Hoeveel artiesten durven het aan om twee platen op één dag uit te brengen? Het zijn er waarschijnlijk niet heel veel, maar er zijn er nog veel minder die het kunstje een paar jaar later nog eens doodleuk herhalen.
Prince bracht in 2009 al eens twee platen op één dag uit (MPLSound en LotusFlow3r) en deed er toen bovendien een plaat van zijn toenmalige protegé Bria Valente bij. De dubbele release van Prince in 2014 zal daarom niet heel veel opzien baren, al is het maar omdat Prince op zijn platen al lang niet meer in de topvorm verkeert die hij in de jaren 80 etaleerde.
De afgelopen jaren bracht de muzikant uit Minneapolis zo af en toe wel eens een aardige plaat uit, maar platen van het kaliber 1999, Purple Rain, Around The World In A Day, Parade en vooral Sign 'O' The Times heeft Prince al meer dan 25 jaar niet meer gemaakt of zelfs maar benaderd. Dat gaat Prince niet veranderen met de release van Art Official Age en PlectrumElectrum; hoe graag we dat ook willen. Toch was ik nieuwsgierig naar de twee nieuwe Prince platen, want met Prince weet je het immers maar nooit.
Laat ik eens beginnen met Art Official Age. De plaat opent met een opvallend kitscherige disco stamper, die klinkt als Daft Punk met Nile Rodgers, maar dan in een heel fout jasje, inclusief Duitse sample. Het klinkt stiekem wel lekker, maar met Prince in topvorm heeft het niets te maken, tot hij er aan het eind nog even een gitaarsolo tegenaan gooit en er toch nog een Prince track van weet te maken.
Art Official Age klinkt vanaf dat moment als een echte Prince plaat en het is zeker geen slechte. Art Official Age leunt zwaar op funk en R&B en sleept het jaren 80 geluid van Prince het nieuwe millennium in met opvallende en soms bijna futuristisch aandoende elektronica en een geluid en een productie die aansluiten bij de hedendaagse R&B en rap.
Art Official Age is een plaat van momenten. Af en toe hoor je een gedreven Prince die er toch weer in slaagt om muziek te maken die er toe doet, maar minstens net zo vaak hoor je muziek die aangenaam voortkabbelt maar zeker geen onuitwisbare indruk maakt. Art Official Age valt uiteindelijk vooral op door de bijzonder mooie productie en door de ballads op de plaat, die nog het meest herinneren aan de grote Prince uit het verleden.
Kortom, een dikke voldoende, maar niet meer dan dat.
PlectrumElectrum is een totaal andere plaat. Op deze plaat wordt Prince bijgestaan door zijn all-female en powerband 3rd Eye Girl; de band met wie Prince het afgelopen jaar ook toerde.
PlectrumElectrum is een stuk steviger dan Art Official Age en leunt niet op R&B, rap en funk, maar op (glam)rock. Iedereen die Prince graag als gitarist aan het werk hoort komt op PlectrumElectrum aan zijn trekken. De plaat bevat bij vlagen fantastisch gitaarwerk en schaart Prince definitief onder de grote rockgitaristen.
PlectrumElectrum is voorzien van een moddervet geluid, maar Prince neemt op de plaat ook met enige regelmaat gas terug, wat een lekker dynamisch geluid oplevert.
Toch is ook PlectrumElectrum niet zo goed als de platen die Prince in zijn beste jaren maakte. Instrumentaal en vocaal is het allemaal dik in orde, maar de memorabele songs die Prince een jaar of 25 a 30 jaar geleden schreef, ontbreken toch op deze plaat, zeker wanneer Prince en 3rd Eye Girl de rock later op de plaat toch weer zo af en toe verruilen voor funk en R&B.
Conclusie 1: Prince is er wederom niet in geslaagd om een plaat af te leveren die kan concurreren met zijn beste werk.
Conclusie 2: Prince heeft twee aardige platen afgeleverd die allebei hun momenten hebben.
Goed genoeg voor een plekje op de krenten uit de pop. Ja, net als je het mij vraagt, als is het maar vanwege het gitaarwerk op PlectrumElectrum en de productie van Art Offical Age. Erwin Zijleman
30 september 2014
29 september 2014
Wendy McNeill - One Colour More
Wendy McNeill is een van oorsprong Canadese singer-songwriter, die na een verblijf in Zweden inmiddels vanuit Spanje opereert. De afgelopen twaalf jaar maakte ze een aantal door de critici bejubelde, maar uiteindelijk helaas nauwelijks opgepikte, platen.
Zelf was ik een jaar of zes geleden zeer te spreken over het eigenzinnige A Dreamer's Guide To Hardcore Living, maar vervolgens ben ook ik Wendy McNeill weer uit het oog verloren. Zonder het enthousiasme van de Nederlandse promotor, had ik de nieuwe cd van Wendy McNeill waarschijnlijk gemist, want de deze week verschenen nieuwe plaat van Wendy McNeill krijgt weer veel te weinig aandacht. One Coulour More had ik echter niet graag gemist, want wat is dit een fascinerende plaat.
Iedereen die de muziek van Wendy McNeill kent weet dat de Canadese muzikante zich tot dusver bij voorkeur bedient van de kleur zwart, waardoor het hokje folk-noir tot dusver uitstekend bij haar past. Ook One Colour More bevat vooral donker getinte tracks, maar de nieuwe plaat van Wendy McNeill is net wat veelkleuriger dan zijn voorgangers. Op haar nieuwe plaat maakt Wendy McNeill muziek die in het bredere hokje folk past, waarbij folk-noir en licht theatrale folk dit keer de boventoon voeren.
Op One Colour More is Wendy McNeill weer een meester in het opbouwen van de spanning in haar songs. Een song die ingetogen begint kan eindigen met zwaar aangezette en zelfs wat dramatische klanken en bij Wendy McNeill klinkt het eigenlijk nooit gekunsteld, wat bijzonder is. Bij beluistering van One Colour More moest ik vaak denken aan het oude werk van Sinéad O’Connor (de zang, de dynamiek, het drama), maar One Colour More heeft ook iets van Kate Bush (het experimentele en expressieve), van Scandinavische ijsprinsessen (het mystieke en onderkoelde) en zeker ook van de eveneens wat minder bekende Nina Nastasia.
Indringende zang en donkere akoestische gitaar klanken (het lijkt soms wel een bas) vormen de basis van de meeste songs op One Colour More, maar hier en daar heeft de Zweedse producer Christoffer Lundqvist de plaat met bijzondere instrumenten voorzien van een voller geluid, geeft Wendy McNeill de songs met haar eigen accordeonspel meer kleur of wordt bijna dreigende percussie ingezet.
In muzikaal en vocaal opzicht is het allemaal prachtig, waarbij het overigens opvalt hoe zeer Wendy McNeill zich heeft laten inspireren door de Europese muzikale tradities, bijvoorbeeld door met een heuse Franse chanson op de proppen te komen. Maar ook in tekstueel opzicht is de nieuwe plaat van Wendy McNeill de moeite waard. One Colour More is een conceptplaat over immigratie die met grote regelmaat bijzonder fraaie verhalen vertelt. Het zijn verhalen die Wendy McNeill beeldend en bijna poëtisch verteld, wat haar muziek een geheel eigen geluid geeft. Het geeft de muziek van Wendy McNeill nog wat meer zeggingskracht en dynamiek.
In een tijd waarin muziek steeds weer een digitaal consumptiemiddel lijkt te worden, weet Wendy McNeill zich ook nog eens te onderscheiden met de wijze waarop ze One Colour More heeft verpakt. De verpakking van de cd is zwaar uitgevoerd en het lijvige boekwerk bij de cd staat vol relevante achtergrondinformatie, wat beluistering van de plaat extra leuk maakt.
Het had heel wat voeten in de aarde voordat Wendy McNeill deze plaat via crowdfunding gefinancierd kreeg, maar het is iedere geïnvesteerde cent waard geweest. Wat een prachtplaat. Erwin Zijleman
Zelf was ik een jaar of zes geleden zeer te spreken over het eigenzinnige A Dreamer's Guide To Hardcore Living, maar vervolgens ben ook ik Wendy McNeill weer uit het oog verloren. Zonder het enthousiasme van de Nederlandse promotor, had ik de nieuwe cd van Wendy McNeill waarschijnlijk gemist, want de deze week verschenen nieuwe plaat van Wendy McNeill krijgt weer veel te weinig aandacht. One Coulour More had ik echter niet graag gemist, want wat is dit een fascinerende plaat.
Iedereen die de muziek van Wendy McNeill kent weet dat de Canadese muzikante zich tot dusver bij voorkeur bedient van de kleur zwart, waardoor het hokje folk-noir tot dusver uitstekend bij haar past. Ook One Colour More bevat vooral donker getinte tracks, maar de nieuwe plaat van Wendy McNeill is net wat veelkleuriger dan zijn voorgangers. Op haar nieuwe plaat maakt Wendy McNeill muziek die in het bredere hokje folk past, waarbij folk-noir en licht theatrale folk dit keer de boventoon voeren.
Op One Colour More is Wendy McNeill weer een meester in het opbouwen van de spanning in haar songs. Een song die ingetogen begint kan eindigen met zwaar aangezette en zelfs wat dramatische klanken en bij Wendy McNeill klinkt het eigenlijk nooit gekunsteld, wat bijzonder is. Bij beluistering van One Colour More moest ik vaak denken aan het oude werk van Sinéad O’Connor (de zang, de dynamiek, het drama), maar One Colour More heeft ook iets van Kate Bush (het experimentele en expressieve), van Scandinavische ijsprinsessen (het mystieke en onderkoelde) en zeker ook van de eveneens wat minder bekende Nina Nastasia.
Indringende zang en donkere akoestische gitaar klanken (het lijkt soms wel een bas) vormen de basis van de meeste songs op One Colour More, maar hier en daar heeft de Zweedse producer Christoffer Lundqvist de plaat met bijzondere instrumenten voorzien van een voller geluid, geeft Wendy McNeill de songs met haar eigen accordeonspel meer kleur of wordt bijna dreigende percussie ingezet.
In muzikaal en vocaal opzicht is het allemaal prachtig, waarbij het overigens opvalt hoe zeer Wendy McNeill zich heeft laten inspireren door de Europese muzikale tradities, bijvoorbeeld door met een heuse Franse chanson op de proppen te komen. Maar ook in tekstueel opzicht is de nieuwe plaat van Wendy McNeill de moeite waard. One Colour More is een conceptplaat over immigratie die met grote regelmaat bijzonder fraaie verhalen vertelt. Het zijn verhalen die Wendy McNeill beeldend en bijna poëtisch verteld, wat haar muziek een geheel eigen geluid geeft. Het geeft de muziek van Wendy McNeill nog wat meer zeggingskracht en dynamiek.
In een tijd waarin muziek steeds weer een digitaal consumptiemiddel lijkt te worden, weet Wendy McNeill zich ook nog eens te onderscheiden met de wijze waarop ze One Colour More heeft verpakt. De verpakking van de cd is zwaar uitgevoerd en het lijvige boekwerk bij de cd staat vol relevante achtergrondinformatie, wat beluistering van de plaat extra leuk maakt.
Het had heel wat voeten in de aarde voordat Wendy McNeill deze plaat via crowdfunding gefinancierd kreeg, maar het is iedere geïnvesteerde cent waard geweest. Wat een prachtplaat. Erwin Zijleman
28 september 2014
Tweedy - Sukierae
Sukierae zou eigenlijk een soloplaat van Wilco voorman Jeff Tweedy worden. Tweedy werkte al een tijdje thuis aan de plaat toen zoon Spencer aanschoof voor wat voorlopige drumpartijen. De twee kregen al snel de smaak te pakken en brengen Sukierae nu uit als het duo Tweedy.
Helemaal gelijkwaardig was de samenwerking tussen vader en zoon natuurlijk niet. Spencer Tweedy blijkt een getalenteerd en avontuurlijk drummer, maar vader Jeff drukt zijn stempel op Sukierae. Jeff Tweedy schreef alle songs op de plaat, speelt bij vlagen geweldig gitaar en neemt het merendeel van de vocalen voor zijn rekening.
Uiteindelijk doet het er ook niet zoveel toe of Jeff en Spencer Tweedy de taken gelijk hebben verdeeld. Het gaat er vooral om of Sukierae een goede plaat is en of het een plaat is die iets toevoegt aan het werk van Jeff Tweedy’s band Wilco. Wat mij betreft kan er twee keer ja worden geantwoord op deze vraag.
Sukierae is een veelzijdige plaat met maar liefst twintig songs en het is bovendien een plaat die iets toevoegt aan de muziek van Wilco. Sukierae werd in huize Tweedy opgenomen en dat hoor je. De plaat klinkt losjes en rammelt hier en daar, wat de plaat een bijzondere sfeer geeft.
