Lone Hunter van Brandy Zdan heeft maanden op de stapel gelegen met platen die in aanmerking komen voor een plekje op de zaterdag editie van deze BLOG, waarin het minder bekende of miskende talent in het rootssegment normaal gesproken centraal staat. Dat de plaat mijn BLOG tot dusver niet heeft weten te bereiken heeft een hele flauwde reden: het is maar een EP. Het is echter wel een EP met zes songs die telkens weer indruk op me weten te maken. Het is een indruk die inmiddels onuitwisbaar is en daarom alsnog aandacht voor Lone Hunter van Brandy Zdan. Brandy Zdan is een Canadese singer-songwriter die in het verleden deel uit maakte van de band Twilight Hotel (waarvan ik me alleen een heel aardig debuut herinner). Op Lone Hunter doet Brandy het in haar uppie en dat doet ze verrassend goed. Brandy Zdan beschikt over een krachtige stem met een geluid dat het goed zal doen in de countrymuziek. Ze bespeelt hiernaast een groot aantal instrumenten en laat op Lone Hunter vooral horen dat ze een uitstekend gitarist is (naar verluid kan ze ook uitstekend overweg op de accordeon, maar die speelt op Lone Hunter geen belangrijke rol). Brandy Zdan komt zoals gezegd uit Canada, maar Lone Hunter klinkt niet erg Canadees. Dat kan kloppen, want Brandy Zdan opereert inmiddels al geruime tijd vanuit Austin en heeft flink wat muzikanten uit de Texaanse muziekstad nummer 1 weten te strikken voor haar debuut. Bij beluistering van Lone Hunter valt desondanks vooral de fantastische stem van Brandy Zdan op. De Canadese singer-songwriter kent haar sterkste wapen en zet dit optimaal in. De instrumentatie doet daarom een stapje terug, maar op een of andere manier is deze instrumentatie zeker niet sober. Sterker nog, de instrumentatie pakt af en toe flink uit met elektrisch gitaargeweld en flink wat synths, maar de bijzondere stem van Brandy Zdan laat zich nergens naar de achtergrond dringen, mede omdat de instrumentatie op bijzonder subtiele wijze wordt ingezet. Lone Hunter bevat voornamelijk invloeden uit de folk en de country, maar Brandy Zdan is ook niet vies van invloeden uit de pop en de rock. De zes songs op Lone Hunter laten niet alleen horen dat Brandy Zdan een getalenteerd songwriter is, maar omdat ze haar songs ook nog eens vertolkt met veel emotie en doorleving, stijgt ze vrij gemakkelijk boven de middelmaat uit. Op basis van de rauwe, melancholische songs op Lone Hunter voorspel ik Brandy Zdan een hele mooie toekomst en voorspel ik bovendien dat haar volwaardige debuut wel eens een van de grote roots verrassingen van 2014 kan gaan worden. Ook Lone Hunter is echter veel te mooi om te laten liggen. Het zijn helaas maar zes songs, maar het is wel zes keer een schot in de roos. Er zijn heel veel platen die het met veel minder voltreffers moeten doen, ook op deze BLOG. Niet laten liggen dus. Erwin Zijleman
30 november 2013
29 november 2013
Yes - The Studio Albums, 1969-1987 (box-set)
Iedereen heeft zijn jeugdzondes. Ik had er minsten twee: Genesis en Yes (alle andere verzwijg ik nog maar even). Ik heb van beide bands stapels lp’s in de kast staan. Alle reguliere lp’s, maar ook bijzondere uitgaven, bootlegs, overbodige soloplaten, hobbyprojecten etc. Komt dit de kast nog wel eens uit? Nee, eigenlijk nooit. Van Genesis trek ik zo heel af en toe nog wel eens de cd box-set Archive 1967-75 uit de kast of ik vergrijp me aan Duke (voor mij een van de beste), maar Yes? Pff, dat is lang geleden. Heel lang geleden. Nu was ik er tot voor kort van overtuigd dat dit volkomen terecht was. Yes maakte in mijn herinnering immers overpretentieuze muziek vol overbodige tierelantijntjes en bombast. Het is mooi hoe een selectief geheugen werkt. Bij Yes denk ik aan zweverige hippies die moeilijk doen tot kunst hebben verheven. Dat ik in het verleden verknocht was aan de muziek van de Britse band lijkt er niet mee toe te doen of is zelfs verdrongen. Tot ik de box-set The Studio Albums, 1969-1987 in (voorlopig) virtuele handen kreeg. Maar liefst twaalf cd’s zitten er in de mooi uitgevoerde box: Yes (1969), Time And A Word (1970), The Yes Album (1971), Fragile (1972), Close To The Edge (1972), Tales From Topographic Oceans (1974), Relayer (1974), Going For The One (1977), Tormato (1978), Drama (1980), 90125 (1983) en Big Generator (1987). Allemaal mooi geremastered en aangevuld met bonus tracks. Van deze twaalf cd’s heb ik er direct 7 aan de kant gelegd. De eerste twee omdat de band toen nog zoekende was (en nog niet had gevonden), Tales From Topographic Oceans omdat dit zelfs zonder vooroordelen een overpretentieuze plaat is, de twee platen uit de tweede helft van de jaren 70, omdat Yes toen niet kon omgaan met de veranderingen die gaande waren in de popmuziek, 90125 omdat ik er niets aan vond en nog steeds niets aan vind en Big Generator, omdat Yes in 1987 al lang over haar top heen was. Ik hou er dus 5 over: The Yes Album, Fragile, Close To The Edge, Relayer en Drama. Drama is van deze platen de vreemde eend in de bijt. De plaat werd gemaakt zonder kroonleden Jon Anderson en Rick Wakeman, die werden vervangen door Geoffrey Downes en Trevor Horn, op dat moment bekend als The Buggles (ja die van Video Killed The Radio Star). Drama heb ik echter altijd een goede plaat gevonden en dat is het nog steeds. Waar veel dinosaurussen uit de symfonische rock ten onder gingen aan de punkgolf, slaagde Yes er eenmalig in om zich echt te vernieuwen en overleefde het (tijdelijk). De andere vier platen zijn, misschien met uitzondering van het net wat zwakkere Relayer, klassiekers. The Yes Album, Fragile en Close To The Edge laten muziek horen die de afgelopen jaren toch opvallend invloedrijk blijkt (alle hippe bands die invloeden uit de prog-rock verwerken hebben heel goed geluisterd naar deze platen). Hierbij valt op dat de muziek van Yes lang niet altijd zweverig en pompeus is. Live vond ik het overigens veel beter klinken en daarom koesterde ik in het verleden de uit 3 lp’s bestaande live plaat Yessongs, die natuurlijk weer niet in deze fraaie box zit, maar de studioplaten zijn veel beter dan in mijn herinnering. Omdat ik nogal wat platen uit de box aan de kant schuif, kun je je afvragen of je in de buidel moet tasten voor een complete box. Het antwoord is ja, want deze box-set is zeer gunstig geprijsd, zodat je zelfs met een greep van 5 platen er nog heel goed uit springt. Bovendien zal waarschijnlijk iedereen andere keuzes maken. Zelf heb ik door deze box een jeugdzonde weer kunnen transformeren in een jeugdliefde en kan ik bovendien de muziek van heel wat nieuwe bands beter plaatsen. Ik ben er dus blij mee. Heel blij zelfs. Erwin Zijleman
28 november 2013
Linda Thompson - Won't Be Long Now
Linda Thompson is een van de weinige grote Britse folkzangeressen uit de jaren 70 die nog in leven is en actief in de popmuziek, maar desondanks heeft het recent verschenen Won’t Be Long Now tot dusver niet overdreven veel aandacht gekregen (mogelijk omdat haar label nog wat angstig is voor nieuwe media als Spotify en pas na lang aandringen korte fragmenten van de plaat beschikbaar heeft gemaakt). Om het geheugen even op te frissen: Linda Thompson dook aan het begin van de jaren 70 als Linda Peters op naast onder andere Sandy Denny. Ze trouwde met Fairport Convention voorman Richard Thompson en maakte samen met hem een aantal platen die moeten worden gerekend tot de klassiekers uit de Britse folk (I Want To See The Bright Lights Tonight uit 1974, Hokey Pokey uit 1975, Pour Down Like Silver uit 1975 en Shoot Out The LIghts uit 1982 zijn platen die in geen enkele platenkast mogen ontbreken). De afgelopen decennia ging het leven van Linda Thompson niet over rozen, maar de laatste jaren levert ze zo nu en dan een prima plaat af. Dat gold voor het in 2007 verschenen Versatile Heart en het geldt ook weer voor het vorige maand verschenen Won’t Be Long Now. Linda Thompson is in alle jaren die zijn verstreken sinds haar eerste stapjes in de popmuziek de Britse folk trouw gebleven. Ook Won’t Be Long Now laat zich weer nadrukkelijk inspireren door de hoogtijdagen van de Britse folk. Dat is niet zo gek, want het is een genre dat vrijwel perfect past bij de prachtige stem van Linda Thompson. Het is een stem die zich kan meten met die van de groten uit het genre en die opvalt door de grote hoeveelheid emotie die Linda Thompson in haar stem kan leggen. Linda Thompson maakt muziek die iets met je doet, of je dat nu wilt of niet. Op Won’t Be Long Now laat Thompson zich bijstaan door een heel leger gastmuzikanten, onder wie haar kinderen Muna, Kari en Teddy (de laatste twee hebben ook prima platen op hun naam staan) en snarenwonders als Sam Amidon, Martin Carthy en wederom ex-man Richard. De instrumentatie op Won’t Be Long Now is prachtig en ook nog eens veelzijdig omdat iedere keer andere instrumenten worden ingezet. Ook de background vocalen zijn keer op keer wonderschoon, maar de meeste aandacht blijft toch uitgaan naar de stem van Linda Thompson en haar buitengewoon indringende songs. Won’t Be Long Now is een plaat die je onmiddellijk mee terug neemt naar het verleden. Terug naar de tijd van Fairport Convention, Sandy Denny en natuurlijk Richard en Linda Thompson, maar Linda Thompson staat wel degelijk met beide benen in het heden. Ze levert met Won’t Be Long Now een plaat af die gehakt maakt van alle jonge folkies, die zoveel beter scoren dan zij, maar het in vocaal en emotioneel opzicht tot flink af moeten leggen tegen deze levende legende. Erwin Zijleman
