Jenny Lewis dook in 2001 op als zangeres van de band Rilo Kiley. De band uit Los Angeles kon rekenen op flink wat sympathie van de critici en daar viel gezien de kwaliteit van de platen van de band niets op af te dingen.
Met een vet platencontract op zak leek de doorbraak naar een groot publiek een jaar of tien geleden slechts een kwestie van tijd, maar Jenny Lewis had andere plannen. In 2006 bracht ze haar eerste soloplaat Rabbit Fur Coat uit, waarna het major debuut van Rilo Kiley in 2007 de hooggespannen verwachtingen niet waar kon maken.
Sindsdien hebben we niet meer gehoord van Rilo Kiley (al viel de band pas in 2011 echt uit elkaar) en moeten we het doen met de platen van Jenny Lewis. Dat was zeker geen straf.
Het is 2008 verschenen Acid Tongue, met gastbijdrage van onder andere Zooey Deschanel. M. Ward en Elvis Costello, schopte het tot mijn jaarlijstje, terwijl het samen met Jonathan Rice als Johnny & Jenny gemaakte I’m Having Fun Now nog altijd een ‘guilty pleasure’ is.
De afgelopen jaren ging Jenny Lewis door een aantal diepe dalen, waardoor we lang hebben moeten wachten op The Voyager. Het was uiteindelijk niemand minder dan Ryan Adams die Jenny Lewis uit het dal trok en weer wist te inspireren tot het maken van muziek.
Het levert een opvallend toegankelijke plaat op. Waar Jenny Lewis op haar eerste twee soloplaten nog koos voor een wat eigenzinniger geluid dan op de platen van Rilo Kiley, trekt ze op The Voyager de lijn van de Johnny & Jenny plaat door.
The Voyager citeert schaamteloos uit een aantal decennia popmuziek. De gitaarlijnen komen uit de West Coast pop van de late jaren 60, de perfecte popliedjes herinneren aan het briljante Rumours van Fleetwood Mac, de energie komt van The Go-Go’s uit de jaren 80, terwijl het muzikale verleden van Jenny Lewis en de muzikale voorkeuren van Ryan Adams het eigentijdse tintje aandragen.
The Voyager is hierdoor een stuk minder eigenzinnig dan Rabbit Fur Coat en Acid Tongue en laat zich vooral beluisteren als een perfecte popplaat. Dat is aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant is het een genre waarin Jenny Lewis uitstekend uit de voeten kan. Haar veelzijdige stemgeluid lijkt gemaakt voor oorstrelende popsongs en mede dankzij de productionele vaardigheden van Ryan Adams zijn het popsongs van niveau.
The Voyager is een plaat die je onmiddellijk weet te veroveren, maar het is ook een plaat die leuk blijft, net als de zo ondergewaardeerde plaat van Johnny & Jenny vier jaar geleden. Jenny Lewis klinkt op haar nieuwe plaat misschien wat minder veelzijdig dan we van haar gewend zijn, maar de perfecte popliedjes op The Voyager beschikken over voldoende variatie om tien songs te blijven boeien. Het gitaarwerk op de plaat, dat varieert van strelend akoestisch tot gierend elektrisch, speelt hierbij overigens een belangrijke rol.
Helemaal aan het eind van de plaat keert Jenny Lewis weer even terug naar het geluid van haar vorige plaat en laat ze horen dat ze ook dit kunstje nog altijd uitstekend beheerst. Het doet nu al uitzien naar haar volgende plaat, maar het aanstekelijke The Voyager zal in ieder geval bij mij nog heel wat rondjes draaien in de cd speler. Erwin Zijleman
31 augustus 2014
30 augustus 2014
Loudon Wainwright III - Haven't Got The Blues (Yet)
Loudon Wainwright III staat de afgelopen twee decennia misschien wat in de schaduw van zijn muzikale kinderen Lucy, Martha en Rufus, maar ook de platen van de oude meester zelf blijven platen om in de gaten te houden.
Op deze platen kiest Loudon Wainwright III over het algemeen niet voor de makkelijkste weg, waardoor de meeste van zijn platen niet de aandacht en waardering kregen die ze wel degelijk verdienden.
Dat gold twee jaar geleden ook voor het prachtige en indringende Older Than My Old Man Now, dat objectief beschouwd stukken beter was dan de platen van de jongere Wainwright telgen, maar aanzienlijk minder lof en aandacht wist te oogsten. Het zal zeer waarschijnlijk niet anders zijn voor de nieuwe plaat van Loudon Wainwright III; als ik goed heb geteld al weer zijn 26e studioplaat.
Haven’t Got The Blues (Yet) is gestoken in een hoes die de wenkbrauwen doet fronsen, maar wanneer de muziek uit de speakers komt, verstomt de kritiek snel. Zoals altijd weigert Loudon Wainwright III om zich in een hokje te laten duwen. Haven’t Got The Blues (Yet) opent met moddervette rock ’n roll vol blazers, maar in de tracks die volgen blijkt Loudon Wainwright III opnieuw de muzikale kameleon die hij inmiddels al meer dan 40 jaar is. Haven’t Got The Blues (Yet) schiet in 14 tracks van rock ’n roll naar jazz, naar honky tonk, naar 30s nachtclubmuziek, naar polka, naar intieme folk, naar blues, naar country en naar pop, al moet gezegd worden dat de betrekkelijk ingetogen folksongs dit keer verreweg in de meerderheid zijn.
De muziek van Loudon Wainwright III schiet niet alleen in muzikaal opzicht alle kanten op, maar is ook in emotioneel opzicht een roller coaster. Loudon Wainwright brengt op Haven’t Got The Blues (Yet) een fraai en bijzonder emotioneel eerbetoon aan zijn overleden ex-vrouw Kate McGarrigle (de moeder van Martha en Rufus), maar kan ook de lolbroek uithangen, waardoor je je af en toe afvraagt of je Loudon nu serieus moet nemen of niet.
Haven’t Got The Blues (Yet) springt hierdoor zowel in muzikaal als in tekstueel opzicht heen en weer tussen lichtvoetig en humoristisch en serieus en zwaar op de hand. Persoonlijk kan ik de humoristische uitstapjes van Loudon Wainwright III best waarderen, maar ik hoor de man toch het liefst in ingetogen songs vol emotie en doorleving en als het even kan in combinatie met vrouwenstemmen; een rol die op Haven’t Got The Blues (Yet) wordt ingevuld door dochter Martha en de onvolprezen Aoife O’Donovan.
Zeker in de meer ingetogen songs weet Loudon Wainwright III weer diep te ontroeren met songs die nog altijd hoorbaar beïnvloedt zijn door een jonge Bob Dylan. Het zijn deze songs die het makkelijkst overtuigen, maar uiteindelijk valt ook de rest wel op zijn plaats. Een traan werkt immers het best in combinatie met een lach en ook daarvoor ben je bij Loudon Wainwright III nog steeds aan het juiste adres.
Met wat meer consistente platen zou Loudon het zichzelf waarschijnlijk een stuk makkelijker maken, maar het zou zijn platen ook een stuk minder charmant en bijzonder maken. Ook Haven’t Got The Blues (Yet) moeten we maar weer gewoon nemen zoals hij is. Daar is niets mis mee, want ook de 26e van de oude meester is weer een prima plaat. Erwin Zijleman
Op deze platen kiest Loudon Wainwright III over het algemeen niet voor de makkelijkste weg, waardoor de meeste van zijn platen niet de aandacht en waardering kregen die ze wel degelijk verdienden.
Dat gold twee jaar geleden ook voor het prachtige en indringende Older Than My Old Man Now, dat objectief beschouwd stukken beter was dan de platen van de jongere Wainwright telgen, maar aanzienlijk minder lof en aandacht wist te oogsten. Het zal zeer waarschijnlijk niet anders zijn voor de nieuwe plaat van Loudon Wainwright III; als ik goed heb geteld al weer zijn 26e studioplaat.
Haven’t Got The Blues (Yet) is gestoken in een hoes die de wenkbrauwen doet fronsen, maar wanneer de muziek uit de speakers komt, verstomt de kritiek snel. Zoals altijd weigert Loudon Wainwright III om zich in een hokje te laten duwen. Haven’t Got The Blues (Yet) opent met moddervette rock ’n roll vol blazers, maar in de tracks die volgen blijkt Loudon Wainwright III opnieuw de muzikale kameleon die hij inmiddels al meer dan 40 jaar is. Haven’t Got The Blues (Yet) schiet in 14 tracks van rock ’n roll naar jazz, naar honky tonk, naar 30s nachtclubmuziek, naar polka, naar intieme folk, naar blues, naar country en naar pop, al moet gezegd worden dat de betrekkelijk ingetogen folksongs dit keer verreweg in de meerderheid zijn.
De muziek van Loudon Wainwright III schiet niet alleen in muzikaal opzicht alle kanten op, maar is ook in emotioneel opzicht een roller coaster. Loudon Wainwright brengt op Haven’t Got The Blues (Yet) een fraai en bijzonder emotioneel eerbetoon aan zijn overleden ex-vrouw Kate McGarrigle (de moeder van Martha en Rufus), maar kan ook de lolbroek uithangen, waardoor je je af en toe afvraagt of je Loudon nu serieus moet nemen of niet.
Haven’t Got The Blues (Yet) springt hierdoor zowel in muzikaal als in tekstueel opzicht heen en weer tussen lichtvoetig en humoristisch en serieus en zwaar op de hand. Persoonlijk kan ik de humoristische uitstapjes van Loudon Wainwright III best waarderen, maar ik hoor de man toch het liefst in ingetogen songs vol emotie en doorleving en als het even kan in combinatie met vrouwenstemmen; een rol die op Haven’t Got The Blues (Yet) wordt ingevuld door dochter Martha en de onvolprezen Aoife O’Donovan.
Zeker in de meer ingetogen songs weet Loudon Wainwright III weer diep te ontroeren met songs die nog altijd hoorbaar beïnvloedt zijn door een jonge Bob Dylan. Het zijn deze songs die het makkelijkst overtuigen, maar uiteindelijk valt ook de rest wel op zijn plaats. Een traan werkt immers het best in combinatie met een lach en ook daarvoor ben je bij Loudon Wainwright III nog steeds aan het juiste adres.
Met wat meer consistente platen zou Loudon het zichzelf waarschijnlijk een stuk makkelijker maken, maar het zou zijn platen ook een stuk minder charmant en bijzonder maken. Ook Haven’t Got The Blues (Yet) moeten we maar weer gewoon nemen zoals hij is. Daar is niets mis mee, want ook de 26e van de oude meester is weer een prima plaat. Erwin Zijleman
29 augustus 2014
Songs Of Aran - Into The Waves
De afgelopen jaren zag ik de kolkende stroom promo cd’s op de deurmat langzaam maar zeker transformeren in een minstens even omvangrijke stroom digitale promo’s in de mailbox. Dat is aan de ene kant handig, want het huis begon wat vol te raken, maar aan de andere kant heeft het ook wel wat om een fysiek product in handen te hebben.
Ik was deze week dan ook zeer aangenaam verrast toen een heuse promo LP werd afgeleverd: Into The Waves van Songs Of Aran. Zeker vergeleken met een mapje met MP3 bestanden voegt zo’n mooie grote hoes en de geur van vinyl absoluut wat toe aan de luisterervaring.
Hetzelfde geldt overigens voor het geluid. Ik ben zeker geen audiofreak en kan over het algemeen prima uit de voeten met Spotify, maar op vinyl klinkt muziek toch een stuk beter. Voller en vooral ook warmer. Uiteindelijk gaat het op deze BLOG echter om de muziek en ook deze is op de nieuwe plaat van Songs Of Aran dik in orde.
Songs Of Aran is het alter ego van de Nederlandse singer-songwriter Aran Jeurissen, die in het verleden in de band Fold speelde, maar inmiddels drie soloplaten op zijn naam heeft staan.
Jeurissen kiest als Songs Of Aran voor mooie, grotendeels akoestische folksongs. Het zijn folksongs die het in eerste instantie moeten doen met een akoestische gitaar en de mooie, warme, stem van Aran Jeurissen als basis, maar vrijwel alle songs op de plaat worden vervolgens verder ingekleurd met andere instrumenten.
Dat is soms subtiel en soms wat uitbundiger, maar alle songs behouden hun intieme karakter. Heel af en toe doet het me wel wat denken aan de muziek van David Gray, al heeft Into The Waves uiteindelijk toch vooral een eigen kleur en geluid en hoor ik in de net wat minder toegankelijke songs ook wel wat van David Sylvian en in de meer rootsy songs iets van Ryan Adams. Allemaal geen namen om je voor te schamen.
Songs Of Aran moet met Into The Waves concurreren met een heel leger jonge singer-songwriters in binnen- en buitenland, maar wat mij betreft slaagt hij daar aardig in. Into The Waves staat, net als de platen van zijn concurrenten, vol met lekker in het gehoor liggende popliedjes, maar vergeleken met de meeste van deze concurrenten zit de muziek van Songs Of Aran knapper in elkaar. Dat hoor je in de fraaie instrumentatie waarin steeds weer net wat andere accenten worden gelegd, maar dat hoor je ook in de songs die allemaal anders klinken en stuk voor stuk verrassende wendingen bevatten. Ook in vocaal opzicht is Aran Jeurissen overigens zijn concurrenten de baas. Into The Waves maakt echt indruk met aangename vocalen vol gevoel.
