31 januari 2010

Corinne Bailey Rae - The Sea

Corinne Bailey Rae werd ruim vier jaar geleden door onder andere Jools Holland gelanceerd als de Britse soulsensatie voor de komende jaren. Ondanks de torenhoge verwachtingen hield de jonge Britse zangeres zich met haar titelloze debuut vol broeierige en aanstekelijke soul moeiteloos staande. De drugs gerelateerde dood van haar echtgenoot in 2008 wierp Corinne Bailey Rae echter ver terug. De afgelopen twee jaar werd Corinne Bailey Rae voorbij gestreefd door soortgenoten als Amy Winehouse, Duffy en Adele, maar met het nu verschenen The Sea laat ze horen dat een ieder die haar al had afgeschreven wat te vroeg was. Op basis van hetgeen dat Corinne Bailey Rae de afgelopen twee jaar heeft doorgemaakt had ik een aardedonkere plaat verwacht, maar dat vast best mee. The Sea klink misschien niet zo zwoel en onbevangen als het debuut van Corinne Bailey Rae, maar het is nog altijd meer een plaat voor een feestje dan voor een avondje treuren. Een aantal songs zijn net wat ingetogener en triester, met name wanneer Corinne Bailey Rae refereert naar de dood van haar echtgenoot, maar het merendeel van de songs op The Sea ligt duidelijk in het verlengde van die op haar debuut. Toch is The Sea niet meer van hetzelfde. Waar de muziek van Corinne Bailey Rae op haar debuut buitengewoon aangenaam maar ook wat oppervlakkig klonk, hoor je op The Sea net wat meer diepgang en beleving, hetgeen de kwaliteit van deze plaat enorm ten goede komt. De concurrentie is het genre is inmiddels moordend, maar omdat Corinne Bailey Rae net wat intensiever put uit de jazz, pop en dance heeft The Sea een duidelijke meerwaarde boven de platen van haar al eerder genoemde soortgenoten. Omdat The Sea vergeleken met het op zijn minst veelbelovende debuut bovendien betere songs, een strakkere productie en aansprekende arrangementen laat horen en Corinne Bailey Rae ook nog eens duidelijk beter is gaan zingen, is wat mij betreft de conclusie gerechtvaardigd dat Corinne weer helemaal terug is aan de top van de Britse soul. Op hetzelfde moment is The Sea ook een plaat die, ondanks de paar sombere accenten, heerlijk vermaakt en de lente wat sneller dan gepland of verwacht je hoofd in sleurt. Voor mij ook al reden genoeg om de tweede plaat van Corinne Bailey Rae de komende weken heel vaak uit de speakers te laten komen. Erwin Zijleman

29 januari 2010

Spoon - Transference

Een succesvolle carrière in de muziekindustrie is vaak eenvoudig te voorspellen, maar toch zijn er altijd uitzonderingen. Aan de ene kant zijn er gelukkig altijd muzikanten of bands die aan geen van de voorwaarden voor succes lijken te voldoen, maar toch doorbreken naar een groot publiek. Het zijn de bands die tot ieders verrassing de jaarlijstjes weten te halen, zoals vorig jaar The Xx, Animal Collective en Grizzly Bear deden. Aan de andere kant zijn er helaas ook muzikanten of bands die alles goed lijken te doen, maar desondanks geen poot aan de grond krijgen. In de laatste categorie valt de uit Austin, Texas, afkomstige band Spoon. Spoon maakt inmiddels al weer 15 jaar platen die worden bejubeld door de critici en zijn gevuld met louter perfecte popsongs die een breed publiek moeten aanspreken, maar desondanks zijn er, zeker in Europa, nog altijd veel te veel muziekliefhebbers die niets van de band in de kast hebben staan. Sinds Girls Can Tell uit 2001 maakt Spoon platen waar helemaal niets op valt aan te merken, maar zelfs het briljante Ga Ga Ga Ga Ga uit 2007 zorgde niet voor de Europese doorbraak van Spoon (in de VS werd de band wel voor het eerst in brede kring omarmd). Het onlangs verschenen Transference gaat daar vast geen verandering in brengen, maar toch is ook dit weer een erg sterke plaat. Vergeleken met de vorige platen klinkt Spoon op Transference wat rauwer en directer. Voorman Britt Daniel is het schrijven van perfecte popliedjes nog niet verleerd, maar kiest net wat vaker voor de pure eenvoud in plaats van opsmuk of voor de onbetreden paden in plaats van de catchy refreinen. Begrijp me niet verkeerd: ook Transference is een geweldige plaat vol memorabele popsongs, maar in plaats van één keer horen moet je ze nu drie keer horen voor ze voorgoed in je hoofd zitten. Waar de band op haar vorige plaat nadrukkelijk flirtte met funk en Motown, staat op Transference de rock weer centraal. Hier en daar heb je het idee dat het gaat om songs waar tijdens de opnamen nog druk aan werd gesleuteld, waardoor de songs opeens toch weer een andere kant op schieten. Hierdoor nestelen de songs op Transference zich wat minder makkelijk in het geheugen dan de songs op de vorige platen van de band, maar dat blijkt slechts een kwestie van tijd. Wereldberoemd gaan ze waarschijnlijk nooit worden, maar Spoon blijft toch een unieke band, die eigenlijk alleen maar leuke platen kan maken, hoezeer ze ook hun best doen om ons niet te verleiden. Erwin Zijleman

28 januari 2010

Midlake - The Courage Of Others

Midlake; ik was ze eerlijk gezegd al weer bijna vergeten. De band uit Denton, Texas, debuteerde al weer 6 jaar geleden met het aangenaam rammelende, meerdere malen naar Radiohead verwijzende, maar uiteindelijk niet meer dan aardige Bamnan And Slivercork, maar leek twee jaar later met het briljante The Trials Of Van Occupanther klaar voor de verovering van de wereld. De band deed dit met muziek die zwaar leunde op zowel folk uit de Los Angeles canyons als Amerikaanse soft-rock uit de jaren 70, maar knoopte deze toch wat tegenstrijdige invloeden (verenig maar eens het beste van Neil Young en America) zo knap aan elkaar dat van retro geen sprake was. The Trials Of Van Occupanther bleek een jaarlijstjes plaat, die vier jaar na dato alleen nog maar beter is geworden. De stilte rond Midlake begon inmiddels wel erg lang te duren, maar net nu je ze niet meer verwacht keren de Texanen terug met The Courage Of Others. Midlake had op haar nieuwe plaat ongestraft voort mogen borduren op de zo bewierookte voorganger, maar direct bij eerste beluistering van The Courage Of Others is duidelijk dat de band een andere keuze heeft gemaakt. Waar Midlake op The Trials Of Van Occupanther nog met één been in de Amerikaanse soft-rock en met één been in de Laurel Canyon folk stond, staan op The Courage Of Others invloeden uit de Britse folk uit de jaren 60 en 70 centraal. Vergeleken met The Trials Of Van Occupanther is The Courage Of Others een donkere, sfeervolle en ingetogen plaat die bovendien veel minder variatie laat horen dan de zo veelzijdige voorganger. Waar The Trials Of Van Occupanther voor ieder wat wils bood, is The Courage Of Others een plaat waarin je jezelf moet verliezen. De meeste songs kiezen voor een vergelijkbare sfeer en klankkleur en het zijn daarom subtiele accenten als een venijnige gitaarrif, hemelse koortjes of opvallende achtergrondvocalen die het onderscheid moeten aanbrengen op een plaat die zich wat mij betreft misschien nog wel het beste als één langgerekte songs laat beluisteren. Het is muziek die hier en daar doet denken aan de muziek van Fairport Convention, maar ik moet bekennen dat het af en toe ook wel iets heeft van The Moody Blues (jaja), terwijl Midlake ook haar liefde voor Radiohead nog niet helemaal heeft afgezworen. Het levert een stemmige en bij vlagen wonderschone plaat op die minder makkelijk vrienden zal maken dan zijn voorganger, maar als je eenmaal bent gevallen voor deze plaat ga je er ook volledig voor. Ik ben inmiddels als een blok gevallen voor The Courage Of Others en kan dan ook alleen maar afsluiten met de bewering dat Midlake zichzelf wederom heeft overtroffen met deze hele bijzondere en bloedmooie plaat. Erwin Zijleman