27 november 2013
Kathryn Williams - Crown Electric
De Britse folkie Kathryn Williams schaar ik ongeveer sinds het begin van het huidige millennium onder mijn favoriete singer-songwriters. Dat Kathryn Williams tot dusver geen plekje heeft weten te bemachtigen op mijn BLOG heeft alles te maken met haar magere productie de afgelopen jaren, al moet ik met het schaamrood op de kaken bekennen dat ik het in 2009 verschenen The Quickening helemaal gemist heb (en dat is doodzonde weet ik inmiddels). Kathryn Williams debuteerde in 1999 met het veelbelovende Dog Leap Stairs, maar maakte pas echt indruk met het in 2000 verschenen Liitle Black Numbers (dat overigens genomineerd werd voor de Britse Mercury Prize; de overwinning ging destijds naar Badly Drawn Boy); een plaat die ik serieus zou overwegen wanneer er nog eens een koffertje moet worden klaargemaakt voor een enkeltje onbewoond eiland. Ook in de jaren die volgden bleef Kathryn Williams prachtige platen maken met vooral fluisterzachte, maar ook buitengewoon inventieve folk. Old Low Light uit 2002 is bijna even goed als Little Black Numbers, terwijl Relations uit 2004 een van de weinige platen met louter covers is die ik aan iedereen kan aanbevelen. Na een stilte van een jaar of vier kwam Kathryn Williams een maand of twee geleden op de proppen met Crown Electric. Het duurde even voor ik de plaat op het spoor was, maar vervolgens was ik weer heel snel verkocht. Heel veel veranderd is er in alle jaren dat Kathryn Williams muziek maakt niet. Ook Crown Electric valt weer op door prachtige ingetogen folkliedjes met een instrumentatie om van te watertanden en bovendien één van de mooiste stemmen in en buiten het genre van de Britse folk. In tegenstelling tot de meeste van haar soortgenoten moet Kathryn Williams het absoluut niet hebben van vocale krachtpatserij. Kathryn Williams zingt vaak fluisterzacht, maar wel met zoveel emotie dat het je alleen maar kan raken. Dat ze wel erg meisjesachtig klinkt voor een vrouw van haar leeftijd neem ik graag voor lief. De folky popsongs die Kathryn Williams ons op Crown Electric voorschotelt liggen stuk voor stuk bijzonder lekker in het gehoor, maar prikkelen allemaal ook op een of andere manier de fantasie, bijvoorbeeld door invloeden uit andere genres (waaronder jazz en zelfs een vleugje bossa nova) ruimte te geven. Crown Electric doet dit meer dan eens via de prachtig gearrangeerde strijkers en bassen of andere accenten in de als een warm bad aanvoelende instrumentatie , maar hiernaast is er ook altijd de hele bijzondere stem van Kathryn Williams. Kathryn Williams bekijkt het leven zeker niet door een roze bril, maar desondanks sprankelen haar van melancholie over lopende folksongs volop en is Crown Electric een plaat waarvan je alleen maar heel blij kunt worden. Ik ging er op voorhand van uit dat Kathryn Williams het idioot hoge niveau van Little Black Numbers niet zou kunnen halen, maar inmiddels ben ik daar niet meer zo zeker van. De instrumentatie, de zang en de kwaliteit van de songs liggen op Crown Electric op een geweldig hoog niveau en de plaat is nog zeker niet uitgegroeid. Een aantal tracks (waaronder een duet met Ed Harcourt) zijn zelfs zo mooi dat ik best durf te spreken van een meesterwerk. Vanaf de eerste luisterbeurt was ik verslaafd aan de prachtige nieuwe plaat van het toch wat miskende talent Kathryn Williams en dat gaat voorlopig ook niet meer veranderen. Liefhebbers van vrouwelijke singer-songwriters in het folk segment moeten deze plaat absoluut horen, al is het niet zonder risico. Na Crown Electric volgt immers nog een stapeltje Kathryn Williams platen van een soms bijna ongekend hoog niveau. Erwin Zijleman
Crown Electric van Kathryn Williams is in Nederland helaas lastig te verkrijgen, maar via de site van Amazon heb je de plaat snel in huis: http://www.amazon.co.uk/Crown-Electric-Kathryn-Williams/dp/B00D6ZL6F4/ref=ntt_mus_dp_dpt_1
Crown Electric van Kathryn Williams is in Nederland helaas lastig te verkrijgen, maar via de site van Amazon heb je de plaat snel in huis: http://www.amazon.co.uk/Crown-Electric-Kathryn-Williams/dp/B00D6ZL6F4/ref=ntt_mus_dp_dpt_1
26 november 2013
Tony Dekker - Prayer Of The Woods
Tony Dekker is de voorman van de Great Lake Swimmers uit het Canadese Toronto. Deze band opereert ondanks een indrukwekkende serie platen nog altijd wat in de marge, maar wint langzaam maar zeker aan terrein. Na het prachtige New Wild Everywhere (dat vorig jaar een plekje op deze BLOG wist te veroveren) komt Tony Dekker nu op de proppen met zijn eerste soloplaat, Prayer Of The Woods. Het is een soloplaat die voor een belangrijk deel in het verlengde ligt van de platen van Great Lake Swimmers, al is het solowerk van Tony Dekker nog net wat meer ingetogen. Het geluid van Great Lake Swimmers wordt door een belangrijk deel bepaald door de mooie stem van Tony Dekker en de mooie, vaak sobere en stemmige, instrumentatie. Dit zijn ook op Prayer Of The Woods belangrijke ingrediënten. Prayer Of The Woods is een stemmige plaat met uiterst ingetogen en voornamelijk akoestisch uitgevoerde songs. Nu is 'sober' een relatief begrip en dat geldt zeker wanneer je de muziek op Prayer Of The Woods probeert te beschrijven. Tony Dekker kleurt zijn behoorlijk ingetogen songs immers op bijzonder fraaie wijze in. Zeker wanneer je de soloplaat van Tony Dekker met de koptelefoon beluistert, hoor je hoe knap het in elkaar steekt en hoe vol het geluid van Tony Dekker eigenlijk is, bijvoorbeeld wanneer naast akoestische gitaar ook instrumenten als mandoline, accordeon, piano, orgel, elektrische gitaar en zelfs een good old mellotron worden ingezet. Het geeft de bijzondere songs van Tony Dekker een extra dimensie en maakt van Prayer Of The Woods een echte groeiplaat. Het maken van soloplaten is lang niet altijd een zinvolle exercitie, maar Prayer Of The Woods doet zeker niet onder voor de platen van Great Lake Swimmers en voegt er wat mij betreft ook iets aan toe, bijvoorbeeld omdat Dekker op zijn soloplaat nog net wat persoonlijkere songs kwijt kon. Prayer Of The Woods werd opgenomen in een kerk en dat is te horen. De instrumentatie klinkt warm en vol en de stem van Dekker is voorzien van net dat beetje galm dat nodig is om een stem nog net wat verder op te tillen. Ik ga er van uit dat Tony Dekker niet al teveel dagen nodig heeft gehad om de prachtige songs op Prayer Of The Woods op de band te slingeren en dit maakt de geleverde prestatie nog wat indrukwekkender. Prayer Of The Woods vormt al met al een prachtige aanvulling op het toch wat onderschatte werk van Great Lake Swimmers en is verplichte kost voor liefhebbers voor singer-songwriters met gevoel voor traditie (ik hoor wel wat van Nick Drake op Prayer Of The Woods). Prayer Of The Woods is misschien bedoeld als tussendoortje, maar is veel meer dan dat. Tony Dekker heeft prachtige platen gemaakt met Great Lake Swimmers, maar deze soloplaat is minstens even mooi, misschien zelfs wel mooier. Het moet genoeg zeggen over de hoge kwaliteit van deze plaat. Erwin Zijleman
25 november 2013
Cults - Static