De meest ingetogen songs op de plaat zullen worden omarmd door liefhebbers van folky singer-songwriters, maar de wat uitbundigere songs op de plaat zullen waarschijnlijk in veel bredere kring gehoor vinden. Songs Of Aran laat met Into The Waves niet alleen horen dat we er een groot talent van eigen bodem bij hebben, maar het is bovendien een talent met internationale allure. Haal Into The Waves daarom snel in huis; als het even kan op vinyl. Erwin Zijleman
Into The Waves van Songs Of Aran kan digitaal worden verkregen via bandcamp (http://songsofaran.bandcamp.com). De LP koop je via de klankfabriek (http://www.shop-deklankfabriek.nl/webshop/alle-producten/detail/349/songs-of-aran-br-into-the-waves.html).
Ik was deze week dan ook zeer aangenaam verrast toen een heuse promo LP werd afgeleverd: Into The Waves van Songs Of Aran. Zeker vergeleken met een mapje met MP3 bestanden voegt zo’n mooie grote hoes en de geur van vinyl absoluut wat toe aan de luisterervaring.
Hetzelfde geldt overigens voor het geluid. Ik ben zeker geen audiofreak en kan over het algemeen prima uit de voeten met Spotify, maar op vinyl klinkt muziek toch een stuk beter. Voller en vooral ook warmer. Uiteindelijk gaat het op deze BLOG echter om de muziek en ook deze is op de nieuwe plaat van Songs Of Aran dik in orde.
Songs Of Aran is het alter ego van de Nederlandse singer-songwriter Aran Jeurissen, die in het verleden in de band Fold speelde, maar inmiddels drie soloplaten op zijn naam heeft staan.
Jeurissen kiest als Songs Of Aran voor mooie, grotendeels akoestische folksongs. Het zijn folksongs die het in eerste instantie moeten doen met een akoestische gitaar en de mooie, warme, stem van Aran Jeurissen als basis, maar vrijwel alle songs op de plaat worden vervolgens verder ingekleurd met andere instrumenten.
Dat is soms subtiel en soms wat uitbundiger, maar alle songs behouden hun intieme karakter. Heel af en toe doet het me wel wat denken aan de muziek van David Gray, al heeft Into The Waves uiteindelijk toch vooral een eigen kleur en geluid en hoor ik in de net wat minder toegankelijke songs ook wel wat van David Sylvian en in de meer rootsy songs iets van Ryan Adams. Allemaal geen namen om je voor te schamen.
Songs Of Aran moet met Into The Waves concurreren met een heel leger jonge singer-songwriters in binnen- en buitenland, maar wat mij betreft slaagt hij daar aardig in. Into The Waves staat, net als de platen van zijn concurrenten, vol met lekker in het gehoor liggende popliedjes, maar vergeleken met de meeste van deze concurrenten zit de muziek van Songs Of Aran knapper in elkaar. Dat hoor je in de fraaie instrumentatie waarin steeds weer net wat andere accenten worden gelegd, maar dat hoor je ook in de songs die allemaal anders klinken en stuk voor stuk verrassende wendingen bevatten. Ook in vocaal opzicht is Aran Jeurissen overigens zijn concurrenten de baas. Into The Waves maakt echt indruk met aangename vocalen vol gevoel.
De meest ingetogen songs op de plaat zullen worden omarmd door liefhebbers van folky singer-songwriters, maar de wat uitbundigere songs op de plaat zullen waarschijnlijk in veel bredere kring gehoor vinden. Songs Of Aran laat met Into The Waves niet alleen horen dat we er een groot talent van eigen bodem bij hebben, maar het is bovendien een talent met internationale allure. Haal Into The Waves daarom snel in huis; als het even kan op vinyl. Erwin Zijleman
Into The Waves van Songs Of Aran kan digitaal worden verkregen via bandcamp (http://songsofaran.bandcamp.com). De LP koop je via de klankfabriek (http://www.shop-deklankfabriek.nl/webshop/alle-producten/detail/349/songs-of-aran-br-into-the-waves.html).
28 augustus 2014
Alvvays - Alvvays
Het is nog altijd een verleiding die ik nauwelijks kan weerstaan. Maak een plaat met gruizige gitaarpopliedjes met mooie vrouwenvocalen en een dun suikerlaagje en ik ga genadeloos voor de bijl.
Het uit het Canadese Toronto afkomstige Alvvays weet precies hoe het moet. Het titelloze debuut van de band bevat negen voor mij volstrekt onweerstaanbare popliedjes.
Het zijn popliedjes met mooie dromerige gitaarloopjes die om kunnen slaan in gruizige gitaarwolken, een wat onvaste maar ook bijzonder aangename vrouwenstem en honingzoete melodieën.
Toch is Alvvays anders dan de meeste van haar soortgenoten. De band uit Canada doet immers meer dan het reproduceren van het geluid uit de hoogtijdagen van de 90s shoegaze en dreampop, waardoor het debuut van de band zeker niet inwisselbaar is voor de, overigens ook door mij gekoesterde, platen van bands als Dum Dum Girls, Veronica Falls, Vivian Girls, Dott en noem ze maar op.
Alvvays haalt de mosterd niet alleen in de jaren 90, maar verrast in flink wat songs met invloeden uit de jaren 60 en vooral de jaren 80. Hiernaast doet het suikerlaagje op de muziek van de Canadezen me meer denken aan een band als Belle & Sebastian dan aan een band als Lush, die model heeft gestaan voor de muziek van de meeste andere hierboven genoemde bands.
Verder heeft de muziek van Alvvays iets Schots, of, meer precies, iets van de muziek die in de jaren 90 in Glasgow werd gemaakt. De leden van Alvvays schijnen grote fans van de Schotse band Teenage Fanclub te zijn, maar het debuut van de band heeft ook iets van Camera Obscura, Orange Juice, het al eerder genoemde Belle & Sebastian en wereldband The Delgados.
De eerste tracks op de plaat schuren misschien nog dicht tegen de shoegaze en dreampop aan, maar naarmate de plaat vordert wordt Alvvays steeds eigenzinniger en als je het mij vraagt ook steeds beter.
Het gitaarwerk wordt voller en veelzijdiger, de songstructuren ingewikkelder en zangeres Molly Rankin moet steeds beter haar best doen om de hoge noten te halen. Het levert dynamische songs op vol schoonheidsfoutjes maar ook vol magie. Natuurlijk zijn de songs met zoete melodieën heerlijk, maar wanneer Alvvays het de luisteraar net iets moeilijker maakt valt er nog veel meer te genieten.
Het debuut van Alvvays duurt maar net 30 minuten en bevat negen songs. Het zijn negen songs vol potentie. Het zijn songs die meerdere kanten op schieten en laten horen dat het met Alvvays alle kanten op kan. Dat is niet altijd een aanbeveling, maar in het geval van Alvvays zijn eigenlijk alle kanten goed.
Het schaart het debuut van de band wat mij betreft onder de memorabele debuten van 2014. Mijn enorme zwak voor dit soort muziek speelt hierbij vast een rol, al zouden muziekliefhebbers die dit soort muziek normaal gesproken links laten liggen ook wel eens verrast kunnen worden door deze prima plaat. Erwin Zijleman
Het uit het Canadese Toronto afkomstige Alvvays weet precies hoe het moet. Het titelloze debuut van de band bevat negen voor mij volstrekt onweerstaanbare popliedjes.
Het zijn popliedjes met mooie dromerige gitaarloopjes die om kunnen slaan in gruizige gitaarwolken, een wat onvaste maar ook bijzonder aangename vrouwenstem en honingzoete melodieën.
Toch is Alvvays anders dan de meeste van haar soortgenoten. De band uit Canada doet immers meer dan het reproduceren van het geluid uit de hoogtijdagen van de 90s shoegaze en dreampop, waardoor het debuut van de band zeker niet inwisselbaar is voor de, overigens ook door mij gekoesterde, platen van bands als Dum Dum Girls, Veronica Falls, Vivian Girls, Dott en noem ze maar op.
Alvvays haalt de mosterd niet alleen in de jaren 90, maar verrast in flink wat songs met invloeden uit de jaren 60 en vooral de jaren 80. Hiernaast doet het suikerlaagje op de muziek van de Canadezen me meer denken aan een band als Belle & Sebastian dan aan een band als Lush, die model heeft gestaan voor de muziek van de meeste andere hierboven genoemde bands.
Verder heeft de muziek van Alvvays iets Schots, of, meer precies, iets van de muziek die in de jaren 90 in Glasgow werd gemaakt. De leden van Alvvays schijnen grote fans van de Schotse band Teenage Fanclub te zijn, maar het debuut van de band heeft ook iets van Camera Obscura, Orange Juice, het al eerder genoemde Belle & Sebastian en wereldband The Delgados.
De eerste tracks op de plaat schuren misschien nog dicht tegen de shoegaze en dreampop aan, maar naarmate de plaat vordert wordt Alvvays steeds eigenzinniger en als je het mij vraagt ook steeds beter.
Het gitaarwerk wordt voller en veelzijdiger, de songstructuren ingewikkelder en zangeres Molly Rankin moet steeds beter haar best doen om de hoge noten te halen. Het levert dynamische songs op vol schoonheidsfoutjes maar ook vol magie. Natuurlijk zijn de songs met zoete melodieën heerlijk, maar wanneer Alvvays het de luisteraar net iets moeilijker maakt valt er nog veel meer te genieten.
Het debuut van Alvvays duurt maar net 30 minuten en bevat negen songs. Het zijn negen songs vol potentie. Het zijn songs die meerdere kanten op schieten en laten horen dat het met Alvvays alle kanten op kan. Dat is niet altijd een aanbeveling, maar in het geval van Alvvays zijn eigenlijk alle kanten goed.
Het schaart het debuut van de band wat mij betreft onder de memorabele debuten van 2014. Mijn enorme zwak voor dit soort muziek speelt hierbij vast een rol, al zouden muziekliefhebbers die dit soort muziek normaal gesproken links laten liggen ook wel eens verrast kunnen worden door deze prima plaat. Erwin Zijleman
27 augustus 2014
Benjamin Booker - Benjamin Booker
Het kan nog. Zomaar uit het niets een debuut afleveren waarvan de wereld versteld zal staan. Het is een debuut waarvan de veters spontaan uit je schoenen schieten, maar het is ook een debuut dat gehakt zal maken van flink wat gevestigde namen.
Het titelloze debuut van Benjamin Booker doet de laatste platen van Jack White en The Black Keys verbleken en het zijn zeker niet de laatste grootheden die deze jonge muzikant uit New Orleans aan zijn zegekar zal binden.
Het in een paar dagen op de band gesmeten debuut van Benjamin Booker brengt bluesy garagerock terug tot de essentie. Een paar rauwe akkoorden op de gitaar, een beukende ritmesectie en een schuurpapieren strot. Meer heeft Benjamin Booker in eerste instantie niet nodig om te imponeren. Het titelloze debuut van de Amerikaan opent met twee rauwe uptempo tracks van nog geen drie minuten en hierna speelt Benjamin Booker een gewonnen wedstrijd.
Met nog tien vergelijkbare tracks was ik meer dan tevreden geweest, maar na twee tracks bedenkt Benjamin Booker zich dat de lat nog best wat hoger kan. Na een uptempo track met een heerlijk zuigend orgeltje zorgt Benjamin Booker voor centimeters dik kippenvel met een lome track waarin hetzelfde orgeltje samen met een mooi gitaarloopje tegenwicht moet bieden aan vocalen die door de ziel snijden, waarna de gitaren aan het eind nog even los mogen gaan.
Het debuut van Benjamin Booker is dan pas vier tracks onderweg, maar de jonge muzikant uit New Orleans heeft al zoveel indruk gemaakt dat ik zijn debuut niet meer los laat. In de tracks die volgen ligt het tempo weer lekker hoog en verrast Benjamin Booker met de ene na de andere punky garagerock song, al stopt hij ook flink wat soul en blues in zijn muziek en is hij zelfs niet vies van een vleugje onvervalste glamrock. Het lijkt allemaal erg simpel, maar alles wat Benjamin Booker doet is raak. Snoeihard raak.
Het debuut van Benjamin Booker lijkt op het eerste gehoor een plaat die iedere vorm van productie moet ontberen, maar dat is toch niet het geval. Voor het debuut van Benjamin Booker nam de van Alabama Shakes bekende Andrija Tokic plaats achter de knoppen en deze heeft een knap staaltje werk afgeleverd. Tokic heeft immers de rauwe energie van het live-geluid van Benjamin Booker weten te vangen op de plaat en deze energie grijpt je naar de strot.
Zeker wanneer de tracks wat langer worden en het gitaarwerk een prominentere rol krijgt hoor je ook nog een vleugje Jimi Hendrix, maar vervolgens verrast Benjamin Booker net zo makkelijk met een uiterst sobere en fluisterzacht gezongen song, die uiteindelijk natuurlijk ook ontspoort.
Benjamin Booker speelde eerder dit jaar op het invloedrijke South by Southwest (SXSW) festival in Austin, Texas, en maakte daar een onuitwisbare indruk. Het wist een journalist zelfs te verleiden tot de uitspraak dat Benjamin Booker de redder van de rock ’n roll is en sindsdien is in de VS de hype compleet.
