Hoeveel platen als The Courtneys II van The Courtneys heb ik inmiddels in de platenkast staan?
Het zijn er ongetwijfeld een heleboel, want de Canadese band doet op haar tweede plaat zo ongeveer alles wat ik leuk vind.
Voor ik hierover ga uitweiden eerst maar eens wat geschiedenis. The Courtneys werd in 2012 in het Canadese Vancouver opgericht door Jen Twynne Payne, Sydney Koke en Courtney Loove (ook bekend als respectievelijk Cute Courtney, Crazy Courtney en Classic Courtney) en debuteerde in 2013 met een titelloze plaat, die in Europa niet zo gek veel deed.
In Nieuw Zeeland werd het Canadese meidentrio echter zeer enthousiast onthaald, wat The Courtneys een contract bij het geweldige Nieuw Zeelandse indie-label Flying Nun Records (waarop onlangs nog de geweldige plaat van The Batch verscheen) opleverde. Op dat label verscheen onlangs The Courtneys II en wat is dat een onweerstaanbaar lekkere plaat geworden.
Het is een plaat waarop de drie dames van The Courtneys zich stevig laten beïnvloeden door de shoegaze, dreampop en noise-rock uit de jaren 90. Dat zijn inmiddels platgetreden paden, maar toch voegt The Courtneys II iets toe aan alles dat er al is. Dat doet de Canadese band door nog flink wat extra invloeden toe te voegen aan haar geluid en alles vervolgens te combineren in zwaar verslavende popliedjes.
De invloeden die worden toegevoegd variëren van garagerock, punk en Phil Spector pop tot Riot grrrl, grunge en zelfs de pop van Bananarama (voor het ten prooi viel aan Stock, Aitken & Waterman).
De basis van de muziek van The Courtneys wordt gevormd door een super strakke ritmesectie die The Courtneys II voorziet van een flinke dosis power energie. Op deze basis hoor je de inmiddels van dit soort platen bekende onderkoelde vrouwenvocalen en afwisselend gruizige en dromerige gitaarloopjes.
Met name met die gitaarloopjes onderscheidt de tweede plaat van The Courtneys zich van vrijwel alle andere platen in dit genre. Classic Courtney speelt gitaar of haar leven er van af hangt en strooit niet alleen driftig met verleidelijke gitaarloopjes of gruizige gitaarmuren, maar haalt er ook nog eens invloeden uit een aantal omliggende genres bij, waardoor The Courtneys ook opeens als The Cult kan klinken, om maar eens één naam te noemen.
Waar de meeste bands in dit genre kiezen voor songs van maximaal drie minuten, bevat The Courtneys II vooral songs die langer duren, met een song van bijna 7 minuten als uitschieter. Het zijn songs die stuk voor stuk ongelooflijk lekker klinken en die je na één keer horen hebt omarmd.
The Courtneys II van The Courtneys is door de geweldige songs een plaat om heel vrolijk van te worden, maar ondertussen doet het Canadese trio ook nog eens een aantal dingen die ik nog niet eerder heb gehoord op dit soort platen, waardoor ik de openingszin van deze recensie moet herzien.
De tweede plaat van The Courtneys sluit misschien naadloos aan op heel wat platen die ik koester, maar zo goed en bijzonder als deze hoor ik ze toch niet heel vaak. En zo lekker ook niet trouwens. Erwin Zijleman
28 februari 2017
27 februari 2017
Wesley Stace - Wesley Stace's John Wesley Harding
De Britse singer-songwriter Wesley (Harding) Stace maakte tussen 1988 en 2011 een flinke stapel platen als John Wesley Harding (ontleend aan het fameuze album van Bob Dylan uit 1967).
Zijn eigen naam gebruikte Wesley Stace tot voor een paar jaar uitsluitend voor zijn uitingen als (overigens zeer succesvol) schrijver of muziekjournalist, maar sinds het in 2013 verschenen Self-Titled maakt Wesley Stace muziek onder de naam die ook op zijn paspoort staat.
Ik moet eerlijk toegeven dat Wesley Stace’s John Wesley Harding pas mijn eerste kennismaking is met de muziek van Wesley Stace, want tot dusver kende ik de singer-songwriter uit Hastings, East Sussex, uitsluitend als schrijver.
Dat ik ben gaan luisteren naar Wesley Stace's John Wesley Harding is overigens de verdienste van de band die Wesley Stace op zijn nieuwe plaat begeleidt, want de Brit heeft niemand minder dan de Amerikaanse alt-country band The Jayhawks weten te strikken. Dat is nog altijd een van mijn favoriete alt-country band, waardoor Wesley Stace’s John Wesley Harding me in muzikaal opzicht snel had overtuigd.
The Jayhawks hebben hun rol als begeleidingsband uitstekend opgepakt en zetten een verrassend veelzijdig geluid neer. Het is een geluid dat vaak klinkt als vintage Jayhawks, maar de band uit Minneapolis kiest ook een aantal malen voor een wat steviger rockgeluid (met heerlijke solo’s van Jayhawks voorman Gary Louris) of juist voor een wat experimenteler geluid dat wat psychedelisch aan doet.
Het is een fraaie basis, maar de rest moet Wesley Stace toch echt zelf doen. Hier slaagt hij verrassend goed in. De Brit is voorzien van een bijzonder aangenaam stemgeluid dat meestal doet denken aan dat van Elvis Costello, maar net wat aangenamer klinkt door een randje Nick Lowe en een randje Peter Gabriel.
Het is een stem die aangenaam klinkt bij de fraaie klanken van The Jayhawks, maar het is ook een stem die je heel makkelijk bij de les houdt. Dat doet Wesley Stace ook met de mooie verhalen die hij vertelt op Wesley Stace’s John Wesley Harding.
Door de mooie klanken van The Jayhawks en de bijzondere stem van Wesley Stace was ik direct onder de indruk van de nieuwe plaat van de Britse muzikant, maar Wesley Stace’s John Wesley Harding is me pas echt dierbaar geworden toen ik de plaat meerdere keren had gehoord.
Wesley Stace schrijft songs die iets met je doen en het zijn stuk voor stuk groeibriljanten. Ook de ene cover op de plaat trekt overigens aandacht, want met Don’t Turn Me Loose vertolkt Wesley Stace op fraaie wijze de grootste hit van het al lang vergeten Haagse duo Greenfield & Cook (Rink Groenveld en Peter Kok).
Zeker in Nederland trekt Wesley Stace niet heel veel aandacht met zijn muziek, maar het bijzonder fraaie Wesley Stace’s John Wesley Harding mag eigenlijk geen enkele muziekliefhebber missen. Erwin Zijleman
Zijn eigen naam gebruikte Wesley Stace tot voor een paar jaar uitsluitend voor zijn uitingen als (overigens zeer succesvol) schrijver of muziekjournalist, maar sinds het in 2013 verschenen Self-Titled maakt Wesley Stace muziek onder de naam die ook op zijn paspoort staat.
Ik moet eerlijk toegeven dat Wesley Stace’s John Wesley Harding pas mijn eerste kennismaking is met de muziek van Wesley Stace, want tot dusver kende ik de singer-songwriter uit Hastings, East Sussex, uitsluitend als schrijver.
Dat ik ben gaan luisteren naar Wesley Stace's John Wesley Harding is overigens de verdienste van de band die Wesley Stace op zijn nieuwe plaat begeleidt, want de Brit heeft niemand minder dan de Amerikaanse alt-country band The Jayhawks weten te strikken. Dat is nog altijd een van mijn favoriete alt-country band, waardoor Wesley Stace’s John Wesley Harding me in muzikaal opzicht snel had overtuigd.
The Jayhawks hebben hun rol als begeleidingsband uitstekend opgepakt en zetten een verrassend veelzijdig geluid neer. Het is een geluid dat vaak klinkt als vintage Jayhawks, maar de band uit Minneapolis kiest ook een aantal malen voor een wat steviger rockgeluid (met heerlijke solo’s van Jayhawks voorman Gary Louris) of juist voor een wat experimenteler geluid dat wat psychedelisch aan doet.
Het is een fraaie basis, maar de rest moet Wesley Stace toch echt zelf doen. Hier slaagt hij verrassend goed in. De Brit is voorzien van een bijzonder aangenaam stemgeluid dat meestal doet denken aan dat van Elvis Costello, maar net wat aangenamer klinkt door een randje Nick Lowe en een randje Peter Gabriel.
Het is een stem die aangenaam klinkt bij de fraaie klanken van The Jayhawks, maar het is ook een stem die je heel makkelijk bij de les houdt. Dat doet Wesley Stace ook met de mooie verhalen die hij vertelt op Wesley Stace’s John Wesley Harding.
Door de mooie klanken van The Jayhawks en de bijzondere stem van Wesley Stace was ik direct onder de indruk van de nieuwe plaat van de Britse muzikant, maar Wesley Stace’s John Wesley Harding is me pas echt dierbaar geworden toen ik de plaat meerdere keren had gehoord.
Wesley Stace schrijft songs die iets met je doen en het zijn stuk voor stuk groeibriljanten. Ook de ene cover op de plaat trekt overigens aandacht, want met Don’t Turn Me Loose vertolkt Wesley Stace op fraaie wijze de grootste hit van het al lang vergeten Haagse duo Greenfield & Cook (Rink Groenveld en Peter Kok).
Zeker in Nederland trekt Wesley Stace niet heel veel aandacht met zijn muziek, maar het bijzonder fraaie Wesley Stace’s John Wesley Harding mag eigenlijk geen enkele muziekliefhebber missen. Erwin Zijleman
26 februari 2017
Rhiannon Giddens - Freedom Highway
Rhiannon Giddens stond in 2005 aan de basis van The Carolina Chocolate Drops en haalde in 2010 zelfs een Grammy op voor de zeer traditionele Amerikaanse rootsmuziek van de band uit North Carolina.
The Carolina Chocolate Drops staat sinds 2012 op een laag pitje, maar gelukkig hebben we de soloplaten van Rhiannon Giddens.
Twee jaar na het buitengewoon indrukwekkende, door T-Bone Burnett geproduceerde, Tomorrow Is My Turn is de Amerikaanse singer-songwriter terug met Freedom Highway.
Rhiannon Giddens heeft op alle platen die ze tot dusver heeft gemaakt de Amerikaanse rootsmuziek uit een ver verleden geëerd en dat doet ze ook weer op haar nieuwe plaat, al staat Freedom Highway zeker niet met beide benen in het verleden.