De songs variëren van net wat rauwere rocksongs tot ingetogen songs die prima in het hokje Americana passen en van net wat experimentelere songs (met uit de bocht gierende gitaren) tot songs die hoorbaar zijn beïnvloed door het latere werk van The Beatles.
Zeker in de wat experimentelere songs kan Spencer laten horen wat hij in huis heeft en laat hij horen dat hij zich als drummer buiten de gebaande paden durft te begeven; overigens net als Wilco drummer Glenn Kotche dat zo vaak doet.
Sukierae klinkt niet als een plaat die tot in de puntjes is voorbereid. In een aantal songs lijken vader en zoon Tweedy en de verder opgetrommelde muzikanten flink te improviseren en lijkt hetgeen dat uiteindelijk op de plaat is terecht gekomen een kwestie van toeval. Ik ben op zich geen liefhebber van muziek die maar eindeloos experimenteert, maar van Sukierae kan ik erg genieten.
De muziek van Tweedy kan af en toe weliswaar flink ontsporen of even doelloos voortborduren, maar slechts bij hogere uitzondering levert dit een song van langer dan vijf minuten op.
Met twintig songs in bijna 70 minuten kan de boog niet de hele tijd gespannen staan, maar Sukierae levert uiteindelijk toch minstens een dozijn prima songs op. Voor mij blijven uiteindelijk vooral de songs met een duidelijke kop en staart overeind, maar Sukierae bevat waarschijnlijk voor iedere muziekliefhebber wel wat interessants.
In een aantal songs schuurt Tweedy tegen de muziek van zijn band Wilco aanen, wat het verlangen naar een nieuwe plaat van de band aanwakkert, maar als Tweedy de Lennon en McCartney in zichzelf naar boven haalt zit ik ook op het puntje van mijn stoel.
Sukierae wordt door de muziekpers tot dusver met zeer gemengde gevoelens ontvangen, maar ik ga steeds meer genieten van deze ontspannen plaat vol geniale momenten. Sukierae is voor mij uiteindelijk vooral een doos bonbons; ze zijn misschien niet allemaal even lekker, maar het blijft wel chocolade. Erwin Zijleman
Helemaal gelijkwaardig was de samenwerking tussen vader en zoon natuurlijk niet. Spencer Tweedy blijkt een getalenteerd en avontuurlijk drummer, maar vader Jeff drukt zijn stempel op Sukierae. Jeff Tweedy schreef alle songs op de plaat, speelt bij vlagen geweldig gitaar en neemt het merendeel van de vocalen voor zijn rekening.
Uiteindelijk doet het er ook niet zoveel toe of Jeff en Spencer Tweedy de taken gelijk hebben verdeeld. Het gaat er vooral om of Sukierae een goede plaat is en of het een plaat is die iets toevoegt aan het werk van Jeff Tweedy’s band Wilco. Wat mij betreft kan er twee keer ja worden geantwoord op deze vraag.
Sukierae is een veelzijdige plaat met maar liefst twintig songs en het is bovendien een plaat die iets toevoegt aan de muziek van Wilco. Sukierae werd in huize Tweedy opgenomen en dat hoor je. De plaat klinkt losjes en rammelt hier en daar, wat de plaat een bijzondere sfeer geeft.
De songs variëren van net wat rauwere rocksongs tot ingetogen songs die prima in het hokje Americana passen en van net wat experimentelere songs (met uit de bocht gierende gitaren) tot songs die hoorbaar zijn beïnvloed door het latere werk van The Beatles.
Zeker in de wat experimentelere songs kan Spencer laten horen wat hij in huis heeft en laat hij horen dat hij zich als drummer buiten de gebaande paden durft te begeven; overigens net als Wilco drummer Glenn Kotche dat zo vaak doet.
Sukierae klinkt niet als een plaat die tot in de puntjes is voorbereid. In een aantal songs lijken vader en zoon Tweedy en de verder opgetrommelde muzikanten flink te improviseren en lijkt hetgeen dat uiteindelijk op de plaat is terecht gekomen een kwestie van toeval. Ik ben op zich geen liefhebber van muziek die maar eindeloos experimenteert, maar van Sukierae kan ik erg genieten.
De muziek van Tweedy kan af en toe weliswaar flink ontsporen of even doelloos voortborduren, maar slechts bij hogere uitzondering levert dit een song van langer dan vijf minuten op.
Met twintig songs in bijna 70 minuten kan de boog niet de hele tijd gespannen staan, maar Sukierae levert uiteindelijk toch minstens een dozijn prima songs op. Voor mij blijven uiteindelijk vooral de songs met een duidelijke kop en staart overeind, maar Sukierae bevat waarschijnlijk voor iedere muziekliefhebber wel wat interessants.
In een aantal songs schuurt Tweedy tegen de muziek van zijn band Wilco aanen, wat het verlangen naar een nieuwe plaat van de band aanwakkert, maar als Tweedy de Lennon en McCartney in zichzelf naar boven haalt zit ik ook op het puntje van mijn stoel.
Sukierae wordt door de muziekpers tot dusver met zeer gemengde gevoelens ontvangen, maar ik ga steeds meer genieten van deze ontspannen plaat vol geniale momenten. Sukierae is voor mij uiteindelijk vooral een doos bonbons; ze zijn misschien niet allemaal even lekker, maar het blijft wel chocolade. Erwin Zijleman
27 september 2014
Sofia Dragt - Over Rainbows
Ik hou me niet zo bezig met wedstrijden en talentenjachten en ken Sofia Dragt dus niet van de Grote Prijs van Nederland, die ze in 2013 won in de categorie singer-songwriter, en ken haar ook niet van de tv-show De beste singer-songwriter van Nederland, waarin ze de finale haalde.
Ik ken Sofia Dragt van haar EP Over Rainbows, die ik ontving als voorproefje op haar debuutalbum dat later dit jaar moet verschijnen. Over Rainbows bevat maar vier tracks, maar het zijn wel vier tracks van een enorm hoog niveau.
Sofia Dragt speelt piano en deze piano speelt een belangrijke rol in haar songs. Toch is Sofia Dragt niet de zoveelste singer-songwriter achter de piano, want ze laat op Over Rainbows een bijzonder eigen geluid horen.
Sofia Dragt kan haar songs klein en breekbaar houden, maar is ook niet bang om de piano onder te laten sneeuwen in een groots en zelfs wat theatraal klinkend geluid. Wat ze met de instrumentatie kan, kan ze ook met haar stem. Sofia Dragt kan mooie ingetogen popliedjes zingen, maar ze kan ook stevig uitpakken. Ze doet dit met een stem die niet direct ergens op lijkt, wat de eigenheid van haar geluid verder vergroot.
Luister naar Over Rainbows en je hoort een EP die bol staat van de belofte. Sofia Dragt schrijft songs met internationale allure en potentie. Ze schrijft bovendien songs die durven te experimenteren, waardoor de toegankelijke openingstrack kan worden gevolgd door een track die mij doet denken aan het beste van Kate Bush (en dat is heel erg goed).
Het knappe van de songs van Sofia Dragt vind ik persoonlijk dat ze op hetzelfde moment lekker in het gehoor liggen en durven te experimenteren; een behoorlijk unieke combinatie. Het zijn songs die zeker geen voor de hand liggende patronen volgen, maar op één of andere manier klopt alles. Het maakt hierbij niet zoveel uit of Sofia Dragt kiest voor warme of zelfs zwoele klanken of voor de bijna pastorale klanken in de slottrack van de EP.
Over Rainbows is een hele knappe EP die me ongelooflijk nieuwsgierig maakt naar het debuutalbum van deze Nederlandse singer-songwriter. Dat Sofia Dragt met dit debuut binnenkort terugkeert op deze BLOG lijkt me gezien de indruk die Over Rainbows heeft gemaakt al bijna zeker. Sofia Dragt? Ik zou haar maar in de gaten houden. Erwin Zijleman
Sofia Dragt probeert de laatste euro’s voor haar debuut via crowdfunding bij elkaar te krijgen. Onder de indruk van haar muziek? Steun dit talent van eigen bodem via http://voordekunst.nl/vdk/project/view/2655-debuut-album-van-sofia-dragt.
De EP is verkrijgbaar via de site van de klankfabriek: http://www.shop-deklankfabriek.nl/zoeken.html?q=dragt
Ik ken Sofia Dragt van haar EP Over Rainbows, die ik ontving als voorproefje op haar debuutalbum dat later dit jaar moet verschijnen. Over Rainbows bevat maar vier tracks, maar het zijn wel vier tracks van een enorm hoog niveau.
Sofia Dragt speelt piano en deze piano speelt een belangrijke rol in haar songs. Toch is Sofia Dragt niet de zoveelste singer-songwriter achter de piano, want ze laat op Over Rainbows een bijzonder eigen geluid horen.
Sofia Dragt kan haar songs klein en breekbaar houden, maar is ook niet bang om de piano onder te laten sneeuwen in een groots en zelfs wat theatraal klinkend geluid. Wat ze met de instrumentatie kan, kan ze ook met haar stem. Sofia Dragt kan mooie ingetogen popliedjes zingen, maar ze kan ook stevig uitpakken. Ze doet dit met een stem die niet direct ergens op lijkt, wat de eigenheid van haar geluid verder vergroot.
Luister naar Over Rainbows en je hoort een EP die bol staat van de belofte. Sofia Dragt schrijft songs met internationale allure en potentie. Ze schrijft bovendien songs die durven te experimenteren, waardoor de toegankelijke openingstrack kan worden gevolgd door een track die mij doet denken aan het beste van Kate Bush (en dat is heel erg goed).
Het knappe van de songs van Sofia Dragt vind ik persoonlijk dat ze op hetzelfde moment lekker in het gehoor liggen en durven te experimenteren; een behoorlijk unieke combinatie. Het zijn songs die zeker geen voor de hand liggende patronen volgen, maar op één of andere manier klopt alles. Het maakt hierbij niet zoveel uit of Sofia Dragt kiest voor warme of zelfs zwoele klanken of voor de bijna pastorale klanken in de slottrack van de EP.
Over Rainbows is een hele knappe EP die me ongelooflijk nieuwsgierig maakt naar het debuutalbum van deze Nederlandse singer-songwriter. Dat Sofia Dragt met dit debuut binnenkort terugkeert op deze BLOG lijkt me gezien de indruk die Over Rainbows heeft gemaakt al bijna zeker. Sofia Dragt? Ik zou haar maar in de gaten houden. Erwin Zijleman
Sofia Dragt probeert de laatste euro’s voor haar debuut via crowdfunding bij elkaar te krijgen. Onder de indruk van haar muziek? Steun dit talent van eigen bodem via http://voordekunst.nl/vdk/project/view/2655-debuut-album-van-sofia-dragt.
De EP is verkrijgbaar via de site van de klankfabriek: http://www.shop-deklankfabriek.nl/zoeken.html?q=dragt
Justin Townes Earle - Single Mothers
Het is inmiddels een prachtig rijtje platen dat Justin Townes Earle op zijn naam heeft staan. De zoon van Steve Earle, die zijn tweede naam dankt aan Steve’s mentor Townes van Zandt, debuteerde zo’n zes jaar geleden en is inmiddels al weer toe aan zijn vijfde plaat.
Single Mothers is de opvolger van het twee jaar geleden verschenen Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now, dat ik achteraf bezien toch net wat minder vond dan Harlem River Blues uit 2010, Midnight At The Movies uit 2009 en debuut The Good Life uit 2008.
Waar Justin Townes Earle op zijn vorige plaat koos voor een geluid met heel veel invloeden uit de Southern soul, kiest hij op Single Mothers weer voor een geluid met meer invloeden uit de folk en de country. De jonge Earle telg vermengt al deze invloeden en invloeden uit de Zuidelijke rhythm & blues tot een geluid dat ook uit de jonge jaren van zijn vader had kunnen stammen.
Single Mothers heeft een lekker laid-back geluid en is voorzien van een mooie heldere productie, die zich niet schaamt voor de rijke tradities van de muziekindustrie uit Nashville. De nieuwe plaat van Justin Townes Earle kabbelt daarom aangenaam voort en mist de rauwheid en dynamiek van de platen van bijvoorbeeld zijn vader.
Ook in tekstueel opzicht vaart Justin Townes Earle een andere koers dan zijn vader en blijft hij ver weg van de politieke en maatschappijkritische teksten van Steve Earle om vervolgens met intieme liefdesliedjes op de proppen te komen.
Ik kan me daarom goed voorstellen dat een deel van de liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek Single Mothers te tam en te vrijblijvend vindt, maar ik moet ook zeggen dat Single Mothers een groeiplaat is.
In eerste instantie had ik ook wat moeite met het ingetogen geluid en mistte ik de scherpe kantjes, maar Single Mothers heeft uiteindelijk toch veel te bieden. Zo maakt Justin Townes Earle een paar keer indruk met buitengewoon ingetogen liefdesliedjes die bij vaker horen steeds meer impact krijgen en maakt hij in flink wat andere tracks muziek die ook zomaar van de hand van Van Morrison had kunnen zijn (en daar klaag ik nooit over). In deze tracks maakt Justin Townes Earle steeds meer indruk met soulvolle vocalen en zorgen de subtiele accenten van bijvoorbeeld de pedal steel langzaam maar zeker voor steeds meer kippenvel.