Redder van de rock ’n roll is misschien wat veel eer voor een jonge en debuterende muzikant, maar dat Benjamin Booker een geweldige plaat heeft gemaakt is zeker. Eindelijk weer eens een plaat waarvoor de volumeknop helemaal open mag. Als een bezetene de luchtgitaar bespelen is vervolgens nauwelijks te voorkomen. Droomdebuut. Erwin Zijleman
Het titelloze debuut van Benjamin Booker doet de laatste platen van Jack White en The Black Keys verbleken en het zijn zeker niet de laatste grootheden die deze jonge muzikant uit New Orleans aan zijn zegekar zal binden.
Het in een paar dagen op de band gesmeten debuut van Benjamin Booker brengt bluesy garagerock terug tot de essentie. Een paar rauwe akkoorden op de gitaar, een beukende ritmesectie en een schuurpapieren strot. Meer heeft Benjamin Booker in eerste instantie niet nodig om te imponeren. Het titelloze debuut van de Amerikaan opent met twee rauwe uptempo tracks van nog geen drie minuten en hierna speelt Benjamin Booker een gewonnen wedstrijd.
Met nog tien vergelijkbare tracks was ik meer dan tevreden geweest, maar na twee tracks bedenkt Benjamin Booker zich dat de lat nog best wat hoger kan. Na een uptempo track met een heerlijk zuigend orgeltje zorgt Benjamin Booker voor centimeters dik kippenvel met een lome track waarin hetzelfde orgeltje samen met een mooi gitaarloopje tegenwicht moet bieden aan vocalen die door de ziel snijden, waarna de gitaren aan het eind nog even los mogen gaan.
Het debuut van Benjamin Booker is dan pas vier tracks onderweg, maar de jonge muzikant uit New Orleans heeft al zoveel indruk gemaakt dat ik zijn debuut niet meer los laat. In de tracks die volgen ligt het tempo weer lekker hoog en verrast Benjamin Booker met de ene na de andere punky garagerock song, al stopt hij ook flink wat soul en blues in zijn muziek en is hij zelfs niet vies van een vleugje onvervalste glamrock. Het lijkt allemaal erg simpel, maar alles wat Benjamin Booker doet is raak. Snoeihard raak.
Het debuut van Benjamin Booker lijkt op het eerste gehoor een plaat die iedere vorm van productie moet ontberen, maar dat is toch niet het geval. Voor het debuut van Benjamin Booker nam de van Alabama Shakes bekende Andrija Tokic plaats achter de knoppen en deze heeft een knap staaltje werk afgeleverd. Tokic heeft immers de rauwe energie van het live-geluid van Benjamin Booker weten te vangen op de plaat en deze energie grijpt je naar de strot.
Zeker wanneer de tracks wat langer worden en het gitaarwerk een prominentere rol krijgt hoor je ook nog een vleugje Jimi Hendrix, maar vervolgens verrast Benjamin Booker net zo makkelijk met een uiterst sobere en fluisterzacht gezongen song, die uiteindelijk natuurlijk ook ontspoort.
Benjamin Booker speelde eerder dit jaar op het invloedrijke South by Southwest (SXSW) festival in Austin, Texas, en maakte daar een onuitwisbare indruk. Het wist een journalist zelfs te verleiden tot de uitspraak dat Benjamin Booker de redder van de rock ’n roll is en sindsdien is in de VS de hype compleet.
Redder van de rock ’n roll is misschien wat veel eer voor een jonge en debuterende muzikant, maar dat Benjamin Booker een geweldige plaat heeft gemaakt is zeker. Eindelijk weer eens een plaat waarvoor de volumeknop helemaal open mag. Als een bezetene de luchtgitaar bespelen is vervolgens nauwelijks te voorkomen. Droomdebuut. Erwin Zijleman
26 augustus 2014
The New Pornographers - Brill Bruisers
Het predicaat ‘supergroep’ werd in de jaren 60 en 70 uitsluitend gebruikt wanneer de groten der aarde de krachten bundelden, maar is de afgelopen decennia flink gedevalueerd.
Dat de Canadese band The New Pornographers direct bij de oprichting in 1996 het stempel ‘supergroep’ kreeg opgedrukt was wat mij betreft dan ook wat overdreven, maar zo langzamerhand beginnen The New Pornographers het stempel ook echt te verdienen.
A.C. Newman, Daniel Bejar (Destroyer) en Neko Case zijn inmiddels gelouterde muzikanten met een bloeiende carrière en ook de andere leden van de band hebben inmiddels hun sporen in de muziek ruimschoots verdiend. Desondanks is er zo af en toe is gelukkig nog steeds tijd voor de The New Pornographers.
De band maakte op haar vorige plaat, Together uit 2010, misschien net wat minder indruk dan in haar beginjaren, maar een nieuwe plaat van The New Pornographers blijft iets om naar uit te kijken.
Op Brill Bruisers hebben we ruim vier jaar moeten wachten. Dat is lang, maar direct wanneer de eerste noten van de plaat uit de speakers komen, weet je dat de wat langere pauze The New Pornographers goed heeft gedaan. Vanaf het moment dat deze eerste noten uit de speakers komen is het feest.
The New Pornographers pakken direct stevig uit met aanstekelijke refreinen, heerlijke koortjes, verslavende gitaren, frivole synths en stevig aangezette drums. De muziek van de band past nog steeds in het hokje powerpop, al is deze powerpop dit keer verrijkt met een 80s sausje, dat me persoonlijk wel bevalt.
Brill Bruisers maakt indruk met onweerstaanbare popsongs en een bijzonder solide muzikale basis, maar hier bovenop komen nog eens de vocalen. Deze zijn door het aan boord hebben van meerdere prima vocalisten uiteraard lekker veelzijdig, waarbij iedereen zijn of haar eigen persoonlijke favoriet zal hebben. Ik veer vooral op wanneer Neko Case achter de microfoon plaats neemt voor het van haar bekende vocale vuurwerk, maar ook wanneer Neko Case de vocalen aan anderen moet laten en genoegen moet nemen met een plekje op de achtergrond is het smullen.
Met name de eerste helft van de plaat klinken de songs van The New Pornographers groots en meeslepend, maar aan het einde van de plaat is er gelukkig ook nog wat ruimte voor wat meer ingetogen en avontuurlijkere momenten.
Iedere keer als Brill Bruisers uit de speakers komt krijgt mijn humeur een positieve boost en iedere keer ben ik verbaast als de plaat al weer is afgelopen, terwijl Brill Bruisers toch echt 13 tracks bevat en een speelduur heeft van ruim 40 minuten.
Valt er nog meer te zeggen over Brill Bruisers? Ja, naast de hoge kwaliteit van de songs (ook dit keer weer vooral van de hand van A.C. Newman; check ook zeker zijn drie geweldige soloplaten, met The Slow Wonder uit 2004 als vergeten meesterwerk), verdient ook de (door de bandleden zelf ter hand genomen) productie van de plaat een pluim. Geweldige band. Heerlijke plaat. Punt. Erwin Zijleman
Dat de Canadese band The New Pornographers direct bij de oprichting in 1996 het stempel ‘supergroep’ kreeg opgedrukt was wat mij betreft dan ook wat overdreven, maar zo langzamerhand beginnen The New Pornographers het stempel ook echt te verdienen.
A.C. Newman, Daniel Bejar (Destroyer) en Neko Case zijn inmiddels gelouterde muzikanten met een bloeiende carrière en ook de andere leden van de band hebben inmiddels hun sporen in de muziek ruimschoots verdiend. Desondanks is er zo af en toe is gelukkig nog steeds tijd voor de The New Pornographers.
De band maakte op haar vorige plaat, Together uit 2010, misschien net wat minder indruk dan in haar beginjaren, maar een nieuwe plaat van The New Pornographers blijft iets om naar uit te kijken.
Op Brill Bruisers hebben we ruim vier jaar moeten wachten. Dat is lang, maar direct wanneer de eerste noten van de plaat uit de speakers komen, weet je dat de wat langere pauze The New Pornographers goed heeft gedaan. Vanaf het moment dat deze eerste noten uit de speakers komen is het feest.
The New Pornographers pakken direct stevig uit met aanstekelijke refreinen, heerlijke koortjes, verslavende gitaren, frivole synths en stevig aangezette drums. De muziek van de band past nog steeds in het hokje powerpop, al is deze powerpop dit keer verrijkt met een 80s sausje, dat me persoonlijk wel bevalt.
Brill Bruisers maakt indruk met onweerstaanbare popsongs en een bijzonder solide muzikale basis, maar hier bovenop komen nog eens de vocalen. Deze zijn door het aan boord hebben van meerdere prima vocalisten uiteraard lekker veelzijdig, waarbij iedereen zijn of haar eigen persoonlijke favoriet zal hebben. Ik veer vooral op wanneer Neko Case achter de microfoon plaats neemt voor het van haar bekende vocale vuurwerk, maar ook wanneer Neko Case de vocalen aan anderen moet laten en genoegen moet nemen met een plekje op de achtergrond is het smullen.
Met name de eerste helft van de plaat klinken de songs van The New Pornographers groots en meeslepend, maar aan het einde van de plaat is er gelukkig ook nog wat ruimte voor wat meer ingetogen en avontuurlijkere momenten.
Iedere keer als Brill Bruisers uit de speakers komt krijgt mijn humeur een positieve boost en iedere keer ben ik verbaast als de plaat al weer is afgelopen, terwijl Brill Bruisers toch echt 13 tracks bevat en een speelduur heeft van ruim 40 minuten.
Valt er nog meer te zeggen over Brill Bruisers? Ja, naast de hoge kwaliteit van de songs (ook dit keer weer vooral van de hand van A.C. Newman; check ook zeker zijn drie geweldige soloplaten, met The Slow Wonder uit 2004 als vergeten meesterwerk), verdient ook de (door de bandleden zelf ter hand genomen) productie van de plaat een pluim. Geweldige band. Heerlijke plaat. Punt. Erwin Zijleman
25 augustus 2014
Marc Broussard - A Life Worth Living
De wat zoetsappige cover van Marc Broussard’s A Life Worth Living riep bij mij onmiddellijk associaties op met een moderne remake van The Sound Of Music, maar gelukkig verdwenen deze associaties als sneeuw voor de zon toen de muziek van de muzikant uit Lafayette, Louisiana, eenmaal uit de speakers kwam.
Marc Broussard timmert inmiddels al een jaar of twaalf aan de weg, maar tot dusver deden zijn platen me niet zoveel. Teveel clichés, te weinig doorleving en songs die net wat teveel voor de grote Amerikaanse radiostations leken gemaakt, waarmee Marc Broussard voor mij in dezelfde categorie viel als bijvoorbeeld Gavin DeGraw; aardig, maar slechts beperkt houdbaar.
Dat lijkt ook weer op te gaan voor A Life Worth Living wanneer, de tegenwoordig van een flinke rossige baard voorziene, Broussard in de (weliswaar buitengewoon lekker in het gehoor liggende) openingstrack met referenties naar klassieke songs uit het verleden een dikke hit in de dop te pakken lijkt te hebben.
Na de openingstrack van de plaat, waarvoor Broussard overigens terugkeerde naar zijn oude, kleiner, platenmaatschappij, gaat het roer echter om en pakt Marc Broussard flink uit met rauwe blues. Opeens valt alles op zijn plaats. Broussard klinkt opeens geïnspireerd en doorleefd, maakt indruk met zijn rauwe soulstem en levert nu ook een song af die je niet alleen vermaakt maar ook raakt.
Hoewel Marc Broussard de rauwe blues in de derde track weer verwisselt voor een meer toegankelijke folky rocksong, slaagt hij er in om het hoge niveau vast te houden. Dat doet hij ook in de tracks die volgen en waarin Marc Broussard nog een paar keer andere wegen in slaat.
Het maakt van A Life Worth Living een bijzonder veelzijdige plaat. Persoonlijk hou ik wel van een lekker consistent geluid, maar als je rauwe blues en soul kunt vertolken als Marc Broussard en ook nog eens uit de voeten kunt in prachtig ingetogen folksongs zoals de Amerikaan dit kan, moet je dit niet laten.
Het zijn vooral deze ingetogen songs, die overigens verreweg in de meerderheid zijn op A Life Worth Living, die uiteindelijk de meeste indruk op me maken. Marc Broussard put in deze songs uit de rijke muzikale erfenis van het Zuiden van de Verenigde Staten, die de jonge Broussard grotendeels door vader en muzikant Ted Broussard met de paplepel kreeg ingegoten.
De songs van Marc Broussard liggen nog steeds lekker in het gehoor, maar zijn nu voorzien van de diepgang en emotie die in het verleden nog wel eens ontbrak. De instrumentatie is keer op keer stemmig en verzorgd, of rauw wanneer dat moet, maar het is de stem van Marc Broussard die de meeste indruk maakt. Broussard kan prachtig ingetogen zingen, maar kan ook een heerlijke soulstrot open trekken, wat zijn songs voorziet van flink wat dynamiek.
Met een stem als die van Marc Broussard is de verleiding waarschijnlijk groot om continu voluit te gaan, maar Marc Broussard laat op A Life Worth Living goed horen hoe groot de kracht van doseren is.