27 januari 2010

Motorpsycho - Heavy Metal Fruit

De Noorse band Motorpsycho behoort helaas nog altijd tot de best bewaarde geheimen van de popmuziek. De band draait inmiddels al zo’n 20 jaar mee en maakte in die twintig jaar minstens een handvol platen die het predicaat meesterwerk meer dan verdienen en ook vrijwel alle andere platen die de band uitbracht konden de vergelijking met die van de concurrentie moeiteloos doorstaan. Aan het eind van de jaren 90 leek de band heel even door te breken naar een groot publiek, maar inmiddels is Motorpsycho weer de cultband die het eigenlijk altijd geweest is. Heavy Metal Fruit volgt op het uitstekende Black Hole/Black Canvas uit 2006 en het misschien nog wel betere Little Lucid Moments uit 2008 en is weer een typische Motorpsycho plaat. Dat laatste zegt overigens niet zoveel, want de muziek van de Noren was de afgelopen 20 jaar maar moeilijk in een hokje te duwen. Psychedelische rock is waarschijnlijk de gemene deler binnen de muziek van de band, al maakte Motorpsycho met The Tussler ook al eens een onvervalst country album. Naar invloeden uit de country zul je op Heavy Metal Fruit tevergeefs zoeken, want op haar nieuwe plaat maakt Motorpsycho toch vooral rockmuziek. En hoe! Heavy Metal Fruit bevat zes lange tracks (met een maar liefst 21 minuten durende uitsmijter) die alles bevatten wat de muziek van de Noren de afgelopen twee decennia zo bijzonder maakte. Een ieder die op basis van de titel rechttoe rechtaan rockmuziek verwacht komt bedrogen uit, want Heavy Metal Fruit is geen lichte kost. Lange epische rocktracks domineren op Heavy Metal Fruit en het zijn, zoals we inmiddels van de Noren gewend zijn, rocktracks vol invloeden. Invloeden uit de psychedelica spelen zoals altijd een voorname rol, al zijn dit keer ook de invloeden uit de jazzrock en vooral de progrock behoorlijk dominant. Op hetzelfde moment kan Motorpsycho ook nog altijd heerlijk toegankelijk klinken, met name wanneer de band gas terug neemt. Heavy Metal Fruit is een plaat die je even op je in moet laten werken, maar het is uiteindelijk een schatkist vol verrassingen. Verrassingen waarvan met name de vocalen (inclusief de gastvocalen van Hanne Hukkelberg) en de door trompetten gevoede jazzy accenten me momenteel maar blijven betoveren, maar morgen kunnen het weer totaal andere dingen zijn die me in vervoering brengen. Een ding blijft echter overeind: met Heavy Metal Fruit heeft Motorpsycho een plaat afgeleverd die zich kan meten met het beste werk van de band. Het is een plaat die je, net als zoveel andere platen van de Noren, met het predicaat meesterwerk misschien nog wel wat tekort doet. Bijzonder indrukwekkend. Erwin Zijleman

26 januari 2010

Tindersticks - Falling Down A Mountain

De uit het Britse Nottingham afkomstige band Tindersticks maakte gedurende de jaren 90 een aantal geweldige platen, met de twee titelloze platen uit 1993 en 1995 en het uit 1997 stammende Curtains als uitschieters. De band begon wat minder sterk aan het nieuwe millennium, want zowel de platen die de band rond de eeuwwisseling uitbracht als de soloplaten van zanger Stuart Staples haalden niet het hoge niveau van de eerdere Tindersticks platen. Met The Hungry Saw kwam Tindersticks in 2008 gelukkig sterk terug en ook het nu verschenen Falling Down A Mountain is weer een overtuigende plaat. Falling Down A Mountain laat horen dat er de afgelopen 17 jaar niet zo gek veel is veranderd in het geluid van Tindersticks. De band maakt nog altijd buitengewoon stemmige muziek, waarin de geweldige stem van Stuart Staples de hoofdrol speelt. Het is stem die niet iedereen kan waarderen, maar iedereen die de vorige platen van Tindersticks koestert, zal ook op Falling Down A Mountain weer als een blok vallen voor de zwoele vocalen van Staples. In grote lijnen borduurt Falling Down A Mountain voort op zijn voorgangers, maar hier en daar horen we toch ook wel wat nieuwe dingen. Net wat meer jazz, een net iets rauwere track, wat voorzichtige invloeden uit de lo-fi, een fraai duet met de vergeten zangeres Mary Margaret O’Hara (die in 1998 met Miss America een onbetwist meesterwerk afleverde maar vervolgens net zo snel verdween als ze gekomen was); het zijn muzikale uitstapjes van bescheiden omvang, maar ze dragen wel bij aan de meerwaarde van deze nieuwe Tindersticks plaat. Falling Down A Mountain klinkt over het algemeen genomen wat minder zwaar dan de vorige platen van Tindersticks, die aanvoelden als een warme deken in een koud en donker bos. Dat is aan de ene kant jammer, maar het laat wel horen dat Tindersticks zichzelf nog steeds kan vernieuwen; dit overigens zonder het vertrouwde geluid al te zeer te schaden. Falling Down A Mountain zou zomaar een overgangsplaat naar een nieuw Tindersticks geluid kunnen zijn, maar voldoet ondertussen ook uitstekend als een vertrouwde Tindersticks plaat. De thermostaat kan best een graadje lager, want Falling Down A Mountain verwarmt zoals we dit van Tindersticks inmiddels al een jaar of 17 gewend zijn. De band doet dit deels met nieuwe middelen maar gelukkig weer op ouderwetse kracht. Erwin Zijleman

25 januari 2010

Charlene - Charlene

Het eerste seizoen van Idols (2002-2003) heb ik redelijk goed gevolgd, maar hierna ben ik heel snel afgehaakt. Van het laatste Idols seizoen (2007-2008) heb ik volgens mij helemaal niets gezien en de naam Charlene deed bij mij dan ook geen belletje rinkelen. Charlene (Meulenberg) werd uiteindelijk derde en liep hierdoor een platencontract bij een major mis. “Elk nadeel heb zijn voordeel” zei Johan Cruijff ooit eens en ook in dit geval is deze wijsheid weer van toepassing. Charlene kwam immers niet terecht bij een major, maar kreeg een contract bij het kleine Nederlandse Dox Records, dat de afgelopen jaren stevig aan de weg timmerde met platen van onder andere Benny Sings, Giovanca, New Cool Collective en Wouter Hamel. Charlene kon bij Dox de plaat maken die ze wilde maken; een luxe die voor de meeste Idols winnaars niet was weggelegd. Het onlangs verschenen titelloze debuut is zoals gezegd mijn eerste kennismaking met Charlene en het is een kennismaking die flink wat indruk heeft gemaakt. Het samen met enkele andere leden van de Dox-familie gemaakte debuut van Charlene is een frisse en sprankelende plaat met songs vol invloeden uit de soul, funk, pop en r&b. De muziek van Charlene citeert nadrukkelijk uit de soul en funk uit de jaren 70 en 80 en doet mij regelmatig denken aan de muziek die werd gemaakt door een aantal van de protegees van Prince (waarvan alleen Jill Jones me overigens enigszins is bijgebleven) en natuurlijk door Prince zelf. Vergeleken met de protegees van Prince doet Charlene nadrukkelijker haar eigen ding en bovendien is ze een veel betere zangeres, die zich vast in de warme belangstelling van het genie uit Minneapolis zou mogen verheugen als hij nog net zo actief en alert zou zijn als gedurende de jaren 80. Charlene, die al op jonge leeftijd toetrad tot een gospelkoor, manifesteert zich op haar debuut als een geweldige zangeres, die niet alleen veel soul en power in haar stem kan leggen, maar ook steeds weer net iets anders kan klinken, wat een veelzijdige en veelkleurige plaat oplevert. Het debuut van Charlene staat in muzikaal opzicht als een huis, is fraai geproduceerd en bevat aanstekelijke songs die lekker blijven hangen en die bovendien aan kracht winnen als je ze vaker hoort, maar Charlene’s stem is uiteindelijk toch haar sterkste wapen. Het levert een plaat op die in het genre waarin Charlene opereert niet onder doet voor die van de internationale concurrentie, wat mogelijkheden moet bieden. Iedereen die Charlene nog altijd associeert met Idols (dat Charlene op basis van haar op dit debuut tentoon gespreide kwaliteiten met twee vingers in de neus had moeten kunnen winnen), moet deze associatie maar zo snel mogelijk vergeten, want met haar debuut overstijgt Charlene het Idols niveau vele malen. Charlene heeft een kwalitatief hoogstaande plaat afgeleverd die niet alleen doet uitzien naar de lente, maar die bovendien naar veel en veel meer smaakt. Erwin Zijleman

24 januari 2010

John Dear Mowing Club - Melleville

Lawnmower Mind, het debuut van de Haagse band Smutfish, is een plaat waaraan voor mij alleen maar mooie herinneringen kleven. Toen de plaat in het voorjaar van 2004 verscheen, schreef ik wekelijks een nieuwsbrief voor Plato.NL. Het debuut van Smutfish werd hierin meerdere malen bejubeld, zette de Plato.NL nieuwsbrief min of meer op de kaart en inspireerde de eigenaar van Plato Den Haag, Harry Hoving, uiteindelijk zelfs tot het uit de grond stampen van Plato.NL Records; het label waarop de tweede oplage van het in eerste instantie in eigen beheer uitgebrachte Lawnmower Mind verscheen. Ook in muzikaal opzicht is Lawnmower Mind een plaat die goed is voor veel mooie herinneringen. Het debuut van Smutfish sloeg bij mij destijds in als een bom. In een tijd waarin het maken van Amerikaanse rootsmuziek nog grotendeels was voorbehouden aan Amerikaanse muzikanten, imponeerde Smutfish met prachtige melancholische en doorleefde muziek die in meerdere deelgenres van de Amerikaanse rootsmuziek uit de voeten kon en steeds weer verraste met opvallende klankkleuren, instrumenten en natuurlijk het unieke stemgeluid van zanger Melle. We zijn inmiddels bijna zes jaar verder en Lawnmower Mind heeft nog niets van zijn kracht en urgentie verloren en moet inmiddels worden gerekend tot één van de klassiekers uit de geschiedenis van de Nederlandse popmuziek.