Waar ze op haar solodebuut kon leunen op de naam en faam van de in brede kring gerespecteerde T-Bone Burnett, produceerde ze haar nieuwe plaat samen met Dirk Powell, die binnen de Appalachen folk geldt als virtuoos op de fiddle en de banjo. Dat heeft goed uitgepakt, want Freedom Highway klinkt fantastisch en minder traditioneel dan je op basis van de keuze voor Dirk Powell zou verwachten.
Waar Rhiannon Giddens op haar solodebuut vertrouwde op de songs van anderen, schreef ze dit keer bijna alle songs voor haar nieuwe plaat zelf (Het indringende The Angels Laid Him Away van Mississippi John Hurt is de enige cover), wat Freedom Highway interessanter maakt dan het overigens uitstekende debuut.
Freedom Highway opent behoorlijk traditioneel met een aantal songs die het verleden van zowel de Appalachen als de Zuidelijke Verenigde Staten eren en in muzikaal opzicht een aantal decennia teruggaan naar enkele zwarte bladzijden uit de geschiedenis van de Verenigde Staten.
Het is een genre waarin Rhiannon Giddens met haar krachtige en bijzondere stem uitstekend uit de voeten kan en ook in de Appalachen folk gelouterde muzikanten weten wel raad met deze uitstapjes naar het muzikale verleden, met uiteraard een glansrol voor de banjo van Dirk Powell.
Vanaf de vierde track laat Rhiannon Giddens horen dat ze meer kan. Het gloedvolle Birmingham Sunday is een opvallend toegankelijke soulsong met geweldige vocalen, terwijl Rhiannon Giddens in Better Get It Right The First Time niet alleen flirt met soul, maar ook met R&B en zelfs een rapper opduikt. Het zal niet overal worden gewaardeerd, maar ik vind het geslaagde uitstapjes buiten de gebaande paden van de traditionele folk uit de Appalachen, die aan het eind van de jaren 90 zo mooi op de kaart werd gezet door Gillian Welch.
Die traditionele folk keert terug in de resterende tracks op de plaat (met uitzondering van de afsluiter), maar na de soulvolle injectie hoor je ook in de andere songs op de plaat dat Rhiannon Giddens voorzichtig buiten de lijntjes probeert te kleuren, wat haar muziek voor mij interessanter maakt.
In muzikaal opzicht valt er heel veel te genieten op Freedom Highway, want wat heeft Rhiannon Giddens topmuzikanten opgetrommeld voor haar tweede plaat. Het meest geraakt word ik echter door haar bijzondere stem die steeds weer wat anders klinkt en die een perfecte balans heeft gevonden tussen kracht en kwetsbaarheid. Rhiannon Giddens behoorde al tot de smaakmakers van de Amerikaanse rootsmuziek, maar zet met haar nieuwe plaat toch weer een opvallend grote stap. Erwin Zijleman
The Carolina Chocolate Drops staat sinds 2012 op een laag pitje, maar gelukkig hebben we de soloplaten van Rhiannon Giddens.
Twee jaar na het buitengewoon indrukwekkende, door T-Bone Burnett geproduceerde, Tomorrow Is My Turn is de Amerikaanse singer-songwriter terug met Freedom Highway.
Rhiannon Giddens heeft op alle platen die ze tot dusver heeft gemaakt de Amerikaanse rootsmuziek uit een ver verleden geëerd en dat doet ze ook weer op haar nieuwe plaat, al staat Freedom Highway zeker niet met beide benen in het verleden.
Waar ze op haar solodebuut kon leunen op de naam en faam van de in brede kring gerespecteerde T-Bone Burnett, produceerde ze haar nieuwe plaat samen met Dirk Powell, die binnen de Appalachen folk geldt als virtuoos op de fiddle en de banjo. Dat heeft goed uitgepakt, want Freedom Highway klinkt fantastisch en minder traditioneel dan je op basis van de keuze voor Dirk Powell zou verwachten.
Waar Rhiannon Giddens op haar solodebuut vertrouwde op de songs van anderen, schreef ze dit keer bijna alle songs voor haar nieuwe plaat zelf (Het indringende The Angels Laid Him Away van Mississippi John Hurt is de enige cover), wat Freedom Highway interessanter maakt dan het overigens uitstekende debuut.
Freedom Highway opent behoorlijk traditioneel met een aantal songs die het verleden van zowel de Appalachen als de Zuidelijke Verenigde Staten eren en in muzikaal opzicht een aantal decennia teruggaan naar enkele zwarte bladzijden uit de geschiedenis van de Verenigde Staten.
Het is een genre waarin Rhiannon Giddens met haar krachtige en bijzondere stem uitstekend uit de voeten kan en ook in de Appalachen folk gelouterde muzikanten weten wel raad met deze uitstapjes naar het muzikale verleden, met uiteraard een glansrol voor de banjo van Dirk Powell.
Vanaf de vierde track laat Rhiannon Giddens horen dat ze meer kan. Het gloedvolle Birmingham Sunday is een opvallend toegankelijke soulsong met geweldige vocalen, terwijl Rhiannon Giddens in Better Get It Right The First Time niet alleen flirt met soul, maar ook met R&B en zelfs een rapper opduikt. Het zal niet overal worden gewaardeerd, maar ik vind het geslaagde uitstapjes buiten de gebaande paden van de traditionele folk uit de Appalachen, die aan het eind van de jaren 90 zo mooi op de kaart werd gezet door Gillian Welch.
Die traditionele folk keert terug in de resterende tracks op de plaat (met uitzondering van de afsluiter), maar na de soulvolle injectie hoor je ook in de andere songs op de plaat dat Rhiannon Giddens voorzichtig buiten de lijntjes probeert te kleuren, wat haar muziek voor mij interessanter maakt.
In muzikaal opzicht valt er heel veel te genieten op Freedom Highway, want wat heeft Rhiannon Giddens topmuzikanten opgetrommeld voor haar tweede plaat. Het meest geraakt word ik echter door haar bijzondere stem die steeds weer wat anders klinkt en die een perfecte balans heeft gevonden tussen kracht en kwetsbaarheid. Rhiannon Giddens behoorde al tot de smaakmakers van de Amerikaanse rootsmuziek, maar zet met haar nieuwe plaat toch weer een opvallend grote stap. Erwin Zijleman
25 februari 2017
Brigitte DeMeyer & Will Kimbrough - Mockingbird Soul
Will Kimbrough maakte aan het begin van het huidige millennium een aantal uitstekende soloplaten, maar is toch vooral bekend als sessiemuzikant.
Dat doet hij meer dan uitstekend (je kunt zijn naam terug vinden in de credits van heel wat legendarische rootsplaten), maar de gitarist en singer-songwriter uit Mobile, Alabama, verdient wat mij betreft toch wat meer eer.
Die krijgt hij van Brigitte DeMeyer, want het onlangs verschenen Mockingbird Soul is een duoplaat geworden.
Brigitte DeMeyer timmert ongeveer net zo lang aan de weg als Will Kimbrough, maar was met platen als Something After All uit 2006 en met name Savannah Road uit 2014 (waarop Will Kimbrough overigens al een flinke vinger in de pap had) net wat succesvoller dan haar mannelijke collega.
Op Mockingbird Soul hebben de twee gelouterde rootsmuzikanten de krachten gebundeld en dat pakt uitstekend uit. Voor hun gezamenlijke plaat trokken de twee naar Nashville, Tennessee, waar ze Mockingbird Soul vrijwel zonder hulp van anderen opnamen. Mockingbird Soul is een eerbetoon aan de muziek uit het diepe zuiden van de Verenigde Staten en bevat elementen uit met name de blues, soul, country, folk en gospel.
Dat Will Kimbrough een geweldig gitarist was wist ik al, maar op Mockingbird Soul overtreft hij zichzelf met prachtig en opvallend veelzijdig gitaarspel, dat de songs op de plaat veel extra glans geeft.
Ook in vocaal opzicht weet Will Kimbrough zeker te overtuigen, al moet hij hier toch zijn meerdere erkennen in Brigitte DeMeyer die haar doorleefde vocalen keer op keer uit de tenen haalt. Het is een stem vol soul en blues, die de songs op de plaat voorziet van heel veel emotie en beleving. De stemmen van de twee kleuren overigens ook prachtig bij elkaar, waardoor de harmonieën herinneringen oproepen aan de grote duo’s uit de geschiedenis van de Amerikaanse rootsmuziek.
De vocalen worden zoals gezegd ondersteund door prachtig gitaarwerk, maar Brigitte DeMeyer en Will Kimbrough kiezen verder voor de eenvoud. Meer dan wat baswerk, eenvoudige percussie en een incidentele mondharmonica hoor ik niet. Dat klinkt misschien erg sober, maar het gitaarspel van Will Kimbrough is op Mockingbird Soul zo mooi en vol dat je er ook niet veel meer bij zou willen hebben. Ook het baswek blinkt overigens uit in al zijn eenvoud.
Brigitte DeMeyer en Will Kimbrough moeten met Mockingbird Soul concurreren met stapels andere rootsplaten en trekken wat minder aandacht dan de grote namen, maar nadat de plaat eenmaal in de cd speler was verdwenen was ik onmiddellijk om. Mockingbird Soul doet immers niet onder vol al het andere dat in dit genre op het moment verschijnt en is in muzikaal en vocaal opzicht wat mij betreft zelfs beter. Prachtplaat. Erwin Zijleman
Dat doet hij meer dan uitstekend (je kunt zijn naam terug vinden in de credits van heel wat legendarische rootsplaten), maar de gitarist en singer-songwriter uit Mobile, Alabama, verdient wat mij betreft toch wat meer eer.
Die krijgt hij van Brigitte DeMeyer, want het onlangs verschenen Mockingbird Soul is een duoplaat geworden.
Brigitte DeMeyer timmert ongeveer net zo lang aan de weg als Will Kimbrough, maar was met platen als Something After All uit 2006 en met name Savannah Road uit 2014 (waarop Will Kimbrough overigens al een flinke vinger in de pap had) net wat succesvoller dan haar mannelijke collega.
Op Mockingbird Soul hebben de twee gelouterde rootsmuzikanten de krachten gebundeld en dat pakt uitstekend uit. Voor hun gezamenlijke plaat trokken de twee naar Nashville, Tennessee, waar ze Mockingbird Soul vrijwel zonder hulp van anderen opnamen. Mockingbird Soul is een eerbetoon aan de muziek uit het diepe zuiden van de Verenigde Staten en bevat elementen uit met name de blues, soul, country, folk en gospel.