Ik begon, zeker naar het zien van de zoetsappige cover, met de nodige scepsis aan de beluistering van de nieuwe plaat van Marc Broussard, maar inmiddels ben ik helemaal om. Met A Life Worth Living treedt Broussard wat mij betreft toe tot de grotere singer-songwriters is het genre en is hij, pas 32 jaren jong, nu echt een grote belofte voor de toekomst. Erwin Zijleman
Marc Broussard timmert inmiddels al een jaar of twaalf aan de weg, maar tot dusver deden zijn platen me niet zoveel. Teveel clichés, te weinig doorleving en songs die net wat teveel voor de grote Amerikaanse radiostations leken gemaakt, waarmee Marc Broussard voor mij in dezelfde categorie viel als bijvoorbeeld Gavin DeGraw; aardig, maar slechts beperkt houdbaar.
Dat lijkt ook weer op te gaan voor A Life Worth Living wanneer, de tegenwoordig van een flinke rossige baard voorziene, Broussard in de (weliswaar buitengewoon lekker in het gehoor liggende) openingstrack met referenties naar klassieke songs uit het verleden een dikke hit in de dop te pakken lijkt te hebben.
Na de openingstrack van de plaat, waarvoor Broussard overigens terugkeerde naar zijn oude, kleiner, platenmaatschappij, gaat het roer echter om en pakt Marc Broussard flink uit met rauwe blues. Opeens valt alles op zijn plaats. Broussard klinkt opeens geïnspireerd en doorleefd, maakt indruk met zijn rauwe soulstem en levert nu ook een song af die je niet alleen vermaakt maar ook raakt.
Hoewel Marc Broussard de rauwe blues in de derde track weer verwisselt voor een meer toegankelijke folky rocksong, slaagt hij er in om het hoge niveau vast te houden. Dat doet hij ook in de tracks die volgen en waarin Marc Broussard nog een paar keer andere wegen in slaat.
Het maakt van A Life Worth Living een bijzonder veelzijdige plaat. Persoonlijk hou ik wel van een lekker consistent geluid, maar als je rauwe blues en soul kunt vertolken als Marc Broussard en ook nog eens uit de voeten kunt in prachtig ingetogen folksongs zoals de Amerikaan dit kan, moet je dit niet laten.
Het zijn vooral deze ingetogen songs, die overigens verreweg in de meerderheid zijn op A Life Worth Living, die uiteindelijk de meeste indruk op me maken. Marc Broussard put in deze songs uit de rijke muzikale erfenis van het Zuiden van de Verenigde Staten, die de jonge Broussard grotendeels door vader en muzikant Ted Broussard met de paplepel kreeg ingegoten.
De songs van Marc Broussard liggen nog steeds lekker in het gehoor, maar zijn nu voorzien van de diepgang en emotie die in het verleden nog wel eens ontbrak. De instrumentatie is keer op keer stemmig en verzorgd, of rauw wanneer dat moet, maar het is de stem van Marc Broussard die de meeste indruk maakt. Broussard kan prachtig ingetogen zingen, maar kan ook een heerlijke soulstrot open trekken, wat zijn songs voorziet van flink wat dynamiek.
Met een stem als die van Marc Broussard is de verleiding waarschijnlijk groot om continu voluit te gaan, maar Marc Broussard laat op A Life Worth Living goed horen hoe groot de kracht van doseren is.
Ik begon, zeker naar het zien van de zoetsappige cover, met de nodige scepsis aan de beluistering van de nieuwe plaat van Marc Broussard, maar inmiddels ben ik helemaal om. Met A Life Worth Living treedt Broussard wat mij betreft toe tot de grotere singer-songwriters is het genre en is hij, pas 32 jaren jong, nu echt een grote belofte voor de toekomst. Erwin Zijleman
24 augustus 2014
Ruthie Foster - Promise Of A Brand New Day
Gaat de Amerikaanse singer-songwriter Ruthie Foster ooit nog eens de waardering krijgen die ze inmiddels al een jaar of 15 verdient? Ik had er inmiddels een hard hoofd in, maar zelf gelooft de muzikante uit Texas er nog wel in.
Haar nieuwe plaat heeft de optimistische titel Promise Of A Brand New Day meegekregen en na beluistering van de plaat kan ik dit optimisme alleen maar delen.
Ruthie Foster zag de afgelopen jaren menig meesterwerk (Runaway Soul uit 2002, The Phenomenal Ruthie Foster uit 2007, The Truth According To Ruthie Foster uit 2009 en Let It Burn uit 2012 kan ik iedereen aanbevelen) in de anonimiteit verdwijnen, maar is wederom vol goede moed de studio in gedoken.
Het moet ongetwijfeld een steuntje in de rug zijn geweest dat niemand minder dan Meshell Ndegeocello de plaat wilde produceren en ook nog eens een aantal ervaren muzikanten mee nam naar de studio.
Meshell Ndegeocello maakt zelf nogal eigenzinnige muziek, maar ze heeft Ruthie Foster (gelukkig) niet verleid tot muzikale uitstapjes heel ver buiten de gebaande paden. De muziek van Ruthie Foster ademende in het verleden vooral vintage soul met een vleugje folk, blues en gospel en doet dat nog steeds. Toch klinkt Promise Of A Brand New Day net wat anders dan de vorige platen van Ruthie Foster.
Meshell Ndegeocello drukt misschien niet heel nadrukkelijk haar stempel op de nieuwe plaat van Ruthie Foster, maar heeft er wel voor gezorgd dat Promise Of A Brand New Day klinkt als een fantastische soulplaat. De muzikanten die Ruthie Foster deze keer omringen zorgen voor een authentiek klinkend soulgeluid, waarin ruimte is voor soleren, wat fraai gitaar-, orgel- en pianowerk oplevert. Het is, bijvoorbeeld door het ontbreken van blazers, een redelijk ingetogen geluid, waardoor er volop ruimte is voor vocaal vuurwerk.
Iedereen die de vorige platen van Ruthie Foster kent, weet dat je voor vocaal vuurwerk bij Ruthie Foster aan het juiste adres bent. De Texaanse singer-songwriter beschikt over een imposant stemgeluid dat herinneringen oproept aan grootheden als Aretha Franklin en Etta James. Het is een stemgeluid dat flink uit kan halen, maar ook kan doseren; een vaardigheid die de meeste jonge soulzangeressen van het moment helaas vreemd is.
Promise Of A Brand New Day ademt de sfeer van oude soulplaten, maar houdt zich ook in het neo-soul geweld van het moment moeiteloos staande en bevat hiernaast nog eens flink wat invloeden uit de gospelmuziek.
Er zijn nogal wat jonge soulzangeressen actief op het moment, maar geen van deze zangeressen komt ook maar in de buurt van Ruthie Foster. Foster heeft zoals gezegd al meerdere meesterwerken op haar naam staan, maar Promise Of A Brand New Day is nog een stuk beter. Worden er dit jaar betere soulplaten gemaakt dan Promise Of A Brand New Day van Ruthie Foster? Ik denk het eerlijk gezegd niet. Erwin Zijleman
Haar nieuwe plaat heeft de optimistische titel Promise Of A Brand New Day meegekregen en na beluistering van de plaat kan ik dit optimisme alleen maar delen.
Ruthie Foster zag de afgelopen jaren menig meesterwerk (Runaway Soul uit 2002, The Phenomenal Ruthie Foster uit 2007, The Truth According To Ruthie Foster uit 2009 en Let It Burn uit 2012 kan ik iedereen aanbevelen) in de anonimiteit verdwijnen, maar is wederom vol goede moed de studio in gedoken.
Het moet ongetwijfeld een steuntje in de rug zijn geweest dat niemand minder dan Meshell Ndegeocello de plaat wilde produceren en ook nog eens een aantal ervaren muzikanten mee nam naar de studio.
Meshell Ndegeocello maakt zelf nogal eigenzinnige muziek, maar ze heeft Ruthie Foster (gelukkig) niet verleid tot muzikale uitstapjes heel ver buiten de gebaande paden. De muziek van Ruthie Foster ademende in het verleden vooral vintage soul met een vleugje folk, blues en gospel en doet dat nog steeds. Toch klinkt Promise Of A Brand New Day net wat anders dan de vorige platen van Ruthie Foster.
Meshell Ndegeocello drukt misschien niet heel nadrukkelijk haar stempel op de nieuwe plaat van Ruthie Foster, maar heeft er wel voor gezorgd dat Promise Of A Brand New Day klinkt als een fantastische soulplaat. De muzikanten die Ruthie Foster deze keer omringen zorgen voor een authentiek klinkend soulgeluid, waarin ruimte is voor soleren, wat fraai gitaar-, orgel- en pianowerk oplevert. Het is, bijvoorbeeld door het ontbreken van blazers, een redelijk ingetogen geluid, waardoor er volop ruimte is voor vocaal vuurwerk.
Iedereen die de vorige platen van Ruthie Foster kent, weet dat je voor vocaal vuurwerk bij Ruthie Foster aan het juiste adres bent. De Texaanse singer-songwriter beschikt over een imposant stemgeluid dat herinneringen oproept aan grootheden als Aretha Franklin en Etta James. Het is een stemgeluid dat flink uit kan halen, maar ook kan doseren; een vaardigheid die de meeste jonge soulzangeressen van het moment helaas vreemd is.
Promise Of A Brand New Day ademt de sfeer van oude soulplaten, maar houdt zich ook in het neo-soul geweld van het moment moeiteloos staande en bevat hiernaast nog eens flink wat invloeden uit de gospelmuziek.
Er zijn nogal wat jonge soulzangeressen actief op het moment, maar geen van deze zangeressen komt ook maar in de buurt van Ruthie Foster. Foster heeft zoals gezegd al meerdere meesterwerken op haar naam staan, maar Promise Of A Brand New Day is nog een stuk beter. Worden er dit jaar betere soulplaten gemaakt dan Promise Of A Brand New Day van Ruthie Foster? Ik denk het eerlijk gezegd niet. Erwin Zijleman
23 augustus 2014
Riley Walker - All Kinds Of You
Het Nederlandse muziektijdschrift Heaven heeft misschien niet de allure en diepgang van Britse concurrenten als Mojo en Uncut, maar het zet me wel met enige regelmaat op het spoor van prachtplaten die elders (inclusief Mojo en Uncut) geen enkele aandacht krijgen.
In de meest recente editie van het tijdschrift wordt het debuut van de volslagen onbekende Amerikaanse singer-songwriter Ryley Walker bejubeld en dit blijkt een voltreffer.
Ryley Walker is pas 24, maar grijpt met zijn bijzondere muziek nadrukkelijk terug op de psychedelische folkmuziek uit de jaren 60 en 70. Daarin staat hij niet alleen, maar de invulling die Ryley Walker er aan geeft is uniek.
In de muziek van Ryley Walker vallen een aantal dingen op. Allereerst is er zijn complexe akoestische gitaarspel, dat meer dan eens doet denken aan dat van John Fahey en Bert Jansch. Dit bijzondere gitaarspel wordt gecombineerd met vocalen die herinneringen oproepen aan groten als Tim Buckley en Tim Hardin.
Het zou op zich genoeg kunnen of zelfs moeten zijn voor een mooi folky geluid, maar All Kinds Of You van Ryley Walker laat nog veel meer horen. De jonge singer-songwriter uit Chicago laat zich immers bijstaan door een band waarin vooral de violist en de pianist nadrukkelijk de aandacht opeisen.
Het combineert fraai met het akoestische gitaarspel en de mooie stem van Ryley Walker, maar het levert ook een heel bijzonder geluid op. Zeker wanneer piano en viool eindeloos mogen experimenteren doet het geluid van Ryley Walker op All Kinds Of You zwaar psychedelisch aan, maar Ryley Walker slaat ook continu bruggen richting de Britse en Amerikaanse folk uit vervlogen tijden.
Het debuut van Ryley Walker klinkt eigenlijk geen moment als een plaat uit 2014. Als iemand me zou vertellen dat het een vergeten meesterwerk uit de jaren 60 of 70 betreft zou ik het waarschijnlijk eerder hebben geloofd, maar All Kinds Of You stamt echt uit het heden.
Omdat de plaat zover is verwijderd van de hedendaagse folk, is het debuut van Ryley Walker zeker geen makkelijke plaat. Zeker in het begin moest ik erg wennen aan het gitaarspel, aan de vocalen en vooral aan het bijzondere bandgeluid vol viooluithalen, maar wanneer de puzzelstukjes langzaam maar zeker op hun plaats vallen blijkt All Kinds Of You een intrigerende maar ook wonderschone plaat.
Het is een plaat die geen moment lijkt op de leeftijd- en soortgenoten van Ryley Walker, waarmee de jonge singer-songwriter uit Chicago zich met speels gemak weet te onderscheiden en wat mij betreft aandacht en lof afdwingt
Iedere keer als ik naar het debuut van Ryley Walker luister hoor ik weer nieuwe dingen en iedere keer word ik nog wat dieper meegesleept in het unieke en bijzonder mysterieuze muzikale universum van Ryley Walker, dat zo langzamerhand een bezwerende werking heeft gekregen.
All Kinds Of You van Ryley Walker is een plaat die waarschijnlijk makkelijk vergeten wordt, maar echt niet vergeten mag worden. Dankzij Heaven heb ik hem in ieder geval te pakken en daar ben ik echt heel erg blij mee. Erwin Zijleman
In de meest recente editie van het tijdschrift wordt het debuut van de volslagen onbekende Amerikaanse singer-songwriter Ryley Walker bejubeld en dit blijkt een voltreffer.
