Leon Bridges was naar verluid één van de grote sensaties van de 2015 editie van het Texaanse South By Southwest Festival (SXSW). De Texaan maakte hier indruk met een authentiek klinkend soulgeluid, dat direct werd vergeleken met dat van grootheden als Sam Cooke en Otis Redding.
Dat klinkt natuurlijk heel mooi, maar er zijn de afgelopen decennia wel vaker soulzangers geweest die werden vergeleken met de allergrootsten uit het genre. Deze grootheden uit de geschiedenis van de soul zijn we nog altijd niet vergeten en gaan we ook nooit meer vergeten; de meeste van hun volgelingen wel.
Of we lang van Leon Bridges gaan genieten zal de tijd derhalve moeten leren, maar dat de muzikant uit Texas een prima debuut heeft afgeleverd is zeker.
Leon Bridges is geboren in 1989, maar zijn belangrijkste inspiratie heeft hij ver voor zijn geboortejaar gevonden. Coming Home staat vol met de laid-back soul zoals deze in de jaren 50 en 60 werd gemaakt. Leon Bridges weet dit geluid op bijzonder fraaie wijze te reproduceren en voorziet het vervolgens van vocalen die inderdaad zo van Sam Cooke hadden kunnen zijn.
Coming Home kun je vervolgens op twee manieren beluisteren. Je kunt de plaat kritisch beluisteren en op zoek gaan naar de vernieuwing in de muziek van Leon Bridges of je kunt gewoon genieten van het heerlijk authentieke soulgeluid op de plaat.
Ik adviseer de tweede optie, want veel vernieuwing is op Coming Home van Leon Bridges niet te vinden. De nieuwe soulsensatie leunt immers erg zwaar op het verleden en kleurt hierbij vooral netjes binnen de lijnen, al zijn er hier en daar wel wat krasjes buiten deze lijnen.
Het gebrek aan vernieuwing betekent echter niet dat er op Coming Home niets te genieten valt. De strak spelende band slaagt er in om je een paar decennia terug te laten gaan in de tijd en dat voelt aangenaam.
De ritmesectie speelt hierbij licht jazzy, terwijl de gitarist af en toe bluesy en rock 'n roll accenten legt. De blazers en het orgeltje zorgen er voor dat het uiteindelijk klinkt als pure 50s en 60s soul.
Het is soul die een prima soulzanger verdient en dat is Leon Bridges. Bridges zingt vol gevoel en zingt vooral redelijk ingetogen; een trucje dat de meeste hedendaagse soulzangers en zangeressen helaas niet meer beheersen. De vocalen van de Amerikaan hebben hierdoor het effect dat hoort bij soul uit deze periode; ver verwijderd van de huidige en vaak wat schreeuwerige tijd en bijbehorende schreeuwerige soul.
Het maakt van Coming Home een lekker lome of zelfs luie soulplaat, die het uitstekend doet bij de wat hogere temperaturen van het moment en het bovendien prima doet in de kleine uurtjes. Luister zonder referentiekader naar Coming Home en je hoort een uitstekende soulplaat vol gevoel en emotie. Het is wat mij betreft meer dan genoeg.
Leon Bridges borduurt misschien erg nadrukkelijk voort op het verleden, maar zijn meeste tijdgenoten is hij mijlenver voor met deze bijzonder aangename plaat. Of er nog veel goede en/of memorabele platen volgen is maar de vraag, maar deze neemt niemand hem meer af. Erwin Zijleman
cd LP (+download)
30 juni 2015
29 juni 2015
Meg Baird - Don't Weigh Down The Light
Meg Baird wordt nog altijd vooral geassocieerd met de psych-folk beweging van een jaar of tien geleden. Het is een associatie die haar zo langzamerhand behoorlijk in de weg zit, want sinds de aandacht voor psych-folk fors is afgenomen, is ook de interesse voor het werk van Meg Baird helaas tot een minimum gereduceerd. Hierdoor wordt er niet heel druk gedaan over het onlangs verschenen Don't Weigh Down The Light en dat is jammer.
Meg Baird schitterde ooit in het zeer geprezen Espers (toch één van de smaakmakers van de psych-folk), maar ook de twee soloplaten die ze uitbracht waren van een zeer hoog niveau (Dear Companion haalde in 2007 zelfs mijn jaarlijstje). Dat hoge niveau haalt ze ook weer op haar nieuwe plaat, die ze overigens samen met gitarist Charles Saufle maakte.
Meg Baird bespeelde dit keer zelf de meeste instrumenten, schreef alle songs en bepaalt met haar fraaie vocalen uiteraard voor een belangrijk deel het geluid van Don't Weigh Down The Light. Het is een geluid dat inmiddels herkenbaar is.
Op de nieuwe plaat van Meg Baird domineert authentiek klinkende en voornamelijk akoestische folk. Hier en daar duiken wat extra instrumenten op en hier en daar voegt Meg Baird psychedelische accenten toen aan haar muziek, maar meestal kiest ze voor uiterst ingetogen folksongs die je mee terug nemen naar de Britse folk uit de jaren 70.
Don't Weigh Down The Light is zo ingetogen en gebruikt bovendien zo vaak hetzelfde recept dat de variatie wel wat ontbreekt op de nieuwe plaat van Meg Baird. Persoonlijk vind ik dat niet zo erg, al duurde het even voor ik dat door had. Bovendien is de plaat gevarieerder dan op het eerste oor het geval lijkt.
