas werd uitgebracht in 1973. Ook het debuut van Wolfmoon werd geproduceerd door Swamp Dogg en bevat onmiskenbaar zijn stempel. Wolfmoon is het alter ego van ene Tyrone Thomas, ook bekend als Little Tommy, uit Richmond, Virginia. Deze Little Tommy behoort volgens velen tot de grootste talenten met wie Swamp Dogg heeft gewerkt, maar net als Sandra Phillips zal de naam Wolfmoon bij de meeste muziekliefhebbers geen belletje doen rinkelen. Net als bij Sandra Phillips is sprake van groot onrecht, want wat is het debuut van Wolfmoon een geweldige plaat. Het is een plaat die perfect past in het hokje ‘southern soul’ en in dit hokje kan concurreren met de beste platen in het genre. Dat het debuut van Wolfmoon perfect in het hokje southern soul past betekent overigens niet dat Wolfmoon zich beperkt tot de vaste kaders van dit genre. Het debuut van Wolfmoon bevat ook invloeden uit de psychedelica en gospel en klinkt afwisselend trippy en toegankelijk. Little Tommy blijkt een prima zanger met een duidelijk eigen geluid. Hierdoor vertilt hij zich niet aan cover versies van klassiekers als People Get Ready, Proud Mary en I Had A Hammer en maakt hij indruk met zijn eigen songs. De reissue van Wolfmoon is ook mijn eerste kennismaking met de muziek van deze protegé van Swamp Dogg en het is een kennismaking die indruk heeft gemaakt. Het debuut van Wolfmoon stamt uit vervlogen tijden en dat hoor je, maar op een of andere manier klinkt de soulmuziek van Wolfmoon nog steeds spannend en urgent. Het debuut van Wolfmoon voelt aan als een vergeten soulklassieker. Het is een soulklassieker die overtuigt met moddervette soulklanken en een geweldige strot en verrast met psychedelische uitstapjes die niet altijd even goed te volgen zijn en de muziek van Wolfmoon iets mystieks en unieks geven. Een combinatie van southern soul en mystiek typeert het werk van Swamp Dogg en komt ook op het debuut van Wolfmoon uitstekend uit de verf. Met het debuut van Wolfmoon levert de serie reissues ter ere van Swamp Dogg voor de tweede keer in korte tijd een prachtplaat op en ik heb zo het idee dat er nog veel meer moois gaat volgen. Voorlopig ben ik echter nog lang niet uitgekeken op het briljante debuut van Wolfmoon; een debuut dat, net als dat van Sandra Phillips, de geschiedenis van de soulmuziek herschrijft. Erwin Zijleman  

 

24 maart 2014

Rina Mushonga - The Wild, The Wilderness

Er zijn tijden geweest dat je er bijna over struikelde, maar op de één of andere manier zijn ze op het moment heel schaars. Dat is gek, want is de lente niet het ultieme seizoen voor platen van meisjes met een gitaar? Ik krijg er de laatste weken als groot liefhebber bijna ontwenningsverschijnselen van, maar gelukkig duikt er opeens weer één op. En wat voor één. Met het predicaat ‘meisje met gitaar’ doe je Rina Mushonga overigens flink te kort. De momenteel vanuit Nederland opererende singer-songwriter met Nederlandse en Zimbabwaanse wortels (die overigens opgroeide in India, Zimbabwe en Londen), doet op haar debuut The Wild, The Wilderness veel meer dan het gemiddelde meisje met gitaar. Natuurlijk heeft ook Rina Mushonga haar voorbeelden. Dat zijn wat mij betreft met name Tracy Chapman, Joan Armatrading en Christine McVie (Fleetwood Mac). Met Tracy Chapman en Joan Armatrading deelt Rina Mushonga de ruwe emotie in haar songs en net als Christine McVie is Rina Mushonga in staat om popsongs te schrijven en te vertolken die na één keer horen memorabel zijn en je ook nog eens stevig bij de strot grijpen vanwege alle onderhuidse spanning en emotie. Rina Mushonga is echter om meerdere redenen geen doorsnee meisje met gitaar. The Wild, The Wilderness heeft een verrassend vol, meer band georiënteerd, geluid en het is een geluid dat makkelijk buiten de vaste kaders van de Amerikaanse singer-songwriter muziek treedt. Rina Mushonga vindt haar voorbeelden misschien vooral in de Verenigde Staten, maar ze is haar Afrikaanse wortels zeker niet vergeten en voegt op speelse en tegelijkertijd ook subtiele wijze Afrikaanse invloeden toe aan haar muziek. Rina Mushonga is bovendien een stuk getalenteerder dan het gemiddelde meisjes met gitaar. Haar gitaarspel heeft een bijzondere klank en dynamiek en klinkt heerlijk vol, terwijl haar stem meerdere kanten op kan. De songs van Rina Mushonga doen soms wel wat denken aan die van Tracy Chapman, maar haar stem heeft een aanmerkelijk groter bereik, waardoor Rina Mushonga ook kan opschuiven in de richting van de zoetgevooisde klanken van Christine McVie. Over Christine McVie gesproken: een aantal songs op The Wild, The Wilderness had met een beetje fantasie op Rumours, of beter nog Tusk, kunnen staan, maar hebben op hetzelfde moment een uniek eigen geluid. Ondanks mijn voorliefde voor meisjes met een gitaar, moet ik in alle eerlijkheid concluderen dat het gros ervan keurig binnen de lijntjes kleurt. Rina Mushonga doet dat zeker niet. Ze gebruikt andere kleuren dan de meest van haar collega’s en lijntjes zijn er om flink doorheen te kleuren. Het maakt van The Wild, The Wilderness een spannende en sprankelende plaat. Het is een plaat die de zomer laat beginnen in maart, maar het is ook een plaat die veel meer biedt dan zonnestralen. De songs van Rina Mushonga zitten bijzonder knap in elkaar en vertellen ook nog eens verhalen die er toe doen. Al met al kan ik The Wild, The Wilderness alleen maar binnenhalen als een sensationeel goed debuut. Dat het een debuut van eigen bodem is geeft de plaat nog veel meer glans, al moet ik ook concluderen dat Nederland veel te klein is voor een muzikant van het kaliber van Rina Mushonga. Erwin Zijleman