Dat Will Kimbrough een geweldig gitarist was wist ik al, maar op Mockingbird Soul overtreft hij zichzelf met prachtig en opvallend veelzijdig gitaarspel, dat de songs op de plaat veel extra glans geeft.
Ook in vocaal opzicht weet Will Kimbrough zeker te overtuigen, al moet hij hier toch zijn meerdere erkennen in Brigitte DeMeyer die haar doorleefde vocalen keer op keer uit de tenen haalt. Het is een stem vol soul en blues, die de songs op de plaat voorziet van heel veel emotie en beleving. De stemmen van de twee kleuren overigens ook prachtig bij elkaar, waardoor de harmonieën herinneringen oproepen aan de grote duo’s uit de geschiedenis van de Amerikaanse rootsmuziek.
De vocalen worden zoals gezegd ondersteund door prachtig gitaarwerk, maar Brigitte DeMeyer en Will Kimbrough kiezen verder voor de eenvoud. Meer dan wat baswerk, eenvoudige percussie en een incidentele mondharmonica hoor ik niet. Dat klinkt misschien erg sober, maar het gitaarspel van Will Kimbrough is op Mockingbird Soul zo mooi en vol dat je er ook niet veel meer bij zou willen hebben. Ook het baswek blinkt overigens uit in al zijn eenvoud.
Brigitte DeMeyer en Will Kimbrough moeten met Mockingbird Soul concurreren met stapels andere rootsplaten en trekken wat minder aandacht dan de grote namen, maar nadat de plaat eenmaal in de cd speler was verdwenen was ik onmiddellijk om. Mockingbird Soul doet immers niet onder vol al het andere dat in dit genre op het moment verschijnt en is in muzikaal en vocaal opzicht wat mij betreft zelfs beter. Prachtplaat. Erwin Zijleman
24 februari 2017
Molly Burch - Please Be Mine
Het aanbod van platen van vrouwelijke singer-songwriters is momenteel zo enorm groot dat zelfs een ware liefhebber van het genre als ik heel veel platen moet laten liggen.
Dat gold in eerste instantie ook voor Please Be Mine van de mij onbekende Molly Burch, maar wat ben ik blij dat ik deze plaat toch maar even heb beluisterd voor hij op de kansloze stapel zou verdwijnen.
Met haar debuut weet de Amerikaanse singer-songwriter zich immers moeiteloos te onderscheiden van de grauwe middelmaat.
Molly Burch groeide op in Los Angeles, studeerde jazz aan de universiteit van Asheville in North Carolina en woont tegenwoordig in Austin, Texas. In Austin nam ze in slechts één dag haar debuut op en wat is het een mooi debuut geworden.
Please Be Mine onderscheidt zich in muzikaal opzicht van de meeste andere platen die momenteel verschijnen. De instrumentatie van de plaat roept herinneringen op aan de country en rock’ n roll van decennia geleden, heeft iets van de producties van Phil Spector, maar raakt op een of andere manier ook aan de dreampop van veel latere datum. Een Twin Peaks achtige sfeer is de kers op de taart.
Het klinkt allemaal bijzonder lekker en oorspronkelijk, maar toch ook fris, waarbij ik persoonlijk vooral wordt geroerd door het werkelijk prachtige gitaarwerk op de plaat dat imponeert met prachtige loopjes en heel veel subtiliteit.
In muzikaal opzicht houdt de band van Molly Burch je vrij eenvoudig bij de les, maar over het sterkste wapen van de singer-songwriter uit Austin heb ik het nog niet gehad. Dat sterkste wapen is de stem van Molly Burch.
Het is een heldere, warme en krachtige stem die hoorbaar is beïnvloedt door de zangeressen voor wie Molly Burch in haar jeugd een zwak had. Flarden Billie Holiday, Dusty Springfield, Nina Simone en met name Patsy Cline zijn absoluut hoorbaar, maar in de prachtige stem van Molly Burch hoor je ook flarden Angel Olsen en Hope Sandoval om nog maar eens wat namen te noemen.
Met haar geweldige stem en alle emotie in deze stem tilt Molly Burch alle songs op haar debuut op indrukwekkende wijze naar een hoger plan. Als ze gaat zingen is alles om haar heen even stil en houdt ook haar band in. Het voorziet Please Be Mine van een bijzondere sfeer en wat mij betreft van magie.
Ik was bij eerste beluisteringen van de plaat bang dat de retro klanken op Please Be Mine snel zouden gaan vervelen, maar eigenlijk is het debuut van Molly Birch me alleen maar dierbaarder geworden en staat de plaat steeds vaker garant voor kippenvel. Interessante nieuwe aanwinst voor de Amerikaanse rootsmuziek als je het mij vraagt. Erwin Zijleman
Dat gold in eerste instantie ook voor Please Be Mine van de mij onbekende Molly Burch, maar wat ben ik blij dat ik deze plaat toch maar even heb beluisterd voor hij op de kansloze stapel zou verdwijnen.
Met haar debuut weet de Amerikaanse singer-songwriter zich immers moeiteloos te onderscheiden van de grauwe middelmaat.
Molly Burch groeide op in Los Angeles, studeerde jazz aan de universiteit van Asheville in North Carolina en woont tegenwoordig in Austin, Texas. In Austin nam ze in slechts één dag haar debuut op en wat is het een mooi debuut geworden.
Please Be Mine onderscheidt zich in muzikaal opzicht van de meeste andere platen die momenteel verschijnen. De instrumentatie van de plaat roept herinneringen op aan de country en rock’ n roll van decennia geleden, heeft iets van de producties van Phil Spector, maar raakt op een of andere manier ook aan de dreampop van veel latere datum. Een Twin Peaks achtige sfeer is de kers op de taart.
Het klinkt allemaal bijzonder lekker en oorspronkelijk, maar toch ook fris, waarbij ik persoonlijk vooral wordt geroerd door het werkelijk prachtige gitaarwerk op de plaat dat imponeert met prachtige loopjes en heel veel subtiliteit.
In muzikaal opzicht houdt de band van Molly Burch je vrij eenvoudig bij de les, maar over het sterkste wapen van de singer-songwriter uit Austin heb ik het nog niet gehad. Dat sterkste wapen is de stem van Molly Burch.
Het is een heldere, warme en krachtige stem die hoorbaar is beïnvloedt door de zangeressen voor wie Molly Burch in haar jeugd een zwak had. Flarden Billie Holiday, Dusty Springfield, Nina Simone en met name Patsy Cline zijn absoluut hoorbaar, maar in de prachtige stem van Molly Burch hoor je ook flarden Angel Olsen en Hope Sandoval om nog maar eens wat namen te noemen.
Met haar geweldige stem en alle emotie in deze stem tilt Molly Burch alle songs op haar debuut op indrukwekkende wijze naar een hoger plan. Als ze gaat zingen is alles om haar heen even stil en houdt ook haar band in. Het voorziet Please Be Mine van een bijzondere sfeer en wat mij betreft van magie.
Ik was bij eerste beluisteringen van de plaat bang dat de retro klanken op Please Be Mine snel zouden gaan vervelen, maar eigenlijk is het debuut van Molly Birch me alleen maar dierbaarder geworden en staat de plaat steeds vaker garant voor kippenvel. Interessante nieuwe aanwinst voor de Amerikaanse rootsmuziek als je het mij vraagt. Erwin Zijleman
23 februari 2017
Strand Of Oaks - Hard Love
Strand Of Oaks, de band van de uit Goshen, Indiana, afkomstige singer-songwriter Tim Showalter maakte in de zomer van 2014 een onuitwisbare indruk met het geweldige HEAL.
Dat kwam als een enorme verrassing, want een monumentale rockplaat had niemand verwacht van Tim Showalter, die tot dat moment vooral navel starende folk maakte.
Na HEAL verwachten we nu natuurlijk wel een monumentale rockplaat van Strand Of Oaks en die krijgen we gelukkig ook.
Op Hard Love gaat Strand Of Oaks verder waar bands als The Replacements, Dinosaur Jr. en Smashing Pumpkins ooit zijn gestopt.
Hard Love bevat vooral groots klinkende songs waarin flinke gitaarmuren worden opgetrokken. Het zijn opvallend melodieuze songs, waarin volop ruimte is voor verrassing. Die verrassing is het grootst wanneer Strand Of Oaks de gitaarmuren even afbreekt en kiest voor meer ingetogen songs vol psychedelisch aandoende elektronica, maar ook in de stevigere rocksongs kleurt Strand Of Oaks zeker niet uitsluitend binnen de lijntjes.
Tim Showalter voorziet de lekker in het gehoor liggende songs van Strand Of Oaks van meerdere onverwachte ingrediënten en van heel veel dynamiek. De bijdragen van elektronica zijn vaak zweverig of zelfs vervreemdend en staan lijnrecht tegenover de gitaarmuren die worden opgebouwd.
Hard Love is ook niet vies van het incorperen van meerdere genres. Hier en daar hoor je een vleugje roots, dan weer een beetje progrock, psychedelica of invloeden uit de elektronische muziek.
Op Hard Love strooit Tim Showalter driftig met donkere teksten en hier en daar loodzware of aardedonkere klanken, maar de nieuwe van Strand Of Oaks klinkt ook groots en optimistisch. Hier en daar klinkt het zo aangenaam dat het lijkt of Strand Of Oaks klaar is voor de grote festivalweides, maar als geheel is Hard Love toch te eigenzinnig en veelzijdig om de slag met de allergrootste rockbands aan te kunnen.
In artistiek opzicht is Hard Love echter vele malen interessanter dan de platen van deze grote rockbands. Hard Love is een 40 minuten durende roller coaster ride, die je langs enkele decennia rockmuziek voert. Van The Velvet Underground, progrock en psychedelische rock uit de jaren 70, tot de genoemde bands uit de jaren 80 en 90 en dan is er ook nog hier en daar een flinke dosis grunge verstopt, hoor je af en toe een vleugje U2 en is ook de muziek van The War On Drugs niet aan Tim Showalter voorbij gegaan.
En net als je denkt te weten hoe het zit, heeft Tim Showalter opeens genoeg aan een piano, wordt hij beïnvloed door The Stone Roses of Primal Scream of krijgt Hard Love toch nog een punk injectie.