Ik geef direct toe dat ik een week of twee geleden waarschijnlijk een heel ander verhaal zou hebben opgeschreven over Single Mothers, maar muziek moet zo af en toe nu eenmaal rijpen en dat heeft Single Mothers verrassend snel en verrassend goed gedaan.
De volgende keer mag het allemaal weer best wat rauwer, opwindender en stekeliger, maar voor deze ene keer voldoet dit meer ingetogen en gepolijste intermezzo uitstekend, zeker wanneer er even niet zoveel hoeft en de zon stiekem toch nog wat schijnt. Erwin Zijleman
e
Single Mothers is de opvolger van het twee jaar geleden verschenen Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now, dat ik achteraf bezien toch net wat minder vond dan Harlem River Blues uit 2010, Midnight At The Movies uit 2009 en debuut The Good Life uit 2008.
Waar Justin Townes Earle op zijn vorige plaat koos voor een geluid met heel veel invloeden uit de Southern soul, kiest hij op Single Mothers weer voor een geluid met meer invloeden uit de folk en de country. De jonge Earle telg vermengt al deze invloeden en invloeden uit de Zuidelijke rhythm & blues tot een geluid dat ook uit de jonge jaren van zijn vader had kunnen stammen.
Single Mothers heeft een lekker laid-back geluid en is voorzien van een mooie heldere productie, die zich niet schaamt voor de rijke tradities van de muziekindustrie uit Nashville. De nieuwe plaat van Justin Townes Earle kabbelt daarom aangenaam voort en mist de rauwheid en dynamiek van de platen van bijvoorbeeld zijn vader.
Ook in tekstueel opzicht vaart Justin Townes Earle een andere koers dan zijn vader en blijft hij ver weg van de politieke en maatschappijkritische teksten van Steve Earle om vervolgens met intieme liefdesliedjes op de proppen te komen.
Ik kan me daarom goed voorstellen dat een deel van de liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek Single Mothers te tam en te vrijblijvend vindt, maar ik moet ook zeggen dat Single Mothers een groeiplaat is.
In eerste instantie had ik ook wat moeite met het ingetogen geluid en mistte ik de scherpe kantjes, maar Single Mothers heeft uiteindelijk toch veel te bieden. Zo maakt Justin Townes Earle een paar keer indruk met buitengewoon ingetogen liefdesliedjes die bij vaker horen steeds meer impact krijgen en maakt hij in flink wat andere tracks muziek die ook zomaar van de hand van Van Morrison had kunnen zijn (en daar klaag ik nooit over). In deze tracks maakt Justin Townes Earle steeds meer indruk met soulvolle vocalen en zorgen de subtiele accenten van bijvoorbeeld de pedal steel langzaam maar zeker voor steeds meer kippenvel.
Ik geef direct toe dat ik een week of twee geleden waarschijnlijk een heel ander verhaal zou hebben opgeschreven over Single Mothers, maar muziek moet zo af en toe nu eenmaal rijpen en dat heeft Single Mothers verrassend snel en verrassend goed gedaan.
De volgende keer mag het allemaal weer best wat rauwer, opwindender en stekeliger, maar voor deze ene keer voldoet dit meer ingetogen en gepolijste intermezzo uitstekend, zeker wanneer er even niet zoveel hoeft en de zon stiekem toch nog wat schijnt. Erwin Zijleman
e
26 september 2014
ABBA - Live At Wembley Arena
Een stokoude liveplaat van ABBA? Het is niet direct iets waar ik lang naar uit heb gekeken, het is zelfs niet iets waar ik ook maar enigszins benieuwd naar was.
De nagenoeg perfecte popmuziek van ABBA is voor mijn gevoel immers nauw verbonden met het eindeloos sleutelen in de studio en niet met de weerbarstigheid van het podium. Dat had de band zelf ook wel door, want live-optredens zijn in de geschiedenis van ABBA redelijk schaars.
Waarom heb ik dan toch naar Live At Wembley Arena geluisterd? Pure nieuwsgierigheid.
In eerste instantie leken mijn lage verwachtingen uit te komen. ABBA begint op 10 november 1979 na een pompeus en wat kitscherig intro rommelig aan haar set in de Londense Wembley Arena. Wanneer de band eenmaal warm is gedraaid valt er echter veel te genieten op deze oude live-opnamen. Opvallend veel te genieten zelfs.
ABBA laat in 1979 niets aan het toeval over. Agnetha Fältskog, Björn Ulvaeus, Benny Andersson en Anni-Frid Lyngstad hebben zich in de fameuze Wembley Arena omringd met een grote band en een flink aantal backing vocalisten.
In de bijna twee uur durende set komen uiteraard een groot aantal hits voorbij, maar ook de nodige album-tracks die de gemiddelde muziekliefhebber waarschijnlijk niet eens zal kennen.
In de hoogtijdagen van de disco speelt de band lekker funky en dat past prima bij de live verrassend goed uit de verf komende vocalen van Agnetha en Frida. Hoewel de muziek van ABBA een groot deel van haar kracht ontleend aan de prachtige wijze waarop de muziek van ABBA in meerdere lagen werd opgenomen, blijven de songs van de Zweedse band ook overeind in de soms wat rommelige live setting.
Het klinkt allemaal een stuk minder perfect dan ik van ABBA gewend was en op een gegeven moment begon dit me te bevallen. ABBA klinkt op deze live-plaat warmer en menselijker dan we van de band gewend zijn. Voor het eerst hoor je de kleine foutjes van de muzikanten en hier en daar een net wat minder zuivere noot van de twee zangeressen.
In de rug gesteund door flink wat backing vocalisten zetten Agnetha en Frida overigens een topprestatie neer, want het feit dat ze de vocalen van de platen (die vaak uit heel veel lagen bestaan) weten te benaderen is een prestatie van formaat, zeker wanneer het de meerstemmige vocalen betreft.
ABBA moet zoals gezegd even warm draaien op de winteravond in 1979, maar wanneer dat eenmaal gebeurd is groeit het niveau van het optreden snel. Natuurlijk hoor je dat er sinds 1979 heel veel is veranderd in de popmuziek, maar wat wordt er met veel plezier muziek gemaakt en wat speelt het op dat moment al onder enorme druk opererende ABBA lekker losjes. Niet iedereen zal er voor uit durven komen, maar ik maak er geen geheim van: ABBA Live At Wembley Arena is een verrassend sterke live-plaat die de live prestaties van de mega popsterren van het moment (en dan bedoel ik de Miley Cyrussen en de Lady Gaga's) reduceert tot gepruts in de marge. Erwin Zijleman
De nagenoeg perfecte popmuziek van ABBA is voor mijn gevoel immers nauw verbonden met het eindeloos sleutelen in de studio en niet met de weerbarstigheid van het podium. Dat had de band zelf ook wel door, want live-optredens zijn in de geschiedenis van ABBA redelijk schaars.
Waarom heb ik dan toch naar Live At Wembley Arena geluisterd? Pure nieuwsgierigheid.
In eerste instantie leken mijn lage verwachtingen uit te komen. ABBA begint op 10 november 1979 na een pompeus en wat kitscherig intro rommelig aan haar set in de Londense Wembley Arena. Wanneer de band eenmaal warm is gedraaid valt er echter veel te genieten op deze oude live-opnamen. Opvallend veel te genieten zelfs.
ABBA laat in 1979 niets aan het toeval over. Agnetha Fältskog, Björn Ulvaeus, Benny Andersson en Anni-Frid Lyngstad hebben zich in de fameuze Wembley Arena omringd met een grote band en een flink aantal backing vocalisten.
In de bijna twee uur durende set komen uiteraard een groot aantal hits voorbij, maar ook de nodige album-tracks die de gemiddelde muziekliefhebber waarschijnlijk niet eens zal kennen.
In de hoogtijdagen van de disco speelt de band lekker funky en dat past prima bij de live verrassend goed uit de verf komende vocalen van Agnetha en Frida. Hoewel de muziek van ABBA een groot deel van haar kracht ontleend aan de prachtige wijze waarop de muziek van ABBA in meerdere lagen werd opgenomen, blijven de songs van de Zweedse band ook overeind in de soms wat rommelige live setting.
Het klinkt allemaal een stuk minder perfect dan ik van ABBA gewend was en op een gegeven moment begon dit me te bevallen. ABBA klinkt op deze live-plaat warmer en menselijker dan we van de band gewend zijn. Voor het eerst hoor je de kleine foutjes van de muzikanten en hier en daar een net wat minder zuivere noot van de twee zangeressen.
In de rug gesteund door flink wat backing vocalisten zetten Agnetha en Frida overigens een topprestatie neer, want het feit dat ze de vocalen van de platen (die vaak uit heel veel lagen bestaan) weten te benaderen is een prestatie van formaat, zeker wanneer het de meerstemmige vocalen betreft.
ABBA moet zoals gezegd even warm draaien op de winteravond in 1979, maar wanneer dat eenmaal gebeurd is groeit het niveau van het optreden snel. Natuurlijk hoor je dat er sinds 1979 heel veel is veranderd in de popmuziek, maar wat wordt er met veel plezier muziek gemaakt en wat speelt het op dat moment al onder enorme druk opererende ABBA lekker losjes. Niet iedereen zal er voor uit durven komen, maar ik maak er geen geheim van: ABBA Live At Wembley Arena is een verrassend sterke live-plaat die de live prestaties van de mega popsterren van het moment (en dan bedoel ik de Miley Cyrussen en de Lady Gaga's) reduceert tot gepruts in de marge. Erwin Zijleman
Peppermoon - Prismes
Ik heb deze zomer de Franse supermarché eens links laten liggen en dat begin ik nu te merken. Zuchtmeisjes schitteren dit jaar door afwezigheid en dat is zo nu en dan een groot gemis, zeker wanneer de zon het wat laat afweten.
Gelukkig weten de Franse zuchtmeisjes met enige regelmaat ook de Nederlandse platenzaken te bereiken, waardoor de zwoele verleiding van deze zuchtmeisjes uiteindelijk niet hoeft te worden gemist.
Verreweg de leukste plaat in het genre komt van het Parijse duo Peppermoon. Muzikant Pierre Faa en zangeres Iris Koshlev leverden een paar jaar geleden al eens een behoorlijk onweerstaanbaar debuut af, maar overtreffen dit debuut nu op alle fronten met Prismes.
Belangrijkste wapen van Peppermoon is natuurlijk de heerlijk zwoele en verleidelijke stem van Iris Koshlev, maar het is zeker niet het enige wapen van Peppermoon. Vergeleken met de meeste platen in dit genre verrast Peppermoon met een prachtige instrumentatie. Pierre Faa kleurt de muziek van Peppermoon in met honingzoete en betoverend mooie klanken, maar slaagt er ook in om de muziek van het duo steeds net iets anders te laten klinken en slaagt er bovendien in om avontuurlijke accenten aan te brengen in de zoete klanken op Prismes.
Het is een instrumentatie die met enige regelmaat doet denken aan die van Belle & Sebastian, al is de muziek van Peppermoon een stuk minder uitbundig. Door de prachtige instrumentatie klinkt Prismes al als een warme zomerdag of een broeierige zomeravond, maar de fraaie klanken vormen slechts een deel van de zoete verleiding van Peppermoon.
Het zijn immers vooral de vocalen van Iris Koshlev die Prismes van Peppermoon zoveel toverkracht geven. Door de subtiele en over het algemeen redelijk ingetogen instrumentatie krijgt de stem van de Parijse zangeres alle ruimte. Dat is lang niet aan alle zangeressen besteed, maar Iris Koshlev vult de ruimte die ze krijgt met speels gemak en verrast keer op keer met warme vocalen die zwoel en verleidelijk maar ook eerlijk en oprecht zijn. Zeker in de bijzonder ingetogen luisterliedjes op Prismes maakt Iris Koshlev een onuitwisbare indruk, maar ook in de net wat uitbundigere songs voegt ze heel veel toe aan de stemmige en zo nu en dan wonderschone klanken.
De verleiding van Prismes van Peppermoon was in mijn geval direct meedogenloos, maar de echte liefde voor de plaat moest toen nog groeien. Inmiddels ben ik zo verknocht aan Prismes van Peppermoon dat ik niet meer zonder wil. Niets is lekkerder wakker worden, niets is lekkerder slapen gaan en ook hier tussenin zorgen Pierre Faa en Iris Koshlev steeds weer voor het zo nodige moment van rust en ontspanning. Ik heb dit jaar in plaats van een flinke stapel maar één Frans plaatje in handen, maar ik ben er nog nooit zo blij mee geweest. Erwin Zijleman
Gelukkig weten de Franse zuchtmeisjes met enige regelmaat ook de Nederlandse platenzaken te bereiken, waardoor de zwoele verleiding van deze zuchtmeisjes uiteindelijk niet hoeft te worden gemist.