 

23 maart 2014

The Cosmic Carnival - Mon Cher Amour

Het debuut van de Rotterdamse band The Cosmic Carnival was al weer bijna twee jaar geleden een enorme verrassing. Op Change The World Or Go Home wisselde The Cosmic Carnival vaker van stijl dan een gemiddeld mens van ondergoed en werd geen enkel genre uitgesloten. Change The World Or Go Home was uiteindelijk te typeren als een mix van  psychedelica en West Coast pop, aangevuld met onder andere funk, blues, gospel en salsa. Het debuut van de Rotterdammers liet ook nog eens een geluid horen dat zo leek weggelopen uit de ‘Summer of Love’; absoluut één van de meest creatieve seizoenen uit de geschiedenis van de popmuziek. Zo verrassen als met haar debuut kan The Cosmic Carnival natuurlijk niet meer, maar ook opvolger Mon Cher Amour biedt een buitengewoon fascinerende luisterervaring. Op haar tweede plaat heeft The Cosmic Carnival het geluid van haar eerste plaat niet volledig overboord gegooid, maar slaat het ook weer talloze nieuwe wegen in. Dat hoor je direct in de atypische opener waarin een Franse sample wordt begeleid door lome beats. In de tracks die volgen verruilt The Cosmic Carnival de Parijse nachtclub gelukkig toch weer voor de Californische kust, al hebben de intense zonnestralen van het debuut plaats gemaakt voor de broeierige Californische nacht. Mon Cher Amour klinkt donkerder en meer ingetogen dan het debuut, waardoor The Cosmic Carnival je wederom talloze keren op het puntje van de stoel weet te krijgen. Ook op Mon Cher Amour domineren invloeden uit de 60s psychedelica en West Coast pop, maar ook dit keer komt de verrassing van de meest uiteenlopende invloeden. De ene keer zijn dit zweverige keyboards of een Caribisch tintje, de andere keer soft-rock die zo van Steve Miller had kunnen zijn en de volgende keer funky muziek die herinnert aan Steely Dan of de creatieve popmuziek van 1oCC (inclusief een vleugje reggae). Mon Cher Amour is een heerlijke lome plaat met muziek die inderdaad beter past bij de dag dan de nacht, maar het is ook een plaat die je steeds weer op het verkeerde been zet. Mon Cher Amour doet dit een stuk subtieler dan zijn voorganger en persoonlijk vind ik dit een enorme verbetering. Mon Cher Amour is een tijdloze plaat, maar het is ook een plaat vol subtiele en vaak eigentijdse toevoegingen, waaronder met name eigentijdse ritmes. Het debuut vond ik buitengewoon fascinerend, maar soms ook wel wat veel van het goede. Mon Cher Amour is zo’n plaat waarvan je alleen maar heel vrolijk kunt worden. Het is een plaat die je direct bij eerste beluistering al 1000 keer gehoord hebt, maar desondanks hoor je steeds weer wat nieuws. Met Change The World Or Go Home maakte The Cosmic Carnival een volkomen unieke plaat vol potentie en belofte. Met Mon Cher Amour maakt het de plaat waarop alle puzzelstukjes samenvallen. Buitengewoon knap. Erwin Zijleman 

Mon Cher Amour van The Cosmic Carnival ligt nog niet in de winkel, maar kan besteld worden via een e-mail aan info@thecosmiccarnival.com.

22 maart 2014

Soko - I Thought I Was An Alien

Grappig. Een maand of vier geleden was SoKo nog mijn obscure ontdekking en daar kwam ik na ruim een jaar achter. Nu heeft ze opeens een wereldhit door een filmpje waarin onbekenden met elkaar zoenen (https://www.youtube.com/watch?v=IpbDHxCV29A&feature=youtu.be&eml=2014March21/1381006/6011852). Haar plaat is er niet minder mooi om. Daarom nogmaals aandacht voor het briljante I Thought I Was An Alien. 