Hard Love is natuurlijk niet zo verrassend als voorganger HEAL, maar uiteindelijk wel net zo indrukwekkend. Erwin Zijleman
Dat kwam als een enorme verrassing, want een monumentale rockplaat had niemand verwacht van Tim Showalter, die tot dat moment vooral navel starende folk maakte.
Na HEAL verwachten we nu natuurlijk wel een monumentale rockplaat van Strand Of Oaks en die krijgen we gelukkig ook.
Op Hard Love gaat Strand Of Oaks verder waar bands als The Replacements, Dinosaur Jr. en Smashing Pumpkins ooit zijn gestopt.
Hard Love bevat vooral groots klinkende songs waarin flinke gitaarmuren worden opgetrokken. Het zijn opvallend melodieuze songs, waarin volop ruimte is voor verrassing. Die verrassing is het grootst wanneer Strand Of Oaks de gitaarmuren even afbreekt en kiest voor meer ingetogen songs vol psychedelisch aandoende elektronica, maar ook in de stevigere rocksongs kleurt Strand Of Oaks zeker niet uitsluitend binnen de lijntjes.
Tim Showalter voorziet de lekker in het gehoor liggende songs van Strand Of Oaks van meerdere onverwachte ingrediënten en van heel veel dynamiek. De bijdragen van elektronica zijn vaak zweverig of zelfs vervreemdend en staan lijnrecht tegenover de gitaarmuren die worden opgebouwd.
Hard Love is ook niet vies van het incorperen van meerdere genres. Hier en daar hoor je een vleugje roots, dan weer een beetje progrock, psychedelica of invloeden uit de elektronische muziek.
Op Hard Love strooit Tim Showalter driftig met donkere teksten en hier en daar loodzware of aardedonkere klanken, maar de nieuwe van Strand Of Oaks klinkt ook groots en optimistisch. Hier en daar klinkt het zo aangenaam dat het lijkt of Strand Of Oaks klaar is voor de grote festivalweides, maar als geheel is Hard Love toch te eigenzinnig en veelzijdig om de slag met de allergrootste rockbands aan te kunnen.
In artistiek opzicht is Hard Love echter vele malen interessanter dan de platen van deze grote rockbands. Hard Love is een 40 minuten durende roller coaster ride, die je langs enkele decennia rockmuziek voert. Van The Velvet Underground, progrock en psychedelische rock uit de jaren 70, tot de genoemde bands uit de jaren 80 en 90 en dan is er ook nog hier en daar een flinke dosis grunge verstopt, hoor je af en toe een vleugje U2 en is ook de muziek van The War On Drugs niet aan Tim Showalter voorbij gegaan.
En net als je denkt te weten hoe het zit, heeft Tim Showalter opeens genoeg aan een piano, wordt hij beïnvloed door The Stone Roses of Primal Scream of krijgt Hard Love toch nog een punk injectie.
Hard Love is natuurlijk niet zo verrassend als voorganger HEAL, maar uiteindelijk wel net zo indrukwekkend. Erwin Zijleman
22 februari 2017
Nikki Lane - Highway Queen
De in Greenville, South Carolina, geboren Nikki Lane trok met haar in 2011 verschenen debuut Walk Of Shame nog nauwelijks aandacht, maar schaarde zich met het drie jaar later uitgebrachte All Or Nothin’ direct tussen de grote beloften van de alt-country.
Nikki Lane deed dit aan de hand van topproducer Dan Auerbach en maakte indruk met muziek waarin een aantal decennia countrymuziek voorbij kwamen.
De tegenwoordig in Nashville woonachtige singer-songwriter maakte nog veel meer indruk met haar bijzonder krachtige stem, die alle songs op All Or Nothin’ voorzag van het beetje extra dat nodig is om op te vallen binnen het enorme aanbod in het genre.
Voor de opvolger van haar zo bejubelde tweede plaat koos Nikki Lane eens niet voor een producer van naam en faam, maar toonde ze lef. Highway Queen produceerde ze immers samen met haar partner, de nog relatief onbekende singer-songwriter Jonathan Tyler, die niet zo heel lang geleden debuteerde.
Het pakt geweldig uit, want Highway Queen knalt werkelijk uit de speakers. De plaat loopt hiernaast over van passie en plezier en dat doet iets met de luisteraar.
Zeker in de wat steviger aangezette rocksongs op de plaat treedt Nikki Lane nadrukkelijk in de voetsporen van zangeressen als Miranda Lambert, Gretchen Wilson en Aubrie Sellers, maar ook op Highway Queen komen weer een aantal decennia countrymuziek voorbij.
Nikki Lane roept ook dit keer herinneringen op aan legendarische countryzangeressen als Loretta Lynn, Patsy Cline, Bobbie Gentry en Kitty Wells, raakt aan de genoemde tijdgenoten en aan topzangeressen als Neko Case en Brandi Carlile en doet me, misschien nog wel meer dan op de vorige plaat, denken aan de op zo treurige wijze om het leven gekomen Kirsty MacColl.
In vocaal opzicht is het alleen maar smullen, maar ook in muzikaal opzicht is het genieten. Voor Highway Queen zijn een aantal geweldige muzikanten opgetrommeld en dat hoor je vooral terug in het geweldige snarenwerk op de plaat, dat alle kanten op schiet, maar altijd imponeert. De ritmesectie vond ik in eerste instantie net wat te zwaar aangezet, maar het voorziet de plaat wel van veel power.
Die power hoor je ook continu in de stem van Nikki Lane, die echter niet alleen als een orkaan kan uithalen, maar ook subtiel en gevoelig kan zingen en op indrukwekkende wijze een aantal uithoeken van de countrymuziek verkent.
Met haar vorige plaat All Or Nothin’ schaarde Nikki Lane zich zoals gezegd onder de beloften van de hedendaagse countrymuziek. Wat mij betreft maakt ze de belofte met deze gloedvolle en energieke plaat meer dan waar. Highway Queen is immers een plaat die je direct vanaf de eerste noten vastgrijpt en pas weer los laat wanneer de laatste noten van de tiende song op de plaat weg ebben.
Er zijn op het moment heel wat getalenteerde countryzangeressen die zagen aan de poten van de tronen van grootheden als Emmylou Harris en Lucinda Williams, maar deze Nikki Lane hoort met het uitstekende Highway Queen absoluut tot de beste van het stel. Erwin Zijleman
Nikki Lane deed dit aan de hand van topproducer Dan Auerbach en maakte indruk met muziek waarin een aantal decennia countrymuziek voorbij kwamen.
De tegenwoordig in Nashville woonachtige singer-songwriter maakte nog veel meer indruk met haar bijzonder krachtige stem, die alle songs op All Or Nothin’ voorzag van het beetje extra dat nodig is om op te vallen binnen het enorme aanbod in het genre.
Voor de opvolger van haar zo bejubelde tweede plaat koos Nikki Lane eens niet voor een producer van naam en faam, maar toonde ze lef. Highway Queen produceerde ze immers samen met haar partner, de nog relatief onbekende singer-songwriter Jonathan Tyler, die niet zo heel lang geleden debuteerde.
Het pakt geweldig uit, want Highway Queen knalt werkelijk uit de speakers. De plaat loopt hiernaast over van passie en plezier en dat doet iets met de luisteraar.
Zeker in de wat steviger aangezette rocksongs op de plaat treedt Nikki Lane nadrukkelijk in de voetsporen van zangeressen als Miranda Lambert, Gretchen Wilson en Aubrie Sellers, maar ook op Highway Queen komen weer een aantal decennia countrymuziek voorbij.
Nikki Lane roept ook dit keer herinneringen op aan legendarische countryzangeressen als Loretta Lynn, Patsy Cline, Bobbie Gentry en Kitty Wells, raakt aan de genoemde tijdgenoten en aan topzangeressen als Neko Case en Brandi Carlile en doet me, misschien nog wel meer dan op de vorige plaat, denken aan de op zo treurige wijze om het leven gekomen Kirsty MacColl.
In vocaal opzicht is het alleen maar smullen, maar ook in muzikaal opzicht is het genieten. Voor Highway Queen zijn een aantal geweldige muzikanten opgetrommeld en dat hoor je vooral terug in het geweldige snarenwerk op de plaat, dat alle kanten op schiet, maar altijd imponeert. De ritmesectie vond ik in eerste instantie net wat te zwaar aangezet, maar het voorziet de plaat wel van veel power.
Die power hoor je ook continu in de stem van Nikki Lane, die echter niet alleen als een orkaan kan uithalen, maar ook subtiel en gevoelig kan zingen en op indrukwekkende wijze een aantal uithoeken van de countrymuziek verkent.
Met haar vorige plaat All Or Nothin’ schaarde Nikki Lane zich zoals gezegd onder de beloften van de hedendaagse countrymuziek. Wat mij betreft maakt ze de belofte met deze gloedvolle en energieke plaat meer dan waar. Highway Queen is immers een plaat die je direct vanaf de eerste noten vastgrijpt en pas weer los laat wanneer de laatste noten van de tiende song op de plaat weg ebben.
Er zijn op het moment heel wat getalenteerde countryzangeressen die zagen aan de poten van de tronen van grootheden als Emmylou Harris en Lucinda Williams, maar deze Nikki Lane hoort met het uitstekende Highway Queen absoluut tot de beste van het stel. Erwin Zijleman
21 februari 2017
Frontier Ruckus - Enter The Kingdom
De Amerikaanse band Frontier Ruckus imponeerde net iets meer dan twee jaar geleden met Sitcom Afterlife, overigens al de vierde plaat van de band uit East Lansing, Michigan.
Het was een plaat die niet alleen een brug sloeg tussen Amerikaanse alt-country en Britse indiepop, maar het was bovendien een plaat vol popsongs waarvan je alleen maar zielsveel kon houden.
Sitcom Afterlife haalde dan ook terecht mijn jaarlijstje over 2014, maar werd in de maanden die volgden alleen maar leuker en onmisbaarder.
Met Enter The Kingdom herhaalt Frontier Ruckus het kunstje van zijn voorganger, maar laat de band uit Michigan ook op alle terreinen groei horen.
Invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek en met name de alt-country vormen nog altijd de basis van de muziek van Frontier Ruckus, maar de band sleept er vervolgens zoveel andere ingrediënten bij, dat ook Enter The Kingdom zich met geen mogelijkheid laat vergelijken met de gemiddelde Amerikaanse rootsplaat.