Over het debuut van de Amerikaanse band Cults was ik bijna tweeënhalf jaar geleden bijzonder enthousiast en af en toe zelfs lyrisch. Het debuut van de band rond gitarist Brian Oblivion en zangeres Madeline Follin bleek een honingzoete traktatie vol onweerstaanbare 60s pop met een bite. Het titelloze debuut van Cults zou geproduceerd kunnen zijn door Phil Spector, maar die zat toen al lang achter de tralies. Ook opvolger Static heeft zich stevig laten inspireren door de platen die Phil Spector in de jaren 60 produceerde (en met name zijn werk voor Darlene Love en meidenbands als The Crystals en The Ronettes), maar toch is Static een totaal andere plaat dan het zo bejubelde debuut. Waar Cults op haar debuut koos voor pure 60s verleiding met een goed verstopt gruizig laagje, combineert het op Static flink wat invloeden uit de 60s pop met een stevige dosis psychedelica en voorzichtige invloeden uit de 80s en 90s. Static overtuigt hierdoor toch wat minder makkelijk dan het debuut, maar is op hetzelfde moment een plaat die lastig is te weerstaan en toch blijft intrigeren. Natuurlijk is het jammer dat Cults op haar tweede plaat niet driftig strooit met nagenoeg perfecte popliedjes, maar aan de andere kant kunnen we hiervoor ook het debuut opzetten. Static moet het vooral hebben van bezwering en hier is tijd voor nodig. Zeker wanneer je heel oppervlakkig luistert naar Static lijkt het een wat zeurderige plaat, waarop met name de aanstekelijke refreinen zeer worden gemist. Bij aandachtige beluistering blijkt Static echter een knappe plaat vol geheimen, die op bijzonder inventieve wijze een brug slaat tussen de 60s en de 80s en 90s. Cults doet dit met songs die een stuk weemoediger klinken dan de songs op het debuut. Dit is mogelijk het gevolg van het stranden van de liefdesrelatie van Brian Oblivion en Madeline Follin, die zich op hun debuut nog omgaven met heel veel zonnestralen en vlindertjes. Toch is Static geen hele donkere plaat, daarvoor schittert het randje Phil Spector op de plaat toch net wat teveel. Ik geef eerlijk toe dat ik bij de eerste luisterbeurten vooral teleurgesteld was door het nieuwe geluid van Cults, maar nu ik de plaat een week of vijf heb laten rijpen kijk ik er toch anders tegenaan. De instrumentatie op Static is veel diverser en veelkleuriger dan die op het debuut, dat misschien wel erg makkelijk citeerde uit de schatkisten van Phil Spector. Het zorgt ervoor dat de muziek van Cults wat minder makkelijk is te doorgronden, wat de houdbaarheid op langere termijn zeer ten goede komt. Ook de zang op Static is beter dan op het debuut dat eigenlijk maar één recept gebruikte voor alle songs. Static heeft een deel van de pure verleiding van het titelloze debuut van Cults en voegt hier een flinke dosis diepgang en avontuur aan toe. Het kwartje valt waarschijnlijk niet direct, maar als het valt valt het ook hard. Heel hard. Erwin Zijleman
24 november 2013
Billie Joe & Norah - Foreverly
Billie Joe & Norah; het is op voorhand een opvallende combinatie, want wat moet de geweldige zangeres Norah Jones met de wat schreeuwerige voorman van punkband Green Day (Billie Joe Armstrong)? Nu heb ik Green Day persoonlijk hoog zitten, al is het maar omdat de band een aantal keren heeft laten horen dat het veel meer kan dan het normaal gesproken laat horen (American Idiot uit 2004 is in meerdere opzichten een briljante plaat). Desondanks was ook ik op voorhand zeker niet overtuigd van de slagingskans van deze bijzondere samenwerking. Deze wordt nog bijzonderder wanneer je het verhaal achter deze plaat kent. Billie Joe Armstrong liep al enkele jaren rond met het idee om zijn favoriete plaat aller tijden integraal te coveren. En nee, dit is niet het debuut van The Sex Pistols, The Clash, The Ramones of The Buzzcocks, maar het uit 1958 (!) stammende Songs Our Daddy Taught Us van The Everly Brothers. Nu stonden The Everly Brothers, (die ik zelf pas sinds een jaar of wat op de juiste waarde weet te schatten) met een aantal van hun platen aan de basis van de rock ’n roll, maar dat gold zeker niet voor Songs Our Daddy Taught Us, waarop het illustere tweetal kiest voor bijzondere sobere vertolkingen van met name traditionals. De versie van de plaat die Billie Joe Armstrong en Norah Jones hebben gemaakt luistert naar de titel Foreverly (mooi gevonden) en heeft mijn stoutste verwachtingen overtroffen. Foreverly blijft zowel in muzikaal als in vocaal opzicht betrekkelijk dicht bij het inmiddels 55 jaar oude origineel. De instrumentatie is sober maar bijzonder smaakvol en geeft de stemmen van Norah Jones en Billie Joe Armstrong alle ruimte om te schitteren. En dat doet het tweetal. Nu moeten de stemmen van Don en Phil Everly wat mij betreft worden gerekend tot de mooiste stemmen uit de popmuziek, zeker wanneer het gaat om harmonieën. Billie Joe en Norah hebben de lat dus wel erg hoog gelegd voor zichzelf, maar ze blijven op knappe wijze overeind. Het tweetal slaagt hierin omdat niet wordt geprobeerd om Don en Phil naar de kroon te steken; op voorhand een kansloze missie. Foreverly is wars van vocale krachtpatserij en eert op prachtige wijze de originelen van The Everly Brothers, waarbij het opvalt dat Billie Joe en Norah ook de harmonieen uitstekend beheersen. De instrumentatie stelt zich zoals gezegd volledig in dienst van de vocalen op, maar heeft wel degelijk een meerwaarde. De basis van de instrumentatie is sober, stemmig maar bijzonder smaakvol, wat nog eens wordt versterkt door de buitengewoon fraaie accenten (die met name van gitaren komen, maar het kan net zo goed een piano, viool of mondharmonica zijn). Foreverly is alleen door de instrumentatie al een heerlijke plaat voor bij de openhaard, maar in combinatie met de prachtige zang en de klassieke songs is het een onweerstaanbare plaat voor bij de open haard. Op voorhand is het misschien even gniffelen wanneer je leest over deze bijzondere combinatie en het nog bijzonderdere concept, maar Billie Joe en Norah snoeren bij beluistering iedere criticus de mond. Een van de verrassingen van 2013 en ook nog eens een mooi opstapje naar het unieke oeuvre van Don en Phil Everly. Erwin Zijleman
23 november 2013
Reckless Kelly - Long Night Moon
Deze zaterdag voor de afwisseling eens geen aandacht voor minder bekend talent in het rootssegment, maar aandacht voor een bijna vergeten rootsliefde. Reckless Kelly uit Austin, Texas (oorspronkelijk Bend, Oregon), rekende ik een jaar of tien geleden tot mijn favoriete rootsbands, maar de afgelopen jaren ben ik de band toch wat uit het oog verloren en heb ik eigenlijk alleen Somewhere In Time uit 2010 opgepikt. De plaat die volgde heb ik vervolgens weer gemist, maar de nieuwe plaat van de band, Long Night Moon, vond ik deze week gelukkig weer wel op de mat. Wanneer ik luister naar Long Night Moon, moet ik concluderen dat Reckless Kelly haar wilde haren toch wat is kwijtgeraakt. Bijna helemaal is kwijtgeraakt als ik eerlijk ben. Long Night Moon klinkt een stuk meer ingetogen en vooral ook een stuk gepolijster dan de platen van de band die ik tien jaar geleden met hart en ziel koesterde, maar dat betekent niet dat Reckless Kelly geen goede platen meer maakt. Long Night Moon is een plaat die het waarschijnlijk uitstekend zal doen in de Verenigde Staten (de voorganger scoorde naar verluid flink in de Billboard country charts), maar ook in Nederland verdient Reckless Kelly veel meer aandacht dan de band tot dusver heeft gekregen. Ook in Nederland zijn er immers talloze liefhebbers van mooi verzorgde countryrock en in dit genre behoort Reckless Kelly absoluut tot de smaakmakers. Long Night Moon is een prachtig opgenomen plaat met vooral ingetogen songs, maar Reckless Kelly kan ook nog altijd ontsporen met heerlijk uit de bocht vliegende gitaarsolo’s (al zijn ze dit keer wel zeldzaam). Long Night Moon is een plaat die op een of andere manier niet direct opzien baart. De rootsmuziek van Reckless Kelly ligt heel lekker in het gehoor en klinkt, mede dankzij de inzet van flink wat gastmuzikanten (let op de pedal steel), echt geweldig, maar de songs lijken in eerste instantie vooral netjes binnen de lijnen te kleuren. Dit is deels ook wel het geval, al is het wel kleurwerk van niveau. Aan de andere kant blijft Reckless Kelly toch ook een buitenbeentje in de gladde country kringen waarin het momenteel zo goed schijnt te scoren en maakt het toch net wat rauwere muziek en maakt het deze muziek bovendien met net wat meer passie. Ik was zeker niet direct zo onder de indruk als in het verleden bij een nieuwe plaat van Reckless Kelly, maar op één of andere manier begint Long Night Moon zich inmiddels toch meer op te dringen. Wanneer ik Long Night Moon beoordeel op de onderdelen kan ik concluderen dat het in muzikaal opzicht staat als een huis, dat de zang steeds meer indruk maakt, dat de productie een waar kunststukje is en dat de songs groeien en groeien. Natuurlijk is Reckless Kelly een oude liefde, waardoor ik misschien niet helemaal objectief oordeel, maar ik vind Long Night Moon uiteindelijk een mooie plaat die nog geregeld terug zal komen en ik ook best durf aan te prijzen als een krent uit de pop (want dat is het absoluut). Erwin Zijleman
22 november 2013
Tess Parks - Blood Hot