De tweede plaat van Smutfish kon vervolgens alleen maar tegenvallen en deed dit dan ook. Toen ik Through A Slightly Open Door uit 2006 vanmiddag na lange tijd weer eens hoorde, was ik echter verrast door de hoge kwaliteit van de tweede plaat van Smutfish. De verrassing was er na Lawnmower Mind misschien wat af en hier en daar klonk het misschien net wat te geforceerd en te grproduceerd, maar ook Through A Slightly Open Door staat vol met Amerikaans klinkende rootsmuziek van een zeer hoog niveau en songs die in de loop der jaren eigenlijk alleen maar aan kracht hebben gewonnen. In 2006 werd de plaat echter niet op de juiste waarde geschat. Het betekende het einde van Smutfish.

De band ging vervolgens verder als John Dear Mowing Club. Vrijwel dezelfde band en vrijwel dezelfde muziek, maar wel een nieuwe kans om een droomdebuut af te leveren, wat John Dear Mowing Club aan het eind van 2007 dan ook deed. Ook het debuut van John Dear Mowing Club kan de boeken in als een klassieker. De plaat was hoorbaar beïnvloed door met name Bob Dylan en Neil Young, maar had ook nog altijd het zo herkenbare geluid dat het debuut van Smutfish drie jaar eerder zo bijzonder maakte. De derde memorabele plaat van Melle de Boer en zijn medemuzikanten. Een unieke prestatie.

Inmiddels zijn we weer ruim twee jaar verder en is de tweede plaat van John Dear Mowing Club verschenen, Melleville. Melleville ligt niet in de winkel en is ook eigenlijk veel meer dan een plaat. Het is een prachtig boekje met een zeefdruk, de teksten van de songs en een groot aantal tekeningen van de hand van Melle. Het is een boekje waar je maar in blijft bladeren, dat heerlijk ruikt naar ambachtelijke inkt, dat je er bij pakt wanneer je de teksten probeert te doorgronden en dat je nog wat intensiever bestudeert wanneer de laatste tonen van Melleville weg ebben. Het is een boekje dat een download reduceert tot een lege huls, want hoe mooi de muziek ook is, zonder het bijbehorende boekje heb je eigenlijk maar de helft (of hooguit tweederde) van het totaal.

Toch is het uiteindelijk weer de muziek die mij het diepst weet te raken. Melleville is een zeer persoonlijke plaat waarop Melle 17 mooie en indringende verhalen vertelt. Soms is het meteen duidelijk waar Melle over zingt (bijvoorbeeld wanneer de scheiding van zijn ouders of verloren liefdes voorbij komen) en soms moet je wat dieper graven of gissen, maar iedere keer weet Melle je weer te pakken met zijn bijzondere manier van zingen en zijn donkere maar zo sfeervolle songs. Gedurende de 17 songs komen meerdere muzikanten voorbij, waaronder onder andere Daniel Johnston, Henk Koorn (die ook de mix verzorgde) en uiteraard de overige leden van John Dear Mowing Club en wordt je steeds weer verrast door andere klanken en andere stemmingen. Ik heb Melleville nu een paar keer gehoord en vindt de plaat alleen maar beter en indringender worden. Natuurlijk raakt het aan de twee platen van Smutfish en aan het debuut van John Dear Mowing Club, maar ik hoor toch ook steeds weer nieuwe dingen. Het in Melle’s atelier opgenomen Melleville is een buitengewoon indrukwekkende plaat die de meeste andere muziek in dit genre aan alle kanten voorbij streeft. Melleville vermaakt, verrast, vertelt prachtige verhalen, zet je op het verkeerde been en ontroert. Vooral dat laatste. John Dear Mowing Club doet dit met songs die langzaam bezit van je nemen en met muziek die steeds weer zorgt voor kippenvel en een glimlach. Het is de vierde prachtplaat van Melle en zijn medemuzikanten op rij en van deze vier misschien wel de mooiste. Van het prachtige boekje zijn vooralsnog maar 1000 exemplaren gemaakt, wat me weinig lijkt voor een plaat die iedere liefhebber van Americana in de breedste zin van het woord eigenlijk in huis moet hebben. Ik zou daarom niet te lang wachten met de aanschaf van deze unieke plaat! Erwin Zijleman

Melleville is voor maar 19 euro te bestellen op de site van John Dear Mowing Club (http://www.mowingclub.com/17-shop.html?category=5).

23 januari 2010

The Lovell Sisters - Time To Grow

Sinds de zusjes Jessica, Megan en Rebecca Lovell in 2005 een belangrijke talentenjacht wonnen, zijn The Lovell Sisters in Amerikaanse bluegrass kringen een begrip. In Nederland loopt het tot dusver nog niet zo’n vaart met de zusjes, want virtuoos viool, dobro en mandoline kunnen bespelen en het op gloedvolle wijze vertolken van bluegrass zijn in Nederland geen garantie voor succes, integendeel. Het debuut van de zusjes Lovell, het in 2006 verschenen When Forever Rolls Around, werd hier dan ook genegeerd en tot voor kort leek hetzelfde te gebeuren met het vorig jaar in de VS verschenen en daar redelijk succesvolle Time To Grow. Inmiddels heeft Time To Grow Nederland toch nog weten te bereiken en kunnen we ook hier genieten van een wat mij betreft bijzondere plaat. Vergeleken met de meeste andere bands in het dichtbevolkte bluegrass genre, maken The Lovell Sisters redelijk lichtvoetige muziek die niet met handen en voeten is gebonden aan de conventies van de bluegrass. Op Time To Grow maken de piepjonge Lovell Sisters muziek die weliswaar in het hokje bluegrass past, maar die ook open staat voor invloeden uit de pop, folk, country, jazz en blues. Time To Grow is fraai geproduceerd door Brent Truitt, die er net als bij de Dixie Chicks en Alison Krauss in is geslaagd om invloeden uit de traditionele bluegrass en de Nashville country te vermengen met modernere invloeden, waardoor deze plaat ook liefhebbers van de wat minder gepolijste Amerikaanse rootsmuziek zal aanspreken. Desondanks vertrouwen The Lovell Sisters voor een belangrijk deel op twee binnen de bluegrass vereiste kwaliteiten: muzikale virtuositeit en vocaal vuurwerk. Jessica (viool), Megan (dobro) en Rebecca (mandoline) spelen zo nu en dan de pannen van het dak en kunnen ook nog eens geweldig zingen. De vocalen van Rebecca snijden je zo nu en dan door de ziel, terwijl de harmonieën van het drietal zelfs het dikste pak ijs laten smelten. Het blijft gelukkig niet bij deze kwaliteiten. Naast het uitvoeren van de min of meer verplichte bluegrass covers en traditionals, blijken The Lovell Sisters zeer bedreven in het schrijven van aanstekelijke songs vol inhoud en passie. Het is een inkoppertje, maar Time To Grow is een plaat die je (met name als je niet heel gek bent op bluegrass) even op je in moet laten werken, maar die vervolgens begint te groeien. Tot grote hoogten kan ik inmiddels wel zeggen. Erwin Zijleman