Ik las pas een mooie column van iemand die zich vreselijk ergerde aan de aanbevelingen van Spotify (wat alleen maar erger werd toen hij Spotify op het verkeerde been probeerde te zetten). Zelf ervaar ik ook dat de aanbevelingen van Spotify de plank soms flink mis slaan, maar ik moet vooral lachen om de steeds terugkerende suggesties om Bob Dylan en Tom Waits eens te proberen. Ik heb Spotify echter alle fouten vergeven nadat de software op de proppen kwam met een gouden tip. Opeens stond het er: "Recommend for you: SoKo". Ik klikte door en kwam terecht bij haar plaat I Thought I Was An Alien; een plaat die begin vorig jaar al is verschenen, maar hier tot dusver geen aandacht heeft weten te trekken. SoKo is het alter ego van de Franse zangeres Stéphanie Sokolinski, in Frankrijk ook een behoorlijk bekende actrice (en naar verluid activiste). Als SoKo maakt ze muziek die geen moment Frans klinkt. I Thought I Was An Alien staat vol met vreemde geluiden, eenvoudige ritmes (vaak voortgebracht door een ritmebox) en zang die wel wat doet denken aan die van Mazzy Star’s Hope Sandoval (een van mijn persoonlijke favorieten). Ook in muzikaal opzicht doet de muziek van SoKo wel wat denken aan die van Mazzy Star (waardoor ik de aanbeveling van Spotify inmiddels wel begrijp), al is de muziek van de Française een stuk wereldvreemder en klinkt deze ook meer dan eens als een nog onderkoeldere versie van Cat Power oude stijl. SoKo maakt psychedelisch aandoende muziek en giet deze in folky songs. Haar intieme popliedjes worden ingekleurd met prachtige gitaarloopjes (soms eerder miniatuurtjes), een volgende overeenkomst met Mazzy Star, stemmige strijkers en hier en daar keyboards en blazers. De sobere instrumentatie wordt gecombineerd met lome en zwoele vocalen die in een aantal gevallen eerder gesproken dan gezongen worden, maar in tegenstelling tot Mazzy Star maakt SoKo geen muziek om bij weg te dromen. Hiervoor zijn haar popliedjes toch net wat te tegendraads en bieden ze te weinig houvast. Houvast of niet, de songs van SoKo hebben iets heel bijzonders, of zelfs iets magisch, en wisten mij in ieder geval volledig in te pakken. Ik heb I Thought I Was An Alien inmiddels meerdere keren gehoord, maar nog steeds hoor ik nieuwe dingen in de muziek van SoKo, en dan ben ik nog niets eens begonnen aan het doorgronden van haar Engelstalige teksten, die op het eerste gehoor een indringende, emotionele en poëtische indruk maken. Ik begrijp eigenlijk niet dat ik niet eerder op het spoor van SoKo ben gekomen, want haar zwoele, intieme en bezwerende muziek vormt een perfecte match met mijn muzieksmaak. Alle eer voor Spotify, maar vanaf nu hou ik deze eigenzinnige Franse dame zelf nauwlettend in de gaten. Ik heb immers het idee dat er nog meer meesterwerken van het kaliber I Thought I Was An Alien kunnen volgen. Of die er komen of niet, I Thought I Was An Alien blijf ik zeer waarschijnlijk voorgoed koesteren. Erwin Zijleman

 

Karen Jonas - Oklahoma Lottery

De naam Karen Jonas deed bij mij niet direct een belletje rinkelen, maar toch is ze zeker geen onbekende op deze BLOG. Karen Jonas maakte een jaar of twee geleden deel uit van het duo The Parlor Soldiers, dat met haar debuut When The Dust Settles niet alleen goed was voor de lancering van de rubriek ‘minder bekend of miskend talent in het roots segment’ op de zaterdag editie van deze BLOG, maar bovendien één van de beste rootsplaten van het betreffende jaar afleverde. De andere helft van het duo, Alex Culbreth, dook vorig jaar al op met een soloplaat en nu is het dan de beurt aan Karen Jonas. Karen Jonas moest bij The Parlor Soldiers meestal genoegen nemen met de achtergrondvocalen, maar deze droegen wat mij betreft nadrukkelijk bij aan het totaalgeluid van het duo, dat uiteindelijk helaas maar één (wereld)plaat afleverde. Gezien de belangrijke rol die Karen Jonas speelde bij The Parlor Soldiers, was ik heel nieuwsgierig naar haar solodebuut Oklahoma Lottery, dat inmiddels al een tijdje zijn rondjes draait in mijn cd-speler. Dat de zang op het solodebuut van Karen Jonas geweldig is zal een ieder die het debuut van The Parlor Soldiers koesterde op zich niet verbazen, al was de stem voor mij nog een stuk imposanter dan ik had verwacht. Karen Jonas heeft een bijzonder eigen geluid dat zowel zeer krachtig als voorzichtig breekbaar kan klinken; een waardevolle gave in het alt-country genre waarin Karen Jonas opereert. Haar songs variëren van uptempo tot ingetogen en bestrijken binnen het alt-country genre het breedst mogelijke terrein. De krachtige stem van Karen Jonas staat centraal op Oklahoma Lottery, maar ook de muzikanten waarmee ze de studio in Fredericksburg, Virginia, is ingedoken maken indruk. Het snarenwerk, waaronder fraaie pedal steel partijen, is geweldig, maar ook de stuwende ritmesectie verdient een pluim. Het past allemaal prachtig bij de alleen maar beter wordende stem van Karen Jonas en haar afwisselende maar altijd energiek en opwindend klinkende songs. Hoewel Oklahoma Lottery over het algemeen zal worden voorzien van het etiket alt-country valt hier ook wel wat op af te dingen. Karen Jonas schuurt af en toe dicht tegen de meer traditionele country aan en verrijkt deze met blues, rock ’n roll en Southern twang. Het doet me af en toe wel wat denken aan de geweldige platen van Sarah Borges wiens Silver City (2005) behoort tot mijn persoonlijke favorieten (en wiens vorig jaar verschenen plaat ik nu pas heb ontdekt). Oklahoma Lottery van Karen Jonas is al met al een bijzonder aangename verrassing. Het is een plaat met prima songs, een mooi verzorgde instrumentatie en productie, een stem die zwoel kan verleiden en stevig kan uitpakken en hierbij ook nog eens een heleboel plezier, want dat spat werkelijk van de plaat af. Vorig jaar liet Alex Culbreth al horen dat er leven is na The Parlor Soldiers. Karen Jonas doet het met Oklahoma Lottery wat mij betreft op nog veel indrukwekkendere wijze. Een van de uitschieters in het rootsaanbod van het moment. Erwin Zijleman

Oklahoma Lottery van Karen Jonas ligt nog niet in Nederland in de winkel, maar is in meerdere versies beschikbaar via de bandcamp pagina van Karen Jonas: http://karenjonas.bandcamp.com. Ik zeg: Doen.