Tess Parks is een jonge Canadese muzikante die haar muziek omschrijft als "lo-fi alternative drones with a hypnotica vibe". Ze werd in Londen ontdekt door de legendarische Alan McGee (de oprichter van Creation Records en Poptones Records en de drijvende kracht achter bands als The Jesus And Mary Chain, Primal Scream, My Bloody Valentine, Oasis en The Libertines) die haar onlangs "a true believer in the church of rock ’n roll" noemde. Dat klinkt allebei veelbelovend en Blood Hot maakt de hoge verwachtingen wat mij betreft waar. Meer dan waar zelfs. Tess Parks klinkt op haar debuut meer dan eens als Mazzy Star in haar beste dagen. Dat leek een paar maanden geleden nog een flink gat in de markt, maar dit gat werd een paar weken geleden al opgevuld door de eigenlijk door niemand meer verwachte wederopstanding van Mazzy Star (voor mij toch één van de platen van het jaar). Het is daarom goed dat het debuut van Tess Parks weliswaar wat doet denken aan de muziek van Mazzy Star, maar toch ook duidelijk anders klinkt. Zo doet de stem van Tess Parks wel wat denken aan die van Mazzy Star’s Hope Sandoval, maar is deze toch beduidend minder zwoel en verleidelijk, wat de muziek van de Canadese een stuk onderkoelder en afstandelijker maakt. Ook in muzikaal opzicht blijft het bij raakvlakken met Mazzy Star. Blood Hot is vergeleken met de platen van Mazzy Star (misschien uitgezonderd het debuut, dat overigens werd opgenomen voordat Tess Parks werd geboren of in ieder geval de luiers was ontgroeid), veel rauwer, gruiziger en experimenteler. Tess Parks heeft zich omringd met een buitengewoon talentvolle band, waarvan met name de gitarist veel indruk maakt. Deze gitarist schudt op Blood Hot het ene na de andere briljante en breed uitwaaiende gitaarloopje uit de mouw, wat Blood Hot een bijna hypnotiserende werking geeft. Het zijn gitaarklanken die prachtig klinken bij de dromerige stem van Tess Parks en haar muziek waarin gelijke delen psychedelica, shoegaze, noisepop en dreampop zijn verwerkt. In de meest dromerige tracks op Blood Hot ligt de vergelijking met Mazzy Star nog wel voor de hand, maar zeker in de wat stekeligere tracks lijkt het soms wel of na Mazzy Star ook Nico is opgestaan (wat nog een stuk knapper zou zijn dan de wederopstanding van de band van Hope Sandoval). Het zijn tracks die wat minder makkelijk overtuigen dan de heerlijk dromerige tracks, maar uiteindelijk valt veel op zijn plaats. In een jaar waarin shoegaze en dreampop aan hun zoveelste jeugd zijn begonnen, is het debuut van Tess Parks voor een enkeling misschien wat veel van het goede, maar een ieder die na de comeback van Mazzy Star nog toe is aan een extra portie trippy psychedelica met gruizige gitaren is bij Tess Parks aan het juiste adres. Prima plaat als je het mij vraagt en deze groeit nog wel even door ook. Erwin Zijleman
21 november 2013
Los Lobos - Disconnected In New York City
Ik heb niet zo heel veel meer met live platen (als puber wilde ik niets anders maar dat is een tijdje geleden), maar zo af en toe zit er een tussen die iets toevoegt aan de reguliere albums van een muzikant of band en daarom het oude gevoel van euforie oproept. Disconnected In New York City van Los Lobos is zo’n live plaat. Los Lobos weigerde lange tijd om live platen uit te brengen, terwijl de band inmiddels al wel enkele decennia bekend staat als uitstekende live band (ik heb het zelf meerdere malen mogen ervaren). De band kijkt hier de laatste jaren kennelijk anders tegenaan, want de afgelopen acht jaar maakte de band uit Los Angeles slechts twee studioplaten (die allebei wel heel erg goed waren overigens) en maar liefst vier live platen. Disconnected In New York City is wat mij betreft de beste van de vier. Enerzijds omdat de plaat een mooi overzicht geeft van de carrière van de band (zonder een greatest hits compilatie te worden) en anderzijds omdat ik de band nog niet vaak zo hecht en met zoveel plezier heb horen spelen. Waar bij de vorige live platen de nadruk lag op de Mexicaanse roots van Los Lobos, ligt dit keer de nadruk op de Engelstalige tracks, wat overigens niet betekent dat Mexicaanse muziek geen rol van betekenis speelt op Disconnected In New York City. Integendeel, Los Lobos klinkt ook in de Engelstalige tracks zeer Mexicaans. Zoals de titel aangeeft doet Disconnected In New York City verslag van een akoestisch optreden van Los Lobos, maar de plaat klinkt gelukkig niet zo gezapig als de meeste platen die in de Unplugged serie van MTV zijn verschenen (naast een enkele uitschieter in positieve zin). De meeste leden van Los Lobos zijn de 60 inmiddels gepasseerd, maar dat is op deze plaat geen moment te horen. Disconnected In New York laat een stel gedreven muzikanten horen die spelen alsof hun leven er van af hangt. Vrijwel alle songs die op Disconnected In New York City voorbij komen overtreffen de studio versie van de betreffende songs en dat is knap. Met name de gitaren, de saxofoon en de percussie komen aan als een mokerslag, maar ook in vocaal opzicht is er bij Los Lobos nauwelijks sprake van slijtage. Voor iedereen die getuige is geweest van dit concert moet het een waar feest zijn geweest, maar ook beluistering van de live plaat van Los Lobos is een feestje. Disconnected In New York City laat niet alleen horen dat Los Lobos een fantastische live band is, maar laat ook horen hoe waardevol het oeuvre van de band inmiddels is. Gezien de kwaliteit van hun laatste twee studioplaten (The Town And The City uit 2006 en Tin Can Crust uit 2010, overigens allebei van de partij op deze live plaat) doet Disconnected In New York City zeer uitzien naar nieuw studiowerk van Los Lobos, maar ook een volgend bezoek aan de Nederlandse podia zal zeer gewaardeerd worden. Tot het zover is dient Disconnected In New York City meerdere doelen. De plaat laat nog maar eens horen hoe bijzonder de muziek van Los Lobos is, laat horen hoe muziek vol passie en plezier kan worden vertolkt en doet uitzien naar veel en veel meer. In alle opzichten een geslaagde missie dus dit Disconnected In New York City. Erwin Zijleman
20 november 2013
White Denim - Corsicana Lemonade
Het aantal nieuwe releases was de afgelopen maanden zo groot dat ik ongetwijfeld een aantal uitstekende platen en waarschijnlijk zelfs een aantal jaarlijstjesplaten over het hoofd heb gezien. Nu de muziekindustrie langzaam maar zeker aan haar winterslaap begint, kan ik de schade gaan inhalen. Op het slagveld dat ik inmiddels overzie duiken toch ook wat bekendere namen op. White Denim bijvoorbeeld. Over de vorige plaat van White Denim, het in 2011 verschenen D, was ik destijds bijzonder positief, maar desondanks viel Corsicana Lemonade de afgelopen weken nog bijna van de stapel. Dat zou zonde zijn geweest, want Corsicana Lemonade is zeker niet minder dan D, dat twee jaar geleden menig jaarlijstje wist te halen. Dat deed de band door de rammelende punk met invloeden van haar doorbraakplaat Fits te verruilen voor psychedelische rootsrock met een stevige blues injectie en 1001 andere invloeden. Het geluid van D is verder uitgebouwd op Corsicana Lemonade, dat nog wat verder is verwijderd van de plaat waarmee White Denim ooit aan de oppervlakte kwam. Corsicana Lemonade is nog wat meer een rootsplaat dan zijn voorganger (de band heeft dit keer zelfs Wilco’s Jeff Tweedy weten te strikken voor de productie van een tweetal tracks), maar alledaagse rootsrock is het zeker niet. White Denim springt ook op Corsicana Lemonade weer van de hak op de tak. Het ene moment denk je dat de band de rust heeft gevonden om het bluesy rootsgeluid van D verder uit te bouwen, maar niet veel later krijg je toch weer de meest uiteenlopende invloeden om de oren. Dit zijn deels invloeden die we kennen van de vorige platen van de band, waaronder blues, rock, garage, progrock, funk en flink wat psychedelica, maar White Denim gaat op haar nieuwe plaat ook aan de slag met invloeden uit de jazz, 70s softrock, country, Southern Rock en Beatlesque songs. Ondanks de veelheid van invloeden is Corsicana Lemonade een wat consistentere plaat dan zijn voorgangers. Vrijwel alle invloeden die de band op haar nieuwe plaat verwerkt liggen immers op een stevige basis die uit gelijke delen bluesrock en Southern Rock bestaat. White Denim komt hierdoor een paar keer in de buurt van The Black Keys (en minstens net zo vaak moest ik aan het legendarische Thin Lizzy denken), maar een ieder die op basis van vluchtige beluistering concludeert dat White Denim op Corsicana Lemonade kiest voor het maken van betrekkelijk conventionele muziek, zit echt fout. Ook Corsicana Lemonade is weer een intrigerende en spannende plaat, die steeds net wat anders doet dan je verwacht. Het klinkt op het eerste gehoor misschien een stuk toegankelijker dan de muziek op D of Fits, maar als je goed luistert gebeurt er weer van alles. De onderlaag, die vooral bestaat uit lekker stevige muziek met heerlijk gitaarwerk, overtuigt vrijwel onmiddellijk, maar er is ook een bovenlaag waarin het experiment niet wordt geschuwd en White Denim alles wat Fits en D zo leuk maakte kwijt kan. Corsicana Lemonade laat een band in topvorm horen. Het is een band die met veel plezier lekker in het gehoor liggende rockmuziek maakt, maar het is ook een band die zich constant probeert te vernieuwen en te verbeteren. Ik heb Corsicana Lemonade inmiddels al flink wat keren gehoord, maar iedere keer hoor ik weer wat nieuws. D was een van de jaarlijstjesplaten van 2011, Corsicana Lemonade mag niet ontbreken in de lijstjes voor 2013. Erwin Zijleman