Ook bij beluistering van Enter The Kingdom haal ik het vergelijkingsmateriaal uiteindelijk vooral uit de Britse popmuziek. Invloeden van uiteenlopende bands als The Housemartins, Belle & Sebastian, Lloyd Cole & The Commotions, Aztec Camera en Prefab Sprout zijn nadrukkelijk hoorbaar in de songs van Frontier Ruckus, maar als je goed gaat luisteren hoor je toch ook de onderlaag die een breed palet van de Amerikaanse rootsmuziek bestrijkt.
Net als de genoemde Britse bands heeft Frontier Ruckus een voorkeur voor honingzoete popsongs en het zijn popsongs vol zonnestralen. De instrumentatie op de plaat is vaak uitbundig en past prachtig bij de bijzondere stem van Matthew Milia, die geregeld wordt ondersteund door een mooie vrouwenstem.
Het is overigens een instrumentatie die het verdient om volledig uitgeplozen te worden. Dan pas hoor je hoe mooi de banjo, de pedal steel en andere instrumenten die zo belangrijk zijn in de Amerikaanse rootsmuziek prachtig samensmelten met de soms uitbundig ingezette strijkers of met heerlijk klagende orgeltjes.
Frontier Ruckus klinkt op haar nieuwe plaat vaak uitbundig en zonnig, maar donkere wolken liggen altijd op de loer. Matthew Milia verschuilt zich overigens lang niet altijd achter een stevig aangezet instrumentarium, want de plaat bevat ook een aantal zeer ingetogen songs en ook hierin maakt de band indruk.
Net als Sitcom Afterlife is Enter The Kingdom een plaat die opvalt door een bijzondere combinatie van invloeden en een al even bijzonder instrumentarium, maar imponeert door fantastische songs. Ook de songs op Enter The Kingdom waren me na één horen dierbaar, maar worden alleen maar beter en onweerstaanbaarder.
Ook de nieuwe plaat van Frontier Ruckus is weer goed voor een brede glimlach die 11 songs en 36 minuten aanhoudt en hierna wil je alleen maar meer. Veel en veel meer. Wederom een jaarlijstjes plaat van deze unieke band. Erwin Zijleman
Het was een plaat die niet alleen een brug sloeg tussen Amerikaanse alt-country en Britse indiepop, maar het was bovendien een plaat vol popsongs waarvan je alleen maar zielsveel kon houden.
Sitcom Afterlife haalde dan ook terecht mijn jaarlijstje over 2014, maar werd in de maanden die volgden alleen maar leuker en onmisbaarder.
Met Enter The Kingdom herhaalt Frontier Ruckus het kunstje van zijn voorganger, maar laat de band uit Michigan ook op alle terreinen groei horen.
Invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek en met name de alt-country vormen nog altijd de basis van de muziek van Frontier Ruckus, maar de band sleept er vervolgens zoveel andere ingrediënten bij, dat ook Enter The Kingdom zich met geen mogelijkheid laat vergelijken met de gemiddelde Amerikaanse rootsplaat.
Ook bij beluistering van Enter The Kingdom haal ik het vergelijkingsmateriaal uiteindelijk vooral uit de Britse popmuziek. Invloeden van uiteenlopende bands als The Housemartins, Belle & Sebastian, Lloyd Cole & The Commotions, Aztec Camera en Prefab Sprout zijn nadrukkelijk hoorbaar in de songs van Frontier Ruckus, maar als je goed gaat luisteren hoor je toch ook de onderlaag die een breed palet van de Amerikaanse rootsmuziek bestrijkt.
Net als de genoemde Britse bands heeft Frontier Ruckus een voorkeur voor honingzoete popsongs en het zijn popsongs vol zonnestralen. De instrumentatie op de plaat is vaak uitbundig en past prachtig bij de bijzondere stem van Matthew Milia, die geregeld wordt ondersteund door een mooie vrouwenstem.
Het is overigens een instrumentatie die het verdient om volledig uitgeplozen te worden. Dan pas hoor je hoe mooi de banjo, de pedal steel en andere instrumenten die zo belangrijk zijn in de Amerikaanse rootsmuziek prachtig samensmelten met de soms uitbundig ingezette strijkers of met heerlijk klagende orgeltjes.
Frontier Ruckus klinkt op haar nieuwe plaat vaak uitbundig en zonnig, maar donkere wolken liggen altijd op de loer. Matthew Milia verschuilt zich overigens lang niet altijd achter een stevig aangezet instrumentarium, want de plaat bevat ook een aantal zeer ingetogen songs en ook hierin maakt de band indruk.
Net als Sitcom Afterlife is Enter The Kingdom een plaat die opvalt door een bijzondere combinatie van invloeden en een al even bijzonder instrumentarium, maar imponeert door fantastische songs. Ook de songs op Enter The Kingdom waren me na één horen dierbaar, maar worden alleen maar beter en onweerstaanbaarder.
Ook de nieuwe plaat van Frontier Ruckus is weer goed voor een brede glimlach die 11 songs en 36 minuten aanhoudt en hierna wil je alleen maar meer. Veel en veel meer. Wederom een jaarlijstjes plaat van deze unieke band. Erwin Zijleman
20 februari 2017
Moss - Strike
De Nederlandse band Moss debuteerde precies tien jaar geleden met The Long Way Back.
Het was een plaat die naadloos aansloot bij een aantal andere platen op het Nederlandse Excelsior label en het was een plaat die, net als die andere Excelsior klassiekers, goed was voor een bijzonder aangenaam lentegevoel.
Ook de drie platen die volgden vond ik bovengemiddeld goed, ook al maakten de gitaren steeds meer plaats voor elektronica en werden de genadeloos aanstekelijke gitaarliedjes van de eerste twee platen voorzien van steeds meer experiment.
Na een stilte van precies drie jaar is Moss nu terug met Strike. Het is een plaat die door de critici is ontvangen met louter superlatieven. De Volkskrant noemde het op de dag van de release een hoogtepunt in de Nederlandse rockmuziek (in de tekst gerelativeerd tot een hoogtepunt in de Nederlandse rockmuziek van de laatste vijf jaar) en ook in de meeste andere recensies domineren de hele mooie woorden en maakt Strike bovendien gehakt van zijn vier voorgangers.
Omdat deze voorgangers me zo dierbaar zijn en ik de woorden van de Volkskrant wel erg groot vind, begon ik met enige argwaan aan de beluistering van Strike, maar direct bij eerste beluistering had de plaat me te pakken.
Moss grijpt op haar nieuwe plaat weer wat vaker naar de gitaren en strooit ook weer wat driftiger met aanstekelijke popliedjes. Op hetzelfde moment valt Strike ook op door fraaie elektronische accenten en is het een plaat die nergens fantasieloos binnen de lijntjes kleurt.
Strike laat zich hierdoor beluisteren als een plaat waarop Moss het beste van haar vorige vier platen combineert. Strike bevat dertien songs en ze zijn alle dertien goed. Ze zijn ook alle dertien anders.
Strike is een plaat die aangenaam vermaakt met frisse gitaarpop, maar het is ook een plaat die verrast, benevelt en betovert. Strike zet je hierdoor met enige regelmaat op het verkeerde been, maar het is ook een plaat die de zon laat schijnen, net zoals het debuut van de band dat al weer tien jaar geleden deed, of die het hart doet smelten met wonderschone klanken en een glasheldere productie.
In de meest aanstekelijke momenten steekt Moss Coldplay naar de kroon met songs die 100 keer beter zijn dan die van de Britse huilebalken, maar Strike kan ook buitengewoon avontuurlijk of heerlijk stekelig klinken. In iedere song prikkelt Moss de fantasie met weer andere ingrediënten, maar op hetzelfde moment krijg je de songs op de plaat na één keer horen al niet meer uit je hoofd.
Of Strike een hoogtepunt is in de Nederlandse rockmuziek durf ik niet direct te zeggen. Of de plaat veel beter is dan de ook al zo goede voorgangers ook niet, maar dat Moss met Strike een hele knappe plaat heeft gemaakt is absoluut zeker. Erwin Zijleman
Het was een plaat die naadloos aansloot bij een aantal andere platen op het Nederlandse Excelsior label en het was een plaat die, net als die andere Excelsior klassiekers, goed was voor een bijzonder aangenaam lentegevoel.
Ook de drie platen die volgden vond ik bovengemiddeld goed, ook al maakten de gitaren steeds meer plaats voor elektronica en werden de genadeloos aanstekelijke gitaarliedjes van de eerste twee platen voorzien van steeds meer experiment.
Na een stilte van precies drie jaar is Moss nu terug met Strike. Het is een plaat die door de critici is ontvangen met louter superlatieven. De Volkskrant noemde het op de dag van de release een hoogtepunt in de Nederlandse rockmuziek (in de tekst gerelativeerd tot een hoogtepunt in de Nederlandse rockmuziek van de laatste vijf jaar) en ook in de meeste andere recensies domineren de hele mooie woorden en maakt Strike bovendien gehakt van zijn vier voorgangers.
Omdat deze voorgangers me zo dierbaar zijn en ik de woorden van de Volkskrant wel erg groot vind, begon ik met enige argwaan aan de beluistering van Strike, maar direct bij eerste beluistering had de plaat me te pakken.
Moss grijpt op haar nieuwe plaat weer wat vaker naar de gitaren en strooit ook weer wat driftiger met aanstekelijke popliedjes. Op hetzelfde moment valt Strike ook op door fraaie elektronische accenten en is het een plaat die nergens fantasieloos binnen de lijntjes kleurt.
Strike laat zich hierdoor beluisteren als een plaat waarop Moss het beste van haar vorige vier platen combineert. Strike bevat dertien songs en ze zijn alle dertien goed. Ze zijn ook alle dertien anders.
Strike is een plaat die aangenaam vermaakt met frisse gitaarpop, maar het is ook een plaat die verrast, benevelt en betovert. Strike zet je hierdoor met enige regelmaat op het verkeerde been, maar het is ook een plaat die de zon laat schijnen, net zoals het debuut van de band dat al weer tien jaar geleden deed, of die het hart doet smelten met wonderschone klanken en een glasheldere productie.
In de meest aanstekelijke momenten steekt Moss Coldplay naar de kroon met songs die 100 keer beter zijn dan die van de Britse huilebalken, maar Strike kan ook buitengewoon avontuurlijk of heerlijk stekelig klinken. In iedere song prikkelt Moss de fantasie met weer andere ingrediënten, maar op hetzelfde moment krijg je de songs op de plaat na één keer horen al niet meer uit je hoofd.