22 januari 2010

Beach House - Teen Dream

Beach House, oftewel Alex Scally en Victoria Legrand, leverde tot dusver twee platen af die wat mij betreft mogen worden gerekend tot de hoogtepunten van het eerste decennium van deze eeuw. Zowel op Beach House uit 2006 als op Devotion uit 2008 maakte het tweetal wonderschone muziek, die opviel door de desolate sfeer, de prachtige instrumentatie, de betoverende arrangementen en het indringende stemgeluid van Victoria Legrand. De aardedonkere en fluisterzachte muziek van Beach House drong zich op de eerste twee platen van het tweetal maar langzaam op, maar wanneer deze platen je eenmaal te pakken hadden lieten ze je niet meer los. Teen Dream is de derde plaat van het duo uit Baltimore en het is toch wel een wat andere plaat geworden dan zijn twee voorgangers. Waar Beach House op haar eerste twee platen koos voor ingetogen en fluisterzachte muziek, is Teen Dream een behoorlijk uitbundige en veel voller klinkende plaat, die zich ook veel nadrukkelijker opdringt dan zijn voorgangers. Direct vanaf de eerste noten strooit Beach House met perfecte popliedjes, die zich met van alles maar tegelijkertijd ook met niets laten vergelijken. In muzikaal opzicht heeft het wel wat van Mercury Rev, maar dankzij de bezwerende vocalen van Victoria Legrand klinkt het toch weer zo anders dat je deze vergelijking weer onmiddellijk moet vergeten. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de veel gemaakte vergelijkingen met de muziek van The Velvet Underground, Mazzy Star en The Cocteau Twins, al is de stem van Victoria Legrand nog altijd te beschrijven als een mix van Nico, Hope Sandoval en Elizabeth Fraser. Omdat ook de momenteel opduikende regelmatig opduikende vergelijking met de muziek van Grizzly Bear niet lang stand houdt, moeten we het er maar op houden dat Beach House unieke muziek maakt. Het is muziek van een bijna onwerkelijke schoonheid en een bijna griezelige trefzekerheid. Muziek die misschien niet zo donker is als op de vorige platen van het tweetal, maar het blijft wat mij betreft muziek die vooral na zonsondergang goed tot zijn recht komt. Teen Dream bevat 10 songs en ze zijn allemaal even mooi. De instrumentatie is stemmig en gevarieerd, de arrangementen zijn avontuurlijk en veelzijdig, de melodieën aanstekelijk maar onvoorspelbaar. Er gebeurt van alles op Teen Dream, soms misschien zelfs wat teveel, maar vanwege de bijzondere zang van Victoria Legrand maakt de plaat toch een evenwichtige en ingetogen indruk. Beach House maakt op Teen Dream perfecte popmuziek die bij voorkeur buiten de gebaande paden treedt. Het is een zeldzame combinatie die maar zelden goed uitpakt, maar bij Beach House werkt het geweldig. Teen Dream is een plaat die je onmiddellijk zal weten te verleiden, maar het is ook nog eens een plaat die steeds weer nieuwe dingen laat horen (vooral wanneer je er met de koptelefoon naar luistert) en die maar blijft groeien. 2010 is pas een paar weken oud, maar met Teen Dream legt Beach House de lat direct op een bijna onwaarschijnlijke hoogte. Wat een bijzondere plaat. Wat een geweldige plaat. Erwin Zijleman

21 januari 2010

First Aid Kit - The Big Black And The Blue

De Zweedse zusjes Johanna en Klara Söderberg waren zeker niet de eersten die via YouTube een plekje in de spotligts verdienden, maar deden dit wel op zeer bijzondere wijze. In een wat knullig filmpje coverden de jonge zusjes (inmiddels 19 en 16 jaar oud) op geheel eigen wijze Tiger Mountain Peasant Song van Fleet Foxes. Ze trokken met hun filmpje zoveel aandacht dat de platenmaatschappijen in de rij stonden voor First Aid Kit, de band van de twee zusjes. Na een snel uitgebrachte EP (Drunken Trees) met hierop uiteraard de Fleet Foxes cover, is het een tijdje stil geweest rond First Aid Kit, maar inmiddels ligt het volwaardige debuut van het tweetal in de winkel. Op The Big Black And The Blue trekt First Aid Kit de lijn van de eerder uitgebrachte EP en de vele optredens die volgden (onder andere in het voorprogramma van Fleet Foxes) door. Op de plaat klinkt de muziek van de zusjes Söderberg hooguit wat voller en gepolijster dan we van ze gewend zijn, maar gelukkig is het geen productioneel hoogstandje geworden. Ook op The Big Black And The Blue doen Johanna en Klara waar ze goed in zijn; betoveren met prachtig gezongen folksongs. Het debuut van First Aid Kit bevat voornamelijk sober uitgevoerde folksongs waarin akoestische gitaren de muzikale basis leggen, maar de prachtige stemmen van de Zweedse zusjes de meeste aandacht trekken. Hier en daar zijn wat muzikale accenten toegevoegd, maar The Big Black And The Blue is gelukkig behoorlijk sober gehouden, wat de impact van de stemmen en de geweldige harmonieën alleen maar ten goede komt. Zoals zoveel Zweedse muziek is ook de muziek van First Aid Kit een combinatie van lekker in het gehoor liggende en opgewekt klinkende melodieën en een flinke dosis melancholie. The Big Black And The Blue heeft aan de ene kant de uitbundigheid van de Zweedse midzomernachtfeesten, maar heeft aan de andere kant ook de onderkoeldheid van de lange Scandinavische winters. De vocale kwaliteiten van de zusjes Söderberg springen het meest in het oor, maar ook als songwriters hebben Johanna en Klara zich flink ontwikkeld. Het niveau op The Big Black And The Blue is misschien niet helemaal constant, maar de plaat bevat een aantal geweldige songs. De verwachtingen met betrekking tot de eerste plaat van First Aid Kit waren na de euforie over Tiger Mountain Peasant Song hooggespannen en misschien zelfs niet helemaal realistisch, maar ik kan alleen maar concluderen dat First Aid Kit deze verwachtingen met The Big Black And The Blue meer dan waar maakt. Erwin Zijleman

20 januari 2010

Ricky Koole - To The Heartland

Met haar debuut Who’s Suzy? uit 2004 en opvolger Ricky Koole uit 2007 manifesteerde Ricky Koole zich nadrukkelijk als één van de beste zangeressen die ons land momenteel rijk is. Naast alle lof was er echter ook wel wat kritiek. Kritiek die zich met name concentreerde op het feit dat Ricky Koole tot dusver alleen songs van anderen vertolkt. Persoonlijk heb ik daar totaal geen moeite mee. Ricky Koole en haar partner Leo Blokhuis zijn meesters in het vinden van vergeten parels uit de geschiedenis van de popmuziek en bovendien slaagt Ricky Koole er steeds weer in om songs van anderen op indrukwekkende wijze naar haar eigen hand te zetten. Ook met haar derde studioplaat, To The Heartland, maakt Ricky Koole weer diepe indruk. Ricky Koole laat zich wederom bijstaan door een aantal zeer ervaren muzikanten en vertolkt, zoals we inmiddels van haar gewend zijn, uitsluitend songs van anderen. De geselecteerde tracks zijn misschien net wat minder bekend dan op haar vorige twee platen, maar eigenlijk maakt het niet zoveel uit of Ricky Koole zich richt op werk van obscure country- of soulzangeressen of het werk van bekendere artiesten als Peter Gabriel (Washing Of The Water), de Nederpopband Lucifer (House For Sale) of iedereen tussen Ella Fitzgerald en Janis Joplin (Little Girl Blue). Net als op haar vorige platen maakt Ricky Koole zich op To The Heartland de songs van anderen eigen en zet ze deze songs vervolgens compleet naar haar hand, waardoor je soms even heel goed moet luisteren voor je de link met het origineel hebt gelegd. To The Heartland werd opgenomen in een studio in Noord-Holland, maar afgaande op het geluid op deze plaat was het aannemelijker geweest als de studio aan de oevers van de Mississippi had gestaan. To The Heartland ademt de sfeer van het diepe Zuiden van de Verenigde Staten en laat horen dat Ricky Koole ook als soulzangeres uitstekend uit de voeten kan. Het valt hierbij op dat Ricky Koole niet alleen in technisch opzicht indruk maakt, maar ook qua emotie, beleving en doorleefdheid precies datgene doet dat je van een goede soulzangeres mag verwachten. Er zijn maar heel weinig zangeressen die songs van anderen met zoveel gevoel kunnen vertolken als Ricky Koole en er zijn er ook maar weinig die zo’n fijne neus hebben voor vergeten prachtliedjes als Ricky Koole en Leo Blokhuis. Dankzij deze kwaliteiten is To The Heartland Ricky Koole’s derde prachtplaat op rij. Daar valt wat mij betreft helemaal niets op af te dingen. Erwin Zijleman