Ryley Walker is pas 24, maar grijpt met zijn bijzondere muziek nadrukkelijk terug op de psychedelische folkmuziek uit de jaren 60 en 70. Daarin staat hij niet alleen, maar de invulling die Ryley Walker er aan geeft is uniek.
In de muziek van Ryley Walker vallen een aantal dingen op. Allereerst is er zijn complexe akoestische gitaarspel, dat meer dan eens doet denken aan dat van John Fahey en Bert Jansch. Dit bijzondere gitaarspel wordt gecombineerd met vocalen die herinneringen oproepen aan groten als Tim Buckley en Tim Hardin.
Het zou op zich genoeg kunnen of zelfs moeten zijn voor een mooi folky geluid, maar All Kinds Of You van Ryley Walker laat nog veel meer horen. De jonge singer-songwriter uit Chicago laat zich immers bijstaan door een band waarin vooral de violist en de pianist nadrukkelijk de aandacht opeisen.
Het combineert fraai met het akoestische gitaarspel en de mooie stem van Ryley Walker, maar het levert ook een heel bijzonder geluid op. Zeker wanneer piano en viool eindeloos mogen experimenteren doet het geluid van Ryley Walker op All Kinds Of You zwaar psychedelisch aan, maar Ryley Walker slaat ook continu bruggen richting de Britse en Amerikaanse folk uit vervlogen tijden.
Het debuut van Ryley Walker klinkt eigenlijk geen moment als een plaat uit 2014. Als iemand me zou vertellen dat het een vergeten meesterwerk uit de jaren 60 of 70 betreft zou ik het waarschijnlijk eerder hebben geloofd, maar All Kinds Of You stamt echt uit het heden.
Omdat de plaat zover is verwijderd van de hedendaagse folk, is het debuut van Ryley Walker zeker geen makkelijke plaat. Zeker in het begin moest ik erg wennen aan het gitaarspel, aan de vocalen en vooral aan het bijzondere bandgeluid vol viooluithalen, maar wanneer de puzzelstukjes langzaam maar zeker op hun plaats vallen blijkt All Kinds Of You een intrigerende maar ook wonderschone plaat.
Het is een plaat die geen moment lijkt op de leeftijd- en soortgenoten van Ryley Walker, waarmee de jonge singer-songwriter uit Chicago zich met speels gemak weet te onderscheiden en wat mij betreft aandacht en lof afdwingt
Iedere keer als ik naar het debuut van Ryley Walker luister hoor ik weer nieuwe dingen en iedere keer word ik nog wat dieper meegesleept in het unieke en bijzonder mysterieuze muzikale universum van Ryley Walker, dat zo langzamerhand een bezwerende werking heeft gekregen.
All Kinds Of You van Ryley Walker is een plaat die waarschijnlijk makkelijk vergeten wordt, maar echt niet vergeten mag worden. Dankzij Heaven heb ik hem in ieder geval te pakken en daar ben ik echt heel erg blij mee. Erwin Zijleman
22 augustus 2014
Spoon - They Want My Soul
Wat is het een fantastisch oeuvre dat de uit Austin, Texas, afkomstige band Spoon inmiddels op haar naam heeft staan. Het is een oeuvre dat de meeste andere rockbands waarschijnlijk al lang in de grote arena’s en stadions had gebracht, maar Spoon is nog altijd een relatief kleine band, zeker in Nederland.
De band is misschien niet meer zo productief als in haar beginjaren en viel een jaar of vier geleden toch wat tegen met haar vorige plaat Transference, maar met haar nieuwe plaat They Want My Soul laat Spoon horen dat het het maken van onweerstaanbare maar tegelijkertijd inventieve rockmuziek nog altijd niet verleerd is.
Het is rockmuziek die het beste van een aantal decennia rockmuziek lijkt te combineren, maar tegelijkertijd fris en eigenzinnig klinkt. They Want My Soul klinkt hierdoor enerzijds als een omgevallen platenkast, maar hiernaast minstens net zoveel als Spoon. De omgevallen platenkast hoor je direct in de openingstrack. Spoon opent als The Rolling Stones in hun beste jaren, schakelt vervolgens over naar Red Hot Chili Peppers en komt uiteindelijk via 10CC in topvorm toch weer bij Spoon uit.
Deze veelkleurigheid hoor je eigenlijk in alle tracks op de plaat. Spoon houdt van monumentale gitaarriffs, maar kleurt haar muziek net zo makkelijk in met dromerige elektronische soundscapes. Spoon houdt van aanstekelijke melodieën, maar is ook niet vies van naar Krautrock neigende experimenten. They Want My Soul is hierdoor een plaat die direct aanmoedigt tot meedeinen op de aangename en aanstekelijke klanken, maar het is ook een plaat die aanvoelt als een ontdekkingsreis langs steeds weer nieuwe maar altijd adembenemende bestemmingen vol verrassende wendingen.
Op haar vorige plaat klonk Spoon zoals gezegd net wat minder geïnspireerd, maar They Want My Soul is er weer een die zich kan meten met de Spoon klassiekers uit het verleden. They Want My Soul is hoorbaar gemaakt met veel plezier, waardoor de chemie tussen de bandleden weer helemaal terug is en de songs stuk voor stuk naar een hoger plan worden getild.
They Want My Soul is een plaat die zoals gezegd associaties oproept met een omgevallen platenkast, maar op hetzelfde moment ken ik eigenlijk geen enkele andere band als Spoon. De muziek van Spoon is een veelkleurige lappendeken, maar het is ook muziek die ondanks zijn grote diversiteit klinkt als een eenheid. Hierbij speelt de fantastische productie van Joe Chiccarelli (My Morning Jacket) en Dave Fridmann (The Flaming Lips) ongetwijfeld een belangrijke rol, want wat klinkt de nieuwe plaat van Spoon strak en urgent. Het is een bij vlagen volle productie, maar iedere noot lijkt functioneel.
In muzikaal opzicht klinkt het allemaal fantastisch, maar het meest ben ik toch weer onder de indruk van de vocalen van Britt Daniel die dit keer het beste van Anthony Kiedis, John Lennon en Kurt Cobain lijkt te verenigen.
They Want My Soul is al met al een mooie en waardevolle aanvulling op het al zo indrukwekkende oeuvre van Spoon. Iedereen die dit oeuvre kent weet inmiddels dat They Want My Soul in de categorie ‘verplichte aanschaf’ valt. Erwin Zijleman
De band is misschien niet meer zo productief als in haar beginjaren en viel een jaar of vier geleden toch wat tegen met haar vorige plaat Transference, maar met haar nieuwe plaat They Want My Soul laat Spoon horen dat het het maken van onweerstaanbare maar tegelijkertijd inventieve rockmuziek nog altijd niet verleerd is.
Het is rockmuziek die het beste van een aantal decennia rockmuziek lijkt te combineren, maar tegelijkertijd fris en eigenzinnig klinkt. They Want My Soul klinkt hierdoor enerzijds als een omgevallen platenkast, maar hiernaast minstens net zoveel als Spoon. De omgevallen platenkast hoor je direct in de openingstrack. Spoon opent als The Rolling Stones in hun beste jaren, schakelt vervolgens over naar Red Hot Chili Peppers en komt uiteindelijk via 10CC in topvorm toch weer bij Spoon uit.
Deze veelkleurigheid hoor je eigenlijk in alle tracks op de plaat. Spoon houdt van monumentale gitaarriffs, maar kleurt haar muziek net zo makkelijk in met dromerige elektronische soundscapes. Spoon houdt van aanstekelijke melodieën, maar is ook niet vies van naar Krautrock neigende experimenten. They Want My Soul is hierdoor een plaat die direct aanmoedigt tot meedeinen op de aangename en aanstekelijke klanken, maar het is ook een plaat die aanvoelt als een ontdekkingsreis langs steeds weer nieuwe maar altijd adembenemende bestemmingen vol verrassende wendingen.
Op haar vorige plaat klonk Spoon zoals gezegd net wat minder geïnspireerd, maar They Want My Soul is er weer een die zich kan meten met de Spoon klassiekers uit het verleden. They Want My Soul is hoorbaar gemaakt met veel plezier, waardoor de chemie tussen de bandleden weer helemaal terug is en de songs stuk voor stuk naar een hoger plan worden getild.
They Want My Soul is een plaat die zoals gezegd associaties oproept met een omgevallen platenkast, maar op hetzelfde moment ken ik eigenlijk geen enkele andere band als Spoon. De muziek van Spoon is een veelkleurige lappendeken, maar het is ook muziek die ondanks zijn grote diversiteit klinkt als een eenheid. Hierbij speelt de fantastische productie van Joe Chiccarelli (My Morning Jacket) en Dave Fridmann (The Flaming Lips) ongetwijfeld een belangrijke rol, want wat klinkt de nieuwe plaat van Spoon strak en urgent. Het is een bij vlagen volle productie, maar iedere noot lijkt functioneel.
In muzikaal opzicht klinkt het allemaal fantastisch, maar het meest ben ik toch weer onder de indruk van de vocalen van Britt Daniel die dit keer het beste van Anthony Kiedis, John Lennon en Kurt Cobain lijkt te verenigen.
They Want My Soul is al met al een mooie en waardevolle aanvulling op het al zo indrukwekkende oeuvre van Spoon. Iedereen die dit oeuvre kent weet inmiddels dat They Want My Soul in de categorie ‘verplichte aanschaf’ valt. Erwin Zijleman
21 augustus 2014
The Proper Ornaments - Wooden Head
De vanuit Londen opererende band The Proper Ornaments werd zo’n 9 jaar geleden geformeerd door Veronica Falls gitarist James Hoare en de Argentijnse muzikant Max Clapps.
Het leverde tot dusver niet veel meer op dan een paar singles en EP’s, maar inmiddels ligt dan eindelijk het volwaardige debuut van The Proper Ornaments in de winkel. Het is een debuut dat mijn stoutste verwachtingen heeft overtroffen.
James Hoare en Max Clapps formeerden The Proper Ornaments ooit vanwege hun gedeelde liefde voor 60s psychedelica en West Coast pop, waardoor het niemand zal verbazen dat invloeden uit deze genres een voorname rol spelen op Wooden Head.
Het debuut van The Proper Ornaments verleidt geraffineerd en meedogenloos met dromerige melodieën en zo uit de jaren 60 weggelopen gitaarlijnen en harmonieën, maar laat je niet op het verkeerde been zetten door de verleidelijke klanken van Wooden Head. The Proper Ornaments staan weliswaar met één been in de jaren 60, maar hebben het andere been in de jaren 90 gezet; het decennium waarin de shoegaze aan haar eerste opmars begon.
Het levert bijzondere muziek op die je uiteindelijk steeds heen en weer slingert tussen twee verschillende decennia. Wanneer het tempo wat lager ligt en de gitaarsnaren wat rustiger worden beroerd, tovert Wooden Head beelden van Californische stranden en vloeistofdia’s op het netvlies, om deze te verruilen voor donkere en duistere clubs wanneer het tempo wat wordt opgevoerd en het gitaarwerk wat gruiziger wordt.
The Proper Ornaments schakelen zo continu tussen The Byrds en Love aan de ene kant en The Jesus & Mary Chain en My Bloody Valentine aan de andere kant. Hier blijf het niet bij, want ook invloeden uit de neo-psychedelica zijn bij The Proper Ornaments in goede handen, waardoor de band ook nog eens kan klinken als alles tussen The Shins en Temples.
Omdat The Proper Ornaments alle invloeden op bijzonder knappe wijze met elkaar weet te vermengen, is Wooden Head uiteindelijk niet zomaar in een hokje te duwen en is de houdbaarheid van het meeste vergelijkingsmateriaal uiteindelijk beperkt.
James Hoare en Max Clapps hebben overigens nog een gedeelde passie en ook deze komt terug op het debuut van The Proper Ornaments. Zeker wanneer de plaat wat rammelt of net niet verwachte wegen in slaat, zijn invloeden van The Velvet Underground hoorbaar, wat de muziek op Wooden Head nog verder verrijkt.
Zeker wanneer de zomer het even af laat weten komt de muziek van The Proper Ornaments als geroepen, maar Wooden Head levert uiteindelijk veel meer dan zonnestralen en een goed gevoel.
Er zijn heel veel bands die invloeden uit het verleden verwerken in hun muziek, waarbij 60s psychedelica en shoegaze momenteel favoriet zijn. Er zijn echter niet zoveel bands die beide invloeden met elkaar combineren en transformeren tot een nieuw geluid. The Proper Ornaments doet dit op haar debuut wel en doet het bovendien op knappe wijze. Een van de debuten van 2014 om te koesteren wat mij betreft. Erwin Zijleman
Het leverde tot dusver niet veel meer op dan een paar singles en EP’s, maar inmiddels ligt dan eindelijk het volwaardige debuut van The Proper Ornaments in de winkel. Het is een debuut dat mijn stoutste verwachtingen heeft overtroffen.
James Hoare en Max Clapps formeerden The Proper Ornaments ooit vanwege hun gedeelde liefde voor 60s psychedelica en West Coast pop, waardoor het niemand zal verbazen dat invloeden uit deze genres een voorname rol spelen op Wooden Head.