 

21 maart 2014

Elvis Presley - Elvis Recorded Live On Stage In Memphis, Legacy Edition

Ik ga er niet geheimzinnig over doen; het rijtje Elvis Presley in mijn platenkast is niet heel erg omvangrijk. The King was al lang niet meer onder ons toen ik voor het eerst zijn werk in huis haalde, naast de verzameling grootste hits die vast wel ergens rondslingerde in mijn ouderlijk huis. Ik beperkte me hierbij tot het volgens de critici meest essentiële werk: zijn titelloze debuut uit 1956, From Elvis In Memphis uit 1969 en de verzamelde Sun Sessions, waarvan ik met name From Elvis In Memphis tot op de dag van vandaag koester als één van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de popmuziek. De afgelopen week kwam er toch nog een plaat bij in het rijtje Elvis in de platenkast: het opnieuw uitgebrachte Elvis Recorded Live On Stage In Memphis uit 1974. Bij 1974 denk je niet direct aan Elvis in topvorm. De drie jaar later overleden grootheid was ook in 1974 al heel wat kilo’s te zwaar en ten prooi gevallen aan alles wat slecht is voor een mens. Ik had dan ook geen hoge verwachtingen met betrekking tot deze live-registratie en verwachtte een naar adem happende Elvis die zich door zijn repertoire heen worstelt, zoals te horen is op meerdere live-platen uit zijn nadagen. Elvis Recorded Live On Stage In Memphis is echter een verrassend sterke plaat. Nadat zijn hernieuwde kennismaking met de studio in Memphis vijf jaar eerder al voor zijn waarschijnlijk beste plaat had gezorgd, wilde Elvis ook zijn terugkeer in een concertzaal in Memphis tot een succes maken. Na beluistering van Elvis Recorded Live On Stage In Memphis kan ik alleen maar concluderen dat hij hierin geslaagd is. Elvis liet zich op die lenteavond in maart bijstaan door een flink uit de kluiten gewassen band, die naast zijn geweldige gitaristen bestond uit flink wat blazers en een heel leger aan achtergrondvocalisten. De band blijkt in staat om een vol en heerlijk broeierig geluid neer te zetten, waarin met name het fantastische gitaarspel opvalt. Direct vanaf de eerste noten gaat het dak er af in Memphis en dat laat ook 40 jaar na dato de luisteraar niet onberoerd. Elvis springt kris kras door zijn omvangrijke repertoire heen; de ene keer met medleys van grote hits, de andere keer met langer uitgesponnen versies van zijn songs. Elvis is nu bekend als de koning van de rock ’n roll, maar op deze avond in Memphis blijkt hij ook de koning van de soul en de gospel. Elvis geniet, zijn band heeft er zin in en het publiek is de grote winnaar. De legacy edition van Elvis Recorded Live On Stage In Memphis bevat, in tegenstelling tot de oorspronkelijke release uit 1974, de complete versie van het precies 40 jaar geleden opgenomen concert. Destijds werd er driftig geknipt in de interactie met het publiek, maar deze blijkt achteraf bezien waardevol. Elvis laat op Elvis Recorded Live On Stage In Memphis immers horen dat hij ook drie jaar voor zijn dood nog een uitstekende performer en een geweldig zanger was. Het levert een plaat op die zeker niet misstaat tussen het rijtje Elvis hoogtepunten in mijn platenkast. En was het dan een toevalstreffer op 20 maart 1974 in Memphis? Nee, de bonus-disc van deze fraaie reissue bevat opnamen van een concert een aantal dagen eerder en dit blijkt minstens net zo goed. Hoogste tijd dus om de geschiedenis van de laatste jaren van Elvis te herschrijven: in 1974 was hij nog lang niet afgeschreven. Zeker niet op het podium in Memphis. Erwin Zijleman

 

Reveller - Cold Engine Start

Ik weet niet wat er in Nederland momenteel in het water zit, maar ik word de laatste weken werkelijk overspoeld met geweldige gitaarplaten van eigen bodem. Een van de mooiste van het stel komt van de debuterende band Reveller. Cold Engine Start werd mogelijk via crowdfunding. Deze was kennelijk zeer succesvol, want het debuut van Reveller is zeker geen plaat die met beperkte middelen is gemaakt. Zo wist de band rond zanger Sven Sterk en gitarist Ramon de Wilde niemand minder dan Ken Stringfellow te strikken voor de productie van haar debuut. Stringfellow maakte deel uit van The Posies, R.E.M. en het heropgerichte Big Star, maar heeft inmiddels ook als producer een indrukwekkende track record (uiteenlopend van Damien Jurado tot Carice van Houten). Met de productie zit het dus wel goed op Cold Engine Start, maar dit is zeker niet het enige sterke wapen op het debuut van Reveller. Ook voor de achtergrondzang wist de band in de persoon van Dayna Kurtz een topper te strikken, maar Sven Sterk en Ramon de Wilde hebben zelf ook heel wat te bieden. Sven Sterk beschikt over een prachtig stemgeluid dat af en toe wat van Bowie heeft, terwijl Ramon de Wilde een opvallend breed palet aan klanken uit zijn gitaren tovert. Cold Engine Start bevat veel songs die zo lijken weggelopen uit de jaren 70, maar Reveller sluit ook aan bij meer hedendaagse bands als Coldplay en Editors. De associatie met Coldplay is Ken Stringfellow ook niet ontgaan, al hoort hij vooral ‘a warm, minimalist vibe, like the good parts of early Coldplay played back by the Cowboy Junkies’; een omschrijving die ik niet kan overtreffen maar waarmee ik wel kan instemmen. De muziek van Reveller laat zich uiteindelijk niet zo makkelijk vergelijken met de muziek van anderen. Het vleugje Britpop dat onmiskenbaar aanwezig is, wordt keer op keer gecompenseerd met dromerige gitaarklanken, die de hand van Ken Stringfellow (en de invloed van zijn bands) verraden. Cold Engine Start is voor het overgrote deel een heerlijk lome en dromerige plaat met breed uitwaaiende, vaak psychedelisch aandoende, gitaarwolken en mooie ingetogen zang. Prachtig volgestopt met versiersels door Ken Stringfellow, die gelukkig nergens doorslaat in overdaad. Net als je denkt dat het gaat blijven bij heerlijk wegdromen, komt Reveller op de proppen met een aantal net wat stevigere en directere rocksongs, die misschien wat minder bijzonder zijn dan de lome en breder uitwaaiende songs, maar wel zeer aanstekelijk blijken te zijn. Cold Engine Start van Reveller is uiteindelijk een plaat waarvan de meeste debuterende Britse en Amerikaanse bands alleen maar kunnen dromen. Het is een plaat met mooie klanken en goede songs, maar het heeft ook altijd iets ongrijpbaars en ondefinieerbaars. Heel af en toe hoor ik wat van de eerste plaat van Gavin Friday, al staan de heren van Reveller wat steviger met beide benen op de grond en mist de muziek van Reveller het theatrale aspect. Wat overblijft is een gitaarplaat van grote klasse die makkelijk overtuigt en overrompelt, maar ook over voldoende magie beschikt om te blijven boeien. Met Reveller hebben we er weer een band bij om trots op te zijn. Heel trots. Een koude motor starten is niet altijd makkelijk, maar die van Reveller draait direct als een zonnetje. Ken Stringfellow had dat direct door; nu de rest van Nederland nog. Erwin Zijleman