Verreweg de leukste plaat in het genre komt van het Parijse duo Peppermoon. Muzikant Pierre Faa en zangeres Iris Koshlev leverden een paar jaar geleden al eens een behoorlijk onweerstaanbaar debuut af, maar overtreffen dit debuut nu op alle fronten met Prismes.
Belangrijkste wapen van Peppermoon is natuurlijk de heerlijk zwoele en verleidelijke stem van Iris Koshlev, maar het is zeker niet het enige wapen van Peppermoon. Vergeleken met de meeste platen in dit genre verrast Peppermoon met een prachtige instrumentatie. Pierre Faa kleurt de muziek van Peppermoon in met honingzoete en betoverend mooie klanken, maar slaagt er ook in om de muziek van het duo steeds net iets anders te laten klinken en slaagt er bovendien in om avontuurlijke accenten aan te brengen in de zoete klanken op Prismes.
Het is een instrumentatie die met enige regelmaat doet denken aan die van Belle & Sebastian, al is de muziek van Peppermoon een stuk minder uitbundig. Door de prachtige instrumentatie klinkt Prismes al als een warme zomerdag of een broeierige zomeravond, maar de fraaie klanken vormen slechts een deel van de zoete verleiding van Peppermoon.
Het zijn immers vooral de vocalen van Iris Koshlev die Prismes van Peppermoon zoveel toverkracht geven. Door de subtiele en over het algemeen redelijk ingetogen instrumentatie krijgt de stem van de Parijse zangeres alle ruimte. Dat is lang niet aan alle zangeressen besteed, maar Iris Koshlev vult de ruimte die ze krijgt met speels gemak en verrast keer op keer met warme vocalen die zwoel en verleidelijk maar ook eerlijk en oprecht zijn. Zeker in de bijzonder ingetogen luisterliedjes op Prismes maakt Iris Koshlev een onuitwisbare indruk, maar ook in de net wat uitbundigere songs voegt ze heel veel toe aan de stemmige en zo nu en dan wonderschone klanken.
De verleiding van Prismes van Peppermoon was in mijn geval direct meedogenloos, maar de echte liefde voor de plaat moest toen nog groeien. Inmiddels ben ik zo verknocht aan Prismes van Peppermoon dat ik niet meer zonder wil. Niets is lekkerder wakker worden, niets is lekkerder slapen gaan en ook hier tussenin zorgen Pierre Faa en Iris Koshlev steeds weer voor het zo nodige moment van rust en ontspanning. Ik heb dit jaar in plaats van een flinke stapel maar één Frans plaatje in handen, maar ik ben er nog nooit zo blij mee geweest. Erwin Zijleman
25 september 2014
Karen O - Crush Songs
Ik ken Karen O (echte naam: Karen Lee Orzolek) eigenlijk alleen maar als frontvrouw van de opwindende New Yorkse band The Yeah Yeah Yeahs. Ik weet dat ze hiernaast in een aantal andere bands/projecten actief is geweest en dat ze een paar jaar geleden een naar verluid zeer geslaagde soundtrack voor een kinderfilm heeft gemaakt, maar ik kan me niet herinneren dat ik de anderen gedaanten van Karen O ooit heb beluisterd.
Bij beluistering van Crush Songs begon ik dus met de energieke power muziek van The Yeah Yeah Yeahs in gedachten en had ik allerlei verwachtingen met betrekking tot Crush Songs.
Het zijn verwachtingen die geen van allen zijn uitgekomen, want Karen O doet op Crush Songs iets dat ik geen moment van haar had verwacht. Crush Songs staat vol met intieme, akoestische popliedjes die vooral over verliefdheid gaan en die Karen O inmiddels al een jaar of tien geleden schreef. Het zijn eenvoudige popliedjes die het moeten doen met een uitermate eenvoudige instrumentatie, die vervolgens wordt aangevuld met ingetogen vocalen.
Crush Songs staat vol met popliedjes die flink mogen rammelen, wat het etiket lo-fi op de plaat rechtvaardigt. De instrumentatie is niet heel bijzonder en hetzelfde geldt eigenlijk voor de wat onvaste vocalen op de plaat, maar toch weet Karen O me te raken. Diep te raken durf ik wel te zeggen. Crush Songs heeft de rauwe intensiteit die ook de eerste platen van PJ Harvey kenmerkte en dat komt hard aan. Keihard zelfs.
Karen O heeft met Crush Songs een goudeerlijke en emotievolle plaat gemaakt. Het is een plaat zonder poespas of tierelantijntjes. Crush Songs laat songs horen die zijn teruggebracht tot de essentie. Eenvoudige gitaarloopjes, emotievolle zang. Het is allemaal verre van perfect, maar het snijdt je dwars door de ziel.
Bij eerste beluistering vond ik het allemaal fantastisch, maar ging ik er nog van uit dat de gekwelde rammelpop van Karen O snel zou gaan vervelen. Het tegendeel bleek het geval. De impact van Crush Songs is sinds de eerste beluistering alleen maar groter geworden. In eerste instantie moest ik vooral glimlachen op de charmante rammelpop van Karen O, maar inmiddels voel ik bij beluistering van Crush Songs haar leed zo intens dat het pijn doet. Het is pijn die wordt gecompenseerd door geluk, want is er iets mooiers dan een muzikant die je met zijn of haar muziek diep weet te raken?
Karen O was een maand geleden voor mij niet veel meer dan een gewaardeerd frontvrouw van een aardige en soms opwindende band, maar inmiddels is ze voor mij de vrouw achter één van de mooiste en zeker één van de meest indrukwekkende platen van 2014. Het is een plaat die is gemaakt met zeer eenvoudige middelen, maar de impact is maximaal. Het komt aan als de spreekwoordelijke mokerslag, maar wat voelt het goed. Prachtplaat. Erwin Zijleman
Bij beluistering van Crush Songs begon ik dus met de energieke power muziek van The Yeah Yeah Yeahs in gedachten en had ik allerlei verwachtingen met betrekking tot Crush Songs.
Het zijn verwachtingen die geen van allen zijn uitgekomen, want Karen O doet op Crush Songs iets dat ik geen moment van haar had verwacht. Crush Songs staat vol met intieme, akoestische popliedjes die vooral over verliefdheid gaan en die Karen O inmiddels al een jaar of tien geleden schreef. Het zijn eenvoudige popliedjes die het moeten doen met een uitermate eenvoudige instrumentatie, die vervolgens wordt aangevuld met ingetogen vocalen.
Crush Songs staat vol met popliedjes die flink mogen rammelen, wat het etiket lo-fi op de plaat rechtvaardigt. De instrumentatie is niet heel bijzonder en hetzelfde geldt eigenlijk voor de wat onvaste vocalen op de plaat, maar toch weet Karen O me te raken. Diep te raken durf ik wel te zeggen. Crush Songs heeft de rauwe intensiteit die ook de eerste platen van PJ Harvey kenmerkte en dat komt hard aan. Keihard zelfs.
Karen O heeft met Crush Songs een goudeerlijke en emotievolle plaat gemaakt. Het is een plaat zonder poespas of tierelantijntjes. Crush Songs laat songs horen die zijn teruggebracht tot de essentie. Eenvoudige gitaarloopjes, emotievolle zang. Het is allemaal verre van perfect, maar het snijdt je dwars door de ziel.
Bij eerste beluistering vond ik het allemaal fantastisch, maar ging ik er nog van uit dat de gekwelde rammelpop van Karen O snel zou gaan vervelen. Het tegendeel bleek het geval. De impact van Crush Songs is sinds de eerste beluistering alleen maar groter geworden. In eerste instantie moest ik vooral glimlachen op de charmante rammelpop van Karen O, maar inmiddels voel ik bij beluistering van Crush Songs haar leed zo intens dat het pijn doet. Het is pijn die wordt gecompenseerd door geluk, want is er iets mooiers dan een muzikant die je met zijn of haar muziek diep weet te raken?
Karen O was een maand geleden voor mij niet veel meer dan een gewaardeerd frontvrouw van een aardige en soms opwindende band, maar inmiddels is ze voor mij de vrouw achter één van de mooiste en zeker één van de meest indrukwekkende platen van 2014. Het is een plaat die is gemaakt met zeer eenvoudige middelen, maar de impact is maximaal. Het komt aan als de spreekwoordelijke mokerslag, maar wat voelt het goed. Prachtplaat. Erwin Zijleman
24 september 2014
Avi Buffalo - At Best Cuckold
Het uit het Californische Long Beach afkomstige Avi Buffalo debuteerde ruim 4 jaar geleden met een titelloze plaat die de zon zeer uitbundig deed schijnen. Het debuut van het destijds uit twee mannen en twee vrouwen bestaande kwartet riep associaties op met de muziek van onder andere The Shins, Fleet Foxes, Grizzly Bear en Beach House; stuk voor stuk behorend tot de smaakmakers van dat moment. Avi Buffalo voegde uit een verder verleden invloeden van Neil Young, Love en The Beach Boys toe en had bovendien het zweverige van een band als Danielson Famile.
Het leverde een cocktail op die eigenlijk tot op de dag van vandaag zeer smakelijk is gebleken. Dat is knap, zeker als je je bedenkt dat de leden van Avi Buffalo vier jaar geleden de Amerikaanse highschool nog maar net waren ontgroeid.
Inmiddels zijn we ruim vier jaar verder en ligt dan eindelijk de tweede plaat van Avi Buffalo in de winkel. De band raakt de afgelopen jaren twee leden kwijt en haalde twee nieuwe leden binnen. Belangrijkste man blijft natuurlijk voorman Avi Zahner-Isenberg, die ook dit keer alle songs schreef en met zijn opvallende stem voor een belangrijk deel het geluid van Avi Buffalo bepaalt.
Het is een geluid dat heel af en toe raakt aan het geluid dat we nog kennen van het debuut, maar over het algemeen genomen is At Best Cuckold toch een andere plaat dan zijn titelloze voorganger. At Best Cuckold is vooral toegankelijker en gepolijster dan deze voorganger. Dat is aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant strooit Avi Buffalo op haar tweede plaat driftig met heerlijke popliedjes waarvan je alleen maar heel gelukkig kunt worden.
Het zijn popliedjes die flarden uit een ver verleden bevatten, waarbij ik afwisselend iets van The Beach Boys en The Beatles hoor, maar het meest treffende vergelijkingsmateriaal vind ik persoonlijk toch bij bands als The Flaming Lips en Mercury Rev, al hoor ik in de stevigere momenten ook wel wat van Built To Spill en moest ik ook een paar keer aan Elliott Smith denken.
At Best Cuckold bevat een aantal stekelige gitaarpopsongs, maar is ook niet bang voor psychedelische uitspattingen, inclusief zweverige synths en melodieuze gitaarsolo’s, of voor heerlijk dromerige popsongs die zo lijken weggelopen uit de jaren 70. Het combineert allemaal prachtig met de wat hoge stem van Avi Zahner-Isenberg, die nog altijd een duidelijk eigen geluid heeft, maar in de afgelopen jaren wel veel beter is gaan zingen.
Wat voor de vocalen van Avi Zahner-Isenberg geldt, geldt eigenlijk voor alle aspecten van de muziek van Avi Buffalo. At Best Cuckold klinkt volwassener, evenwichtiger en uiteindelijk beter. Het titelloze debuut van Avi Buffalo was zo’n plaat waarvan ik vooral moest glimlachen, deze tweede plaat is er een waarvan ik langzaam maar zeker intens ben gaan houden. Ik lees tot dusver helaas maar weinig over deze plaat, maar als je het mij vraagt is het er een die zomaar kan uitgroeien tot de grootste verrassingen van 2014. Heerlijke plaat van een nu al groot songwriter. Erwin Zijleman
Het leverde een cocktail op die eigenlijk tot op de dag van vandaag zeer smakelijk is gebleken. Dat is knap, zeker als je je bedenkt dat de leden van Avi Buffalo vier jaar geleden de Amerikaanse highschool nog maar net waren ontgroeid.
Inmiddels zijn we ruim vier jaar verder en ligt dan eindelijk de tweede plaat van Avi Buffalo in de winkel. De band raakt de afgelopen jaren twee leden kwijt en haalde twee nieuwe leden binnen. Belangrijkste man blijft natuurlijk voorman Avi Zahner-Isenberg, die ook dit keer alle songs schreef en met zijn opvallende stem voor een belangrijk deel het geluid van Avi Buffalo bepaalt.
Het is een geluid dat heel af en toe raakt aan het geluid dat we nog kennen van het debuut, maar over het algemeen genomen is At Best Cuckold toch een andere plaat dan zijn titelloze voorganger. At Best Cuckold is vooral toegankelijker en gepolijster dan deze voorganger. Dat is aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant strooit Avi Buffalo op haar tweede plaat driftig met heerlijke popliedjes waarvan je alleen maar heel gelukkig kunt worden.