Of Strike een hoogtepunt is in de Nederlandse rockmuziek durf ik niet direct te zeggen. Of de plaat veel beter is dan de ook al zo goede voorgangers ook niet, maar dat Moss met Strike een hele knappe plaat heeft gemaakt is absoluut zeker. Erwin Zijleman
19 februari 2017
Ryan Adams - Prisoner
De tijd waarin Ryan Adams meerdere platen per jaar maakte (en soms ook nog uitbracht) ligt achter ons en hetzelfde geldt voor de tijd waarin alles dat de Amerikaanse singer-songwriter aanraakte onmiddellijk in goud veranderde of op zijn minst de hemel in werd geprezen.
Prisoner verschijnt ruim anderhalf jaar na de remake van Taylor Swift’s 1989 en wordt hier en daar stevig gekraakt.
Daar kon ik me bij eerste beluistering van de groots klinkende rock-track waarmee de plaat opent wel iets bij voorstellen, want nog nooit lag de muziek van Ryan Adams zo dicht bij die van zijn in artistiek opzicht normaal gesproken toch beduidend minder interessante bijna naamgenoot Bryan Adams.
Prisoner volgt op de periode waarin het huwelijk van Ryan Adams met zangeres Mandy Moore op de klippen liep en kan dus worden gezien als een break-up plaat. Dat is voor Ryan Adams niets nieuws, want ook zijn debuut Heartbreaker uit 2000 was natuurlijk een echte break-up plaat.
Waar Ryan Adams op Heartbreaker de pijn van een verloren liefde in soms bijna hartverscheurende rootssongs stopte, kiest de Amerikaan dit voor een, zeker voor zijn doen, behoorlijk gepolijst rockgeluid. Prisoner werd geproduceerd door niemand minder dan Don Was, die het geluid van Ryan Adams flink heeft opgepoetst. Het is een geluid waar ik bij de eerste luisterbeurten wel wat moeite mee had, al raakt Prisoner ook meer dan eens aan de laatste paar platen van Bruce Springsteen.
Nadat ik de nieuwe plaat van Ryan Adams wat vaker had gehoord, begon mijn mening echter te veranderen. Prisoner concentreert zich misschien vooral op rockmuziek en heeft een nogal gepolijst geluid, maar na enige tijd komt ook de pijn van Ryan Adams naar boven, winnen de songs flink aan kracht en hoor je toch ook steeds meer rootsmuziek op Prisoner.
Zeker bij beluistering met de koptelefoon hoor je hoe mooi Don Was het geluid op de plaat heeft opgebouwd en hoor je bovendien nog meer van het recentere werk van Springsteen (en is de vergelijking met Bryan Adams al lang naar de achtergrond verdwenen).
Zeker de meer ingetogen songs worden eigenlijk alleen maar mooier en intenser. Het is prachtig hoe Ryan Adams door de ziel snijdt met mondharmonica uithalen vol weemoed, het is prachtig hoe in zijn stem soms een van melancholie overlopende snik is te horen en het is prachtig hoe Don Was de gitaren omgeeft door atmosferische elektronische wolken. Tenslotte moet gezegd worden dat ook de grootse rocksongs op de plaat steeds lekkerder klinken.
Natuurlijk kan Ryan Adams beter er is Prisoner geen Heartbreaker, maar de Amerikaan heeft ook volop platen gemaakt die uiteindelijk veel minder memorabel waren dan deze nieuwe plaat na flink wat luisterbeurten. Prisoner wordt afwisselend bejubeld en verguisd. Ik kon even meevoelen met het laatste kamp, maar kies nu toch met volle overtuiging voor het eerste. Erwin Zijleman
Prisoner verschijnt ruim anderhalf jaar na de remake van Taylor Swift’s 1989 en wordt hier en daar stevig gekraakt.
Daar kon ik me bij eerste beluistering van de groots klinkende rock-track waarmee de plaat opent wel iets bij voorstellen, want nog nooit lag de muziek van Ryan Adams zo dicht bij die van zijn in artistiek opzicht normaal gesproken toch beduidend minder interessante bijna naamgenoot Bryan Adams.
Prisoner volgt op de periode waarin het huwelijk van Ryan Adams met zangeres Mandy Moore op de klippen liep en kan dus worden gezien als een break-up plaat. Dat is voor Ryan Adams niets nieuws, want ook zijn debuut Heartbreaker uit 2000 was natuurlijk een echte break-up plaat.
Waar Ryan Adams op Heartbreaker de pijn van een verloren liefde in soms bijna hartverscheurende rootssongs stopte, kiest de Amerikaan dit voor een, zeker voor zijn doen, behoorlijk gepolijst rockgeluid. Prisoner werd geproduceerd door niemand minder dan Don Was, die het geluid van Ryan Adams flink heeft opgepoetst. Het is een geluid waar ik bij de eerste luisterbeurten wel wat moeite mee had, al raakt Prisoner ook meer dan eens aan de laatste paar platen van Bruce Springsteen.
Nadat ik de nieuwe plaat van Ryan Adams wat vaker had gehoord, begon mijn mening echter te veranderen. Prisoner concentreert zich misschien vooral op rockmuziek en heeft een nogal gepolijst geluid, maar na enige tijd komt ook de pijn van Ryan Adams naar boven, winnen de songs flink aan kracht en hoor je toch ook steeds meer rootsmuziek op Prisoner.
Zeker bij beluistering met de koptelefoon hoor je hoe mooi Don Was het geluid op de plaat heeft opgebouwd en hoor je bovendien nog meer van het recentere werk van Springsteen (en is de vergelijking met Bryan Adams al lang naar de achtergrond verdwenen).
Zeker de meer ingetogen songs worden eigenlijk alleen maar mooier en intenser. Het is prachtig hoe Ryan Adams door de ziel snijdt met mondharmonica uithalen vol weemoed, het is prachtig hoe in zijn stem soms een van melancholie overlopende snik is te horen en het is prachtig hoe Don Was de gitaren omgeeft door atmosferische elektronische wolken. Tenslotte moet gezegd worden dat ook de grootse rocksongs op de plaat steeds lekkerder klinken.
Natuurlijk kan Ryan Adams beter er is Prisoner geen Heartbreaker, maar de Amerikaan heeft ook volop platen gemaakt die uiteindelijk veel minder memorabel waren dan deze nieuwe plaat na flink wat luisterbeurten. Prisoner wordt afwisselend bejubeld en verguisd. Ik kon even meevoelen met het laatste kamp, maar kies nu toch met volle overtuiging voor het eerste. Erwin Zijleman
18 februari 2017
Son Volt - Notes Of Blue
In 1987 vormden de jeugdvrienden Jay Farrar en Jeff Tweedy in Belleville, Illinois, de band Uncle Tupelo.
In hun jongere jaren waren de twee muzikanten vooral bezig met het maken van punk, maar inmiddels was ook de interesse voor de countrymuziek gewekt.
De combinatie van beide liefdes zorgde ervoor dat Uncle Tupelo in 1990 aan de wieg stond van een gloednieuw genre, de alt-country.
No Depression, het in 1990 verschenen debuut van de band, is inmiddels één van de onbetwiste klassiekers in het genre en een plaat die geen enkele liefhebber van de alternatieve country mag missen.
Uncle Tupelo zou in drie jaar tijd nog drie platen maken (waarop de band overigens steeds dichter tegen de countryrock uit de jaren 70 aan kroop), maar viel in 1994 uit elkaar. Jeugdvrienden Jeff Tweedy en Jay Farrar gingen vervolgens hun eigen weg en formeerden beiden een nieuwe band.
Wilco, de band van Jeff Tweedy is ruim 20 jaar later een hele grote band met een aantal prachtige en zeer avontuurlijk platen op haar naam. Jay Farrar’s Son Volt heeft een veel minder imposant oeuvre op haar naam staan, maar maakte toch ook een aantal platen die er toe doen.
Het zijn platen waarop de band rond Jay Farrar de alt-country van Uncle Tupelo grotendeels trouw bleef en dat doet Son Volt nog steeds. Ook op Notes Of Blue hoor je echo’s uit de hoogtijdagen van Neil Young, The Flying Burrito Brothers en Gram Parsons, maar Jay Farrar slaat dit keer ook andere wegen in.
Jay Farrar liet zich dit keer naar eigen zeggen vooral inspireren door de folk van Nick Drake en door de blues van oude helden als Mississippi Fred McDowell en Skip James. Invloeden van Nick Drake duiken wat mij betreft slechts sporadisch op, maar de invloeden uit de blues zijn zeer nadrukkelijk aanwezig op de nieuwe plaat van Son Volt.
Jay Farrar pakt flink uit met heerlijk rauwe bluesy riffs en weet deze op bijzondere wijze te integreren in de alt-country van Son Volt. Het contrasteert prachtig met de door countryrock geïnspireerde songs en de enkele song waarin Jay Farrar in de voetsporen van Nick Drake treedt. Wat Springsteen achtige bravoure geeft de plaat een energie boost.
Son Volt wist zich lang niet altijd te onderscheiden van de concurrentie in het genre en kreeg hierdoor lang niet zoveel aandacht als het Wilco van Jeff Tweedy, maar op Notes Of Blue steekt de band rond Jay Farrar in een uitstekende vorm.
De songs op de plaat zijn stuk voor stuk van grote schoonheid, de instrumentatie is uitermate trefzeker (met een hoofdrol voor het heerlijke gitaarwerk) en Jay Farrar was en is een prima zanger.
Ik vond Son Volt op haar vorige platen lang niet altijd indrukwekkend en een stuk minder dan Uncle Tupelo en Wilco, maar met Notes Of Blue overtuigt Jay Farrar me echt volledig. Prachtplaat van een band die door menigeen wat te vroeg is afgeschreven. Erwin Zijleman
In hun jongere jaren waren de twee muzikanten vooral bezig met het maken van punk, maar inmiddels was ook de interesse voor de countrymuziek gewekt.
De combinatie van beide liefdes zorgde ervoor dat Uncle Tupelo in 1990 aan de wieg stond van een gloednieuw genre, de alt-country.
No Depression, het in 1990 verschenen debuut van de band, is inmiddels één van de onbetwiste klassiekers in het genre en een plaat die geen enkele liefhebber van de alternatieve country mag missen.