 

20 maart 2014

The War On Drugs - Lost In The Dream

Voor het laatste wapenfeit van The War On Drugs moesten we tot voor kort terug naar 2011, toen het geweldige Slave Ambient verscheen. Slave Ambient was destijds de eerste plaat van de band zonder Kurt Vile, die inmiddels zeer succesvol is als soloartiest. Ondanks het ontbreken van Kurt Vile was Slave Ambient een uitstekende plaat en ook met opvolger Lost In The Dream blijkt helemaal niets mis. Sterker nog, op Lost In The Dream stijgt The War On Drugs ver boven het niveau van Slave Ambient uit en heeft het een monumentale plaat afgeleverd, die ook de vergelijking met het werk van Kurt Vile met gemak kan doorstaan. Het is een plaat die niet makkelijk is te classificeren. Dat gold ook al voor Slave Ambient, dat ik in eerste instantie omschreef als ‘de folk van Dylan opgepept met de power van Springsteen’, maar waarvoor uiteindelijk ook uiteenlopende namen als Wilco, U2, The Arcade Fire, My Bloody Valentine, Tom Petty, Yo La Tengo, Spacemen 3 en The Verve uit de hoge hoed moesten komen. Lost In The Dream voegt nog heel wat namen toe aan de al nauwelijks te behappen lijst die werd samengesteld voor zijn voorganger. In de openingstrack duikt het latere werk van Roxy Music op, al wordt het laagje polijst in de ruim 8 minuten dat de track duurt steeds dunner. In de tweede track laat Springsteen zich begeleiden door The Cure en zo is er voor iedere track op de plaat wel een nauwelijks te plaatsen vergelijking te vinden. Ik ga in de rest van deze recensie dan ook geen namen meer noemen, want uiteindelijk past er maar één naam bij de prachtige muziek op Lost In The Dream: The War On Drugs. Lost In The Dream is een smeltkroes waarin een aantal decennia rockmuziek worden gecombineerd tot een veelkleurig geluid, dat zowel zeer toegankelijk als experimenteel kan klinken. Met name de langere tracks op de plaat zitten vol dynamiek en werken steeds weer fraai naar een climax toe, maar ook als The War On Drugs kiest voor een meer ingetogen geluid overtuigt het makkelijk. Lost In The Dream ontleent een deel van haart kracht aan het prachtige geluid op de plaat. De muziek van The War On Drugs bestaat uit vele lagen, maar klinkt altijd helder en open, waarbij vooral het geweldige gitaarwerk veel aandacht trekt. Lost In The Dream is een plaat met heel veel aanknopingspunten, maar het is ook een plaat met talloze losse eindjes die je zo snel mogelijk wilt ontrafelen. Met name met de koptelefoon is Lost In The Dream een waar kunststukje, maar ook als de plaat vroeg in de ochtend of laat in de avond uit de speakers komt, kun je je geluk niet op. Er zijn op het moment talloze bands die aan de haal gaan met alle mooie invloeden uit het rijke verleden van de rockmuziek, maar er zijn er niet veel die de inmiddels bekende ingrediënten combineren tot een geheel nieuw recept. Lost In The Dream van The War On Drugs is aan de ene kant een warm bad dat rust en ontspanning geeft, maar het is ook een plaat die de fantasieradartjes op volle toeren laat draaien. Een jaarlijstjesplaat is al door velen geroepen. Ik kan er niets anders van maken. Erwin Zijleman

 