Het zijn popliedjes die flarden uit een ver verleden bevatten, waarbij ik afwisselend iets van The Beach Boys en The Beatles hoor, maar het meest treffende vergelijkingsmateriaal vind ik persoonlijk toch bij bands als The Flaming Lips en Mercury Rev, al hoor ik in de stevigere momenten ook wel wat van Built To Spill en moest ik ook een paar keer aan Elliott Smith denken.
At Best Cuckold bevat een aantal stekelige gitaarpopsongs, maar is ook niet bang voor psychedelische uitspattingen, inclusief zweverige synths en melodieuze gitaarsolo’s, of voor heerlijk dromerige popsongs die zo lijken weggelopen uit de jaren 70. Het combineert allemaal prachtig met de wat hoge stem van Avi Zahner-Isenberg, die nog altijd een duidelijk eigen geluid heeft, maar in de afgelopen jaren wel veel beter is gaan zingen.
Wat voor de vocalen van Avi Zahner-Isenberg geldt, geldt eigenlijk voor alle aspecten van de muziek van Avi Buffalo. At Best Cuckold klinkt volwassener, evenwichtiger en uiteindelijk beter. Het titelloze debuut van Avi Buffalo was zo’n plaat waarvan ik vooral moest glimlachen, deze tweede plaat is er een waarvan ik langzaam maar zeker intens ben gaan houden. Ik lees tot dusver helaas maar weinig over deze plaat, maar als je het mij vraagt is het er een die zomaar kan uitgroeien tot de grootste verrassingen van 2014. Heerlijke plaat van een nu al groot songwriter. Erwin Zijleman
23 september 2014
Lia Ices - Ices
Grown Unknown van Lia Ices schaarde ik in 2011 onder de beste platen van het jaar. Daar stond ik helaas vrijwel alleen in, maar ik sta er nog steeds voor de volle 100% achter.
Sterker nog, Grown Unknown van Lia Ices is zo’n plaat die ik serieus zou overwegen wanneer een platenkoffertje voor gedwongen verbanning naar een onbewoond eiland moet worden gevuld.
Op Grown Unknown eerde de vanuit New York opererende singer-songwriter, zoals zovelen, de grote singer-songwriters uit de jaren 60 en 70, maar in tegenstelling tot de meeste van haar soortgenoten slaagde Lia Ices er op haar tweede plaat ook in om een brug te slaan tussen de singer-songwriter muziek uit het verleden en die uit het heden, bijvoorbeeld door mooie akoestische arrangementen langzaam maar zeker te voorzien van zwoele elektronica.
Ik beschreef Grown Unknown uiteindelijk als de verbindende schakel tussen Joni Mitchell, Kate Bush, The Cocteau Twins, The Cranberries, Cat Power, Leslie Feist en Agnes Obel en ook hier kan ik nog steeds achter staan.
Ices, de nieuwe plaat van Lia Ices, is daarom voor de meesten van ons een doodgewone en waarschijnlijk snel over het hoofd geziene release, maar voor mij was het op voorhand één van de grote releases van 2014.
Ik had gehoopt dat Lia Ices het me makkelijk zou maken, maar dit bleek vrijwel onmiddellijk ijdele hoop. In de openingstrack komt Lia Ices direct op de proppen met een zwaar aangezet geluid met invloeden uit de elektronica en de wereldmuziek. Het is een geluid dat mijlenver is verwijderd van de betoverende klanken op Grown Unknown, waardoor de derde plaat van Lia Ices in eerste instantie niet mee viel.
Nu is de openingstrack zeker niet representatief voor de rest van Ices, maar ook de rest van de plaat laat een ander geluid horen dan ik van Lia Ices had verwacht. Ices is elektronischer, zweveriger, exotischer en zwaarder aangezet dan zijn voorganger. Ices heeft bovendien de invloeden uit de klassieke singer-songwriter muziek grotendeels afgezworen, waardoor de plaat een stuk minder tijdloos klinkt dan zijn voorganger.
Laat ik eerlijk zijn, het viel me in eerste instantie vies tegen. Ices blijkt echter een plaat die flink kan groeien als je de plaat hier de kans voor geeft. Zeker de songs die zijn ingekleurd met een atmosferisch elektronisch klankentapijt beschikken over de toverkracht die bijvoorbeeld ook Beach House eigen is. Het zijn deze songs die uiteindelijk de meeste indruk maken.
Hiernaast verkent Lia Ices hier en daar de wat toegankelijkere elektropop, waarbinnen ze moet afrekenen met moordende concurrentie. Een aantal andere tracks flirten met new age en daar moet je tegen kunnen.
Ik heb Ices inmiddels een maand of twee in huis en in deze periode is de plaat me een stuk dierbaarder geworden. Na eerste beluistering was het slechts een zesje voor de moeite, maar inmiddels kan ik genieten van Ices, zeker wanneer ik de gedachten aan Grown Unknown naar de achtergrond kan verdringen.
Lia Ices heeft een gedurfde plaat gemaakt waarop het in eerste instantie zoeken is naar de magische momenten, maar ze zijn er zeker. Zeker wanneer je de plaat op de achtergrond lekker voort laat kabbelen heeft Ices flink wat impact. De dromerige klanken zijn heerlijk rustgevend en beeldend, waarbij de exotische accenten het effect van de mystieke luistertrip alleen maar versterken.
Ik ga er niet omheen draaien. Ices is lang niet zo goed als Grown Unknown en mag niet mee naar het onbewoonde eiland. Aan de andere kant is de plaat wel veel beter dan het merendeel van de andere releases van het moment, waardoor er niets valt af te dingen op mijn aandacht voor de derde plaat van Lia Ices. De volgende keer mag het weer heel anders, maar voor één keer is dit ook leuk. Is dit niks voor jou? Luister dan zeker eens naar Grown Unknown. Erwin Zijleman
Sterker nog, Grown Unknown van Lia Ices is zo’n plaat die ik serieus zou overwegen wanneer een platenkoffertje voor gedwongen verbanning naar een onbewoond eiland moet worden gevuld.
Op Grown Unknown eerde de vanuit New York opererende singer-songwriter, zoals zovelen, de grote singer-songwriters uit de jaren 60 en 70, maar in tegenstelling tot de meeste van haar soortgenoten slaagde Lia Ices er op haar tweede plaat ook in om een brug te slaan tussen de singer-songwriter muziek uit het verleden en die uit het heden, bijvoorbeeld door mooie akoestische arrangementen langzaam maar zeker te voorzien van zwoele elektronica.
Ik beschreef Grown Unknown uiteindelijk als de verbindende schakel tussen Joni Mitchell, Kate Bush, The Cocteau Twins, The Cranberries, Cat Power, Leslie Feist en Agnes Obel en ook hier kan ik nog steeds achter staan.
Ices, de nieuwe plaat van Lia Ices, is daarom voor de meesten van ons een doodgewone en waarschijnlijk snel over het hoofd geziene release, maar voor mij was het op voorhand één van de grote releases van 2014.
Ik had gehoopt dat Lia Ices het me makkelijk zou maken, maar dit bleek vrijwel onmiddellijk ijdele hoop. In de openingstrack komt Lia Ices direct op de proppen met een zwaar aangezet geluid met invloeden uit de elektronica en de wereldmuziek. Het is een geluid dat mijlenver is verwijderd van de betoverende klanken op Grown Unknown, waardoor de derde plaat van Lia Ices in eerste instantie niet mee viel.
Nu is de openingstrack zeker niet representatief voor de rest van Ices, maar ook de rest van de plaat laat een ander geluid horen dan ik van Lia Ices had verwacht. Ices is elektronischer, zweveriger, exotischer en zwaarder aangezet dan zijn voorganger. Ices heeft bovendien de invloeden uit de klassieke singer-songwriter muziek grotendeels afgezworen, waardoor de plaat een stuk minder tijdloos klinkt dan zijn voorganger.
Laat ik eerlijk zijn, het viel me in eerste instantie vies tegen. Ices blijkt echter een plaat die flink kan groeien als je de plaat hier de kans voor geeft. Zeker de songs die zijn ingekleurd met een atmosferisch elektronisch klankentapijt beschikken over de toverkracht die bijvoorbeeld ook Beach House eigen is. Het zijn deze songs die uiteindelijk de meeste indruk maken.
Hiernaast verkent Lia Ices hier en daar de wat toegankelijkere elektropop, waarbinnen ze moet afrekenen met moordende concurrentie. Een aantal andere tracks flirten met new age en daar moet je tegen kunnen.
Ik heb Ices inmiddels een maand of twee in huis en in deze periode is de plaat me een stuk dierbaarder geworden. Na eerste beluistering was het slechts een zesje voor de moeite, maar inmiddels kan ik genieten van Ices, zeker wanneer ik de gedachten aan Grown Unknown naar de achtergrond kan verdringen.
Lia Ices heeft een gedurfde plaat gemaakt waarop het in eerste instantie zoeken is naar de magische momenten, maar ze zijn er zeker. Zeker wanneer je de plaat op de achtergrond lekker voort laat kabbelen heeft Ices flink wat impact. De dromerige klanken zijn heerlijk rustgevend en beeldend, waarbij de exotische accenten het effect van de mystieke luistertrip alleen maar versterken.
Ik ga er niet omheen draaien. Ices is lang niet zo goed als Grown Unknown en mag niet mee naar het onbewoonde eiland. Aan de andere kant is de plaat wel veel beter dan het merendeel van de andere releases van het moment, waardoor er niets valt af te dingen op mijn aandacht voor de derde plaat van Lia Ices. De volgende keer mag het weer heel anders, maar voor één keer is dit ook leuk. Is dit niks voor jou? Luister dan zeker eens naar Grown Unknown. Erwin Zijleman
22 september 2014
The Psycho Sisters - Up on the Chair, Beatrice
Het gelegenheidsduo The Psycho Sisters werd in eerste instantie al aan het begin van de jaren 90 opgericht.
Susan Cowsill en voormalig gitariste van The Bangles Vicki Peterson speelden samen in The Continental Drifters (eigenlijk ook een gelegenheidsband met onder andere ex-leden van The Dream Syndicate en The dB’s) en hadden nog wel wat tijd over voor een gezamenlijk muzikaal project.
Meer dan een single en wat optredens leverde het destijds niet op, maar bijna 25 jaar later ligt er alsnog een debuut van The Psycho Sisters in de winkel. Het is een plaat die ik inmiddels al een tijdje koester en die me sindsdien alleen maar dierbaarder is geworden.
Op Up on the Chair, Beatrice betoveren Susan Cowsill en Vicki Peterson je met prachtige harmonieën en vooral met geweldige popsongs. Een aantal van deze popsongs neemt je mee terug naar de Westcoast pop dagen van The Bangles, maar Susan Cowsill en Vicki Peterson leunen op Up on the Chair, Beatrice niet al te zwaar op het verleden. In een aantal slechts Spartaans aangeklede songs schuiven The Psycho Sisters wat meer op richting roots, terwijl een aantal andere tracks bijna psychedelisch klinken of steviger rocken.
In al deze tracks spelen de prachtig bij elkaar kleurende stemmen van Susan Cowsill en Vicki Peterson een belangrijke rol. Beiden beschikken over een aangenaam stemgeluid, maar wanneer Susan Cowsill en Vicki Peterson samen zingen gebeurt er iets. Het zorgt er voor dat de songs op Up on the Chair, Beatrice ongelooflijk veel kracht, energie en plezier uitstralen.
Cowsill en Peterson zijn inmiddels door de wol geverfde muzikanten, maar gaan op Up On The Chair, Beatrice los als jonge honden. Het zijn de aan de Bangles herinnerende songs die je het makkelijkst verleiden en direct zorgen voor het zomergevoel, maar juist de wat minder makkelijk te doorgronden songs maken uiteindelijk de meeste indruk.
In deze songs worden roots, psychedelica en rock aan elkaar gesmeed tot uiteindelijk toch behoorlijk toegankelijke popsongs. Het zijn popsongs die direct bekend in de oren klinken, maar toch lukt het me niet goed om zinvol vergelijkingsmateriaal aan te dragen voor de muziek van The Psycho Sisters.
Wat ik wel weet is dat het debuut van het duo alleen maar leuker wordt wanneer je de plaat vaker hoort. Bij eerste beluistering vond ik het leuk maar nog niet heel bijzonder, na een paar keer horen wist ik dat dit een bijzondere plaat is en inmiddels is het een plaat die ik steeds weer wil horen en die zo langzamerhand is uitgegroeid tot een van de feelgood platen van deze zomer.
De meeste songs op de plaat werden geschreven door Vicky Peterson, al dan niet met hulp van anderen, maar ook voormalig Continental Drifters collega Peter Holsapple draagt een heerlijk zomers deuntje aan. Voor het stemmige slotakkoord vertrouwen Susan Cowsill en Vicki Peterson op Harry Nilsson’s Cuddly Toy en ook dit wordt met verve vertolkt.
