De uit Los Angeles afkomstige band Dawes bestaat, toch wel enigszins tot mijn verbazing, al weer ruim negen jaar. Ik was negen jaar geleden behoorlijk onder de indruk van het debuut van de band (North Hills), waarop Dawes aan de haal ging met de erfenis van de Laurel Canyon scene van de thuisbasis van de band.
De door Jonathan Wilson geproduceerde plaat eerde nadrukkelijk de rijke muziekgeschiedenis van Los Angeles, maar slaagde er ook in om eigentijds te klinken, wat een knappe prestatie was.
In de jaren die volgden maakte Dawes lang niet altijd evenveel indruk als op haar debuut, maar de laatste jaren wist de band mij weer te overtuigen. De vorige plaat van de band, het in 2016 verschenen We’re All Gonna Die, viel zeker niet bij iedereen in de smaak, maar ik was persoonlijk zeer gecharmeerd van het veelkleurige en zeer toegankelijke rockgeluid op de plaat en van de fraaie productie van Blake Mills, die ooit gitaar speelde in een voorloper van de band.
Voor haar nieuwe plaat heeft Dawes weer een beroep gedaan op producer Jonathan Wilson, die zoals gezegd ook het debuut van de Californische band produceerde. Wanneer Jonathan Wilson plaats neemt achter de knoppen kun je er bijna vergif op in nemen dat het geluid op de plaat een hoogs 70s gehalte zal hebben en dit gaat ook weer op voor Passwords. Net als op het debuut van de band slaagt Dawes er echter ook dit keer in om een geluid dat volop herinnert aan de popmuziek uit de jaren 70 fris en eigentijds te laten klinken.
Passwords herinnert zowel in de instrumentatie als in de songs aan nogal wat groten uit de jaren 70, waarbij de erfenis van de Laurel Canyon scene nog altijd nadrukkelijk wordt geƫerd. Dawes blijft dit keer echter niet aan het begin van de jaren 70 hangen, maar flirt nadrukkelijk met de radiovriendelijke popmuziek die later in het decennium werd gemaakt door The Eagles en Fleetwood Mac en lonkt bovendien naar de 80s popmuziek van onder andere Steve Winwood en zelfs Hall & Oates.
Het levert een serie buitengewoon lekker in het gehoor liggende popsongs op en het zijn popsongs die laten horen dat Dawes een verrassend breed palet kan bestrijken. Op Passwords is voorman Taylor Goldsmith bovendien verder gegroeid als zanger en songwriter. De muzikant uit Los Angeles schudt de tijdloze popliedjes bijna achteloos uit de mouw, maar zoals gezegd staat Dawes ook dit keer niet met beide benen in het verleden.
Passwords richt zich in de teksten op de plaat op de dominante rol van technologie in onze samenleving, maar voegt ook in muzikaal opzicht eigentijdse accenten toe aan haar muziek, bijvoorbeeld door de synths net wat uitbundiger aan te laten zwellen. Passwords valt hiernaast op door fraai kabbelende pianoakkoorden, door stemmige klanken vol strijkers en door lekker gitaarwerk, dat hier en daar doet denken aan dat van Eric Clapton.
Nu zijn er momenteel zat bands die de mosterd halen waar Dawes dit doet, dus het gaat er uiteindelijk om of de songs op Passwords blijven hangen. Voor mezelf kan ik deze vraag bevestigend beantwoorden. Na meerdere keren horen zijn een aantal songs op de plaat me dierbaar en ik heb het idee dat hier nog wel wat songs bij komen. Invloeden uit de jaren 70 zijn populair op het moment, maar zo mooi als op de nieuwe plaat van Dawes heb ik ze de laatste tijd niet gehoord. Erwin Zijleman