19 maart 2014

Hallo Venray - Show

Hallo Venray vierde twee jaar geleden haar vijfentwintigjarig bestaan met een reissue van haar doorbraakplaat The More I Laugh, The Hornier Due Gets uit 1992 en een tour waarin dit album integraal werd vertolkt. Dat Hallo Venray ook nog nieuwe platen kan maken die er toe doen, bewijst de band uit Den Haag met het geweldige Show, dat onlangs verscheen. De openingstrack Airy zet direct de toon. Heerlijke lome gitaarklanken en dromerige zang, met hier dwars doorheen een tegendraads gitaarloopje dat de track een typische Hallo Venray twist geeft, maar ook wel wat heeft van één van de meest onderschatte bands aller tijden: The Feelies. Ook in de tracks die volgen blijft Hallo Venray citeren uit de geschiedenis van met name de Amerikaanse rockmuziek, maar blijft het ook volledig zichzelf. In Favourite Uncles komt Lou Reed weer even tot leven (en hij komt op de plaat nog een paar keer terug), terwijl de track die volgt weer meer aan Neil Young doet denken. En zo hoor je in iedere track wel iets van een grootheid uit het verleden, maar hiernaast altijd heel veel Hallo Venray. De band was de afgelopen jaren niet heel productief, maar klinkt op Show als een goed geoliede machine. De band beschikt in de persoon van voorman Henk Koorn over een uitstekende zanger en ook het gitaarwerk op de plaat is van grote klasse. De kracht van Hallo Venray schuilt op Show vooral in de veelzijdigheid en eigenzinnigheid. Alle tracks klinken weer net wat anders en het zijn stuk voor stuk tracks waarmee Hallo Venray ook best een hele cd had mogen vullen. Persoonlijk vind ik de tracks met een dromerige mix van Americana en psychedelica het meest indrukwekkend, maar ook de wat stekeligere songs en de opvallend rauwe tracks overtuigen vrij makkelijk en zelfs als Hallo Venray zich op unieke wijze vergrijpt aan Controversy van Prince blijft de band met gemak overeind (sterker nog: de versie van Prince verbleekt bij deze prachtige onderkoelde versie van Hallo Venray). Het is op zich niet eens zo makkelijk om te beschrijven wat Show nu precies zo’n bijzondere plaat maakt. Wat ik vooral bijzonder vind aan de plaat is dat Show direct bij eerste beluistering klinkt als een plaat die je al decennia kent, maar hiernaast ook iedere keer weer sprankelt en verrast. Hallo Venray springt op Show van de hak op de tak, maar alle 14 tracks op de plaat zijn raak. En goed ook. Hallo Venray heeft de afgelopen 27 jaar haar plekje in de Nederlandse popmuziek weten te veroveren, maar wordt over het algemeen toch net wat lager ingeschat dan de echte top. Met Show bewijst de Haagse band dat het wel degelijk tot deze top behoort. Show is een gitaarplaat met internationale allure. Het is een gitaarplaat die in eerste instantie misschien over komt als een wel erg bonte mix van stijlen, maar uiteindelijk vind ik het toch een coherent geheel met een buitengewoon hoge kwaliteit als verbindend element. Show is door de Nederlandse muziekpers al overladen met superlatieven. Daar ga ik niet overheen proberen te komen, maar ik concludeer bij deze wel dat er geen woord van gelogen is. Hallo Venray vierde haar jubileum met een reissue en een tour, maar zet met Show pas echt de kroon op haar werk. Geweldige plaat. Erwin Zijleman

 


18 maart 2014

Sky Ferreira - Night Time, My Time

Sky Ferreira is een Amerikaans ‘enfant terrible’, dat in de Verenigde Staten inmiddels al een jaar of zeven de roddelpers weet te halen. Op haar 15e nam ze al wat tracks op met de toenmalige producers van Britney Spears en raakte ze bevriend met de op dat moment nog (spring)levende King of Pop, Michael Jackson. Sky Ferreira heeft al flink wat jaren een platencontract, maar haar debuut liet tot dusver op zich wachten, mede omdat Ferreira inmiddels ook als actrice aan de weg timmerde en haar preutse platenmaatschappij niet echt gecharmeerd was van haar af en toe wel erg expliciete teksten. In de VS strijdt Sky Ferreira momenteel continu om de aandacht met dat andere ‘enfant terrible’, Miley Cyrus. Het is een strijd die Miley Cyrus in haar voordeel lijkt te hebben beslecht en dit ondanks het feit dat Sky Ferreira met nog net wat minder kleding dan Miley Cyrus op de cover van haar plaat is verschenen (al ligt in de VS vooral een stevig gekuiste cover in de winkel). Night Time, My Time trok ook in Nederland in eerste instantie vooral aandacht vanwege de opvallende cover en dat is jammer. Waar de laatste plaat van Miley Cyrus niet om aan te horen is, is het debuut van Sky Ferreira in muzikaal opzicht wel degelijk interessant, al zal lang niet iedere lezer van deze BLOG dat met me eens zijn. Op Night Time, My Time verrast Sky Ferreira met een mix van electropop, indie-rock en new wave die flink wat muzikaal talent doet vermoeden. Zeker de eerste paar songs op Night Time, My Time zijn aanstekelijk en geschikt voor een groot publiek, maar als je net wat beter en verder luistert hoor je dat Sky Ferreira in muzikaal en tekstueel opzicht geen concessies doet. Ondanks de aanstekelijke refreinen en melodieën zijn flink wat tracks op het debuut van Sky Ferreira behoorlijk onconventioneel en rauw. De zang op de plaat is in de up-tempo tracks wat schreeuwerig, maar zeker als Sky Ferreira wat gas terug neemt hoor je dat de Amerikaanse absoluut kan zingen. Ook in muzikaal opzicht is Night Time, My Time een opvallende plaat. Het elektronische klankentapijt is minstens even eigenzinnig als dat op het bejubelde debuut van Lorde en krijgt flink wat pit door het toevoegen van rauw gitaarwerk en overstuurde elektronica. Bij eerste beluistering van Night Time, My Time was ik absoluut bevooroordeeld en waren de messen geslepen. Het debuut van Sky Ferreira bleek echter al snel een aangename verrassing, maar de echte kracht van de plaat kwam pas aan de oppervlakte nadat ik Night Time, My Time veel vaker had gehoord. Night Time, My Time is een plaat die in het hokje ‘hitgevoelige pop’ thuis hoort, maar het is zeker niet de dertien in een dozijn pop die de meeste soort- en leeftijdgenoten van Sky Ferreira maken. Ieder jaar zit er in dit hokje wel één muzikant die durft te vernieuwen, die tegen het zere been durft te schoppen, die lak heeft aan de conventies in het genre en schijt heeft aan de oerconservatieve platenmaatschappijen. In 2014 zou deze ene muzikant best wel eens Sky Ferreira kunnen zijn. Ik durf er inmiddels wel voor uit te komen: ik ben fan van deze eigenzinnige Sky Ferreira en haar bijzondere debuut. Erwin Zijleman