Het debuut van The Proper Ornaments verleidt geraffineerd en meedogenloos met dromerige melodieën en zo uit de jaren 60 weggelopen gitaarlijnen en harmonieën, maar laat je niet op het verkeerde been zetten door de verleidelijke klanken van Wooden Head. The Proper Ornaments staan weliswaar met één been in de jaren 60, maar hebben het andere been in de jaren 90 gezet; het decennium waarin de shoegaze aan haar eerste opmars begon.
Het levert bijzondere muziek op die je uiteindelijk steeds heen en weer slingert tussen twee verschillende decennia. Wanneer het tempo wat lager ligt en de gitaarsnaren wat rustiger worden beroerd, tovert Wooden Head beelden van Californische stranden en vloeistofdia’s op het netvlies, om deze te verruilen voor donkere en duistere clubs wanneer het tempo wat wordt opgevoerd en het gitaarwerk wat gruiziger wordt.
The Proper Ornaments schakelen zo continu tussen The Byrds en Love aan de ene kant en The Jesus & Mary Chain en My Bloody Valentine aan de andere kant. Hier blijf het niet bij, want ook invloeden uit de neo-psychedelica zijn bij The Proper Ornaments in goede handen, waardoor de band ook nog eens kan klinken als alles tussen The Shins en Temples.
Omdat The Proper Ornaments alle invloeden op bijzonder knappe wijze met elkaar weet te vermengen, is Wooden Head uiteindelijk niet zomaar in een hokje te duwen en is de houdbaarheid van het meeste vergelijkingsmateriaal uiteindelijk beperkt.
James Hoare en Max Clapps hebben overigens nog een gedeelde passie en ook deze komt terug op het debuut van The Proper Ornaments. Zeker wanneer de plaat wat rammelt of net niet verwachte wegen in slaat, zijn invloeden van The Velvet Underground hoorbaar, wat de muziek op Wooden Head nog verder verrijkt.
Zeker wanneer de zomer het even af laat weten komt de muziek van The Proper Ornaments als geroepen, maar Wooden Head levert uiteindelijk veel meer dan zonnestralen en een goed gevoel.
Er zijn heel veel bands die invloeden uit het verleden verwerken in hun muziek, waarbij 60s psychedelica en shoegaze momenteel favoriet zijn. Er zijn echter niet zoveel bands die beide invloeden met elkaar combineren en transformeren tot een nieuw geluid. The Proper Ornaments doet dit op haar debuut wel en doet het bovendien op knappe wijze. Een van de debuten van 2014 om te koesteren wat mij betreft. Erwin Zijleman
20 augustus 2014
Mirel Wagner - When The Cellar Children See The Light Of Day
Mirel Wagner werd geboren in Ethiopië, maar groeide op in Finland. Twee jaar geleden bracht ze haar debuut uit, wat lovende recensies en een platencontract bij het roemruchte Sub Pop label opleverde.
Haar tweede plaat, When The Cellar Children See The Light Of Day, zal hierdoor wat meer aandacht krijgen dan het debuut en dit is volkomen terecht. When The Cellar Children See The Light Of Day is immers een bijzonder imponerende plaat, die met minimale middelen een maximaal effect weet te sorteren.
Op basis van de Afrikaanse afkomst van Mirel Wagner en het feit dat ze op haar tweede plaat werkt met de Finse producer Sasu Ripatti (die tot dusver vooral elektronische muziek heeft geproduceerd) had ik een totaal andere plaat verwacht dan When The Cellar Children See The Light Of Day is. Mirel Wagner maakt immers uiterst ingetogen muziek die voor 99% bestaat uit spaarzame gitaarklanken en haar stem. Het gitaarspel is over het algemeen akoestisch en beperkt zich tot een handvol akkoorden. Dit sobere gitaarspel wordt gecombineerd met de bijzondere vocalen van Mirel Wagner die haar teksten meer voordraagt dan zingt.
Deze teksten verdienen overigens ook de nodige aandacht, want ze zijn vrijwel zonder uitzondering gitzwart, maar ook poëtisch. Op basis van de voordracht van Mirel Wagner en het niveau van haar teksten dringt de vergelijking met groten als Patti Smith en Leonard Cohen zich op, maar de donkere klanken van de in Finland opgegroeide Ethiopische zangeres roepen ook associaties op met de muziek van Nick Cave en de minstens even donkere klanken van Chelsea Wolfe (op met name haar akoestische cd).
Incidenteel wordt de muziek van Mirel Wagner net wat meer ingekleurd met cello en piano, maar het blijft altijd bijzonder sober. Het is knap als je als singer-songwriter met zulke bescheiden middelen de aandacht weet vast te houden, maar Mirel Wagner doet nog veel meer dan dat. Als je ervoor in de stemming bent en met aandacht naar When The Cellar Children See The Light Of Day kunt luisteren is het een plaat die je genadeloos bij de strot grijpt.
Mirel Wagner gebruikt maar een paar gitaarakkoorden, maar het is genoeg om haar sobere songs mooi in te kleuren. Haar indringende voordracht, haar mooie donkere stem, de aardedonkere teksten en de wat desolate sfeer op de plaat doen de rest.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik het bij eerste beluistering wel erg sober en donker vond, maar als Mirel Wagner je eenmaal te pakken heeft met haar bezwerende muziek laat ze niet meer los. Inmiddels hou ik zielsveel van de eenvoudige maar o zo trefzekere songs op When The Cellar Children See The Light Of Day en hoor ik, hoewel er niet zo gek veel te horen valt, toch steeds weer wat nieuws in de bijzondere songs van Mirel Wagner.
When The Cellar Children See The Light Of Day is geen plaat die je ergens op de achtergrond moet horen, het is evenmin een plaat die je moet beluisteren wanneer je een roze bril op hebt. Zet de plaat op wanneer de zon onder is en het huis stil en When The Cellar Children See The Light Of Day komt keihard aan. Als een mokerslag durf ik wel te zeggen.
Het debuut van Mirel Wagner is me twee jaar geleden ontgaan, maar deze tweede plaat koester ik inmiddels als één van de bijzonderste platen van het moment. Wat een indrukwekkende plaat. Erwin Zijleman
Haar tweede plaat, When The Cellar Children See The Light Of Day, zal hierdoor wat meer aandacht krijgen dan het debuut en dit is volkomen terecht. When The Cellar Children See The Light Of Day is immers een bijzonder imponerende plaat, die met minimale middelen een maximaal effect weet te sorteren.
Op basis van de Afrikaanse afkomst van Mirel Wagner en het feit dat ze op haar tweede plaat werkt met de Finse producer Sasu Ripatti (die tot dusver vooral elektronische muziek heeft geproduceerd) had ik een totaal andere plaat verwacht dan When The Cellar Children See The Light Of Day is. Mirel Wagner maakt immers uiterst ingetogen muziek die voor 99% bestaat uit spaarzame gitaarklanken en haar stem. Het gitaarspel is over het algemeen akoestisch en beperkt zich tot een handvol akkoorden. Dit sobere gitaarspel wordt gecombineerd met de bijzondere vocalen van Mirel Wagner die haar teksten meer voordraagt dan zingt.
Deze teksten verdienen overigens ook de nodige aandacht, want ze zijn vrijwel zonder uitzondering gitzwart, maar ook poëtisch. Op basis van de voordracht van Mirel Wagner en het niveau van haar teksten dringt de vergelijking met groten als Patti Smith en Leonard Cohen zich op, maar de donkere klanken van de in Finland opgegroeide Ethiopische zangeres roepen ook associaties op met de muziek van Nick Cave en de minstens even donkere klanken van Chelsea Wolfe (op met name haar akoestische cd).
Incidenteel wordt de muziek van Mirel Wagner net wat meer ingekleurd met cello en piano, maar het blijft altijd bijzonder sober. Het is knap als je als singer-songwriter met zulke bescheiden middelen de aandacht weet vast te houden, maar Mirel Wagner doet nog veel meer dan dat. Als je ervoor in de stemming bent en met aandacht naar When The Cellar Children See The Light Of Day kunt luisteren is het een plaat die je genadeloos bij de strot grijpt.
Mirel Wagner gebruikt maar een paar gitaarakkoorden, maar het is genoeg om haar sobere songs mooi in te kleuren. Haar indringende voordracht, haar mooie donkere stem, de aardedonkere teksten en de wat desolate sfeer op de plaat doen de rest.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik het bij eerste beluistering wel erg sober en donker vond, maar als Mirel Wagner je eenmaal te pakken heeft met haar bezwerende muziek laat ze niet meer los. Inmiddels hou ik zielsveel van de eenvoudige maar o zo trefzekere songs op When The Cellar Children See The Light Of Day en hoor ik, hoewel er niet zo gek veel te horen valt, toch steeds weer wat nieuws in de bijzondere songs van Mirel Wagner.
When The Cellar Children See The Light Of Day is geen plaat die je ergens op de achtergrond moet horen, het is evenmin een plaat die je moet beluisteren wanneer je een roze bril op hebt. Zet de plaat op wanneer de zon onder is en het huis stil en When The Cellar Children See The Light Of Day komt keihard aan. Als een mokerslag durf ik wel te zeggen.
Het debuut van Mirel Wagner is me twee jaar geleden ontgaan, maar deze tweede plaat koester ik inmiddels als één van de bijzonderste platen van het moment. Wat een indrukwekkende plaat. Erwin Zijleman
19 augustus 2014
Tom Petty & The Heartbreakers - Hypnotic Eye
De naam Tom Petty wordt op deze BLOG inmiddels zo’n 30 maal genoemd, maar tot het bespreken van een cd van de muzikant uit Gainesville, Florida, is het tot dusver nog niet gekomen.
Dat is op zich niet zo vreemd, want sinds het bestaan van deze BLOG verscheen slechts één cd van de hand van de oude meester; het volgens de critici nogal teleurstellende Mojo uit 2010.
Hoewel Tom Petty inmiddels zo’n 40 jaar mee doet met de allergrootsten in de Amerikaanse muziek scene schittert zijn werk door afwezigheid in mijn toch aardig goed gevulde platenkast. Damn The Torpedoes uit 1979 heb ik uiteraard in huis, maar verder dan Full Moon Fever uit 1989 kom ik vervolgens niet.
Ik had dan ook geen hoge verwachtingen van het samen met zijn onafscheidelijke band The Heartbreakers gemaakte Hypnotic Eye, maar na de plaat een aantal keren gehoord te hebben, kan ik alleen maar concluderen dat Tom Petty een prima plaat heeft afgeleverd.
Hypnotic Eye is een lekkere rauwe plaat zonder al te veel poespas.
Petty draait zoals gezegd inmiddels zo’n 40 jaar mee en in die 40 jaar is er niet zo gek veel veranderd. Tom Petty maakt nog altijd muziek waarvoor ooit het hokje Heartland rock is bedacht; rock met invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek die het uitstekend doet op de vele radiozenders die niets anders doen dan het laten horen van Amerikaanse rootsmuziek.
Hypnotic Eye voegt hier nog wat invloeden aan toe, waaronder invloeden uit de psychedelica, uit de jazz, uit de garagerock en uit de new wave. Ik ben geen groot kenner van het oeuvre van Tom Petty en heb daarom bij beluistering van Hynotic Eye vooral associaties met de muziek van anderen. Bob Dylan (de stem), Traveling Wilburys (waarvan Tom Petty zelf ook deel uit maakte), Springsteen (het grootse en meeslepende), Elvis Costello (het vleugje new wave), John Hiatt (de doorleving) en ZZ Top (de blues) zijn de namen die nu bij me op komen, maar bij volgende beluistering duiken er ook vast weer andere namen op, waarbij de garagerockers uit het verleden zeker niet mogen worden vergeten.
Hypnotic Eye bewandelt vooral bekend terrein, maar waar veel platen in dit genre het moeten hebben van grootse producties, hebben Tom Petty en zijn band een plaat gemaakt die op een verloren namiddag live lijkt ingespeeld. De muziek van Tom Petty en The Heartbreakers heeft hierdoor een rauwe energie die iets met me doet. Hypnotic Eye kan de bluesgitaren heerlijk ingetogen laten janken, maar is ook niet bang voor het stevigere werk of juist meer psychedelisch werk.
Petty komt op zijn nieuwe plaat niet op de proppen met songs die makkelijk blijven hangen. Hypnotic Eye klinkt meer dan eens als een lange jamsessie waarin het een beetje zoeken is naar de structuur, maar toch is het zeker geen ontoegankelijke plaat. Hypnotic Eye is zo’n plaat die het altijd prima doet op de achtergrond, maar het is ook een plaat die meer aandachtige beluistering verdient en de luisteraar hiervoor zal belonen.
Tom Petty steekt op zijn nieuwe plaat immers zijn nek uit en komt op de proppen met een rauwe en intense plaat die geen compromissen doet. In eerste instantie vond ik het vooral leuk, maar zo langzamerhand begin ik toch behoorlijk verslaafd te raken aan deze heerlijke rockplaat van een oude meester die net wat minder krediet krijgt dan zijn tijdgenoten, maar absoluut de aandacht van iedere muziekliefhebber verdient. Prima plaat. Echt. En hij wordt alleen maar beter. Erwin Zijleman
Dat is op zich niet zo vreemd, want sinds het bestaan van deze BLOG verscheen slechts één cd van de hand van de oude meester; het volgens de critici nogal teleurstellende Mojo uit 2010.