19 januari 2010

Tim Knol - Tim Knol

What’s in a name? Voor mij soms meer dan ik zou willen, want hoewel ik het debuut van Tim Knol al een tijdje in huis heb, had ik er tot dusver nog geen noot van gehoord. Iemand die onder de naam Tim Knol een plaat uitbrengt was in mijn beleving misschien goed voor een leuke smartlap of een verdwaalde carnavalskraker, maar niet voor een plaat die er toe doet. Het is onzin, ik weet het. Misschien klinken namen als Gram Parsons, Jeff Tweedy of Ron Sexsmith voor de gemiddelde Amerikaan minstens net zo suf als Tim Knol voor de gemiddelde Nederlander en hoor je daar ooit iemand over? Deze namen noem ik overigens niet voor niets, want het zijn de namen die bij mij opkwamen bij eerste beluistering van het titelloze debuut van Tim Knol. Op zijn op het Excelsior label (!) verschenen debuut maakt de uit Hoorn afkomstige Tim Knol muziek die zich beweegt op het snijvlak van de country-rock van Gram Parsons, de alt-country van Wilco en de aanstekelijke maar tegelijkertijd eigenzinnige popliedjes van Ron Sexsmith. Bijgestaan door een aantal leden van Johan en voormalig Daryll-Ann voorman Anne Soldaat, maakt Tim Knol muziek die diep is geworteld in de late jaren 60 en vroege jaren 70, maar op hetzelfde moment ook eigentijds klinkt en bovendien voldoet aan het torenhoge verwachtingspatroon dat nu eenmaal wordt opgeroepen wanneer een plaat wordt uitgebracht op het Excelsior label. Het debuut van Tim Knol is een plaat met de tijdloze en licht melancholieke popsongs waar Excelsior al zo lang het patent op heeft. Het zijn popsongs vol invloeden uit de country, folk, rock en pop, die opvallen door het spelplezier van de uitstekende muzikanten die Tim Knol op zijn debuut om zich heen heeft verzameld en door Knol’s bijzonder aangename stemgeluid. Het merendeel van de songs op dit debuut hoef je maar één keer te horen om te kunnen concluderen dat Tim Knol een exceptioneel songwriter is, die niet alleen zijn klassiekers kent (de goedgevulde platenkast van zijn ouders heeft hij zo te horen meerdere keren omgekeerd), maar ook in staat moet worden geacht om te vernieuwen. Tim Knol heeft een plaat gemaakt die niet alleen gehakt maakt van mijn vooroordelen rond zijn naam, maar die hem ook nog eens schaart onder de meest talentvolle singer-songwriters van het moment. Nationaal en internationaal. Erwin Zijleman

Laura Gibson - Beast Of Seasons

Een vrouw met gitaar die eenvoudige folksongs speelt; het was bij mij lange tijd een garantie voor succes. De afgelopen jaren was het aanbod, mede door alle neo-folkies, echter zo groot dat het me wel eens teveel werd, waarna ik zo af en toe een “vrouw met gitaar die eenvoudige folksongs speelt”-loze periode inlaste. Tijdens zo’n periode verscheen vorig jaar Beasts Of Seasons van de Amerikaanse singer-songwriter Laura Gibson; een plaat die ik wel voorbij heb zien komen, maar vervolgens niet heb opgepikt. Dat is op zich opmerkelijk, want van het een jaar of drie geleden verschenen en samen met leden van Norfolk & Western gemaakte If You Come To Greet Me was ik destijds behoorlijk onder de indruk. Beats Of Seasons, de derde plaat van Laura Gibson, had de afgelopen maanden niet te klagen over aandacht en inmiddels ben ook ik met enige vertraging gevallen voor de muzikale charmes van de Amerikaanse. Beats Of Seasons is geproduceerd door Tucker Martine, die recent ook July Flame van Laura Veirs naar een hoger plan wist te tillen. De net als Laura Gibson vanuit Portland, Oregon, opererende Laura Veirs is overigens ook te horen op deze plaat, net als een aantal van de muzikanten die zo nadrukkelijk aanwezig zijn op haar laatste plaat, onder wie violist Eyvind Kang. Desondanks verschillen beide platen als dag en nacht van elkaar, of zoals Allmusic.com het onlangs zo treffend wist te verwoorden: “Beasts of Seasons makes even the relatively low-key July Flame seem like a nonstop dance party”. Laura Gibson nam Beasts Of Seasons op in een kamer die uitkeek op een begraafplaats en zo te horen leverde dit flink wat inspiratie op. Beasts Of Seasons is een aardedonkere plaat met beklemmende songs. Al deze songs hebben de akoestische gitaar en de hele mooie stem van Laura Gibson als basis, maar aan de oppervlakte zorgen voorzichtige strijkers, blazers, vervormde elektrische gitaren en nog een handvol andere instrumenten voor een bijna onheilspellende sfeer. Het maakt van Beasts Of Seasons een hele bijzondere plaat die zich met groot gemak weet te onderscheiden. In eerste instantie vond ik het allemaal wel erg donker, maar inmiddels hoor ik alleen maar bloedstollende songs van een bijna ongekende schoonheid. Ik stond tot dusver volledig achter mijn “vrouw met gitaar die eenvoudige folksongs speelt”-loze periodes, maar als ik hierdoor platen als deze ga missen, moet ik daar maar heel snel mee stoppen. Met Beasts Of Seasons heeft Laura Gibson een geweldige plaat gemaakt die me nog lang bij zal blijven. Ik kom er veel te laat mee, maar wat ben ik blij dat ik hem alsnog heb ontdekt. Erwin Zijleman

18 januari 2010

These New Puritans - Hidden

De Britse band These New Puritans debuteerde precies twee jaar geleden met Beat Pyramid. Beat Pyramid kreeg hier en daar uitstekende recensies, maar bleek ook een onbegrepen plaat die maar niet kon kiezen tussen dansbare postpunk en meer experimentele muziek. Het zwaar door de muziek van The Fall geïnspireerde debuut van These New Puritans leverde de band uiteindelijk met hangen en wurgen het predicaat belofte voor de toekomst op, maar unaniem waren de critici zeker niet. Twee jaar na het debuut duikt These New Puritans op met haar tweede plaat, Hidden. Iedereen die Beat Pyramid eigenlijk wat te experimenteel vond, kan maar beter met een grote boog om de tweede plaat van These New Puritans heen lopen, want dit is zeker geen lichte kost. Hidden opent met een uiterst sobere track met blazers die zo lijken weggelopen bij een begrafenis, maar in de track die volgt trekt de band meteen alles uit de kast. Zware Japanse drums, breed uitwaaiende elektronica, overstuurde gitaren, onderkoelde zang, klassiek pianospel, allerlei soorten belletjes en een bijna naargeestig klinkend kinderkoor domineren in de tracks die volgen, al duiken de blazers ook weer regelmatig op. Het levert muziek op die maar moeilijk is te plaatsen of te vergelijken. De band noemt het zelf “dancehall meets Steve Reich”, maar zelf moet ik toch meer aan Animal Collective of vooral Underworld denken dan aan de minimal music van Steve Reich, al heeft de muziek op de achtergrond soms wel wat van Mike Oldfield's Tubular Bells, die de mosterd natuurlijk weer wel bij Steve Reich haalde . In eerste instantie was ik vooral geïntrigeerd door de muziek op Hidden, maar deed het me verder niet zo heel veel. Na verloop van tijd krijgt deze plaat echter een bijna hypnotiserende werking. Hidden lijkt in eerste instantie nog een brei van geluid, maar na enige gewenning blijkt het een puzzel waarvan alle stukjes op de juiste plek lijken te liggen. Het is muziek die niet in een hokje is te stoppen en net zo makkelijk raakt aan klassieke muziek of dance als aan elektronica of postpunk. Het is muziek waarvan ik geen snars begrijp, maar op één of andere manier raken These New Puritans bij mij de juiste snaar. Hidden is een even opzienbarende als mooie plaat van een band die we aan het eind van het jaar vergeten zijn of hebben omarmd als één van de smaakmakers van 2010. Ik gok vooralsnog op het laatste. Erwin Zijleman

17 januari 2010

Adam Green - Minor Love

Noem de naam Adam Green en menigeen zal nog altijd beginnen over de muziek die hij aan het begin van dit Millennium maakte met The Moldy Peaches. Waar de rammelende anti-folk van The Moldy Peaches eigenlijk maar één album mee ging, heeft de solocarrière van Adam Green inmiddels al een handvol prima platen opgeleverd. Het zijn platen die mijlenver zijn verwijderd van de band die inmiddels tot Adam Greens’s jeugdzonden mag worden gerekend en hebben hem geschaard onder de nakomelingen van singer-songwriters als Leonard Cohen, Lee Hazlewood, Johnny Cash en Scott Walker. Ook Minor Love opent weer met een track die zo lijkt weggelopen uit een heel ver verleden en laat horen dat Adam Green zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld tot een getalenteerd storyteller en crooner. Het blijft waarschijnlijk even schrikken voor iedereen die hevig terugverlangt naar de muziek die Green in zijn hele jonge jaren maakte, maar voor iedereen die zijn vorige platen kon waarderen is ook Minor Love weer een prima plaat. De songs op Minor Love vallen bijna allemaal in de categorie “bittersweet”. In muzikaal opzicht is het over het algemeen honingzoet, maar op hetzelfde moment loopt het over van melancholie. De meeste songs op Minor Love lijken zo weggelopen uit de jaren 60, maar wanneer Adam Green zijn nostalgische gevoelens wat laat varen, raakt Minor Love net zo makkelijk aan het recente werk van Lou Reed, Richard Hawlings of Nick Cave. De criticus zal waarschijnlijk melden dat het allemaal wel erg gezapig en eenvormig klinkt. Kritiek die maar ten dele terecht is. De meeste songs op Minor Love kabbelen inderdaad aangenaam voort, maar hebben ook een onderlaag die wel degelijk iets met je doet wanneer je je er voor open stelt. Bovendien heeft ook Minor Love zijn muzikale uitstapjes, ook al zijn ze dit keer beperkt in aantal. In twee tracks wijkt Adam Green echter af van de gebaande paden en experimenteert hij met een mix van gruizige lo-fi en garagerock. Het is muziek die heel voorzichtig raakt aan die van The Moldy Peaches, waarmee de cirkel weer rond is. Het doe nu al weer uitzien naar de volgende plaat van Adam Green, al kan Minor Love voorlopig nog wel even mee. Erwin Zijleman