 

17 maart 2014

Motorpsycho - Behind The Sun

Motorpsycho was een jaar of tien geleden één van mijn favoriete bands, maar de afgelopen jaren ben ik de Noren eerlijk gezegd wat uit het oog verloren. Het laatste wapenfeit dat ik me van de band herinner is het in 2010 verschenen en op deze BLOG bejubelde Heavy Metal Fruit. Hierna bracht Motorpsycho nog wel wat platen uit, maar deze trokken nauwelijks aandacht en bovendien was van deze platen alleen het vorig jaar verschenen (en volgens de meeste fans van de band niet heel erg interessante) Still Life With Eggplant te bestempelen als een min of meer reguliere Motorpsycho plaat. Het is een wat schrale oogst na een flink aantal jaren waarin de band uit Trondheim het ene na het andere meesterwerk uit de hoge hoed toverde. Dat Motorpsycho nog steeds in staat is om een goede plaat af te leveren bewijst het met haar nieuwe plaat Behind The Sun. Het was in het verleden bijna ondoenlijk om de muziek van Motorpsycho te voorzien van een treffend etiket en dat is niet veranderd. Ook Behind The Sun bevat weer een intrigerende mix van stijlen en het is voor een deel de mix van stijlen die we het afgelopen decennium van de band gewend zijn. Voor een deel, want de invloeden uit de jazz en jazzrock die de afgelopen tien jaar steeds veelvuldiger opdoken in de muziek van Motorpsycho schitteren dit keer door afwezigheid. Op Behind The Sun domineren invloeden uit de progrock en de psychedelica, waardoor Motorpsycho me op haar nieuwe plaat mee terug neemt naar het deel van mijn platenkast dat ik een aantal decennia geleden koesterde. Motorpsycho kiest hierbij lang niet altijd voor de makkelijkste weg, maar ik heb zeker complexere platen van de Noren gehoord. Behind The Sun kabbelt voor een deel aangenaam voort met psychedelische progrock die vaak aan Pink Floyd en Yes doet denken, waarbij overigens een paar keer opvalt dat Motorpsycho het niet echt van de zang moet hebben. Behind The Sun bevat ook een aantal stevigere rocksongs die meer de kant van de hardrock opgaan en ergens tussen Led Zeppelin en Rush in zitten (ik blijf maar even in het verleden hangen). Het zijn songs die het experiment zeker niet schuwen en hier en daar bijna in het hokje avant-garde terecht komen, maar voor Motorpsycho begrippen zijn het songs die redelijk snel te doorgronden zijn. Zeker in de wat langere tracks domineert de instrumentale krachtpatserij over het echte avontuur, maar ik kan me toch niet vinden in de critici en fans die Behind The Sun ervaren als een saaie plaat. Hiervoor gebeurt er wat mij betreft veel te veel op de nieuwe plaat van Motorpsycho en treedt de band bovendien te vaak buiten de gebaande paden. Feit is wel dat Behind The Sun vooral teruggrijpt op het verleden, terwijl de band in ditzelfde verleden vaak de muziek van de toekomst maakte. Ik vind het persoonlijk geen ramp. Behind The Sun roept bij mij associaties op met veel platen die ik in het verleden heb gekoesterd, maar waar ik deze platen vaak wat te pompeus en oubollig vind klinken, is Behind The Sun tot dusver bij iedere luisterbeurt raak. Zo lyrisch als ik vier jaar geleden was over Heavy Metal Fruit ben ik dit keer niet, maar Behind The Sun overstijgt in alle negen tracks, waaronder één track die langer dan tien minuten duurt, met gemak de middelmaat. Uiteindelijk is Behind The Sun een precies een uur durende luistertrip die je heerlijk laat wegdromen met zo af en toe een wat ruwere uitbarsting. Voor de afwisseling eens geen plaat die je binnen de minuut een keer op tien op het verkeerde been zet, maar het blijft een echte Motorpsycho plaat. Ik ben er inmiddels tevreden mee. Zeer tevreden kan ik wel zeggen. Erwin Zijleman

 