Uncle Tupelo zou in drie jaar tijd nog drie platen maken (waarop de band overigens steeds dichter tegen de countryrock uit de jaren 70 aan kroop), maar viel in 1994 uit elkaar. Jeugdvrienden Jeff Tweedy en Jay Farrar gingen vervolgens hun eigen weg en formeerden beiden een nieuwe band.
Wilco, de band van Jeff Tweedy is ruim 20 jaar later een hele grote band met een aantal prachtige en zeer avontuurlijk platen op haar naam. Jay Farrar’s Son Volt heeft een veel minder imposant oeuvre op haar naam staan, maar maakte toch ook een aantal platen die er toe doen.
Het zijn platen waarop de band rond Jay Farrar de alt-country van Uncle Tupelo grotendeels trouw bleef en dat doet Son Volt nog steeds. Ook op Notes Of Blue hoor je echo’s uit de hoogtijdagen van Neil Young, The Flying Burrito Brothers en Gram Parsons, maar Jay Farrar slaat dit keer ook andere wegen in.
Jay Farrar liet zich dit keer naar eigen zeggen vooral inspireren door de folk van Nick Drake en door de blues van oude helden als Mississippi Fred McDowell en Skip James. Invloeden van Nick Drake duiken wat mij betreft slechts sporadisch op, maar de invloeden uit de blues zijn zeer nadrukkelijk aanwezig op de nieuwe plaat van Son Volt.
Jay Farrar pakt flink uit met heerlijk rauwe bluesy riffs en weet deze op bijzondere wijze te integreren in de alt-country van Son Volt. Het contrasteert prachtig met de door countryrock geïnspireerde songs en de enkele song waarin Jay Farrar in de voetsporen van Nick Drake treedt. Wat Springsteen achtige bravoure geeft de plaat een energie boost.
Son Volt wist zich lang niet altijd te onderscheiden van de concurrentie in het genre en kreeg hierdoor lang niet zoveel aandacht als het Wilco van Jeff Tweedy, maar op Notes Of Blue steekt de band rond Jay Farrar in een uitstekende vorm.
De songs op de plaat zijn stuk voor stuk van grote schoonheid, de instrumentatie is uitermate trefzeker (met een hoofdrol voor het heerlijke gitaarwerk) en Jay Farrar was en is een prima zanger.
Ik vond Son Volt op haar vorige platen lang niet altijd indrukwekkend en een stuk minder dan Uncle Tupelo en Wilco, maar met Notes Of Blue overtuigt Jay Farrar me echt volledig. Prachtplaat van een band die door menigeen wat te vroeg is afgeschreven. Erwin Zijleman
17 februari 2017
Picidae - It's Another Wor d.
De laatste tijd ploft hier met enige regelmaat een stapeltje cd’s uit Noorwegen op de mat.
Het zijn stuk voor stuk cd’s die opvallen door een fraaie verpakking, maar de echte verrassing komt pas wanneer je de cd’s in de cd-speler stopt.
Of het voor alle muziek uit Noorwegen geldt weet ik niet, maar de Noorse platen die ik tot dusver heb beluisterd kleuren stuk voor stuk fraai buiten de lijntjes.
Het geldt absoluut voor It’s Another Wor d. (de spatie tussen de r en de d is geen typo) van het Noorse duo Picidae.
Picidae (Noors voor specht) bestaat uit Sigrun Tara Øverland en Eirik Dørsdal. Vergeleken met de soms wat luidruchtige en directe specht is de muziek van Picidae uitermate subtiel.
Sigrun Tara Øverland tekent op It’s Another Wor d. voor de vocalen en bespeelt hiernaast de lier (een soort harp), de autoharp (idem), de fascinerende omnichord en gitaren. Eirik Dørsdal voegt naast spaarzame achtergrond vocalen onder andere trompet, kalimba (duimpiano) en wat elektronica toe. Het is een heel bijzonder instrumentarium, maar op It’s Another Wor d. Van Picidae is nog veel meer bijzonders te horen.
De songs van Sigrun Tara Øverland en Eirik Dørsdal worden fraai maar ook bijzonder subtiel ingekleurd, zodat de prachtige stem van de Noorse alle aandacht krijgt. Het is een geschoolde stem die een extra dimensie toevoegt aan de bijzondere muziek van het Noorse tweetal. De teksten op de plaat van Picidae zijn in het Engels, maar het had net zo goed Noors kunnen zijn, want ik hoor uiteindelijk vooral klanken, wat bijdraagt aan de magie van de muziek van Picidae.
Ook de songs van Picidae zijn zeker niet alledaags. De songs, met flink wat invloeden uit de jazz en hiernaast invloeden uit de folk en de klassieke muziek, blijven niet makkelijk hangen, waardoor ze ook na meerdere keren horen nog flink intrigeren.
In eerste instantie kon ik niet direct relevant vergelijkingsmateriaal bedenken, maar uiteindelijk bleek dit relatief dicht bij huis voorhanden. De combinatie van bijna verstilde klanken, een prachtige vrouwenstem en een bijzonder instrumentarium doet immers meer dan eens denken aan de prachtplaten van de Nederlandse bands Nancy Brick en Sommerhus, vaandeldragers van het Nederlandse QuiteQuietRecords.
Picidae maakt muziek die bijzonder aangenaam voortkabbelt op de achtergrond, maar de ware schoonheid van de muziek van het Noorse tweetal openbaart zicht wanneer je er met volledige aandacht naar luistert. De bijzondere songs van Sigrun Tara Øverland en Eirik Dørsdal blijken wonderschoon en blijven maar verrassen en betoveren. In vocaal opzicht is het direct genieten, maar ook de uitermate subtiele maar bijzonder smaakvolle instrumentatie wint nog lang aan kracht.
Of alle cd’s in de pakketjes die ik sinds kort ontvang zo bijzonder zijn ga ik later ontdekken, want vooralsnog wil ik alleen maar genieten van de wonderschone en zo bijzondere klanken van Picidae. Erwin Zijleman
Het zijn stuk voor stuk cd’s die opvallen door een fraaie verpakking, maar de echte verrassing komt pas wanneer je de cd’s in de cd-speler stopt.
Of het voor alle muziek uit Noorwegen geldt weet ik niet, maar de Noorse platen die ik tot dusver heb beluisterd kleuren stuk voor stuk fraai buiten de lijntjes.
Het geldt absoluut voor It’s Another Wor d. (de spatie tussen de r en de d is geen typo) van het Noorse duo Picidae.
Picidae (Noors voor specht) bestaat uit Sigrun Tara Øverland en Eirik Dørsdal. Vergeleken met de soms wat luidruchtige en directe specht is de muziek van Picidae uitermate subtiel.
Sigrun Tara Øverland tekent op It’s Another Wor d. voor de vocalen en bespeelt hiernaast de lier (een soort harp), de autoharp (idem), de fascinerende omnichord en gitaren. Eirik Dørsdal voegt naast spaarzame achtergrond vocalen onder andere trompet, kalimba (duimpiano) en wat elektronica toe. Het is een heel bijzonder instrumentarium, maar op It’s Another Wor d. Van Picidae is nog veel meer bijzonders te horen.
De songs van Sigrun Tara Øverland en Eirik Dørsdal worden fraai maar ook bijzonder subtiel ingekleurd, zodat de prachtige stem van de Noorse alle aandacht krijgt. Het is een geschoolde stem die een extra dimensie toevoegt aan de bijzondere muziek van het Noorse tweetal. De teksten op de plaat van Picidae zijn in het Engels, maar het had net zo goed Noors kunnen zijn, want ik hoor uiteindelijk vooral klanken, wat bijdraagt aan de magie van de muziek van Picidae.
Ook de songs van Picidae zijn zeker niet alledaags. De songs, met flink wat invloeden uit de jazz en hiernaast invloeden uit de folk en de klassieke muziek, blijven niet makkelijk hangen, waardoor ze ook na meerdere keren horen nog flink intrigeren.
In eerste instantie kon ik niet direct relevant vergelijkingsmateriaal bedenken, maar uiteindelijk bleek dit relatief dicht bij huis voorhanden. De combinatie van bijna verstilde klanken, een prachtige vrouwenstem en een bijzonder instrumentarium doet immers meer dan eens denken aan de prachtplaten van de Nederlandse bands Nancy Brick en Sommerhus, vaandeldragers van het Nederlandse QuiteQuietRecords.
Picidae maakt muziek die bijzonder aangenaam voortkabbelt op de achtergrond, maar de ware schoonheid van de muziek van het Noorse tweetal openbaart zicht wanneer je er met volledige aandacht naar luistert. De bijzondere songs van Sigrun Tara Øverland en Eirik Dørsdal blijken wonderschoon en blijven maar verrassen en betoveren. In vocaal opzicht is het direct genieten, maar ook de uitermate subtiele maar bijzonder smaakvolle instrumentatie wint nog lang aan kracht.
Of alle cd’s in de pakketjes die ik sinds kort ontvang zo bijzonder zijn ga ik later ontdekken, want vooralsnog wil ik alleen maar genieten van de wonderschone en zo bijzondere klanken van Picidae. Erwin Zijleman
16 februari 2017
The Sadies - Northern Passages
De Canadese band The Sadies draait al weer zo’n 20 jaar mee en heeft inmiddels een flinke stapel platen op haar naam staan.
Met name de platen die de band uit Toronto 10-15 jaar geleden maakte (met Favourite Colours uit 2004 als onbetwiste persoonlijke favoriet) hebben een mooi plekje in mijn platenkast gekregen, maar de laatste paar jaar ben ik de band eerlijk gezegd compleet uit het oog verloren, wat verklaart dat The Sadies nu pas voor het eerst opduiken op deze BLOG.
Met het onlangs verschenen Northern Passages hebben The Sadies mijn aandacht weer getrokken en daar ben ik heel blij mee. Het in een prachtige hoes gestoken Northern Passages laat immers goed horen wat de band rond de broers Dallas en Travis Good in huis heeft en dat is heel wat.
Northern Passages opent met loom klinkende countryrock die associaties oproept met Crosby, Stills & Nash en herinnert aan het mij bekende werk van de band, maar dat The Sadies ook een ander gezicht hebben blijkt in de tweede track waarin de gitaren mogen scheuren en de Canadese band garant staat voor een rauwe portie garagerock.
Northern Passages verrast ook in de derde track met gitaren die flink uit de bocht mogen vliegen, maar ook dit keer domineren de dromerige en zonnige countryrock en de licht zweverige psychedelica.