19 november 2013
Juana Molina - Wed 21
De Argentijnse singer-songwriter Juana Molina maakte tussen 2003 en 2008 een viertal hele bijzondere platen, die stuk voor stuk een plekje op deze BLOG zouden hebben verdiend. Sinds het bestaan van deze BLOG maakte Molina echter geen platen meer, tot eind vorige maand Wed 21 verscheen. Op het na een pauze van maar liefst vijf jaar (waarin Molina moeder werd) verschenen Wed 21 borduurt Juana Molina voort op haar vorige platen, maar slaat ze ook nadrukkelijk andere wegen in. Wat vooral opvalt bij beluistering van Wed 21 is het veel vollere geluid. Waar Juana Molina zich in het verleden voornamelijk beperkte tot akoestische gitaar en een dunne laag onnavolgbare elektronica (met name drumcomputers), heeft Wed 21 een veel voller geluid, dat de slaapkamer hier en daar voorzichtig verruild voor een minder verstilde omgeving en af en toe zelfs tegen toegankelijke folkpop aan schuurt (al is toegankelijk in dit geval een zeer relatief begrip). Het vollere geluid is heel even wennen, maar het past eigenlijk wel bij de nog altijd intieme popliedjes van de Argentijnse singer-songwriter. Juana Molina werd in het verleden afwisselend in de hokjes folktronica en ambient geduwd, maar met beide hokjes deed je haar muziek flink te kort. Wed 21 bevat absoluut flarden folktronica en ambient, maar is nog veel meer dan de som van beide hokjes. Wed 21 bevat net als zijn voorgangers op zeer subtiele wijze invloeden uit de muziek van Juana Molina’s vaderland en buurlanden (het aantal Braziliaanse invloeden is waarschijnlijk groter dan het aantal Argentijnse invloeden), maar gaat zoals gezegd ook aan de haal met invloeden uit de electropop en de dance (al maakt ze zeker geen dansvloerkrakers). Wat Wed 21 zo’n knappe plaat maakt is het feit dat de muziek van Juana Molina volkomen uniek blijft. Dat is zo vanwege de hoofdrol voor haar bijzondere stem (die ook de veel vollere instrumentatie naar de achtergrond drukt) en dat is zo vanwege de unieke wijze waarop Juana Molina haar intieme luisterliedjes inkleurt (er zijn maar heel weinig muzikanten die akoestische en elektronische klanken zo mooi weten te combineren als de Argentijnse). Juana Molina maakt ook op Wed 21 weer heerlijke dromerige muziek, maar het is wel dromerige muziek waarbij je wakker en zelfs alert moet blijven. Ook op Wed 21 is de muziek van Juana Molina, mede door de Spaanstalige teksten en de vaak experimentele klanken weer lastig te doorgronden, maar Juana Molina experimenteert niet alleen om het experimenteren. De inventieve popliedjes van Juana Molina zijn ook op Wed 21 weer puzzeltjes die bijna smeken om ontrafeld te worden. Bij herhaalde beluistering van Wed 21 valt steeds meer op zijn plaats, waardoor de popliedjes op de nieuwe plaat van Juana Molina één voor één onmisbaar worden, net zoals de popliedjes op de vorige platen van de Argentijnse dat na al die jaren nog altijd zijn. Bij beluistering van de platen van Juana Molina heb ik altijd het idee dat over ieder detail, hoe klein ook, is nagedacht. Bij het veel voller klinkende Wed 21 gaat dat nog steeds op, waardoor ik zo langzamerhand maar concludeer dat ieder detail er inderdaad toe doet. Het maakt luisteren naar de muziek van Juana Molina alleen maar aangenamer en fascinerender. Vijf jaar wachten op een nieuwe plaat van de Argentijnse muziekkunstenares was veel te lang, maar het is wel een hele mooie en bijzondere plaat geworden. Ik schrijf hem op voor de jaarlijstjes. Erwin Zijleman
18 november 2013
Anders Osborne - Peace
Anders Osborne is geboren in Zweden, maar woont inmiddels een groot deel van zijn leven in New Orleans. Hij maakt al bijna twintig jaar platen, waarvan ik er aardig wat in mijn bezit heb, maar ik luister er eerlijk gezegd vrijwel nooit naar. Dat gold in eerste instantie ook voor het een week of zes geleden verschenen Peace, maar inmiddels ben ik toch aardig verknocht geraakt aan de zoveelste plaat van Anders Osborne. Voor een ieder die de muziek van Anders Osborne niet kent; de Amerikaanse Zweed is een geweldig gitarist die in meerdere genres uit de voeten kan. Nu staat een virtuoos gitarist nog niet garant voor een goede plaat (ik heb hier talloze voorbeelden van in mijn bezit), waardoor veel platen van Anders Osborne vol staan met geweldig gitaarwerk, maar verder niet heel erg veel indruk maken. Ook Peace staat vol met geweldig gitaarwerk, maar dit keer vertrouwt Anders Osborne zeker niet alleen op zijn fascinerende snarenspel. Zoals gezegd kan Anders Osborne met zijn gitaar uit de voeten in meerdere genres en dat geldt ook voor de songs op Peace. De openingstrack laat zich nog beschrijven als een mix van Neil Young (inclusief Crazy Horse) en Pink Floyd in het door Roger Waters gedomineerde tijdperk, maar in de track die volgt krijg je opeens melodieuze rock voor je kiezen die wel dat doet denken aan Aerosmith. En zo schiet Peace eigenlijk alle kanten op. Van stevige bluesy rock tot melodieuze westcoastpop, van psychedelisch aandoende muziek tot aanstekelijke pop met een reggae twist en van stampende rootsrock tot muziek die zich onmiskenbaar heeft laten beïnvloeden door de thuisbasis van Anders Osborne, New Orleans. Het gitaarwerk is op de hele plaat dik in orde, maar Anders Osborne verliest zich niet in eindeloos soleren. Sterker nog, in een aantal gevallen hadden de solo’s wat mij betreft best nog wat opgerekt mogen worden. Peace heeft echter veel meer te bieden dan spetterend gitaarwerk. Anders Osborne laat zich op zijn nieuwe plaat bijstaan door een bijzonder solide ritmesectie en laat verder horen dat hij zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld tot een uitstekend zanger, die me persoonlijk wel wat aan Steve Miller doet denken (met een vleugje Daniel Lanois misschien). De songs op Peace zijn niet alleen buitengewoon afwisselend, maar ook stuk voor stuk van een zeer hoog niveau. Peace bevat het soort songs dat zich na een paar keer horen in het geheugen heeft genesteld en zich vervolgens niet zomaar laat verwijderen. Peace groeit zelfs nog een aardig tijdje door, met name door alle goed verstopte invloeden op de plaat. Anders Osborne laat op Peace flink wat invloeden uit de jaren 70 horen, maar ook de muziek van recentere datum is hem niet ontgaan, wat bijvoorbeeld blijkt uit de experimenten met moderne ritmes. Met Peace weet Anders Osborne erg te verrassen en levert hij een plaat af die iedere muziekliefhebber moet horen. Doen dus. Als hij niet bevalt kun je altijd de opvallende hoes nog ophangen. Erwin Zijleman
17 november 2013
London Grammar - If You Wait
If You Wait van London Grammar verscheen in Engeland al een week of tien geleden en werd daar binnengehaald als één van de belangrijke debuten van 2013. Dat we in Nederland een aantal weken langer hebben moeten wachten op deze plaat is voor mij onbegrijpelijk, maar laat ik me niet druk maken over het ondoorgrondelijke beleid van de platenmaatschappijen (die nog wel eens lijken te denken dat we nog in de tijd van de postkoets leven). Feit is dat het debuut van London Grammar nu eindelijk ook in Nederland in de winkel ligt en dat is goed nieuws voor een ieder die de plaat niet via Amazon of een andere webwinkel in huis heeft gehaald. Heel goed nieuws zelfs. London Grammar is een trio uit Londen dat bestaat uit twee heren die mooie muziek maken, maar verder volledig in de schaduw staan van de fantastische zangeres Hannah Reid. De stem van Hannah Reid is de belangrijkste reden om naar de muziek van London Grammer te willen luisteren, wat overigens niet betekent dat er veel mis is met de muziek van London Grammar. Op If You Wait domineren stemmige en donkere klanken, die in een aantal gevallen zijn voorzien van triphop-achtige accenten. The Xx, Portishead en Massive Attack vormen in muzikaal opzicht relevant vergelijkingsmateriaal, al heeft London Grammar toch ook een duidelijk eigen geluid dat tegen toegankelijke pop aan kan schuren, maar ook verstild kan navelstaren. Ook dit eigen geluid wordt overigens voor een belangrijk deel bepaald door de geweldige zang van Hannah Reid. De jonge Britse zangeres ziet het leven over het algemeen niet door een roze bril en maakt van haar hart zeker geen moordkuil. Ze zingt met zoveel passie en overtuiging, dat het bijna onmogelijk is om niet geraakt te worden door haar stem. Mij