16 maart 2014

Real Estate - Atlas

Over Days, de tweede plaat van Real Estate uit Ridgewood, New Jersey, was ik tweeënhalf jaar geleden zeer te spreken. De Amerikaanse band maakte op haar tweede plaat muziek die de temperatuur deed stijgen tot zomerse waarden. De band slaagde hier in met songs die opvielen door honingzoete melodieën en vooral door werkelijk prachtige gitaarloopjes. Deze gitaarloopjes riepen afwisselend associaties op met Britse bands als The La’s en The Smiths en Amerikaanse bands als Yo La Tengo en The Feelies. Het leverde een serie sprankelende songs op die onmiddellijk wisten te vermaken, maar ook over voldoende diepgang beschikten om ook na vele luisterbeurten nog interessant te zijn. Veel van het bovenstaande gaat ook voor de derde plaat van Real Estate, het eerder deze maand verschenen Atlas. Ook Atlas is een plaat vol zonnestralen die indruk maakt met volstrekt onweerstaanbare en soms onnavolgbare gitaarloopjes en ook Atlas is een plaat met songs die lekker in het gehoor liggen maar ondertussen ook bijzonder knap in elkaar zitten. Van het lijstje met namen dat eerder in deze recensie werd aangedragen hoeft ook niet veel weggestreept te worden. Real Estate heeft nog altijd het zorgeloze van The La’s, het dromerige van Yo La Tengo en het opwindende van The Feelies; alleen de invloeden van The Smiths hoor ik dit keer wat minder terug, mede omdat Atlas dromeriger en zonniger is dan zijn voorganger. Direct bij eerste beluistering vond ik Atlas een fantastische plaat vol perfecte popliedjes die smeken om zomerse dagen. Ik geef eerlijk toe dat Atlas vervolgens ook wel een dipje heeft doorgemaakt. Na een paar luisterbeurten ging ik toch op zoek naar donkere wolken en stekeligheden, maar ik kon ze niet vinden. Atlas kwam daarom na de eerste euforie toch weer op de stapel terecht en kwam hier pas af toen de temperaturen vorige week echt naar zomerse waarden klommen. Atlas van Real Estate komt misschien het meest tot zijn recht als de zon schijnt, maar inmiddels heb ik de plaat ook leren waarderen als de lente weer even wat verder weg is. De zonnige gitaarpop van de Amerikaanse band blijft aangenaam, maar blijkt toch ook knapper in elkaar te zitten dan je bij de eerste beluistering kon vermoeden en blijkt bovendien eigenzinniger. Wat het ene moment nog aangenaam maar niet al te urgent voortkabbelt, zet je opeens toch weer op het puntje van je stoel. Wat op het ene moment vooral lijkt te vermaken, weet opeens toch weer te verrassen. Atlas van Real Estate is zonder enige twijfel een heerlijke gitaarplaat met gitaarloopjes, zang en melodieën die nadrukkelijk uitnodigen tot wegdromen, maar het is ook een plaat die beter is dan die van de meeste andere bands in dit genre. Laat die zomer nu maar komen, maar ook als het even tegenvalt grijp ik naar Atlas van Real Estate. Erwin Zijleman

 

15 maart 2014

Noah Gundersen - Ledges

Op zaterdag reserveer ik deze BLOG over het algemeen voor rootsplaten die in eigen beheer zijn uitgegeven en nog niet heel veel aandacht hebben weten te trekken. Noah Gundersen heeft een platencontract en heeft met Ledges tot dusver al redelijk wat aandacht gekregen; met name in Engeland waar de critici driftig met superlatieven strooiden voor een muzikant die volgens deze critici zomaar in de voetsporen van Ryan Adams zou kunnen treden. In Nederland is het tot dusver relatief stil rond Ledges en dat is zonde. Ledges is immers een fantastische plaat, die inderdaad wel wat doet denken aan de inmiddels al bijna vergeten Ryan Adams. Ledges is niet het debuut van Noah Gundersen. De muzikant uit Olympia, Washington, bracht in 2008 in eigen beheer al een plaat uit en heeft ook een live-plaat en een aantal EP’s op zijn naam staan. Ze zijn lang niet zo goed als zijn officiële debuut Ledges, dat direct vanaf de eerste noten indruk maakt en hier pas mee stopt wanneer de laatste noten van de laatste track al een tijdje zijn weggeëbd. Gundersen legt de lat direct hoog en opent met een deels a capella en een deels sober ingekleurde track, waarin hij samen met zus Abby verrast met doorleefde vocalen en een rootsgeluid dat is verrijkt met gospel. Invloeden uit de gospel hoor je vaker terug op Ledges. Noah Gundersen is afkomstig uit een zeer religieus gezin, waarin gospel lang de enige toegestane muziek was. Dat heeft zijn sporen nagelaten en geeft de Gundersen uiteindelijk een bijzonder eigen geluid. Na de eerste paar coupletten ben je verkocht en is het duidelijk dat Noah Gundersen met Ledges een hele bijzondere plaat heeft gemaakt. Het is een plaat die zich vooral laat beïnvloeden door Amerikaanse singer-songwriter muziek uit vervlogen tijden. Noah Gundersen slaagt er hierbij in om meerdere invloeden te combineren. Deze variëren van de al genoemde gospelinvloeden uit het diepe Zuiden van de Verenigde Staten tot invloeden uit de singer-songwriter muziek uit de Canyons rond Los Angeles, West Coast pop, countryrock uit de Californische woestijn en een vleugje modernere alt-country. Ledges is uitgebracht als een soloplaat van Noah Gundersen, maar de naam van zijn zus Abby had wat mij betreft ook best op de cover mogen prijken. Haar vioolspel geeft Ledges immers een prachtige melancholische ondertoon en hiernaast tillen haar achtergrondvocalen de zang van haar broer naar grote hoogten. Ledges is een pure plaat zonder poespas. Noah Gundersen maakt Amerikaanse rootsmuziek zonder echt verrassende uitstapjes, maar compenseert het gebrek aan vernieuwing door heel veel emotie in zijn songs te leggen. Ledges doet ook mij zoals gezegd wel wat denken aan de muziek van Ryan Adams en dan met name aan de man’s briljante debuut Heartbreaker. Vergeleken met Ryan Adams moet Noah Gundersen het doen met een aanmerkelijk bescheidener budget, maar de eenvoud is misschien wel de grote kracht van Ledges. Ik heb persoonlijk een voorkeur voor de songs met flink wat dynamiek, maar ook als de songs van de Amerikaan wat rustiger voortkabbelen houdt hij de aandacht moeiteloos vast en hoor ik opeens wel wat van Damien Rice in zijn muziek. Ik heb Ledges inmiddels heel vaak beluisterd en twijfel al lang niet meer over mijn oordeel. Ledges is met name door de eenvoud en de emotie met gemak één van de beste rootsplaten van het moment. Dat hebben we in Nederland tot dusver nog niet door, maar dat is een kwestie van tijd. Let maar op. Erwin Zijleman