Up on the Chair, Beatrice is vooral een met heel veel plezier gemaakte plaat, maar het is ook een plaat van hoog niveau. Of er nog meer in het vat van The Psycho Sisters zit moeten we afwachten, maar ik sluit zeker niet uit dat we nog meer gaan horen van deze dames. Up on the Chair, Beatrice smaakt uiteindelijk immers vooral naar meer. Naar veel meer. Erwin Zijleman
Susan Cowsill en voormalig gitariste van The Bangles Vicki Peterson speelden samen in The Continental Drifters (eigenlijk ook een gelegenheidsband met onder andere ex-leden van The Dream Syndicate en The dB’s) en hadden nog wel wat tijd over voor een gezamenlijk muzikaal project.
Meer dan een single en wat optredens leverde het destijds niet op, maar bijna 25 jaar later ligt er alsnog een debuut van The Psycho Sisters in de winkel. Het is een plaat die ik inmiddels al een tijdje koester en die me sindsdien alleen maar dierbaarder is geworden.
Op Up on the Chair, Beatrice betoveren Susan Cowsill en Vicki Peterson je met prachtige harmonieën en vooral met geweldige popsongs. Een aantal van deze popsongs neemt je mee terug naar de Westcoast pop dagen van The Bangles, maar Susan Cowsill en Vicki Peterson leunen op Up on the Chair, Beatrice niet al te zwaar op het verleden. In een aantal slechts Spartaans aangeklede songs schuiven The Psycho Sisters wat meer op richting roots, terwijl een aantal andere tracks bijna psychedelisch klinken of steviger rocken.
In al deze tracks spelen de prachtig bij elkaar kleurende stemmen van Susan Cowsill en Vicki Peterson een belangrijke rol. Beiden beschikken over een aangenaam stemgeluid, maar wanneer Susan Cowsill en Vicki Peterson samen zingen gebeurt er iets. Het zorgt er voor dat de songs op Up on the Chair, Beatrice ongelooflijk veel kracht, energie en plezier uitstralen.
Cowsill en Peterson zijn inmiddels door de wol geverfde muzikanten, maar gaan op Up On The Chair, Beatrice los als jonge honden. Het zijn de aan de Bangles herinnerende songs die je het makkelijkst verleiden en direct zorgen voor het zomergevoel, maar juist de wat minder makkelijk te doorgronden songs maken uiteindelijk de meeste indruk.
In deze songs worden roots, psychedelica en rock aan elkaar gesmeed tot uiteindelijk toch behoorlijk toegankelijke popsongs. Het zijn popsongs die direct bekend in de oren klinken, maar toch lukt het me niet goed om zinvol vergelijkingsmateriaal aan te dragen voor de muziek van The Psycho Sisters.
Wat ik wel weet is dat het debuut van het duo alleen maar leuker wordt wanneer je de plaat vaker hoort. Bij eerste beluistering vond ik het leuk maar nog niet heel bijzonder, na een paar keer horen wist ik dat dit een bijzondere plaat is en inmiddels is het een plaat die ik steeds weer wil horen en die zo langzamerhand is uitgegroeid tot een van de feelgood platen van deze zomer.
De meeste songs op de plaat werden geschreven door Vicky Peterson, al dan niet met hulp van anderen, maar ook voormalig Continental Drifters collega Peter Holsapple draagt een heerlijk zomers deuntje aan. Voor het stemmige slotakkoord vertrouwen Susan Cowsill en Vicki Peterson op Harry Nilsson’s Cuddly Toy en ook dit wordt met verve vertolkt.
Up on the Chair, Beatrice is vooral een met heel veel plezier gemaakte plaat, maar het is ook een plaat van hoog niveau. Of er nog meer in het vat van The Psycho Sisters zit moeten we afwachten, maar ik sluit zeker niet uit dat we nog meer gaan horen van deze dames. Up on the Chair, Beatrice smaakt uiteindelijk immers vooral naar meer. Naar veel meer. Erwin Zijleman
21 september 2014
Leonard Cohen - Popular Problems
Leonard Cohen viert vandaag zijn 80e verjaardag, maar zijn hoge leeftijd weerhoudt hem er niet van opnieuw een nieuwe plaat uit te brengen. Deze nieuwe plaat volgt op een jarenlange, buitengewoon indrukwekkende, tour, die hem vorig jaar nog twee keer naar Nederland bracht, en is de opvolger van het in 2012 nog als slotakkoord aangekondigde Old Ideas.
Popular Problems is pas de dertiende studioplaat van Leonard Cohen, die in 1967 debuteerde met het inmiddels tot een klassieker uitgegroeide Songs From Leonard Cohen en inmiddels een zeer memorabel stapeltje platen op zijn naam heeft staan, waarin zwakke schakels ontbreken (zijn zwakste plaat is waarschijnlijk Various Positions uit 1985, maar dit is wel de plaat met Hallelujah; inmiddels waarschijnlijk zijn bekendste en een van zijn meest geliefde songs).
Leonard Cohen nam in zijn lange carrière vaak de tijd voor het uitbrengen van nieuwe platen, maar is op zijn oude dag, want zo mag je het langzamerhand toch wel noemen, opvallend productief. Leonard Cohen levert bovendien uitsluitend vakwerk af, wat op zijn leeftijd een betrekkelijk zeldzaam fenomeen is. Ook Popular Problems is weer een opvallend goede plaat, die prima aansluit op de platen die Leonard Cohen de afgelopen decennia heeft gemaakt en die sinds I’m Your Man uit 1988 een opvallend consistent geluid laten horen.
Popular Problems werd gemaakt met topproducer Patrick Leonard, die een flinke vinger in de pap heeft op de plaat. Patrick Leonard is nog altijd vooral bekend van zijn werk voor Madonna, maar heeft inmiddels gewerkt met een hele waslijst aan topmuzikanten en was ook op Leonard Cohen’s Old Ideas al van de partij. De Canadese topproducer schreef mee aan flink wat songs op de plaat en was voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de instrumentatie, maar Popular Problems is uiteindelijk in alles een Leonard Cohen plaat.
Popular Problems klinkt buitengewoon ingetogen, grotendeels akoestisch en bijzonder stemmig en valt op door fraaie accenten, waaronder wonderschone accenten van de viool, die ook tijdens zijn tour zo'n belangrijke rol speelden. Hiernaast spelen ook op Popular Problems ondersteunende vrouwenstemmen weer een belangrijke rol. Leonard Cohen beperkt zich inmiddels deels tot het voordragen van zijn nog altijd bijzonder indrukwekkende teksten, waarna de vrouwenstemmen mogen zorgen voor de melodieën en de frivoliteit. Het zijn dit keer niet de zangeressen waarmee Cohen de afgelopen jaren toerde, maar het resultaat mag er zijn.
In zijn teksten bespreekt Leonard Cohen op Popular Problems net zo makkelijk persoonlijke ongemakken, terugblikken op zijn leven als de grote politieke thema’s, maar in alle gevallen doet hij dit met zoveel gevoel dat het de luisteraar niet onberoerd kan laten. In muzikaal opzicht is Popular Problems een veelzijdige plaat. Cohen schotelt de luisteraar een aantal bluesy tracks voor (waarin hij stiekem richting Tom Waits kruipt), maar kiest ook voor jazz, folk en een vleugje country; alles ingebed in het inmiddels zo herkenbare Leonard Cohen geluid.
Zeker in vocaal opzicht heeft Leonard Cohen de afgelopen jaren flink moeten inleveren, maar de sterke songs, de mooie teksten, de indringende voordracht en de prachtige instrumentatie compenseren veel. Persoonlijk vind ik zijn stem overigens nog altijd prachtig, zeker wanneer Cohen wat meer aanzet en de ruwe emotie aan de oppervlakte komt. Op een aantal momenten doet Cohen veel meer dan het voordragen van zijn teksten en weet hij nog altijd de juiste en zeker een gevoelige snaar te raken.
Leonard Cohen heeft met Popular Problems al met al een plaat gemaakt die er echt toe doet. Er zijn heel wat veel jongere muzikanten van naam en faam die dat al heel lang niet meer gelukt is, wat Popular Problems alleen maar meer glans geeft. Popular Problems bevat een aantal hele mooie songs die op fascinerend gedreven wijze worden vertolkt door de man die van geen ophouden wil weten. Een diepe buiging is op zijn plaats. Erwin Zijleman
Popular Problems is pas de dertiende studioplaat van Leonard Cohen, die in 1967 debuteerde met het inmiddels tot een klassieker uitgegroeide Songs From Leonard Cohen en inmiddels een zeer memorabel stapeltje platen op zijn naam heeft staan, waarin zwakke schakels ontbreken (zijn zwakste plaat is waarschijnlijk Various Positions uit 1985, maar dit is wel de plaat met Hallelujah; inmiddels waarschijnlijk zijn bekendste en een van zijn meest geliefde songs).
Leonard Cohen nam in zijn lange carrière vaak de tijd voor het uitbrengen van nieuwe platen, maar is op zijn oude dag, want zo mag je het langzamerhand toch wel noemen, opvallend productief. Leonard Cohen levert bovendien uitsluitend vakwerk af, wat op zijn leeftijd een betrekkelijk zeldzaam fenomeen is. Ook Popular Problems is weer een opvallend goede plaat, die prima aansluit op de platen die Leonard Cohen de afgelopen decennia heeft gemaakt en die sinds I’m Your Man uit 1988 een opvallend consistent geluid laten horen.
Popular Problems werd gemaakt met topproducer Patrick Leonard, die een flinke vinger in de pap heeft op de plaat. Patrick Leonard is nog altijd vooral bekend van zijn werk voor Madonna, maar heeft inmiddels gewerkt met een hele waslijst aan topmuzikanten en was ook op Leonard Cohen’s Old Ideas al van de partij. De Canadese topproducer schreef mee aan flink wat songs op de plaat en was voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de instrumentatie, maar Popular Problems is uiteindelijk in alles een Leonard Cohen plaat.
Popular Problems klinkt buitengewoon ingetogen, grotendeels akoestisch en bijzonder stemmig en valt op door fraaie accenten, waaronder wonderschone accenten van de viool, die ook tijdens zijn tour zo'n belangrijke rol speelden. Hiernaast spelen ook op Popular Problems ondersteunende vrouwenstemmen weer een belangrijke rol. Leonard Cohen beperkt zich inmiddels deels tot het voordragen van zijn nog altijd bijzonder indrukwekkende teksten, waarna de vrouwenstemmen mogen zorgen voor de melodieën en de frivoliteit. Het zijn dit keer niet de zangeressen waarmee Cohen de afgelopen jaren toerde, maar het resultaat mag er zijn.
In zijn teksten bespreekt Leonard Cohen op Popular Problems net zo makkelijk persoonlijke ongemakken, terugblikken op zijn leven als de grote politieke thema’s, maar in alle gevallen doet hij dit met zoveel gevoel dat het de luisteraar niet onberoerd kan laten. In muzikaal opzicht is Popular Problems een veelzijdige plaat. Cohen schotelt de luisteraar een aantal bluesy tracks voor (waarin hij stiekem richting Tom Waits kruipt), maar kiest ook voor jazz, folk en een vleugje country; alles ingebed in het inmiddels zo herkenbare Leonard Cohen geluid.
Zeker in vocaal opzicht heeft Leonard Cohen de afgelopen jaren flink moeten inleveren, maar de sterke songs, de mooie teksten, de indringende voordracht en de prachtige instrumentatie compenseren veel. Persoonlijk vind ik zijn stem overigens nog altijd prachtig, zeker wanneer Cohen wat meer aanzet en de ruwe emotie aan de oppervlakte komt. Op een aantal momenten doet Cohen veel meer dan het voordragen van zijn teksten en weet hij nog altijd de juiste en zeker een gevoelige snaar te raken.
Leonard Cohen heeft met Popular Problems al met al een plaat gemaakt die er echt toe doet. Er zijn heel wat veel jongere muzikanten van naam en faam die dat al heel lang niet meer gelukt is, wat Popular Problems alleen maar meer glans geeft. Popular Problems bevat een aantal hele mooie songs die op fascinerend gedreven wijze worden vertolkt door de man die van geen ophouden wil weten. Een diepe buiging is op zijn plaats. Erwin Zijleman
20 september 2014
Nikki Lane - All Or Nothin'
All Or Nothin’ van de vanuit New York opererende singer-songwriter Nikki Lane is inmiddels al een tijdje uit, maar nadat de plaat me in eerste instantie compleet van mijn sokken blies, viel de plaat vervolgens toch wel wat terug en leek zelfs volledig uit beeld te verdwijnen, tot ik het een paar dagen geleden opnieuw probeerde.