raakt het in elk geval diep. Mensen die graag willen vergelijken zullen nu namen willen horen, maar daar kom ik niet goed uit. De stem van Hannah Reid heeft meer kleuren dan ik kan benoemen en een bereik om bang van te worden. Het is een stem die mij volledig inpakt en me zelfs nog zou verleiden wanneer Hannah Reid een flinke selectie uit het telefoonboek zou zingen. De meeste namen die ik op het Internet tegen kom als vergelijkingsmateriaal vind ik niet heel treffend, maar met Jessie Ware kom je enigszins in de buurt, al is ook dit een vergelijking die slechts een deel van de tijd op gaat. Toch is London Grammar uiteindelijk meer dan alleen de stem van Hannah Reid. De instrumentatie past zich weliswaar keurig aan, maar valt zeker bij herhaalde beluistering wel op door het subtiele en intieme karakter en de mooie, warme en stemmige klankkleuren, wat de kracht van de stem van Hannah Reid alleen maar versterkt. Ook de songs van de band blijven op een of andere manier alleen maar aan diepgang en aan kleur winnen, wat If You Wait een bijna bezwerende kracht geeft. London Grammar klinkt op If You Wait als een gelouterde band, maar een jaar geleden had de band nog geen noot muziek gemaakt. Het geeft het debuut van de band alleen maar meer glans. Het debuut van London Grammar is door de Britse muziekpers zoals eerder gezegd al uitgeroepen tot één van de meest memorabele debuten van 2013. Daar valt eigenlijk helemaal niets op af te dingen. Erwin Zijleman
16 november 2013
Tim Knol - Soldier On
Op deze zaterdag voor de afwisseling eens geen aandacht voor onbekend of minder bekend talent in het rootssegment. In dit rootssegment is immers de nieuwe plaat van Tim Knol verschenen en deze vraagt om onmiddellijke aandacht. Na beluistering van de openingstrack en titeltrack Soldier On wist ik het eigenlijk al: Tim Knol heeft een volgende stap gezet in zijn carrière en is na de verovering van Nederland, die inmiddels wel voltooid lijkt, klaar voor verovering van de rest van de wereld. Dat kan met een track als Soldier On, die een sterk refrein combineert met gitaarwerk waarvoor Neil Young in zijn beste jaren zich niet geschaamd zou hebben. Tijd om onder de indruk te zijn van de geweldige openingstrack (die op een of andere manier ook wel wat heeft van de geweldige gitaarplaten van het Excelsiorlabel waarop Tim Knol zijn platen uitbrengt, wat ook niet zo gek is gezien de nadrukkelijke aanwezigheid van de van Daryll-Ann bekende Anne Soldaat) krijg je niet, want de tweede track maakt minstens net zoveel indruk met hemelse koortjes, die zo lijken weggelopen uit de jaren 70 en worden gecombineerd met een heerlijk psychedelisch aandoend sfeertje, inclusief oorstrelende strijkers. Tim Knol vervolgt zijn zegetocht met een prachtig popliedje dat ook uit vervlogen tijden zou kunnen stammen en wederom verrast met prachtig gitaarwerk, dit keer in combinatie met al even mooie stemmige blazers. Soldier On is op dat moment nog geen 12 minuten bezig, maar stuk kan het al niet meer. Sterker nog, het moet wel heel raar lopen als dit geen jaarlijstjesplaat is. Na de geweldige eerste drie tracks houdt Tim Knol het opvallend hoge niveau echter makkelijk vast. Aan de ene kant door het geweldige gitaarwerk (wat is Anne Soldaat toch goed) en de prima zang van Tim Knol (die alleen maar beter is gaan zingen), aan de andere kant door popliedjes waarvan je alleen maar heel blij kunt worden. Met “blij” doe je Soldier On nog flink tekort, want het gevoel van gelukzaligheid dat ik tot dusver ervaar bij beluistering van de geweldige derde plaat van Tim Knol is nauwelijks te beschrijven. Tim Knol laat zich, net als op zijn vorige twee platen, nadrukkelijk beïnvloeden door een aantal decennia Britse en vooral Amerikaanse popmuziek, waarbij hij een voorkeur heeft voor muziek uit de jaren 60 en 70, wat gezien zijn leeftijd (Tim Knol werd geboren in 1989) bijzonder is. Britse invloeden zijn dit keer duidelijk hoorbaar in een aantal bijna Beatlesque popliedjes, al zijn het wel The Beatles die zijn neergestreken aan de Amerikaanse Westcoast. In de meeste tracks laat Tim Knol zijn voorkeur voor de grote Amerikaanse singer-songwriters (een vleugje Townes van Zandt is altijd wel te ontdekken) horen, maar de Nederlandse singer-songwriter geeft altijd op knappe wijze een eigen draai aan zijn songs. Het in een prachtige, klassiek aandoende, hoes gestoken Soldier On is uiteindelijk weer net een stukje beter dan de vorige, ook al zo goede, platen van Tim Knol. Er zijn in dit genre dit jaar maar weinig platen verschenen die hier aan kunnen tippen en Tim Knol lijkt nog lang niet uitgegroeid. Hier mogen we in Nederland best flink trots op zijn. Erwin Zijleman
15 november 2013
Brett Dennen - Smoke And Mirrors
De Amerikaanse singer-songwriter Brett Dennen heeft inmiddels een aardig stapeltje platen op zijn naam staan en lijkt met iedere plaat dichter bij een doorbraak naar een groot publiek. Dat is ook met Smoke And Mirrors weer het geval, want de nieuwe plaat van de singer-songwriter uit Oakdale, California, is weer net wat beter dan het inmiddels al weer twee jaar geleden Loverboy, dat ik op deze vergeleek met een heel contingent grote singer-songwriters. Brett Dennen beschikt ook op Smoke And Mirrors weer over het vermogen om de perfecte popliedjes op bijna achteloze wijze uit zijn mouw te schudden. Net als bijvoorbeeld Ron Sexsmith schrijft Brett Dennen popliedjes die direct onweerstaanbaar zijn, maar ook wat te bieden hebben. Dat geldt ook weer voor de songs op Smoke And Mirrors, maar op hetzelfde moment klinken de perfecte popliedjes van Brett Dennen dit keer aanstekelijker dan ooit tevoren. Smoke And Mirrors bevat flink wat Californische zonnestralen en is daarom de perfecte plaat om de herfstwolken mee uit je hoofd te verdrijven. Maar Smoke And Mirrors is ook een plaat met popliedjes die iets met je doen. Op Smoke And Mirrors schuift Brett Dennen wat meer op in de richting van populaire Amerikaanse singer-songwriters als Jack Johnson, Jason Mraz en John Mayer, maar persoonlijk vind ik de songs van Brett Dennen net wat spannender en eigenzinniger. Dat laatste dankt Dennen mede aan zijn bijzondere stem, die in het verleden wel eens is beschreven als "Bob Dylan meets Billie Holiday". Beiden hoor ik er inmiddels niet meer in terug, maar bijzonder is de stem van Brett Dennen absoluut. De bijzondere stem van Brett Dennen geeft de aanstekelijke popliedjes op Smoke And Mirrors net dat beetje extra om op te vallen, ook onder de inmiddels populaire Amerikaanse singer-songwriters, waaronder het al eerder genoemde drietal. Wanneer ik Brett Dennen vergelijk met dit drietal, vind ik zijn songs niet alleen eigenzinniger, maar hoor ik er ook meer invloeden in terug. Dennen citeert nadrukkelijk uit de 70s en 80s en slaat net zo makkelijk aan bij Bob Dylan en Paul Simon als bij Tom Petty en Dave Matthews. Op hetzelfde moment klinkt de muziek van Brett Dennen lekker eigentijds. Vergeleken met de vorige platen van Brett Dennen heeft Smoke And Mirrors een wat meer ingetogen en voornamelijk akoestisch geluid en dat past opvallend mooi bij zijn stem en zijn songs. Smoke And Mirrors is alles bij elkaar genomen een mooi vervolg op Loverboy uit 2011, maar laat ook groei horen. Dennen moet het qua looks en uitstraling natuurlijk flink afleggen tegen muzikanten als John Mayer en Jack Johnson, maar in muzikaal opzicht is hij ze inmiddels vele stappen voor. Smoke And Mirrors is een heerlijke plaat die veel meer verdient dan een bestaan in de marge. Erwin Zijleman
14 november 2013
Oh Land - Wishbone