15 januari 2010

Eels - End Times

Eels, de band rond Mark Oliver Everett, oftewel E, heeft sinds het debuut Beautiful Freak uit 1996 een stuk of 10 platen uitgebracht. Het zijn platen die allemaal zijn vergeleken met dit inmiddels tot een klassieker uitgegroeide debuut en het zijn ook allemaal platen die de vergelijking met dit debuut niet volledig konden doorstaan. Dit gold voor de platen die de afgelopen 12 jaar zijn verschenen, het geldt voor de nieuwe plaat die deze week in de winkel ligt en het zal gelden voor de platen die Eels de komende jaren gaat maken. Het maken van een droomdebuut heeft zo zijn nadelen. Een ieder die op basis van het bovenstaande denkt dat Eels sinds Beautiful Freak geen fatsoenlijke plaat meer heeft gemaakt heeft het echter mis. Eels heeft sinds Beautiful Freak eigenlijk alleen maar bovengemiddeld goede platen gemaakt, waaronder platen die zonder het nog altijd geweldige debuut vast waren uitgeroepen tot meesterwerken (met name Electro-Shock Blues uit 1998 en Blinking Lights and Other Revelations uit 2005 zijn platen van een bijna griezelig hoog niveau). Vorig jaar verscheen na een relatief lange periode van stilte het uitstekende Hombre Lobo: 12 Songs of Desire en deze week ligt al weer een nieuwe Eels plaat in de winkel: End Times. De titel suggereert al dat het geen vrolijke plaat is en dat blijkt inderdaad het geval. E kreeg de afgelopen decennia al te maken met heel veel ellende (met name de dood van zijn ouders, zijn zus en meerdere vrienden) maar werd vorig jaar ook nog eens geconfronteerd met een liefdesbreuk. End Times is E’s break-up album en het is een break-up album van hoge kwaliteit. End Times bevat twee rauwe wat meer up-tempo songs, maar verder regeren de ingetogen ballads. Het is het soort muziek dat we zo langzamerhand wel van Eels kennen, maar zelden klonk het zo indringend en doorleefd. Met End Times stort E de pijn over de scheiding van zijn vrouw over ons uit en hij doet dit op zulke overtuigende wijze dat je de pijn bijna zelf voelt. De instrumentatie op End Times is sober, de vocalen zijn getergd en de songs zijn stuk voor stuk in staat om je in de ziel te raken. End Times is een plaat die met onmiddellijke ingang kan worden toegevoegd aan het rijtje klassieke break-up platen en is bovendien een plaat die nu maar eens niet moet worden vergeleken met Beautiful Freak. Vergelijk de plaat in plaats hiervan met de rest van het aanbod van het moment en je zult concluderen dat Eels wederom een buitengewoon mooie en bijzondere plaat heeft gemaakt. Erwin Zijleman

14 januari 2010

Maria Timm - The Plan

Als ik naar buiten kijk zie ik nog altijd sneeuw en ijs, maar toch is zojuist voor mij de lente begonnen. Hiervoor verantwoordelijk is de Deense Maria Timm, die met The Plan een plaat heeft gemaakt die garant staat voor lentekriebels. Net als haar respectievelijk Noorse en Zweedse collega’s Annie en Robyn, maakt Maria Timm een soort electropop die je gemoedstoestand vrijwel onmiddellijk een boost geeft en de gevoelstemperatuur vervolgens vele graden laat stijgen. Maria Timm maakt op haar debuut gevaarlijk aanstekelijke popliedjes die vrijwel niemand onberoerd zullen laten. Het zijn popliedjes vol aangename beats, betoverende synths en verleidelijke vocalen. Popliedjes met melodieën om heel vrolijk van te worden en refreinen die je na één keer horen mee kunt zingen. Onder het suikerlaagje dat om vrijwel alle songs op The Plan zit, vind je net als bij Robyn en Annie echter de nodige inhoud. Dit valt vooral op in de songs waarin de beats niet domineren en Maria Timm uit haar comfort zone moet treden, maar ook de songs die je vrijwel zeker de dansvloer op dwingen zitten razend knap in elkaar. The Plan, dat hier en daar toch ook wel doet denken aan het debuut van Lykke Li, blijkt al snel een schatkist vol geheimen. Maria Timm is in vocaal opzicht veelzijdiger dan je op het eerste gehoor zult vermoeden en kan zowel meisjesachtig kirren, sprookjesachtig betoveren en vol passie zingen. Ook in muzikaal opzicht is The Plan een knappe en veelzijdige plaat. Vrijwel alle tracks vallen op door avontuurlijke percussie en onder een deken van synths verstopte muzikale accenten. Ik hoor eigenlijk steeds weer nieuwe dingen op het debuut van Maria Timm, maar in de tussentijd blijven haar genadeloos catchy popliedjes ook volstrekt onweerstaanbaar. Net als bij Annie en Robyn zullen er weer zat mensen zijn die de muziek van Maria Timm te eendimensionaal en/of te kitscherig vinden. Prima, die zetten de verwarming nog maar een graadje hoger. In de tussentijd koester ik The Plan alvast in een heerlijk lentezonnetje. Erwin Zijleman

13 januari 2010

Chuck Prophet - Let Freedom Ring

Chuck Prophet heeft een muzikale staat van dienst om U tegen te zeggen, maar desondanks blijft het steeds weer angstvallig stil als hij een nieuwe plaat uitbrengt; iets waar ik me overigens zelf ook schuldig aan maak. De man die aan het begin van de jaren 80 met zijn band Green On Red aan de basis stond van de Paisley Underground en diende als inspiratiebron voor vele Amerikaanse gitaarbands, levert al sinds het begin van de jaren 90 uitstekende soloplaten af, maar is nog altijd relatief onbekend. Het inmiddels al weer een aantal maanden geleden verschenen Let Freedom Ring moet zo ongeveer zijn tiende soloplaat zijn en volgt op het uitstekende Soap And Water uit 2007. Het in een paar dagen in Mexico-Stad opgenomen Let Freedom Ring heeft de financiële crisis als onderwerp en is een typische Chuck Prophet plaat. Prophet heeft drie prima muzikanten om zich heen weten te verzamelen (onder wie drummer Ernest “Boom” Carter, die onder andere speelde op Springsteen’s Born To Run) die net als Chuck Prophet zelf uit de voeten kunnen in meerdere genres. Ook Let Freedom Ring laat de mix van rock, blues, folk, soul psychedelica en country horen die we inmiddels van Chuck Prophet gewend zijn. Muziek die ik persoonlijk het treffendst kan omschrijven als muziek die de Rolling Stones nog graag zouden maken, maar al heel lang niet meer gemaakt hebben of als de muziek die Bruce Springsteen nog altijd aan de lopende band maakt. Ook op Let Freedom Ring vertelt Chuck Prophet weer prachtige en ontroerende verhalen en verpakt hij deze verhalen in songs die je moeiteloos inpakken. Let Freedom Ring bevat het nodige muzikale vuurwerk (waarbij vooral het bij vlagen geweldige gitaarwerk opvalt) en wordt zoals altijd gedragen door de soulvolle en rauwe strot van Chuck Prophet. Als Mick Jagger en de zijnen met een plaat als Let Freedom Ring op de proppen zouden komen, zouden de critici niet uitgeschreven raken over deze plaat, maar op Let Freedom Ring prijkt nu eenmaal de naam van Chuck Prophet. Iedereen die zijn platen kent weet al lang dat dit inmiddels garant staat voor kwaliteit, maar waarom we dit steeds weer vergeten met zijn allen? Ik weet het echt niet. Erwin Zijleman