Hoewel Tom Petty inmiddels zo’n 40 jaar mee doet met de allergrootsten in de Amerikaanse muziek scene schittert zijn werk door afwezigheid in mijn toch aardig goed gevulde platenkast. Damn The Torpedoes uit 1979 heb ik uiteraard in huis, maar verder dan Full Moon Fever uit 1989 kom ik vervolgens niet.
Ik had dan ook geen hoge verwachtingen van het samen met zijn onafscheidelijke band The Heartbreakers gemaakte Hypnotic Eye, maar na de plaat een aantal keren gehoord te hebben, kan ik alleen maar concluderen dat Tom Petty een prima plaat heeft afgeleverd.
Hypnotic Eye is een lekkere rauwe plaat zonder al te veel poespas.
Petty draait zoals gezegd inmiddels zo’n 40 jaar mee en in die 40 jaar is er niet zo gek veel veranderd. Tom Petty maakt nog altijd muziek waarvoor ooit het hokje Heartland rock is bedacht; rock met invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek die het uitstekend doet op de vele radiozenders die niets anders doen dan het laten horen van Amerikaanse rootsmuziek.
Hypnotic Eye voegt hier nog wat invloeden aan toe, waaronder invloeden uit de psychedelica, uit de jazz, uit de garagerock en uit de new wave. Ik ben geen groot kenner van het oeuvre van Tom Petty en heb daarom bij beluistering van Hynotic Eye vooral associaties met de muziek van anderen. Bob Dylan (de stem), Traveling Wilburys (waarvan Tom Petty zelf ook deel uit maakte), Springsteen (het grootse en meeslepende), Elvis Costello (het vleugje new wave), John Hiatt (de doorleving) en ZZ Top (de blues) zijn de namen die nu bij me op komen, maar bij volgende beluistering duiken er ook vast weer andere namen op, waarbij de garagerockers uit het verleden zeker niet mogen worden vergeten.
Hypnotic Eye bewandelt vooral bekend terrein, maar waar veel platen in dit genre het moeten hebben van grootse producties, hebben Tom Petty en zijn band een plaat gemaakt die op een verloren namiddag live lijkt ingespeeld. De muziek van Tom Petty en The Heartbreakers heeft hierdoor een rauwe energie die iets met me doet. Hypnotic Eye kan de bluesgitaren heerlijk ingetogen laten janken, maar is ook niet bang voor het stevigere werk of juist meer psychedelisch werk.
Petty komt op zijn nieuwe plaat niet op de proppen met songs die makkelijk blijven hangen. Hypnotic Eye klinkt meer dan eens als een lange jamsessie waarin het een beetje zoeken is naar de structuur, maar toch is het zeker geen ontoegankelijke plaat. Hypnotic Eye is zo’n plaat die het altijd prima doet op de achtergrond, maar het is ook een plaat die meer aandachtige beluistering verdient en de luisteraar hiervoor zal belonen.
Tom Petty steekt op zijn nieuwe plaat immers zijn nek uit en komt op de proppen met een rauwe en intense plaat die geen compromissen doet. In eerste instantie vond ik het vooral leuk, maar zo langzamerhand begin ik toch behoorlijk verslaafd te raken aan deze heerlijke rockplaat van een oude meester die net wat minder krediet krijgt dan zijn tijdgenoten, maar absoluut de aandacht van iedere muziekliefhebber verdient. Prima plaat. Echt. En hij wordt alleen maar beter. Erwin Zijleman
18 augustus 2014
Sinéad O'Connor - I'm Not Bossy, I'm The Boss
Bijna had ik deze cd aan de kant geschoven als de zoveelste overbodige plaat van een nog veel overbodigere fake rock chick, tot mijn oog viel op de naam Sinéad O'Connor.
Het Ierse icoon poseert op de cover van haar nieuwe plaat zoals de Miley Cyrussen en Kate Perry’s van deze tijd dat doen en dat is lichtjaren verwijderd van de Sinéad O'Connor die ik ken.
Het zorgde er in mijn geval echter wel voor dat ik nieuwsgierig werd naar de nieuwe plaat van Sinéad O'Connor en dat was even geleden, behoorlijk lang geleden zelfs.
Ik ken Sinéad O'Connor eigenlijk vooral van haar eerste drie platen: het fascinerende en tegendraadse The Lion And The Cobra uit 1987, het inmiddels terecht tot een klassieker uitgegroeide en prachtige I Do Not Want What I Haven’t Got uit 1990 en het dramatisch slechte Am I Not Your Girl? uit 1992. Sinéad O'Connor heeft sindsdien nog een stuk of zeven platen uitgebracht, maar na Am I Not Your Girl? is de interesse voor haar muziek eigenlijk niet meer teruggekeerd.
Ruim 20 jaar later zit dan opeens I’m Not Bossy, I’m The Boss in de cd speler en eerlijk gezegd bevalt het me wel. De plaat opent met een aantal verrassend lekker in het gehoor liggende popliedjes. Het zijn popliedjes die voorzichtig soulvol klinken, al dragen ze ook onmiskenbaar het stempel van Sinéad O'Connor.
Het klinkt op het eerste gehoor misschien niet heel bijzonder, maar als je wat beter luistert blijkt het allemaal knap in elkaar te zitten. Wat I’m Not Bossy, I’m The Boss bijzonder maakt zijn de vocalen van Sinéad O'Connor. Deze schuren nog altijd wat tegendraads tegen de verzorgde instrumentatie aan, wat de songs van de Ierse een geheel eigen geluid geeft, maar ook de songs zelf blijken over veel verrassingen te beschikken, waarbij de van O'Connor bekende dynamiek een belangrijke rol speelt. De muziek van Sinéad O'Connor kan nog altijd omslaan zoals het weer dat af en toe doet. Het ene moment zon, het volgende moment donkere wolken en een verwoestende onweersbui. Het geeft haar muziek nog altijd iets bijzonders of misschien zelfs wel unieks.
Ook op I’m Not Bossy, I’m The Bos maakt Sinéad O'Connor van haar hart geen moordkuil. Religie en de positie van de vrouw staan ook dit keer centraal, maar O’Connor haalt dit keer ook nadrukkelijk uit naar de muziekindustrie en naar de bakvissen die zich gewillig laten portretteren als stoeipoezen, wat de opvallende cover verklaart.
I’m Not Bossy, I’m The Boss blijkt al snel een plaat met een flink aantal prima songs. Natuurlijk zitten er tussen de twaalf songs op de plaat ook wel wat missers en natuurlijk is het niet zo goed of vernieuwend als de twee platen waarmee Sinéad O'Connor zo’n 25 jaar geleden indruk maakte, maar de meeste songs op I’m Not Bossy, I’m The Boss hebben we inmiddels te pakken en smeken om een regelmatige terugkeer in de cd speler.
I’m Not Bossy, I’m The Boss heeft me een aantal lessen geleerd: (1) Don’t judge a book (or a record) by its cover, (2) Schrijf muzikanten niet zomaar af en (3) Vergeef ook muzikanten hun misstappen. De afgelopen decennia was ik allergisch voor Sinéad O'Connor en nog steeds boos om die dramatische derde plaat, maar dankzij een lekker fout hoesje is het Ierse icoon terug in de cd speler. Onverwacht, maar ik had dit toch niet willen missen. Erwin Zijleman
Het Ierse icoon poseert op de cover van haar nieuwe plaat zoals de Miley Cyrussen en Kate Perry’s van deze tijd dat doen en dat is lichtjaren verwijderd van de Sinéad O'Connor die ik ken.
Het zorgde er in mijn geval echter wel voor dat ik nieuwsgierig werd naar de nieuwe plaat van Sinéad O'Connor en dat was even geleden, behoorlijk lang geleden zelfs.
Ik ken Sinéad O'Connor eigenlijk vooral van haar eerste drie platen: het fascinerende en tegendraadse The Lion And The Cobra uit 1987, het inmiddels terecht tot een klassieker uitgegroeide en prachtige I Do Not Want What I Haven’t Got uit 1990 en het dramatisch slechte Am I Not Your Girl? uit 1992. Sinéad O'Connor heeft sindsdien nog een stuk of zeven platen uitgebracht, maar na Am I Not Your Girl? is de interesse voor haar muziek eigenlijk niet meer teruggekeerd.
Ruim 20 jaar later zit dan opeens I’m Not Bossy, I’m The Boss in de cd speler en eerlijk gezegd bevalt het me wel. De plaat opent met een aantal verrassend lekker in het gehoor liggende popliedjes. Het zijn popliedjes die voorzichtig soulvol klinken, al dragen ze ook onmiskenbaar het stempel van Sinéad O'Connor.
Het klinkt op het eerste gehoor misschien niet heel bijzonder, maar als je wat beter luistert blijkt het allemaal knap in elkaar te zitten. Wat I’m Not Bossy, I’m The Boss bijzonder maakt zijn de vocalen van Sinéad O'Connor. Deze schuren nog altijd wat tegendraads tegen de verzorgde instrumentatie aan, wat de songs van de Ierse een geheel eigen geluid geeft, maar ook de songs zelf blijken over veel verrassingen te beschikken, waarbij de van O'Connor bekende dynamiek een belangrijke rol speelt. De muziek van Sinéad O'Connor kan nog altijd omslaan zoals het weer dat af en toe doet. Het ene moment zon, het volgende moment donkere wolken en een verwoestende onweersbui. Het geeft haar muziek nog altijd iets bijzonders of misschien zelfs wel unieks.
Ook op I’m Not Bossy, I’m The Bos maakt Sinéad O'Connor van haar hart geen moordkuil. Religie en de positie van de vrouw staan ook dit keer centraal, maar O’Connor haalt dit keer ook nadrukkelijk uit naar de muziekindustrie en naar de bakvissen die zich gewillig laten portretteren als stoeipoezen, wat de opvallende cover verklaart.
I’m Not Bossy, I’m The Boss blijkt al snel een plaat met een flink aantal prima songs. Natuurlijk zitten er tussen de twaalf songs op de plaat ook wel wat missers en natuurlijk is het niet zo goed of vernieuwend als de twee platen waarmee Sinéad O'Connor zo’n 25 jaar geleden indruk maakte, maar de meeste songs op I’m Not Bossy, I’m The Boss hebben we inmiddels te pakken en smeken om een regelmatige terugkeer in de cd speler.
I’m Not Bossy, I’m The Boss heeft me een aantal lessen geleerd: (1) Don’t judge a book (or a record) by its cover, (2) Schrijf muzikanten niet zomaar af en (3) Vergeef ook muzikanten hun misstappen. De afgelopen decennia was ik allergisch voor Sinéad O'Connor en nog steeds boos om die dramatische derde plaat, maar dankzij een lekker fout hoesje is het Ierse icoon terug in de cd speler. Onverwacht, maar ik had dit toch niet willen missen. Erwin Zijleman
17 augustus 2014
Angus & Julia Stone - Angus & Julia Stone
Het is al weer zeven jaar geleden dat het debuut van Angus & Julia Stone verscheen. A Book Like This viel in eerste instantie vooral op vanwege de verpakking in een lijvig boekwerk, maar maakte al snel ook in muzikaal opzicht een onuitwisbare indruk.
Op het debuut van de Australische broer en zus klopte eigenlijk alles, waardoor de lat voor de opvolger ontiegelijk hoog lag. Daar was echter weinig van te merken op het in 2010 verschenen Down The Way dat natuurlijk niet zo verrassend was als het debuut, maar wel beter, al was het maar door het grote aantal stijlen waarmee het tweetal op haar tweede plaat aan de haal ging.
De afgelopen jaren moesten we het doen met een soloproject (Lady Of The Sunshine) en een soloplaat van Angus en met twee soloplaten van Julia Stone. Vier prima platen, maar ze waren geen van allen zo goed als de platen waarop Angus en Julia Stone de krachten bundelden.
Op de titelloze derde plaat van Angus en Julia Stone horen we wat we de afgelopen jaren gemist hebben. Bijna achteloos imponeren Angus en Julia Stone met dertien tracks die zich laten beluisteren als een reis door een aantal decennia popmuziek.
Folk vormt nog altijd een belangrijk bestanddeel van de muziek van broer en zus Stone, maar het is zeker niet het enige bestanddeel. Angus & Julia Stone zijn zeker niet vies van pop, maar gaan net zo makkelijk aan de haal met invloeden uit de 70s rock als de indie van deze tijd.
De derde plaat van Angus & Julia Stone bevat 13 songs die je al decennia lijkt te kennen. Bij eerste beluistering klinkt het direct zo lekker en vertrouwd dat ik even bang was dat er uiteindelijk weinig zou blijven hangen en dat de derde plaat van het Australische duo makkelijk ingeruild zou kunnen worden voor een willekeurige klassieker uit het verleden, maar dat blijkt gelukkig niet het geval.
De songs van Angus en Julia Stone bevatten immers net dat beetje extra dat nodig is om hun songs boven die van de concurrentie uit te tillen. Het is niet eens makkelijk om te beschrijven wat dat beetje extra precies is. Voor mij persoonlijk spelen de heerlijke vocalen van Julia Stone (die dit keer ook als Beth Gibbons en Hope Sandoval kan klinken) een cruciale rol, maar ik ben me zeer bewust van het feit dat deze vocalen waarschijnlijk menigeen flink op de zenuwen zullen werken, waarbij het natuurlijk helpt dat Julia zo nu en dan wordt afgelost door de wat zweverige vocalen van Angus.