Ik heb inmiddels al een jaar of twee een zwak voor de covert art van Oh Land, maar in muzikaal opzicht wilde het tot dusver maar niet klikken met de Deense singer-songwriter Nanna Øland Fabricius. Bij beluistering van Wishbone (de cover art is weer opvallend) gebeurde echter wel wat bij Oh Land (2011) en Fauna (2012) nog uitbleef: het kwartje viel. Ik zal niet de enige zijn die tot dusver wat moeite had met de muziek van Oh Land. De muziek van de Deense muzikante werd onlangs door AllMusic.com nog fraai omschreven als "a singer-songwriter trapped inside a fully functioning pinball machine, all whirring, well-oiled gears, flashing bulbs, and carefully timed levers snapping into place, but multiple spins reveal a far more enigmatic voice". Van die meerdere draaibeurten kwam het tot dusver bij mij niet, maar op advies van AllMusic.com heb ik dit keer eens door de zure appel heen gebeten. Conclusie: AllMusic.com heeft gelijk. Oh Land maakt op Wishbone muziek die je een paar keer moet horen voordat je er een zinvol oordeel over kunt geven. Bij eerste beluistering hoor je vooral elektronische popmuziek vol toeters en bellen. Behoorlijk overweldigend, waardoor de schoonheid van de songs van Nanna Øland Fabricius je in eerste instantie ontgaat. Na heel veel keren horen hoor je een prachtig veelkleurig klankentapijt, waarin wel degelijk ruimte is voor nuance en waarin de mooie stem van Nanna Øland Fabricius de hoofdrol speelt. Haar op het eerste gehoor misschien nog wat eendimensionale songs zijn dan al lang uitgegroeid tot knap in elkaar stekende songs die niet zijn te vergelijken met die van de gemiddelde muzikant die in het hokje electropop wordt geduwd. Wishbone werd samen met de van TV On The Radio bekende Dave Sitek gemaakt en staat in muzikaal opzicht dichter bij een singer-songwriter als Lyyki Li of een band als Chvrches dan bij Lady Gaga en La Roux, die tot dusver vaak werden aangehaald als relevant vergelijkingsmateriaal. Wishbone heeft zeker op het eerste gehoor een behoorlijk vol geluid, maar als je er goed naar luistert blijkt het veel soberder dan je op het eerste gehoor zult vermoeden. Het is een geluid dat heel mooi past bij de bijzondere stem van Nanna Øland Fabricius, die in vocaal opzicht gehakt maakt van vrijwel alle zangeressen die een rol van betekenis spelen in de electropop. Met het predicaat electropop doe je Wishbone van Oh Land overigens tekort, want de plaat bevat ook tracks waarin de rol van elektronica tot een minimum wordt beperkt (luister bijvoorbeeld maar eens naar het prachtige Chances of het misschien nog wel mooiere Love You Better). Wishbone is uiteindelijk een echte groeiplaat die steeds weer een nieuwe laag prijs geeft. Met iedere nieuwe laag wordt de muziek van Oh Land mooier, beter en bijzonderder. Iedereen die maar één keer vluchtig naar deze plaat luistert doet zichzelf dan ook te kort (en dit geldt ook voor haar vorige twee platen weet ik inmiddels). Reserveer wat tijd voor Wishbone en je hebt er een hele mooie en bijzondere plaat bij. Erwin Zijleman
13 november 2013
Cate Le Bon - Mug Museum
Het is voor mijn gevoel nog niet zo heel lang geleden dat Cyrk van Cate Le Bon verscheen, maar de doorbraakplaat van de singer-songwriter uit Wales blijkt al weer ruim anderhalf jaar oud. Inderdaad de hoogste tijd dus voor een nieuwe plaat: Mug Museum. Over Cyrk schreef ik ruim anderhalf jaar geleden het volgende: "De muziek van Cate Le Bon is zeker niet alledaags. Haar mix van oude folk, psychedelica, lo-fi, psych-folk en Krautrock klinkt als Nico geproduceerd door Syd Barrett, als PJ Harvey die met een tijdmachine is afgereisd naar de hoogtijdagen van de Krautrock of als Sandy Denny die verstrikt is geraakt in het web van Devendra Banhart. Cyrk staat vol met gruizige en vaak wat rammelende popliedjes met inventieve gitaarlijnen, een drammerig orgeltje, spaarzame maar trefzekere accenten van andere instrumenten en de bijna pastoraal aandoende vocalen van de singer-songwriter uit Wales. Het is muziek die met een beetje fantasie uit de jaren 60 had kunnen stammen, al kan alle eigenzinnigheid die er in is te horen alleen maar uit het heden komen. Bij oppervlakkige beluistering blijft de muziek van Cate Le Bon op Cyrk niet echt hangen, maar wanneer je de tijd neemt voor deze plaat openbaart zich een prachtig dromerig geluid dat een bijna hypnotiserende uitwerking heeft". Dit is misschien wel heel makkelijk knippen en plakken, maar het is ook zeker van toepassing op Mug Museum en mooier kan ik het eerlijk gezegd niet verwoorden. Ook op Mug Museum maakt Cate Le Bon weer muziek die totaal anders klinkt dan die van haar collega singer-songwriters in het hokje eigenzinnige folk. Cate Le Bon heeft het natte Wales inmiddels verruild voor het zonnige Los Angeles, maar zonnestralen krijgen op Mug Museum niet veel kans. Als ik invloeden uit de Amerikaanse popmuziek moet aanwijzen, kom ik uit in het New York van de late jaren 60 en late jaren 70. Zeker het bijzondere gitaarwerk op de plaat doet denken aan de donkere new wave uit de hoogtijdagen van de CBGB club, terwijl elders invloeden van The Velvet Underground nadrukkelijk aan de oppervlakte komen (en niet alleen vanwege de stem van Cate Le Bon die nog steeds wat aan Nico doet denken), maar verder is Cate Le Bon gelukkig vooral Cate Le Bon gebleven. Waar ik anderhalf jaar geleden in eerste instantie niet wist wat ik hoorde, klinkt Mug Museum direct redelijk vertrouwd, maar de muziek van Cate Le Bon blijft bijzonder eigenzinnig. Het siert Cate Le Bon dat ze niet al te makkelijk voortborduurt op Cyrk en steeds probeert om nieuwe wegen in te slaan. Dat maakt ook van Mug Museum weer geen makkelijke plaat, maar het is wel een plaat die diep onder de huid kan kruipen. Daar heeft ook Mug Museum weer redelijk wat tijd voor nodig. Cate Le Bon maakt geen muziek waarbij je je direct comfortabel voelt. Hiervoor strijkt haar muziek net wat te vaak tegen de haren in en bieden haar songs bovendien wat te weinig houvast. Na een paar keer horen was ik echter weer helemaal om. Cate Le Bon is in de overvolle vijver met melancholische folkies een singer-songwriter die haar klassiekers kent, niet alleen in het genre maar ook ver daarbuiten. Al deze invloeden verwerkt de singer-songwriter uit Wales in een geluid dat talloze voelsprieten naar het verleden uitwerpt, maar de romp staat stevig in het heden. Mug Museum is net als Cyrk een buitengewoon knappe plaat vol bezwerende kracht. Erwin Zijleman
12 november 2013
San Fermin - San Fermin
Het titelloze debuut van San Fermin (vernoemd naar het legendarische festival in Pamplona waarbij mensen zo gek zijn om voor stieren uit te gaan rennen) is absoluut één van de meest bijzondere platen van het afgelopen jaar, maar hoe vaker ik de plaat hoor, des te meer ik er van overtuigd raak dat de plaat ook behoort tot de betere van het afgelopen jaar. San Fermin is het alter ego van Ellis Ludwig-Leone, een klassiek geschoold muzikant uit New York met een voorliefde voor avant garde en elektronische popmuziek. Zowel zijn klassieke scholing als zijn voorliefde voor muziek die de gebaande paden continu uit de weg gaat, kan Ellis Ludwig-Leone uitstekend kwijt op het debuut van San Fermin dat werd opgenomen na een verblijf in de Canadese Rocky Mountains. Bijgestaan door flink wat strijkers en blazers, een prima mannelijke vocalist (Allen Tate) en een groep vrouwelijke vocalisten (onder wie de leden van de band Lucius) heeft San Fermin een plaat gemaakt die je na een paar keer horen nog geen moment kunt doorgronden. Ook na heel veel keren horen blijft de muziek van San Fermin me verbazen, maar inmiddels ben ik ook onder de indruk van de schoonheid van de muziek van San Fermin. Laat ik de muziek op het debuut van het alter ego van Ellis Ludwig-Leone, die eerder werkte met Nico Muhley en zich hier zeker door heeft laten inspireren, eerst eens onderverdelen in behapbare componenten. Het titelloze debuut van San Fermin bevat 17 tracks en deze beslaan bij elkaar bijna een uur. Het zijn tracks die opvallen door prachtige, vaak klassiek aandoende, arrangementen, die meestal worden ingekleurd met strijkers en blazers. Deze mooie en knap in elkaar stekende muziek wordt gecombineerd met de donkere stem van Allen Tate, die mij afwisselend aan David Sylvian en Nick Cave doet denken, of met de heldere stemmen van meerdere vrouwelijke vocalisten, onder wie de sopranen van Lucius. De muziek van San Fermin is vaak buitengewoon stemmig, maar San Fermin heeft ook een ongrijpbare kant die meerdere richtingen op kan schieten. Zeker wanneer elektronica wordt ingezet is de muziek van San Fermin soms bijna pop, maar lang duurt dit nooit. De 17 tracks op de plaat zijn zonder uitzondering complex en schieten bijna allemaal meerdere kanten op. De klassiek aandoende tracks met vocalen van Allen Tate zijn het makkelijkst te doorgronden en het zijn ook deze tracks die mij in eerste instantie wisten te veroveren, maar ook de wat minder makkelijke tracks op de plaat hebben me inmiddels genadeloos te pakken. San Fermin maakt muziek die prachtig past bij koude en donkere avonden, maar het is ook muziek die de fantasie bijna eindeloos prikkelt. Het rare is dat deze twee kanten van de muziek van San Fermin elkaar niet in de weg zitten. De ene keer zet ik de plaat op om heerlijk te ontspannen, een volgende keer om de vele lagen in de muziek van San Fermin nauwkeurig uit elkaar te rafelen. Dat de muziek van San Fermin knap in elkaar zit is direct duidelijk, maar vervolgens moet het ook nog wat met je gaan doen. Met mij doet deze prachtplaat inmiddels heel veel. Erwin Zijleman
1.000.000
Het leek een paar jaar geleden een onhaalbare mijlpaal,
maar hij is vandaag bereikt:
1.000.000 pageviews.
Een mooi moment om te stoppen?
Nee, daarvoor blijft het veel te leuk.
Op naar de 2.000.000 en later vandaag weer
een hele bijzondere krent uit de pop.