All Or Nothin’ van Nikki Lane maakte in eerste instantie enorme indruk door de geweldige stem van Nikki Lane en haar vermogen om songs te schrijven die je weten te raken. De plaat viel hierna flink terug omdat alles wel erg klopt op de tweede plaat van Nikki Lane.
Producer Dan Auerbach heeft een vol en sfeervol geluid neergezet vol echo’s uit de jaren 60. Het is een geluid dat prachtig past bij de snik in de stem van Nikki Lane, die in vocaal opzicht doet denken aan legendarische voorgangers als Loretta Lynn, Patsy Cline, Bobbie Gentry en Kitty Wells, maar ook aan tijdgenoten als Brandi Carlile, Neko Case en Lydia Loveless, met hier tussenin nog een vleugje Kirsty MacColl. Een stem om van te watertanden dus en wat mij betreft ook een geluid om van te watertanden, zeker wanneer Auerbach de gitaren laat ronken of juist zachtjes laat janken.
Wat me in eerste instantie bij de strot greep, stond me niet veel later echter tegen. Als alles klopt klinkt het opeens ook bedacht of zelfs nep en als dat eenmaal in je hoofd zit komt het er niet makkelijk meer uit. Hiernaast heeft Auerbach de plaat ook nog eens voorzien van een flinke pop injectie. Dat is goed voor de Amerikaanse verkoopcijfers, maar ik heb dit soort platen toch het liefst zo puur en oprecht mogelijk.
Terecht of niet, All Or Nothin’ van Nikki Lane verdween de afgelopen weken compleet uit beeld, om pas een paar dagen geleden bij toeval terug te keren. Eigenlijk deed de plaat onmiddellijk weer wat met me, al vind ik de productie nog steeds wat teveel van alles. Nikki Lane ontroert op All Or Nothin’ echter met haar songs, die ze, zonder enige ervaring als songwriter, schreef na een ingrijpende liefdesbreuk. Het zijn songs die soms wat verzuipen in de volle productie van Dan Auerbach, maar je zo af en toe ook vol raken.
Het bracht me er toe om ook eens te luisteren naar het drie jaar geleden verschenen debuut van Nikki Lane, dat het moest doen zonder de grote namen en het grote geld, maar desondanks een sterk vergelijkbaar geluid laat horen. Walk Of Shame vind ik persoonlijk beter dan het major debuut van Nikki Lane, maar het is ook een plaat die laat horen dat Nikki Lane zelf verantwoordelijk is voor het geluid op All Or Nothin’ en veel meer is dan een projectje of speelbal van Dan Auerbach.
Nu verdient Auerbach het niet om volledig te worden afgebrand, want hij doet op de plaat van Nikki Lane ook wel mooie dingen. Zeker de snareninstrumenten komen prachtig uit de verf en hiernaast klinkt het 60s geluid op de plaat verrassend authentiek.
Of Auerbach de beste producer was voor Nikki Lane durf ik inmiddels wel te betwijfelen, maar daarop reken ik All Or Nothin’ niet langer af. Nikki Lane profileert zich op haar major debuut als een geweldig zangeres en als een getalenteerd songwriter. Genoeg om aan de stoelpoten van de Americana koninginnen en prinsessen te zagen is het nog niet, maar ik verwacht veel van deze dame. Nu een wat voorzichtige krent uit de pop, maar er zit echt veel meer in. Erwin Zijleman
All Or Nothin’ van Nikki Lane maakte in eerste instantie enorme indruk door de geweldige stem van Nikki Lane en haar vermogen om songs te schrijven die je weten te raken. De plaat viel hierna flink terug omdat alles wel erg klopt op de tweede plaat van Nikki Lane.
Producer Dan Auerbach heeft een vol en sfeervol geluid neergezet vol echo’s uit de jaren 60. Het is een geluid dat prachtig past bij de snik in de stem van Nikki Lane, die in vocaal opzicht doet denken aan legendarische voorgangers als Loretta Lynn, Patsy Cline, Bobbie Gentry en Kitty Wells, maar ook aan tijdgenoten als Brandi Carlile, Neko Case en Lydia Loveless, met hier tussenin nog een vleugje Kirsty MacColl. Een stem om van te watertanden dus en wat mij betreft ook een geluid om van te watertanden, zeker wanneer Auerbach de gitaren laat ronken of juist zachtjes laat janken.
Wat me in eerste instantie bij de strot greep, stond me niet veel later echter tegen. Als alles klopt klinkt het opeens ook bedacht of zelfs nep en als dat eenmaal in je hoofd zit komt het er niet makkelijk meer uit. Hiernaast heeft Auerbach de plaat ook nog eens voorzien van een flinke pop injectie. Dat is goed voor de Amerikaanse verkoopcijfers, maar ik heb dit soort platen toch het liefst zo puur en oprecht mogelijk.
Terecht of niet, All Or Nothin’ van Nikki Lane verdween de afgelopen weken compleet uit beeld, om pas een paar dagen geleden bij toeval terug te keren. Eigenlijk deed de plaat onmiddellijk weer wat met me, al vind ik de productie nog steeds wat teveel van alles. Nikki Lane ontroert op All Or Nothin’ echter met haar songs, die ze, zonder enige ervaring als songwriter, schreef na een ingrijpende liefdesbreuk. Het zijn songs die soms wat verzuipen in de volle productie van Dan Auerbach, maar je zo af en toe ook vol raken.
Het bracht me er toe om ook eens te luisteren naar het drie jaar geleden verschenen debuut van Nikki Lane, dat het moest doen zonder de grote namen en het grote geld, maar desondanks een sterk vergelijkbaar geluid laat horen. Walk Of Shame vind ik persoonlijk beter dan het major debuut van Nikki Lane, maar het is ook een plaat die laat horen dat Nikki Lane zelf verantwoordelijk is voor het geluid op All Or Nothin’ en veel meer is dan een projectje of speelbal van Dan Auerbach.
Nu verdient Auerbach het niet om volledig te worden afgebrand, want hij doet op de plaat van Nikki Lane ook wel mooie dingen. Zeker de snareninstrumenten komen prachtig uit de verf en hiernaast klinkt het 60s geluid op de plaat verrassend authentiek.
Of Auerbach de beste producer was voor Nikki Lane durf ik inmiddels wel te betwijfelen, maar daarop reken ik All Or Nothin’ niet langer af. Nikki Lane profileert zich op haar major debuut als een geweldig zangeres en als een getalenteerd songwriter. Genoeg om aan de stoelpoten van de Americana koninginnen en prinsessen te zagen is het nog niet, maar ik verwacht veel van deze dame. Nu een wat voorzichtige krent uit de pop, maar er zit echt veel meer in. Erwin Zijleman
19 september 2014
Allah-Las - Worship The Sun
Met temperaturen boven de 25 graden hebben we de afgelopen dagen een geweldige nazomer of, mooier gezegd, Indian Summer. Dit schreeuwt om een zomerse soundtrack en hier hoef je momenteel niet lang naar te zoeken.
Worship The Sun is een titel die deze dagen onmiddellijk de aandacht trekt en als de titel van de plaat het niet zou doen zou de naam van de band achter de plaat het wel doen.
Worship The Sun is immers de tweede plaat van Allah-Las, de band uit Los Angeles die twee jaar geleden wist te verrassen met een onweerstaanbare plaat die je zo de jaren 60 in sleepte.
Op haar titelloze debuut deed Allah-Las de hoogtijdagen van bands als The Animals, The Byrds en vooral Love herleven, maar de band schuwde ook uitstapjes richting garagerock, American Underground en de beste dagen van R.E.M. niet.
Het debuut van Allah-Las was door alle nostalgische klanken met geen mogelijkheid te weerstaan, maar omdat de band ook wat toevoegde aan de Californische psychedelische muziek met vleugjes Westcoast pop en surfpop van weleer, groeide de plaat uiteindelijk vrij makkelijk uit tot een jaarlijstjesplaat.
Ook op Worship The Sun overheersen invloeden uit het verleden en ook Worship The Sun is hierdoor een plaat die met geen mogelijkheid is te weerstaan. Laat Worship The Sun uit de speakers komen en de tijd spoelt een aantal decennia terug. Laat Worship The Sun uit de speakers komen en de wolken maken plaats voor de zon.
Allah-Las heeft niet of nauwelijks gesleuteld aan de succesformule van haar debuut. Ook op Worship The Sun domineren invloeden van bands als Love & The Byrds, maar hiernaast komt ook een flinke selectie uit de stapel legendarische Nuggets boxen voorbij.
Ook voor Worship The Sun deed Allah-Las weer een beroep op producer/muzikant Nick Waterhouse. Waterhouse vertilde zich, na een werkelijk geweldig debuut, compleet aan zijn tweede plaat, maar met zijn productionele vaardigheden zit het nog altijd snor, wat overigens niet betekent dat hij zijn kunstje heeft herhaald, want Worship The Sun klinkt wat leger en soberder dan zijn voorganger.
Worship The Sun volgt zoals gezegd in grote lijnen het recept van zijn voorganger, waarbij de nadruk nog wat meer op de Californische muziek uit de 60s ligt. Toch is het meer dan een herhalingsoefening. Allah-Las is in muzikaal opzicht gegroeid, waardoor de songs op de plaat net wat mooier zijn ingekleurd. Dat hoor je in de fraaie koortjes, maar vooral in het prachtige gitaarwerk op de plaat. Ook de songs van de band uit Los Angeles zijn vergeleken met het debuut gegroeid en overtuigen over de hele linie, waardoor de 40 minuten van Worship The Sun voorbij vliegen.
Natuurlijk is Worship The Sun voor een belangrijk deel inwisselbaar tegen een flinke stapel platen van een aantal decennia geleden, maar is dat erg? Nee, wat mij betreft niet. Met Worship The Sun sluit Allah-Las immers aan op de betere platen uit vervlogen tijden en hiernaast zorgen alle moderne opnametechnieken voor een geluid dat in de jaren 60 nog niet tot de mogelijkheden behoorde.
Worship van Allah-Las is hierdoor naast een trip down Memory Lane ook een plaat die het in het hier en nu uitstekend doet; zeker wanneer de zon zo heerlijk schijnt als op het moment. Ik ben nog altijd fan. Erwin Zijleman
Worship The Sun is een titel die deze dagen onmiddellijk de aandacht trekt en als de titel van de plaat het niet zou doen zou de naam van de band achter de plaat het wel doen.
Worship The Sun is immers de tweede plaat van Allah-Las, de band uit Los Angeles die twee jaar geleden wist te verrassen met een onweerstaanbare plaat die je zo de jaren 60 in sleepte.
Op haar titelloze debuut deed Allah-Las de hoogtijdagen van bands als The Animals, The Byrds en vooral Love herleven, maar de band schuwde ook uitstapjes richting garagerock, American Underground en de beste dagen van R.E.M. niet.
Het debuut van Allah-Las was door alle nostalgische klanken met geen mogelijkheid te weerstaan, maar omdat de band ook wat toevoegde aan de Californische psychedelische muziek met vleugjes Westcoast pop en surfpop van weleer, groeide de plaat uiteindelijk vrij makkelijk uit tot een jaarlijstjesplaat.
Ook op Worship The Sun overheersen invloeden uit het verleden en ook Worship The Sun is hierdoor een plaat die met geen mogelijkheid is te weerstaan. Laat Worship The Sun uit de speakers komen en de tijd spoelt een aantal decennia terug. Laat Worship The Sun uit de speakers komen en de wolken maken plaats voor de zon.
Allah-Las heeft niet of nauwelijks gesleuteld aan de succesformule van haar debuut. Ook op Worship The Sun domineren invloeden van bands als Love & The Byrds, maar hiernaast komt ook een flinke selectie uit de stapel legendarische Nuggets boxen voorbij.
Ook voor Worship The Sun deed Allah-Las weer een beroep op producer/muzikant Nick Waterhouse. Waterhouse vertilde zich, na een werkelijk geweldig debuut, compleet aan zijn tweede plaat, maar met zijn productionele vaardigheden zit het nog altijd snor, wat overigens niet betekent dat hij zijn kunstje heeft herhaald, want Worship The Sun klinkt wat leger en soberder dan zijn voorganger.
Worship The Sun volgt zoals gezegd in grote lijnen het recept van zijn voorganger, waarbij de nadruk nog wat meer op de Californische muziek uit de 60s ligt. Toch is het meer dan een herhalingsoefening. Allah-Las is in muzikaal opzicht gegroeid, waardoor de songs op de plaat net wat mooier zijn ingekleurd. Dat hoor je in de fraaie koortjes, maar vooral in het prachtige gitaarwerk op de plaat. Ook de songs van de band uit Los Angeles zijn vergeleken met het debuut gegroeid en overtuigen over de hele linie, waardoor de 40 minuten van Worship The Sun voorbij vliegen.