12 januari 2010

Various - We Are Only Riders: The Jeffrey Lee Pierce Sessions Project

Het is dit jaar al weer 14 jaar geleden dat Jeffrey Lee Pierce, bij leven vooral bekend als zanger van de legendarische band The Gun Club, op slechts 37-jarige leeftijd overleed. Of er ooit eerder een Tribute album ter ere van Jeffrey Lee Pierce is gemaakt weet ik eerlijk gezegd niet, maar met We Are Only Riders: The Jeffrey Lee Pierce Sessions Project krijgt hij direct een hele mooie. We Are Only Riders wijkt flink af van het standaard format dat voor dit soort platen wordt gebruikt. Op We Are Only Riders vinden we immers niet de grootste successen van The Gun Club, maar materiaal dat tot dusver nog niet was uitgebracht. De basis wordt gevormd door songs die Jeffrey Lee Pierce na het uiteenvallen van The Gun Club schreef met Gun Club bassist Cypress Grove. De laatste vond bij het opruimen van zijn zolder een cassettebandje met ruwe demo opnamen van dit materiaal en besloot er iets mee te doen. Een kopie van de opnamen werd aan een aantal muzikanten toegestuurd, waaronder grote namen als Nick Cave, Mark Lanegan, Deborah Harry (Jeffrey Lee Pierce’s jeugheld; Pierce was zelfs enige tijd voorzitter van de officiële Blondie fanclub), Lydia Lunch en voormalig 16 Horsepower zanger David Eugene Edwards. Iedereen kreeg het verzoek om er een track uit te pikken en deze vervolgens opnieuw op te nemen. Het resultaat is te horen op een buitengewoon fraaie Tribute plaat. Omdat alle betrokken muzikanten de track van hun eerste voorkeur op mochten nemen, wordt een aantal tracks twee of zelfs drie keer uitgevoerd. Op één of andere manier draagt dit alleen maar bij aan de kwaliteit van deze plaat, al is het maar vanwege de totaal andere invalshoeken en klankkleuren die worden gekozen. Prijsnummers zijn voor mij de aardedonkere tracks die zijn afgeleverd door Nick Cave en Mark Lanegan (beiden komen zowel solo als in een duet met respectievelijk Debbie Harry en Isobel Campbell voorbij), maar ook op geen van de andere tracks valt heel veel aan te merken. Omdat de stuk voor stuk prachtige en indringende songs nog niet eerder zijn uitgebracht en dus nog niet onsterfelijk zijn gemaakt door Jeffrey Lee Pierce zelf, is er geen enkele noodzaak om dicht bij de originelen te blijven, waardoor de verschillende muzikanten hun hart en ziel in hun vertolking kunnen leggen, wat dan ook gebeurt. Het levert een prachtige plaat op die de kwaliteiten van de tijdens zijn leven zwaar onderschatte Jeffrey Lee Pierce recht doet. Eindelijk gerechtigheid. Erwin Zijleman

11 januari 2010

Bettie Serveert - Pharmacy Of Love

Het is een tijd stil geweest rond Bettie Serveert. Het laatste wapenfeit van de band, het live opgenomen Bare Stripped Naked, stamt uit 2006 en voor de laatste studioplaat van de band (Attagirl) moeten we zelfs terug naar 2004. Ondanks de lange periode van stilte, klinkt het deze week verschenen Pharmacy Of Love precies zoals we van Bettie Serveert gewend zijn. Hoewel Bettie Serveert inmiddels bijna 20 jaar meedraait en zich in deze periode heeft ontwikkeld tot één van de beste en meest invloedrijke bands uit de geschiedenis van de Nederlandse popmuziek, klinkt de band op haar negende studioplaat nog net zo geïnspireerd en gretig als op het op het inmiddels tot een klassieker uitgegroeide Palomine uit 1992. Waar de band op haar laatste platen meer dan eens gas terug nam, is Pharmacy Of Love een lekker stevige rockplaat, die in het verlengde ligt van de eerste platen van de band en er zelfs nog één of twee tandjes bij zet. Bettie Serveert heeft nog altijd patent op lekker in het gehoor liggende maar ook gruizige en stekelige songs met het herkenbare gitaargeluid van Visser en heeft in Carol van Dijk bovendien een prima zangeres met een unieke stem. Pharmacy Of Love hakt er zoals gezegd lekker stevig in en bevat nauwelijks rustpunten; de twee rustpunten zijn ook meteen de twee zwakkere schakels op deze plaat. De muziek van Bettie Serveert is nog altijd hoorbaar geïnspireerd door die van met name Sonic Youth en The Velvet Underground, maar heeft inmiddels ook een eigen geluid dat je al na een paar noten zult herkennen. Toen ik een maand of wat geleden hoorde dat Bettie Serveert terug zou komen met een nieuwe plaat was ik eerlijk gezegd sceptisch, maar mijn scepsis maakte de afgelopen week snel plaats voor bewondering. Ik heb Pharmacy Of Love inmiddels een aantal keer gehoord en vindt de plaat alleen maar beter worden. Waar de fut er een paar jaar geleden eerlijk gezegd wel wat uit was, klinkt Bettie Serveert op Pharmacy Of Love als in haar beste dagen en rockt het meer dan ooit tevoren. Pharmacy Of Love is een opvallend rauwe, stevige en donkere plaat van een band die niet alleen behoort tot het beste wat de Nederlandse popmuziek in het verleden heeft voortgebracht, maar er ook in het heden nog volop toe doet. Een buitengewoon indrukwekkende comeback. Erwin Zijleman

10 januari 2010

Laura Veirs - July Flame

De carrière van de uit Seattle afkomstige, maar inmiddels al een aantal jaren in Portland woonachtige singer-songwriter Laura Veirs verliep tot dusver voorspoedig. Ze debuteerde een jaar of tien geleden met een sobere folkplaat, verkende in de jaren die volgden meerdere stijlen, sprong van een klein label naar een major, verruilde haar altijd wat sobere en intieme geluid voor een voller, steviger en toegankelijker klinkend geluid en groeide, toch wel enigszins tegen de verwachting in, uit tot lieveling van de critici. Na de release van het in 2007 verschenen Saltbreakers leek Laura Veirs klaar voor het veroveren van een breed publiek, maar op één of andere manier kwam het er niet van. Of het er nog van gaat komen is ook maar de vraag, want met haar zevende plaat keert Laura Veirs niet alleen terug naar een klein onafhankelijk label, maar kiest ze bovendien weer voor het soberdere geluid van haar eerste platen. Op July Flame staan de songs, de teksten en de heldere stem van Laura Veirs centraal en worden geen concessies gedaan. De instrumentatie is, zeker vergeleken met die op haar vorige plaat, betrekkelijk sober gehouden, wat uiteindelijk alleen maar bijdraagt aan de kracht en intimiteit van deze plaat. July Flame klinkt op het eerste gehoor net zo sober als de vroegere platen van Laura Veirs, maar desondanks hebben er heel wat muzikanten aan deze plaat bijgedragen en is er veel aandacht besteed aan de productie, waarvoor uiteraard wederom Laura’s partner Tucker Martine tekende. July Flame heeft, in tegenstelling tot de vorige twee platen van Laura Veirs, een volledig akoestisch geluid met een hoofdrol voor gitaar en piano, een opvallende rol voor de bijzondere vioolklanken van Eyvind Kang en doeltreffende incidentele bijdragen van banjo en extra strijkers. De muziek is stemmig en fraai, maar staat volledig in dienst van de stem van Laura Veirs, die in een aantal songs wordt omgeven door de uitstekend bij haar stem passende achtergrondvocalen van My Morning Jacket zanger Jim James. July Flame lijkt bij eerste beluistering misschien nog een sobere folkplaat die op een zomeravond bijna achteloos in elkaar is geknutseld, maar het blijkt al snel een plaat waarop alles klopt. July Flame is een plaat die dankzij een serie prachtige songs niet veel tijd nodig heeft om je te overtuigen, maar vervolgens nog heel lang blijft groeien. July Flame is waarschijnlijk niet de plaat waarmee Laura Veirs het succes dat na Saltbreakers voor het grijpen lag gaat oogsten, maar het is wel haar beste plaat tot dusver. Een veel mooier begin van 2010 hadden liefhebbers van eigenzinnige vrouwelijke singer-songwriters zich niet kunnen wensen. Erwin Zijleman