Minstens even belangrijk zijn de geweldige melodieën in de muziek van Angus en Julia Stone. Het tweetal schrijft songs die er stuk voor stuk in slagen om een gelukzalig gevoel op te wekken. Angus en Julia Stone schrijven songs met melodieën die klinken als lange zomerdagen waarop alles mag en niets hoeft. Het zijn melodieën die fraai contrasteren met de donkere wolken die in tekstueel opzicht nog wel eens voorbij willen drijven.
Maar er is nog meer dat de derde van Angus en Julia Stone zo goed en onweerstaanbaar maakt. Op hun derde plaat maken Angus en Julia Stone muziek waar het plezier en de passie van af spatten, maar ondertussen lijkt over iedere noot nagedacht en zit alles even knap in elkaar. Dat laatste kan alleen maar de verdienste zijn van topproducer Rick Rubin, die er wederom in is geslaagd om het beste naar boven te halen uit muzikanten.
Het levert een plaat op die keer op keer aanvoelt als een warm bad, maar ook nog wel een tijdje kan groeien. 1+1 is meestal 2, maar bij Angus en Julia Stone is het 3 of misschien zelfs wel 4. Ik schrijf hem alvast op voor de jaarlijstjes. Erwin Zijleman
Op het debuut van de Australische broer en zus klopte eigenlijk alles, waardoor de lat voor de opvolger ontiegelijk hoog lag. Daar was echter weinig van te merken op het in 2010 verschenen Down The Way dat natuurlijk niet zo verrassend was als het debuut, maar wel beter, al was het maar door het grote aantal stijlen waarmee het tweetal op haar tweede plaat aan de haal ging.
De afgelopen jaren moesten we het doen met een soloproject (Lady Of The Sunshine) en een soloplaat van Angus en met twee soloplaten van Julia Stone. Vier prima platen, maar ze waren geen van allen zo goed als de platen waarop Angus en Julia Stone de krachten bundelden.
Op de titelloze derde plaat van Angus en Julia Stone horen we wat we de afgelopen jaren gemist hebben. Bijna achteloos imponeren Angus en Julia Stone met dertien tracks die zich laten beluisteren als een reis door een aantal decennia popmuziek.
Folk vormt nog altijd een belangrijk bestanddeel van de muziek van broer en zus Stone, maar het is zeker niet het enige bestanddeel. Angus & Julia Stone zijn zeker niet vies van pop, maar gaan net zo makkelijk aan de haal met invloeden uit de 70s rock als de indie van deze tijd.
De derde plaat van Angus & Julia Stone bevat 13 songs die je al decennia lijkt te kennen. Bij eerste beluistering klinkt het direct zo lekker en vertrouwd dat ik even bang was dat er uiteindelijk weinig zou blijven hangen en dat de derde plaat van het Australische duo makkelijk ingeruild zou kunnen worden voor een willekeurige klassieker uit het verleden, maar dat blijkt gelukkig niet het geval.
De songs van Angus en Julia Stone bevatten immers net dat beetje extra dat nodig is om hun songs boven die van de concurrentie uit te tillen. Het is niet eens makkelijk om te beschrijven wat dat beetje extra precies is. Voor mij persoonlijk spelen de heerlijke vocalen van Julia Stone (die dit keer ook als Beth Gibbons en Hope Sandoval kan klinken) een cruciale rol, maar ik ben me zeer bewust van het feit dat deze vocalen waarschijnlijk menigeen flink op de zenuwen zullen werken, waarbij het natuurlijk helpt dat Julia zo nu en dan wordt afgelost door de wat zweverige vocalen van Angus.
Minstens even belangrijk zijn de geweldige melodieën in de muziek van Angus en Julia Stone. Het tweetal schrijft songs die er stuk voor stuk in slagen om een gelukzalig gevoel op te wekken. Angus en Julia Stone schrijven songs met melodieën die klinken als lange zomerdagen waarop alles mag en niets hoeft. Het zijn melodieën die fraai contrasteren met de donkere wolken die in tekstueel opzicht nog wel eens voorbij willen drijven.
Maar er is nog meer dat de derde van Angus en Julia Stone zo goed en onweerstaanbaar maakt. Op hun derde plaat maken Angus en Julia Stone muziek waar het plezier en de passie van af spatten, maar ondertussen lijkt over iedere noot nagedacht en zit alles even knap in elkaar. Dat laatste kan alleen maar de verdienste zijn van topproducer Rick Rubin, die er wederom in is geslaagd om het beste naar boven te halen uit muzikanten.
Het levert een plaat op die keer op keer aanvoelt als een warm bad, maar ook nog wel een tijdje kan groeien. 1+1 is meestal 2, maar bij Angus en Julia Stone is het 3 of misschien zelfs wel 4. Ik schrijf hem alvast op voor de jaarlijstjes. Erwin Zijleman
16 augustus 2014
De 15 van 2014: Nummer 1: Melanie de Biasio - No Deal
De muziekindustrie is weer begonnen aan haar zomerslaap en dat is altijd een mooi moment om terug te blikken op de eerste helft van het muziekjaar. Het muziekjaar 2014 is als je het mij vraagt een mooi muziekjaar. De echte klassiekers in de dop ontbreken misschien nog, maar 2014 heeft tot dusver wel het patent op veel lekker eigenzinnige plaatjes. De beste platen van het jaar kies ik, na lang wikken en wegen, pas in december, maar welke platen beluister ik in de hangmat deze zomer? Het zijn bijna allemaal platen die best wat meer aandacht hadden verdiend in de eerste helft van het jaar. Het zijn zeker niet de beste platen, maar wel platen die me op een of andere manier prikkelen. Keer op keer. Deze zomer presenteer ik de 15 van 2014, met vandaag nummer 1: No Deal van Melanie de Biasio. Voor mij de grote verrassing van 2014. Direct bij eerste beluistering was ik compleet verslingerd aan deze plaat en inmiddels kan ik al lang niet meer zonder.
Originele recensie gepubliceerd op 20 januari 2014
Compleet overdonderd ben ik door No Deal van Melanie de Biasio. Zeven songs telt de tweede plaat van de zangeres uit het Belgische Charleroi en het zijn zeven songs die dwars door de ziel snijden.
No Deal is een plaat met een, zeker voor de popmuziek, unieke instrumentatie. Het is een jazzy instrumentatie die is verrijkt met allerlei opvallende en moeilijk te benoemen accenten.
No Deal heeft door de instrumentatie een wat duistere en beklemmende sfeer, welke perfect past bij de imponerende stem van Melanie de Biasio. Het is een stem die nauwelijks te negeren is en het is bovendien een stem die in de meeste gevallen garant zal staan voor heel veel kippenvel.
No Deal klinkt als de eerste plaat van Portishead waarbij de elektronica grotendeels is vervangen door echte instrumenten. De muzikanten die hebben bijgedragen aan No Deal slagen er in om een klankentapijt neer te leggen van een bijna onwerkelijke schoonheid. Het zijn klanken die steeds weer verbazen maar je hiernaast bedwelmen en doen hallucineren.
Jazz vormt de basis van de muziek op No Deal, maar de muzikanten op de plaat zijn ook niet vies van psychedelica en kunnen bovendien probleemloos worden ingehuurd voor de volgende film van David Lynch.
Wat zo bijzonder is aan No Deal is dat de muzikanten alle ruimte krijgen om te schitteren (en dat doen ze, met wat mij betreft een glansrol voor de drummer), maar tegelijkertijd staan ze volledig in dienst van de stem van Melanie de Biasio. Als Melanie de Biasio zingt houdt de band zich in en pas als de Belgische zangeres zwijgt mag er vrijer gemusiceerd worden, waarvoor in de lange tracks op No Deal gelukkig volop ruimte is. Zonder haar band had Melanie de Biasio nooit zo’n sterke en indringende plaat als No Deal kunnen maken, maar tegelijkertijd is de Belgische zangeres de ster op de plaat. Melanie de Biasio is zo’n zangeres die in meerdere genres uit de voeten kan, maar op haar best is wanneer deze genres samensmelten tot een uniek geluid.
No Deal is in muzikaal opzicht een unieke plaat, maar ook in vocaal opzicht laat de muziek van de zangeres uit Wallonië zich nauwelijks vergelijken met de muziek van anderen. De meeste zangeressen van het moment denken dat het nodig is om een song van de eerste tot de laatste noot vol te blazen met hun stem, maar Melanie de Biasio laat horen hoe belangrijk doseren is. Als Melanie de Biasio zingt is ze op hetzelfde moment Beth Gibbons, Shirley Bassey, Nina Simone en Billie Holiday, maar niet zingen is op No Deal bijna net zo belangrijk als wel zingen.
In de spannende passages waarin haar band de hoofdrol speelt verlang je ondanks de schoonheid van de muziek naar de vocalen van Melanie de Biasio, maar op hetzelfde moment weet je dat No Deal veel minder mooi zou zijn geweest als Melanie de Biasio de 33 minuten die de plaat duurt compleet zou hebben gevuld met haar stem.
No Deal is een spannende en intrigerende plaat, maar bij vlagen is het ook hartverscheurend mooi en aangrijpend. Wanneer Melanie de Biasio aan het eind van de plaat het van Nina Simone bekende I’m Gonna Leave You aanpakt worden Nina Simone en Billie Holiday heel even tot leven gebracht om de Belgische zangeres naar nog wat grotere hoogten te tillen. No Deal van Melanie de Biasio grijpt je vanaf de eerste noot bij de strot en is niet van plan om nog los te laten. Een plaat van een bijna beangstigende schoonheid, ga dat horen. Erwin Zijleman
Originele recensie gepubliceerd op 20 januari 2014
Compleet overdonderd ben ik door No Deal van Melanie de Biasio. Zeven songs telt de tweede plaat van de zangeres uit het Belgische Charleroi en het zijn zeven songs die dwars door de ziel snijden.
No Deal is een plaat met een, zeker voor de popmuziek, unieke instrumentatie. Het is een jazzy instrumentatie die is verrijkt met allerlei opvallende en moeilijk te benoemen accenten.
No Deal heeft door de instrumentatie een wat duistere en beklemmende sfeer, welke perfect past bij de imponerende stem van Melanie de Biasio. Het is een stem die nauwelijks te negeren is en het is bovendien een stem die in de meeste gevallen garant zal staan voor heel veel kippenvel.
No Deal klinkt als de eerste plaat van Portishead waarbij de elektronica grotendeels is vervangen door echte instrumenten. De muzikanten die hebben bijgedragen aan No Deal slagen er in om een klankentapijt neer te leggen van een bijna onwerkelijke schoonheid. Het zijn klanken die steeds weer verbazen maar je hiernaast bedwelmen en doen hallucineren.
Jazz vormt de basis van de muziek op No Deal, maar de muzikanten op de plaat zijn ook niet vies van psychedelica en kunnen bovendien probleemloos worden ingehuurd voor de volgende film van David Lynch.
Wat zo bijzonder is aan No Deal is dat de muzikanten alle ruimte krijgen om te schitteren (en dat doen ze, met wat mij betreft een glansrol voor de drummer), maar tegelijkertijd staan ze volledig in dienst van de stem van Melanie de Biasio. Als Melanie de Biasio zingt houdt de band zich in en pas als de Belgische zangeres zwijgt mag er vrijer gemusiceerd worden, waarvoor in de lange tracks op No Deal gelukkig volop ruimte is. Zonder haar band had Melanie de Biasio nooit zo’n sterke en indringende plaat als No Deal kunnen maken, maar tegelijkertijd is de Belgische zangeres de ster op de plaat. Melanie de Biasio is zo’n zangeres die in meerdere genres uit de voeten kan, maar op haar best is wanneer deze genres samensmelten tot een uniek geluid.
No Deal is in muzikaal opzicht een unieke plaat, maar ook in vocaal opzicht laat de muziek van de zangeres uit Wallonië zich nauwelijks vergelijken met de muziek van anderen. De meeste zangeressen van het moment denken dat het nodig is om een song van de eerste tot de laatste noot vol te blazen met hun stem, maar Melanie de Biasio laat horen hoe belangrijk doseren is. Als Melanie de Biasio zingt is ze op hetzelfde moment Beth Gibbons, Shirley Bassey, Nina Simone en Billie Holiday, maar niet zingen is op No Deal bijna net zo belangrijk als wel zingen.
In de spannende passages waarin haar band de hoofdrol speelt verlang je ondanks de schoonheid van de muziek naar de vocalen van Melanie de Biasio, maar op hetzelfde moment weet je dat No Deal veel minder mooi zou zijn geweest als Melanie de Biasio de 33 minuten die de plaat duurt compleet zou hebben gevuld met haar stem.
No Deal is een spannende en intrigerende plaat, maar bij vlagen is het ook hartverscheurend mooi en aangrijpend. Wanneer Melanie de Biasio aan het eind van de plaat het van Nina Simone bekende I’m Gonna Leave You aanpakt worden Nina Simone en Billie Holiday heel even tot leven gebracht om de Belgische zangeres naar nog wat grotere hoogten te tillen. No Deal van Melanie de Biasio grijpt je vanaf de eerste noot bij de strot en is niet van plan om nog los te laten. Een plaat van een bijna beangstigende schoonheid, ga dat horen. Erwin Zijleman