Natuurlijk is Worship The Sun voor een belangrijk deel inwisselbaar tegen een flinke stapel platen van een aantal decennia geleden, maar is dat erg? Nee, wat mij betreft niet. Met Worship The Sun sluit Allah-Las immers aan op de betere platen uit vervlogen tijden en hiernaast zorgen alle moderne opnametechnieken voor een geluid dat in de jaren 60 nog niet tot de mogelijkheden behoorde.
Worship van Allah-Las is hierdoor naast een trip down Memory Lane ook een plaat die het in het hier en nu uitstekend doet; zeker wanneer de zon zo heerlijk schijnt als op het moment. Ik ben nog altijd fan. Erwin Zijleman
18 september 2014
Royal Wood - The Burning Bright
Royal Wood is een uit het Canadese Toronto afkomstige singer-songwriter, die inmiddels al meer dan tien jaar aan de weg timmert.
In Canada is Royal Wood (het is echt zijn eigen naam) inmiddels een gerespecteerd muzikant, maar de rest van de wereld heeft de Canadees nog niet weten te veroveren, wat verklaart dat het onlangs dan eindelijk ook in Nederland verschenen The Burning Bright mijn eerste kennismaking is met het werk van Royal Wood.
Over de Canadees is nog niet zo heel veel informatie op het Internet te vinden. Op een Wikipedia pagina wordt zijn muziek vergeleken met die van muzikanten van naam en faam als Ron Sexsmith, Randy Newman en Rufus Wainwright, waardoor ik met hoge verwachtingen begon aan de beluistering van de plaat.
Van de bovenstaande namen hoor ik overigens niet zo heel veel terug bij beluistering van The Burning Bright, al deelt Royal Wood met landgenoot Ron Sexsmith het vermogen om toegankelijke popsongs met diepgang te schrijven.
De songs van Royal Wood op The Burning Bright passen stuk voor stuk in het hokje folkpop. De ene keer gaat het wat meer de kant van de folk op, terwijl in een aantal andere songs invloeden uit de pop domineren.
Net als bijvoorbeeld David Gray maakt Royal Wood folky popmuziek die op hetzelfde moment zowel groots als ingetogen kan klinken. The Burning Bright luistert daarom lekker weg, maar slaagt er ook in om de aandacht vast te houden, hoe vaak je de plaat ook beluistert.
Gezien het enorme aanbod in dit genre is het een flinke uitdaging om op te vallen, maar Royal Wood slaagt daar wat mij betreft wel in; vooral omdat hij zo knap op het snijvlak van folk en pop opereert. De Canadees beschikt over een zeer aangenaam stemgeluid (met hier en daar een randje soul), schrijft al even aangename songs en voorziet al deze songs van fraaie arrangementen waarin verschillende instrumenten steeds zorgen voor iets andere kleuren of op zijn minst andere tinten.
Royal Wood onderscheidt zich hiermee van veel van zijn concurrenten en zeker van de concurrenten die de afgelopen jaren misschien wel succesvol zijn geweest, maar als muzikant of songwriter de lichtgewicht status niet zijn ontstegen. Royal Wood maakt op The Burning Bright weliswaar vooral lichtvoetige songs die heerlijk wegzweven, maar in muzikaal en compositorisch opzicht vindt de Canadees aansluiting bij de zwaargewichten.
In Canada wordt Royal Wood inmiddels geschaard onder de meest getalenteerde singer-songwriters van het moment. In Nederland zal hij deze status niet onmiddellijk verkrijgen, maar dat hij meer aandacht verdient dan hij tot dusver krijgt is absoluut zeker. The Burning Bright is namelijk echt veel te goed om te laten liggen. Erwin Zijleman
In Canada is Royal Wood (het is echt zijn eigen naam) inmiddels een gerespecteerd muzikant, maar de rest van de wereld heeft de Canadees nog niet weten te veroveren, wat verklaart dat het onlangs dan eindelijk ook in Nederland verschenen The Burning Bright mijn eerste kennismaking is met het werk van Royal Wood.
Over de Canadees is nog niet zo heel veel informatie op het Internet te vinden. Op een Wikipedia pagina wordt zijn muziek vergeleken met die van muzikanten van naam en faam als Ron Sexsmith, Randy Newman en Rufus Wainwright, waardoor ik met hoge verwachtingen begon aan de beluistering van de plaat.
Van de bovenstaande namen hoor ik overigens niet zo heel veel terug bij beluistering van The Burning Bright, al deelt Royal Wood met landgenoot Ron Sexsmith het vermogen om toegankelijke popsongs met diepgang te schrijven.
De songs van Royal Wood op The Burning Bright passen stuk voor stuk in het hokje folkpop. De ene keer gaat het wat meer de kant van de folk op, terwijl in een aantal andere songs invloeden uit de pop domineren.
Net als bijvoorbeeld David Gray maakt Royal Wood folky popmuziek die op hetzelfde moment zowel groots als ingetogen kan klinken. The Burning Bright luistert daarom lekker weg, maar slaagt er ook in om de aandacht vast te houden, hoe vaak je de plaat ook beluistert.
Gezien het enorme aanbod in dit genre is het een flinke uitdaging om op te vallen, maar Royal Wood slaagt daar wat mij betreft wel in; vooral omdat hij zo knap op het snijvlak van folk en pop opereert. De Canadees beschikt over een zeer aangenaam stemgeluid (met hier en daar een randje soul), schrijft al even aangename songs en voorziet al deze songs van fraaie arrangementen waarin verschillende instrumenten steeds zorgen voor iets andere kleuren of op zijn minst andere tinten.
Royal Wood onderscheidt zich hiermee van veel van zijn concurrenten en zeker van de concurrenten die de afgelopen jaren misschien wel succesvol zijn geweest, maar als muzikant of songwriter de lichtgewicht status niet zijn ontstegen. Royal Wood maakt op The Burning Bright weliswaar vooral lichtvoetige songs die heerlijk wegzweven, maar in muzikaal en compositorisch opzicht vindt de Canadees aansluiting bij de zwaargewichten.
In Canada wordt Royal Wood inmiddels geschaard onder de meest getalenteerde singer-songwriters van het moment. In Nederland zal hij deze status niet onmiddellijk verkrijgen, maar dat hij meer aandacht verdient dan hij tot dusver krijgt is absoluut zeker. The Burning Bright is namelijk echt veel te goed om te laten liggen. Erwin Zijleman
17 september 2014
Adam Cohen - We Go Home
Bij Adam Cohen hoeven we het deze keer eens niet te hebben over de moeizame muzikale carrière van kinderen van beroemde muzikanten. De zoon van Leonard Cohen worstelde heel lang met zijn muzikale identiteit, maar vond de juiste toon op zijn vorige plaat, het in 2011 verschenen Like A Man.
Op Like A Man vocht Adam Cohen voor de afwisseling eens niet tegen de muzikale erfenis van zijn vader, maar omarmde hij deze muzikale erfenis. Het leverde een prachtige plaat op die Adam Cohen eindelijk op de kaart zette als de veelbelovende singer-songwriter die hij al zo lang wilde zijn.
Drie jaar na Like A Man verschijnt We Go Home en ook op deze nieuwe plaat verloochent Adam Cohen zijn afkomst niet. Nog meer dan op Like A Man eert Adam Cohen de levende legende die zijn vader is. Dat blijkt al uit de locaties die Adam Cohen koos voor de opname van zijn vierde studioplaat. De jonge Cohen telg toog voor We Go Home niet alleen naar zijn ouderlijk huis in Montreal, maar ook naar het Griekse eiland Hydra, waarop Leonard Cohen zo lang rust en liefde zocht.
Ook in muzikaal opzicht laat We Go Home volop raakvlakken met de muziek van Leonard Cohen horen. Zeker de meer ingetogen songs zouden zo van de oude meester kunnen zijn, maar ook de wat rijker ingekleurde songs doen vanwege de buitengewoon warme en stemmige instrumentatie en het bijzondere gebruik van vrouwenstemmen meer dan eens denken aan de latere platen van Leonard Cohen.
Adam Cohen is bovendien net als zijn vader een woordkunstenaar, die niet alleen prachtige teksten schrijft maar deze ook op intense en indringende wijze weet te vertolken, waarbij Adam niet alleen raakt aan zijn vader, maar ook aan Randy Newman.
Toch zijn er ook verschillen tussen de twee generaties Cohen. Heel af en toe klinkt Adam als de jonge versie van zijn vader, maar over het algemeen genomen laat We Go Home in vocaal opzicht een duidelijk eigen geluid horen. Het siert Adam Cohen dat hij zich niet langer lijkt te schamen voor het rijke oeuvre van zijn vader, maar het siert hem ook dat hij zich niet alleen laat inspireren door zijn vader, maar ook op zoek is gegaan naar een duidelijk eigen geluid; een geluid dat hij heeft gevonden op We Go Home.
We Go Home is vergeleken met zijn voorganger een behoorlijk ingetogen plaat, al is er ook ruimte voor wat meer uitbundige songs. Ook bij beluistering van We Go Home ontsnap je natuurlijk niet aan de vergelijking met het werk van Leonard Cohen, waardoor Adam Cohen met een 2-0 achterstand aan de wedstrijd begint. Op zijn nieuwe plaat slaagt Adam Cohen er echter in om de vergelijking met zijn vader langzaam maar zeker te laten vervagen, waarna een buitengewoon knappe, warmbloedige en intense singer-songwriter plaat over blijft.
Tegen zijn vader moet Adam Cohen het waarschijnlijk nog steeds afleggen (maar dat weten we over een paar dagen, wanneer de nieuwe plaat van de oude meester verschijnt), maar de concurrentie met de meeste van zijn soort- en tijdgenoten kan Adam Cohen met gemak aan. We Go Home is een bijzonder knappe en betoverende plaat en waarschijnlijk groeit hij nog wel even door ook. Ik durf het best een prestatie van formaat te noemen. Erwin Zijleman
Op Like A Man vocht Adam Cohen voor de afwisseling eens niet tegen de muzikale erfenis van zijn vader, maar omarmde hij deze muzikale erfenis. Het leverde een prachtige plaat op die Adam Cohen eindelijk op de kaart zette als de veelbelovende singer-songwriter die hij al zo lang wilde zijn.
Drie jaar na Like A Man verschijnt We Go Home en ook op deze nieuwe plaat verloochent Adam Cohen zijn afkomst niet. Nog meer dan op Like A Man eert Adam Cohen de levende legende die zijn vader is. Dat blijkt al uit de locaties die Adam Cohen koos voor de opname van zijn vierde studioplaat. De jonge Cohen telg toog voor We Go Home niet alleen naar zijn ouderlijk huis in Montreal, maar ook naar het Griekse eiland Hydra, waarop Leonard Cohen zo lang rust en liefde zocht.
Ook in muzikaal opzicht laat We Go Home volop raakvlakken met de muziek van Leonard Cohen horen. Zeker de meer ingetogen songs zouden zo van de oude meester kunnen zijn, maar ook de wat rijker ingekleurde songs doen vanwege de buitengewoon warme en stemmige instrumentatie en het bijzondere gebruik van vrouwenstemmen meer dan eens denken aan de latere platen van Leonard Cohen.
Adam Cohen is bovendien net als zijn vader een woordkunstenaar, die niet alleen prachtige teksten schrijft maar deze ook op intense en indringende wijze weet te vertolken, waarbij Adam niet alleen raakt aan zijn vader, maar ook aan Randy Newman.
Toch zijn er ook verschillen tussen de twee generaties Cohen. Heel af en toe klinkt Adam als de jonge versie van zijn vader, maar over het algemeen genomen laat We Go Home in vocaal opzicht een duidelijk eigen geluid horen. Het siert Adam Cohen dat hij zich niet langer lijkt te schamen voor het rijke oeuvre van zijn vader, maar het siert hem ook dat hij zich niet alleen laat inspireren door zijn vader, maar ook op zoek is gegaan naar een duidelijk eigen geluid; een geluid dat hij heeft gevonden op We Go Home.
We Go Home is vergeleken met zijn voorganger een behoorlijk ingetogen plaat, al is er ook ruimte voor wat meer uitbundige songs. Ook bij beluistering van We Go Home ontsnap je natuurlijk niet aan de vergelijking met het werk van Leonard Cohen, waardoor Adam Cohen met een 2-0 achterstand aan de wedstrijd begint. Op zijn nieuwe plaat slaagt Adam Cohen er echter in om de vergelijking met zijn vader langzaam maar zeker te laten vervagen, waarna een buitengewoon knappe, warmbloedige en intense singer-songwriter plaat over blijft.
Tegen zijn vader moet Adam Cohen het waarschijnlijk nog steeds afleggen (maar dat weten we over een paar dagen, wanneer de nieuwe plaat van de oude meester verschijnt), maar de concurrentie met de meeste van zijn soort- en tijdgenoten kan Adam Cohen met gemak aan. We Go Home is een bijzonder knappe en betoverende plaat en waarschijnlijk groeit hij nog wel even door ook. Ik durf het best een prestatie van formaat te noemen. Erwin Zijleman