Erwin Zijleman
11 november 2013
Patty Griffin - Silver Bell
Silver Bell is al de tweede cd die Patty Griffin dit jaar uitbrengt, maar het is niet de opvolger van het geweldige American Kid, dat eerder een plekje op deze BLOG wist te veroveren. Silver Bell stamt oorspronkelijk uit 2000, maar werd toen niet uitgebracht omdat de platenmaatschappij er op een of andere manier geen brood in zag. De songs van de plaat kwamen deels terecht bij anderen (zo gingen The Dixie Chicks aan de haal met Top Of The World), maar 13 jaar na de bedoelde release ligt Silver Bell toch nog in de winkel. Het vormt een mooie aanvulling op het vrij ingetogen en nog altijd groeiende American Kid. Vergeleken met American Kid is Silver Bell bij vlagen psychedelischer en een stuk steviger en dat past wat mij betreft net zo goed bij de bijzondere stem van Patty Griffin als de meer ingetogen klanken. Zeker bij de opener waan je je even in de 70s, maar op Silver Bell maakt Patty Griffin ook de muziek die ze nu nog steeds maakt. Ook deze vergeten plaat moet het voor een belangrijk deel hebben van de geweldige stem van Patty Griffin, die meer dan eens Emmylou Harris naar de kroon steekt met haar doorleefde stem. Wanneer je luistert naar Silver Bell is het moeilijk te geloven dat haar platenmaatschappij deze plaat 13 jaar geleden niet wilde uitbrengen. Silver Bell is immers een plaat waarop alles klopt. De songs zijn geweldig, de instrumentatie is lekker veelzijdig, de productie is recht voor zijn raap maar raak en Patty Griffin zingt in iedere song de sterren van de hemel en doet dit bovendien steeds op net iets andere wijze. Silver Bell is een plaat die al lang had moeten zijn uitgegroeid tot een klassieker in het genre, maar het is nu niet meer dan een bevestiging van het talent van Patty Griffin. Natuurlijk kunnen we eindeloos filosoferen over de waarde van Silver Bell in 2000, maar de plaat verschijnt nu en klinkt nog altijd fris en eigentijds en lijkt eerlijk gezegd geen moment 13 jaar oud. Voor een rootsplaat is de verloren plaat van Patty Griffin een verrassend veelzijdig (wat misschien verklaart waarom haar platenmaatschappij het niet zag zitten in de plaat). Voor puur traditionele rootsmuziek is nauwelijks plaats, al komen invloeden uit deze traditionele rootsmuziek constant aan de oppervlakte in songs die alle kanten op schieten, zelfs een funky uitstapje niet uit de weg gaan en verder steeds weer de grenzen opzoeken tussen intieme luisterliedjes en stevigere rock. Silver Bell bevat 14 tracks en het zijn 14 parels. American Kid riep ik eerder dit jaar uit tot één van de betere rootsplaten van 2013, maar Silver Bell vind ik eigenlijk nog beter. Alle reden dus om deze plaat de hemel in te prijzen en te overladen met superlatieven. Het meestal nogal kritische PopMatters geeft het goede voorbeeld en geeft deze "classic in the making" de perfecte 10. Er valt niet eens zo heel veel op af te dingen. Erwin Zijleman
10 november 2013
Southern Sunrise - Brighton
Normaal gesproken sta ik op deze BLOG niet stil bij EP’s (het is immers al lastig genoeg om te kiezen tussen alle volwaardige albums die op het moment verschijnen), maar Brighton van Southern Sunrise is een EP die ik voor geen goud had willen missen en daarom ook de lezers van deze BLOG absoluut niet wil onthouden. Southern Sunrise is de band rond de Limburgse muzikant Arjan Pieters en de Britse zangeres Shonagh Macleod. De laatste beschikt over een stem die werkelijk alles heeft waar ik van hou. Shonagh Macleod kan zingen als de grote Britse folkzangeressen uit het verre verleden, heeft het zwoele van zangeressen als Beth Orton en Harriet Wheeler (de zangeres van één van mijn favoriete bands aller tijden, The Sundays), kan vermaken en verleiden als Eddi Reader (Fairground Attraction), beklemmen als Laura Marling en heeft het avontuurlijke en speelse van Isobel Campbell (Belle & Sebastian). In muzikaal opzicht is Southern Sunrise al even veelzijdig. De titeltrack van de EP laat een mooie dromerige folksong horen, een beetje zoals The Sundays die vroeger maakten (inclusief klokkenspel, voor mij altijd een pre), maar na de verrassende wending aan het eind, schakelt de band moeiteloos over op een mix van country en rock ’n roll, die vervolgens twee tracks aanhoudt. Wanneer in de vierde track de mandoline wordt ingezet, denk je dat Southern Sunrise het bij de rootsmuziek gaat houden, maar Sorry slaat in één keer om in een aanstekelijk indie popliedje dat klinkt alsof The Sundays zojuist het nieuwe millennium zijn binnengewandeld. De vijfde track is nog wat meer pop en zou met een beetje fantasie van Lily Allen kunnen zijn, al zingt Shonagh Macleod vijf klassen beter en is Southern Sunrise in muzikaal opzicht een stuk creatiever dan Lily Allen en al haar peperdure producers. Aan het eind van de EP keert opener Brighton nog een keer terug in een wat andere, nog radiovriendelijkere, versie en is de cirkel rond. De debuut EP van Southern Sunrise bevat 20 minuten muziek en het is muziek die naar veel en veel meer smaakt. Dat meer is er inmiddels in de vorm van de nieuwe single van de band, Elspeth. Het is een single die laat horen dat Southern Sunrise zich sinds de release van haar eerste EP al weer flink verder heeft ontwikkeld. Elspeth laat een aanstekelijk Afrikaans aandoend gitaarloopje horen, dat verrassend goed past bij de stem van Shonagh Macleod. Met Elspeth laat Southern Sunrise de zon onmiddellijk schijnen; iets wat overigens ook gebeurt wanneer je de EP in de cd speler stopt. Kun je een band op basis van iets minder dan 25 minuten muziek een hele mooie toekomst voorspellen? Het blijft tricky, maar het is lang geleden dat ik 25 minuten muziek van een debuterende band heb gehoord die me zo deed uitzien naar meer. De kracht van Southern Sunrise zit voor een belangrijk deel in de voor mij vrijwel onweerstaanbare zang van Shonagh Macleod, maar ook in muzikaal en compositorisch opzicht steekt Southern Sunrise de concurrentie de loef af door op de proppen te komen met betere en vooral ook originelere popliedjes. Het zijn popliedjes die zich steeds maar heel even in een hokje laten duwen, maar ondertussen ook gewoon vermaken en verwarmen. In 2014 gaat Southern Sunrise vast verrassen met een sensationeel goed debuut, maar ook de EP en de single mogen er zijn en helpen mij de winter wel door. Een zeer aangename verrassing. Erwin Zijleman
De EP van Southern Sunrise ligt nog niet in de winkel, maar is wel verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band (http://southernsunrise.bandcamp.com/album/brighton-ep). De single verschijnt op 11-11.
De EP van Southern Sunrise ligt nog niet in de winkel, maar is wel verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band (http://southernsunrise.bandcamp.com/album/brighton-ep). De single verschijnt op 11-11.
09 november 2013
Ashleigh Flynn - A Million Stars
Het onbekende talent in het rootsegment komt deze week uit Portland, Oregon, en luistert naar de naam Ashleigh Flynn. Portland is een van de hoofdsteden van de muziek die is gegroepeerd onder de verzamelterm "indie", maar de stad biedt ook zeker ruimte aan muzikanten die meer traditionele rootsmuziek maken. Dat is een omschrijving die goed past bij A Million Stars van Ashleigh Flynn, al is dit ook een plaat waarover je niet te snel en te makkelijk moet oordelen. A Million Stars opent met een track waarop heel wat Texaanse rootsmuzikanten jaloers zullen zijn. The Devil Called Your Name is zwoel, broeierig en donker en valt op door subtiel gitaarwerk, een bijna hypnotiserende banjo, een orgeltje dat zich als een warme deken om je heen slaat en vooral de warme en doorleefde stem van Ashleigh Flynn. De openingstrack is voor mij al meer dan voldoende om de Amerikaanse singer-songwriter te omarmen als grote belofte voor de toekomst, maar A Million Stars heeft nog veel meer te bieden. In de tracks die volgen verrast Ashleigh Flynn met stokoude country, bluegrass en folk, maar ze gaat net zo makkelijk aan de haal met rootsrock die hier en daar tegen de indie-rock aanschurkt, met bijna jazzy tracks of met folky tracks die doen denken aan die van stadgenote Laura Veirs. Met name de twee uitersten op de plaat (zeer traditionele country en bluegrass versus bijna alternatieve rock) zullen de puristen verjagen, maar een ieder die niet bang is voor wat uitstapjes buiten de gebaande rootspaden krijgt met A Million Stars van Ashleigh Flynn een prima plaat in handen. Ashleigh Flynn is wat mij betreft op haar best wanneer ze kiest voor zuidelijke twang, zoals in de openingstrack, maar uiteindelijk zorgt ook de diversiteit van de plaat er voor dat je steeds weer wilt luisteren naar de plaat van Ashleigh Flynn (die overigens al meerdere platen op haar naam heeft staan). De ene keer kan ik net wat minder met de zeer traditionele kant van de muziek van Ashleigh Flynn en heb ik een duidelijke voorkeur voor haar donkere kant, maar het is ook wel eens andersom, waarbij de stem van Ashleigh Flynn me steeds weer over de streep trekt. De stem is voor mij zonder enige twijfel het belangrijkste wapen op A Million Stars, maar ook de instrumentatie verdient een groot compliment, waarbij vooral de strijkers in positieve zin opvallen. Ashleigh Flynn wordt op A Million Stars bijgestaan door flink wat bekende namen uit de Portland scene, onder wie de vergeten grootheid Todd Snider, die Ashleigh Flynn als mentor schijnt bij te staan. Een prima keuze, want met A Million Stars laat Ashleigh Flynn horen dat ze zomaar uit kan groeien tot de interessantere singer-songwriters in het net wat minder hokjesvaste rootssegment. Erwin Zijleman
A Million Stars van Asleigh Flynn ligt nog niet in Nederland in de winkel (verandert mogelijk eind deze maand), maar is al wel verkrijgbaar via het geweldige cdbaby (http://www.cdbaby.com/cd/ashleighflynn6).