Northern Passages imponeert over de hele linie met geweldig en veelkleurig gitaarwerk en songs die heel makkelijk overtuigen. Als ik moet kiezen heb ik een voorkeur voor het meer countryrock georiënteerde of psychedelische werk van de band en dit domineert zoals gezegd op de nieuwe plaat van The Sadies.
Het is muziek die je vrijwel onmiddellijk mee terug sleept naar de jaren 60, waarin de broers Good nog niets eens geboren waren, maar het is ook muziek die je steeds op het verkeerde been zet.
Dat doen The Sadies op Northern Passages het opvallendst met de twee wat rauwere songs, maar ook de andere songs op de plaat zitten vol subtiele invloeden uit meerdere decennia muziekgeschiedenis.
De band bestaat inmiddels meer dan 20 jaar in dezelfde samenstelling en dat hoor je. Northern Passages klinkt hecht en schakelt makkelijk tussen meerdere genres. Naast de al eerder genoemde invloeden is de band ook niet vies van up-tempo folk of van pure bluegrass en uiteraard duikt er ook dit keer een gastvocalist op (een handelsmerk van The Sadies, in het verleden werkte de band onder andere met Neko Case en Jon Langford) in de persoon van Kurt Vile. Het is overigens een zeer geslaagde samenwerking.
Door het veelzijdige karakter van de plaat drong Northern Passsages zich bij mij niet direct zo op als de platen uit het verleden, maar na een paar keer horen heb ik op de nieuwe plaat van The Sadies toch weer flink wat songs gevonden die ik niet meer los wil laten. The Sadies blijft een bijzondere band, Northern Passages is de zoveelste uitstekende plaat. Erwin Zijleman
Met name de platen die de band uit Toronto 10-15 jaar geleden maakte (met Favourite Colours uit 2004 als onbetwiste persoonlijke favoriet) hebben een mooi plekje in mijn platenkast gekregen, maar de laatste paar jaar ben ik de band eerlijk gezegd compleet uit het oog verloren, wat verklaart dat The Sadies nu pas voor het eerst opduiken op deze BLOG.
Met het onlangs verschenen Northern Passages hebben The Sadies mijn aandacht weer getrokken en daar ben ik heel blij mee. Het in een prachtige hoes gestoken Northern Passages laat immers goed horen wat de band rond de broers Dallas en Travis Good in huis heeft en dat is heel wat.
Northern Passages opent met loom klinkende countryrock die associaties oproept met Crosby, Stills & Nash en herinnert aan het mij bekende werk van de band, maar dat The Sadies ook een ander gezicht hebben blijkt in de tweede track waarin de gitaren mogen scheuren en de Canadese band garant staat voor een rauwe portie garagerock.
Northern Passages verrast ook in de derde track met gitaren die flink uit de bocht mogen vliegen, maar ook dit keer domineren de dromerige en zonnige countryrock en de licht zweverige psychedelica.
Northern Passages imponeert over de hele linie met geweldig en veelkleurig gitaarwerk en songs die heel makkelijk overtuigen. Als ik moet kiezen heb ik een voorkeur voor het meer countryrock georiënteerde of psychedelische werk van de band en dit domineert zoals gezegd op de nieuwe plaat van The Sadies.
Het is muziek die je vrijwel onmiddellijk mee terug sleept naar de jaren 60, waarin de broers Good nog niets eens geboren waren, maar het is ook muziek die je steeds op het verkeerde been zet.
Dat doen The Sadies op Northern Passages het opvallendst met de twee wat rauwere songs, maar ook de andere songs op de plaat zitten vol subtiele invloeden uit meerdere decennia muziekgeschiedenis.
De band bestaat inmiddels meer dan 20 jaar in dezelfde samenstelling en dat hoor je. Northern Passages klinkt hecht en schakelt makkelijk tussen meerdere genres. Naast de al eerder genoemde invloeden is de band ook niet vies van up-tempo folk of van pure bluegrass en uiteraard duikt er ook dit keer een gastvocalist op (een handelsmerk van The Sadies, in het verleden werkte de band onder andere met Neko Case en Jon Langford) in de persoon van Kurt Vile. Het is overigens een zeer geslaagde samenwerking.
Door het veelzijdige karakter van de plaat drong Northern Passsages zich bij mij niet direct zo op als de platen uit het verleden, maar na een paar keer horen heb ik op de nieuwe plaat van The Sadies toch weer flink wat songs gevonden die ik niet meer los wil laten. The Sadies blijft een bijzondere band, Northern Passages is de zoveelste uitstekende plaat. Erwin Zijleman
15 februari 2017
Sallie Ford - Soul Sick
De Amerikaanse singer-songwriter Sallie Ford groeide op in Asheville, North Carolina, maar verruilde haar thuisstaat voor het mondaine Portland, Oregon, toen duidelijk werd dat haar hart lag bij het maken van muziek en niet bij het volgen van een opleiding.
Samen met haar band The Sound Outside maakte ze twee goed ontvangen maar niet heel breed opgepakte platen, die opvielen door een fraai retro geluid en de opvallend krachtige stem van Sallie Ford.
In 2014 nam Sallie Ford afscheid van The Sound Outside en bracht ze haar eerste soloalbum uit, Slap Back. Die plaat krijgt nu eindelijk een vervolg met Soul Sick.
Voor iedereen die de muziek van Sallie Ford kent voelt Soul Sick onmiddellijk als een warm bad. Ook op haar nieuwe plaat laat Sallie Ford een geluid horen dat valt te typeren als retro en maakt ze wederom indruk met een verrassend krachtige stem 9die je niet direct koppelt aan haar verschijning).
Soul Sick klinkt bekend, maar is zeker geen herhalingsoefening. Sallie Ford verwerkte ook in het verleden al invloeden uit meerdere genres, maar doet er dit keer nog een schepje bovenop. Soul Sick citeert uit de archieven van de country, folk, jazz en blues, maar voegt ook een flinke schep invloeden uit de indie-rock, psychedelica, 60s girl pop en rockabilly toe.
Het valt daarom niet mee om Sallie Ford in een hokje te duwen. In een aantal tracks sluit ze aan op de meer eigenzinnige rootsmuzikanten, maar de Amerikaanse singer-songwriter kan ook te keer gaan als de betere soulzangeressen of aansluiten bij indie-rock grootheden als PJ Harvey of Sharon Von Etten. Zeker wanneer de invloeden uit de rockabilly domineren hoor ik wel wat raakvlakken met de muziek van de helaas wat uit beeld verdwenen Sarah Borges en zo kan ik nog wel even doorgaan.
De veelheid aan invloeden maakt het misschien niet makkelijk om de muziek van Sallie Ford te classificeren, maar het maakt van Soul Sick wel een hele interessante plaat. De plaat wordt nog interessanter door de persoonlijke en vaak behoorlijk expliciete teksten op de plaat en de passie en emotie waarmee Sallie Ford deze teksten vertolkt.
Soul Sick springt vrij lichtvoetig door een aantal decennia muziekgeschiedenis, maar heeft door de energie waarmee Sallie Ford muziek maakt ook een enorme urgentie. In vocaal opzicht maakt Soul Sick onmiddellijk indruk, maar ook de instrumentatie op de plaat wint snel aan kracht, waarbij het fraaie gitaarspel van Sallie Ford een van de smaakmakers is, maar ook de subtiel ingezette blazers en het heerlijke orgeltje flink bijdragen aan het fraaie eindresultaat.
Soul Sick is een plaat die flink van de hak op de tak springt en daar moet je tegen kunnen. Als je er tegen kunt is de tweede soloplaat van Sallie Ford er een die goed is voor veel luisterplezier en smaakt Soul Sick vooral naar veel meer. Erwin Zijleman
Samen met haar band The Sound Outside maakte ze twee goed ontvangen maar niet heel breed opgepakte platen, die opvielen door een fraai retro geluid en de opvallend krachtige stem van Sallie Ford.
In 2014 nam Sallie Ford afscheid van The Sound Outside en bracht ze haar eerste soloalbum uit, Slap Back. Die plaat krijgt nu eindelijk een vervolg met Soul Sick.
Voor iedereen die de muziek van Sallie Ford kent voelt Soul Sick onmiddellijk als een warm bad. Ook op haar nieuwe plaat laat Sallie Ford een geluid horen dat valt te typeren als retro en maakt ze wederom indruk met een verrassend krachtige stem 9die je niet direct koppelt aan haar verschijning).
Soul Sick klinkt bekend, maar is zeker geen herhalingsoefening. Sallie Ford verwerkte ook in het verleden al invloeden uit meerdere genres, maar doet er dit keer nog een schepje bovenop. Soul Sick citeert uit de archieven van de country, folk, jazz en blues, maar voegt ook een flinke schep invloeden uit de indie-rock, psychedelica, 60s girl pop en rockabilly toe.
Het valt daarom niet mee om Sallie Ford in een hokje te duwen. In een aantal tracks sluit ze aan op de meer eigenzinnige rootsmuzikanten, maar de Amerikaanse singer-songwriter kan ook te keer gaan als de betere soulzangeressen of aansluiten bij indie-rock grootheden als PJ Harvey of Sharon Von Etten. Zeker wanneer de invloeden uit de rockabilly domineren hoor ik wel wat raakvlakken met de muziek van de helaas wat uit beeld verdwenen Sarah Borges en zo kan ik nog wel even doorgaan.
De veelheid aan invloeden maakt het misschien niet makkelijk om de muziek van Sallie Ford te classificeren, maar het maakt van Soul Sick wel een hele interessante plaat. De plaat wordt nog interessanter door de persoonlijke en vaak behoorlijk expliciete teksten op de plaat en de passie en emotie waarmee Sallie Ford deze teksten vertolkt.
Soul Sick springt vrij lichtvoetig door een aantal decennia muziekgeschiedenis, maar heeft door de energie waarmee Sallie Ford muziek maakt ook een enorme urgentie. In vocaal opzicht maakt Soul Sick onmiddellijk indruk, maar ook de instrumentatie op de plaat wint snel aan kracht, waarbij het fraaie gitaarspel van Sallie Ford een van de smaakmakers is, maar ook de subtiel ingezette blazers en het heerlijke orgeltje flink bijdragen aan het fraaie eindresultaat.
Soul Sick is een plaat die flink van de hak op de tak springt en daar moet je tegen kunnen. Als je er tegen kunt is de tweede soloplaat van Sallie Ford er een die goed is voor veel luisterplezier en smaakt Soul Sick vooral naar veel meer. Erwin Zijleman