WHOKILL, de vorige plaat van tUnE-yArDs, haalde ik ruim twee jaar geleden uit het jaarlijstje van PopMatters.com, dat de plaat in de top 5 over 2011 zette.
Op het moment dat ik de (uiteindelijk zeer positieve) recensie schreef kon ik nog geen chocolade maken van de muziek van het alter ego van de Amerikaanse muzikante Merrill Garbus, maar de plaat intrigeerde me hopeloos.
WHOKILL dat me in eerste instantie vaag herinnerde aan de muziek van onder andere Peter Gabriel, Talking Heads, M.I.A, Solex en aan Paul Simon’s Graceland groeide uiteindelijk nog lang door, al zal ik nog steeds niet beweren dat ik de muziek van Merrill Garbus volledig kan doorgronden of zelfs maar enigszins begrijpen.
Vanwege de goede ervaringen met WHOKILL, heb ik de nieuwe plaat van tUnE-yArDs, dat zich tegenwoordig gewoon Tune-Yards noemt en dat is wel zo makkelijk, direct opgepikt en op het moment dat ik deze recensie schrijf ben ik ongeveer net zo ver met Nikki Nack als ik ruim twee jaar geleden was met WHOKILL. Kortom, al ik eerlijk ben begrijp ik er helemaal niets van, maar op één of andere manier kan ik deze plaat niet los laten en geniet ik er ook nog eens enorm van.
Nikki Nack is zeker geen kopie van zijn voorganger, maar desondanks kom ik bij beluistering van Nikki Nack met hetzelfde rijtje namen op de proppen als twee jaar geleden: Peter Gabriel, Talking Heads, M.I.A, Solex en Paul Simon’s Graceland dus, al wil ik er dit keer de Tom Tom Club en Santigold aan toevoegen; ook direct voor de beschrijving van WHOKILL overigens.
De muziek van Tune-Yards is nog steeds ADHD muziek van een bijzondere soort. Druk, springerig, ongrijpbaar, maar ook op een prettige manier energiek en zeker niet zo ontoegankelijk als het bovenstaande doet vermoeden.
Nikki Nack is minstens net zo bijzonder en ongrijpbaar als WHOKILL, maar klinkt toch anders. Merrill Garbus heeft zich dit keer laten beïnvloeden door Haïtiaanse muziek, maar verwerkt deze invloeden op geheel eigen wijze, net als invloeden uit de zwarte Amerikaanse muziek, die nadrukkelijker aanwezig zijn dan op de voorganger van Nikki Nack.
De instrumentatie en de zang op de plaat klinken bij vlagen prachtig, maar de songstructuren zijn zo complex en vervreemdend dat het je bij eerste beluistering zal duizelen, zeker wanneer ze worden gecombineerd met bijna platvloerse refreinen. Ik heb ook momenten dat ik stapelgek wordt van deze plaat, maar hiertegenover staan momenten waarin ik de muziek en de humoristische teksten van Merrill Garbus volledig wil doorgronden en maar geen genoeg krijg van deze unieke plaat.
Of wat voor mij geldt ook voor anderen geldt durf ik niet te voorspellen; daarvoor is de muziek van Tune-Yards te afwijkend en te vreemd. ‘Een beetje vreemd, maar wel lekker’ was een paar jaar geleden de slogan van Rivella (niet te drinken overigens). ‘Heel vreemd, maar bijzonder lekker’ zou een mooie slogan voor het aanprijzen van Nikki Nack van Tune-Yards kunnen zijn. Bij deze. Erwin Zijleman