08 januari 2010

Vampire Weekend - Contra

Vampire Weekend debuteerde twee jaar geleden met een titelloze plaat die moet worden gerekend tot de leukere debuten van de afgelopen jaren. Op haar debuut vermengde de band uit New York op bijzonder inventieve en zeer aangename wijze invloeden uit de indie-rock met invloeden uit de Afrikaanse en Caribische muziek. Het leverde een plaat op die niet alleen nadrukkelijk verwees naar platen uit een ver verleden van onder andere Peter Gabriel, XTC, Talking Heads en natuurlijk Paul Simon’s Graceland, maar die ook aansloot bij die van andere hippe bands uit New York als Yeasayer en MGMT. Naar de tweede plaat van Vampire Weekend wordt al een tijdje reikhalzend uitgekeken, maar deze week ligt Contra dan eindelijk in de winkel. Direct na eerste beluistering van Contra zijn twee dingen duidelijk: 1. Contra borduurt voort op het debuut van de band en weet hierdoor net iets minder te verrassen, 2. Contra duikt de diepte in en klinkt hierdoor nog veelzijdiger en veelkleuriger dan het al zo bewierookte debuut. Het lijken tegenstrijdige beweringen, maar dat zijn het niet. Waar het debuut van Vampire Weekend het vooral moest hebben van de verrassing, werkt de band op Contra haar inmiddels bekende geluid verder uit en maakt het in muzikaal opzicht een flinke sprong. Ook op Contra worden aanstekelijke popsongs verrijkt met exotische ritmes, maar hiernaast kiest Vampire Weekend op haar tweede plaat vaker voor wat meer ingetogen momenten en wordt frequenter het experiment gezocht. Het levert een plaat op die je echt wat vaker moet horen om hem op zijn juiste waarde te kunnen schatten, maar als dit eenmaal gebeurd is wordt Contra alleen maar beter. Pas na enige tijd valt op hoe veelzijdig Contra eigenlijk is. Vampire Weekend flirt op haar tweede plaat niet alleen met Afrikaanse en Caribische muziek, maar bindt ook hiphop, reggae en elektronica aan haar afwisselend meeslepende, prikkelende en chaotische zegekar. Het ene moment hoor je een rockband die stadions kan vullen, het volgende moment een stel navelstaarders die lekker aan het experimenteren zijn. Vampire Weekend is op Contra uitgegroeid tot een veelzijdige band die bijna achteloos aansprekende songs vol avontuur uit haar mouw schudt. Met deze tweede plaat is Vampire Weekend de belofte ver voorbij; 2010 is misschien pas net begonnen, maar de eerste jaarlijstjesplaat is binnen. Erwin Zijleman

07 januari 2010

Lhasa de Sela (1972-2010)

Op nieuwjaarsdag overleed Lhasa de Sela na een niet te winnen strijd tegen kanker. Lhasa maakte de afgelopen 12 jaar drie opvallende platen, die in kleine kring werden geprezen, maar door het grote publiek helaas werden genegeerd. Voor iedereen die ze wel kent zijn La Llorona (1998), The Living Road (2003) en het vorig jaar verschenen Lhasa platen om te koesteren. Op haar platen combineerde Lhasa op even fraaie als knappe wijze invloeden uit de Westerse singer-songwriter muziek met invloeden uit de wereldmuziek. Het leverde muziek vol passie en avontuur op die eigenlijk alleen maar mooier werden. Lhasa de Sela werd slechts 37 jaar. We zullen haar missen.

Voor een ieder die het vorig jaar gemist heeft nogmaals de recensie van haar helaas laatste plaat: Lhasa (2009)


Googelen naar Lhasa levert vooral pagina’s met informatie over de gelijknamige Tibetaanse hoofdstad op, maar Lhasa is inmiddels ook al een jaar of tien een synoniem voor hele bijzondere popmuziek. Hiervoor verantwoordelijk is de van oorsprong Mexicaanse, maar in Big Indian, New York, opgegroeide zangeres Lhasa de Sela. Lhasa debuteerde aan het eind van de jaren 90 met het prachtige La Llorona; een plaat die vooral door liefhebbers van wereldmuziek werd opgepikt, maar eigenlijk een veel breder publiek verdiende. Iets wat in nog sterkere mate gold voor de geweldige, in 2003 uitgebrachte, opvolger The Living Road; een plaat die moet worden gerekend tot de meest onderschatte platen van het afgelopen decennium. We hebben zes jaar moeten wachten op een volgend levensteken van Lhasa de Sela, maar met haar titelloze derde plaat is de Lhasa gelukkig weer helemaal terug. Met deze derde plaat slaat Lhasa nieuwe wegen in. Waar La Llorana nog volledig Spaanstalig was en op The Living Road Spaanstalige songs werden afgewisseld met Franstalige en Engelstalige songs, is de derde plaat van Lhasa volledig Engelstalig. Met het verdwijnen van het Spaans uit haar teksten, zijn ook de meeste Mexicaanse invloeden uit de muziek van Lhasa verdwenen. Dat is aan de ene kant jammer, want juist de mix van westerse en Mexicaanse invloeden gaf de muziek van Lhasa zo’n uniek karakter, maar aan de andere kant geeft het prachtige geluid op deze nieuwe plaat weinig reden tot klagen. Op haar derde plaat, waarop Lhasa wordt bijgestaan door niemand minder dan Patrick Watson, kiest Lhasa voor een buitengewoon stemmig geluid dat aansluit bij dat van bands als Cowboy Junkies en Tindersticks (met wie Lhasa in het verleden al eens samenwerkte) en zangeressen als Cat Power en Nina Nastasia. De meeste songs op de derde plaat van Lhasa slepen zich in een buitengewoon laag tempo voort en worden gekenmerkt door een uiterst sobere maar zeer doeltreffende instrumentatie en de bezwerende vocalen van Lhasa de Sela. De derde van Lhasa is absoluut geen plaat om op de achtergrond te beluisteren; dit is een plaat waar je in op moet gaan. Een plaat die 100% aandacht vraagt, maar je hier uiteindelijk met 200% genot voor beloont. Een alternatief voor de vorige twee platen van Lhasa is deze derde vanwege de totaal verschillende muzikale context niet. Het is wel een prachtige aanvulling op het bijzondere oeuvre van een zangeres die al lang de wereld aan haar voeten had moeten hebben. Erwin Zijleman

06 januari 2010

Seasick Steve - Man From Another Time

Er is geen muziek die zo puur, eerlijk en doorleefd is als de blues. Er is ook geen genre waar uiterlijk vertoon zo’n bescheiden rol speelt als in de blues, wat zo nu en dan prachtige verhalen oplevert. Neem nu het verhaal van Steve Wold. Steve Wold werd ergens in de jaren 30 of 40 geboren (de meningen hierover zijn zeer verdeeld) en leed lange tijd een zwervend bestaan dat werd gevuld met twaalf ambachten, dertien ongelukken en veel muziek. Pas ver na zijn zestigste werd Steve Wold ontdekt als muzikant en maakte hij met zijn zelf gebouwde gitaar als Seasick Steve furore bij onder andere Jools Holland. John Lee Hooker fan Seasick Steve bleek een muzikant die met minimale middelen een maximaal effect weet te sorteren. Zijn zelfgebouwde gitaren hebben genoeg aan drie snaren (maar hij heeft ook een gitaar met slechts één snaar) en werden tot voor kort bespeeld met een buis koper over de vingers, aangevuld met een plank hout als ritmesectie. Het levert buitengewoon rauwe blues op die live tot dusver beter tot zijn recht komt dan op de wel erg rammelende platen die Seasick Steve heeft uitgebracht. Man From Another Time is de vierde Seasick Steve plaat in vijf jaar tijd en het is wat mij betreft ook zijn beste. Man From Another Time laat een wat net wat minder Spartaans geluid horen dan op de vorige platen van de Californische muzikant, maar een ieder die nu fraai geproduceerde blues verwacht komt bedrogen uit. Op Man From Another Time laat Seasick Steve zich begeleiden door een uit twee Zweedse zielsverwanten bestaande ritmesectie en een enkele gastvocalist (geen grote namen dit keer), maar verder doet hij wederom alles zelf. Vergeleken met zijn voorgangers bevat Man From Another Time net wat verder uitgewerkte songs, maar gelukkig is dit nergens ten koste gegaan van de rauwheid, puurheid en doorleefdheid van de muziek van de Amerikaan. Ook op zijn vierde plaat maakt Seasick Steve rauwe, smerige en vaak stampende blues met hier en daar invloeden uit de folk, country en rockabilly. Het is op het eerste oor eenvoudige muziek, maar onder de eenvoud zit vaak geweldig gitaarwerk verstopt, waarbij het niet zoveel uitmaakt of Seasick Steve zijn eensnarige One String Diddly Bo bespeelt of een model dat is uitgerust met meer snaren. Door het gebruik van verschillende gitaren heeft iedere songs zijn eigen kleur en omdat Seasick Steve kiest voor een mix van stampende up-tempo songs en gevoelige meer ingetogen songs, is Man From Another Time een zeer afwisselende en overtuigende bluesplaat. Een plaat die het natuurlijk het best doet wanneer je het leven (tijdelijk) door een iets donkerdere bril bekijkt, al vinden ook de feestneuzen op deze verrassend goede plaat meer dan voldoende van hun gading. Man From Another Time is in alle opzichten blues zoals blues moet klinken. Knap gedaan. Erwin Zijleman