De songs van Meg Baird moeten het niet hebben van hun toegankelijkheid en zijn vooral in staat om een prachtige, bijna serene en rustgevende sfeer neer te zetten. Don't Weigh Down The Light laat zich beluisteren als een serie uiterst ingetogen en vrijwel zonder uitzondering wonderschone folksongs, maar het is net zo goed en bijna hypnotiserende luistertrip die ruim drie kwartier duurt en drie kwartier de aandacht weet vast te houden.
Ik geef eerlijk toe dat het mij in eerste instantie net wat te eentonig was, maar nadat ik de plaat een keer met de koptelefoon had beluisterd was ik om. De instrumentatie op Don't Weigh Down The Light blijkt uiterst subtiel, maar ook veelzijdiger dan je op het eerste gehoor zult vermoeden, waarbij met name het gitaarwerk indruk maakt. Dat gitaarwerk is als basis vaak akoestisch, maar het elektrische gitaarwerk dat wordt gebruikt om de songs van Meg Baird subtiel in te kleuren is een stuk indrukwekkender. Ook in vocaal opzicht is de plaat overigens een stuk gevarieerder dan je op het eerste gehoor zult vermoeden, zeker wanneer Meg Baird de folk tijdelijk verruild voor klanken die herinneren aan de fameuze Cocteau Twins.
Don't Weigh Down The Light van Meg Baird is voor mij zeker geen plaat voor alle momenten, maar er zijn steeds meer momenten waarop Meg Baird me weet te betoveren en veroveren met haar intense, maar ook knap in elkaar stekende folksongs. Don't Weigh Down The Light is een bijzonder mooie plaat van een singer-songwriter die vanwege de ondergang van de psych-folk al door menigeen is afgeschreven, maar nu minstens net zo goed of zelfs beter is dan in de jaren dat ze wel in brede kring werd bejubeld. Erwin Zijleman
cd LP
Meg Baird schitterde ooit in het zeer geprezen Espers (toch één van de smaakmakers van de psych-folk), maar ook de twee soloplaten die ze uitbracht waren van een zeer hoog niveau (Dear Companion haalde in 2007 zelfs mijn jaarlijstje). Dat hoge niveau haalt ze ook weer op haar nieuwe plaat, die ze overigens samen met gitarist Charles Saufle maakte.
Meg Baird bespeelde dit keer zelf de meeste instrumenten, schreef alle songs en bepaalt met haar fraaie vocalen uiteraard voor een belangrijk deel het geluid van Don't Weigh Down The Light. Het is een geluid dat inmiddels herkenbaar is.
Op de nieuwe plaat van Meg Baird domineert authentiek klinkende en voornamelijk akoestische folk. Hier en daar duiken wat extra instrumenten op en hier en daar voegt Meg Baird psychedelische accenten toen aan haar muziek, maar meestal kiest ze voor uiterst ingetogen folksongs die je mee terug nemen naar de Britse folk uit de jaren 70.
Don't Weigh Down The Light is zo ingetogen en gebruikt bovendien zo vaak hetzelfde recept dat de variatie wel wat ontbreekt op de nieuwe plaat van Meg Baird. Persoonlijk vind ik dat niet zo erg, al duurde het even voor ik dat door had. Bovendien is de plaat gevarieerder dan op het eerste oor het geval lijkt.
De songs van Meg Baird moeten het niet hebben van hun toegankelijkheid en zijn vooral in staat om een prachtige, bijna serene en rustgevende sfeer neer te zetten. Don't Weigh Down The Light laat zich beluisteren als een serie uiterst ingetogen en vrijwel zonder uitzondering wonderschone folksongs, maar het is net zo goed en bijna hypnotiserende luistertrip die ruim drie kwartier duurt en drie kwartier de aandacht weet vast te houden.
Ik geef eerlijk toe dat het mij in eerste instantie net wat te eentonig was, maar nadat ik de plaat een keer met de koptelefoon had beluisterd was ik om. De instrumentatie op Don't Weigh Down The Light blijkt uiterst subtiel, maar ook veelzijdiger dan je op het eerste gehoor zult vermoeden, waarbij met name het gitaarwerk indruk maakt. Dat gitaarwerk is als basis vaak akoestisch, maar het elektrische gitaarwerk dat wordt gebruikt om de songs van Meg Baird subtiel in te kleuren is een stuk indrukwekkender. Ook in vocaal opzicht is de plaat overigens een stuk gevarieerder dan je op het eerste gehoor zult vermoeden, zeker wanneer Meg Baird de folk tijdelijk verruild voor klanken die herinneren aan de fameuze Cocteau Twins.
Don't Weigh Down The Light van Meg Baird is voor mij zeker geen plaat voor alle momenten, maar er zijn steeds meer momenten waarop Meg Baird me weet te betoveren en veroveren met haar intense, maar ook knap in elkaar stekende folksongs. Don't Weigh Down The Light is een bijzonder mooie plaat van een singer-songwriter die vanwege de ondergang van de psych-folk al door menigeen is afgeschreven, maar nu minstens net zo goed of zelfs beter is dan in de jaren dat ze wel in brede kring werd bejubeld. Erwin Zijleman
cd LP
28 juni 2015
The Rolling Stones - Sticky Fingers, reissues
Ik heb geen idee waarom het zo is, maar tot voor kort had ik Sticky Fingers van The Rolling Stones niet in mijn platenkast staan.
Van Aftermath uit 1966 tot en met Tattoo You uit 1981 staat alles er op LP of cd, maar Sticky Fingers ontbreekt.
Ik kan lang filosoferen over de reden van deze omissie, maar omdat dit waarschijnlijk niets zinnigs op gaat leveren doe ik dat maar niet.
Toen onlangs de reissue van de plaat uit 1971 verscheen (overigens niet de eerste en waarschijnlijk ook niet de laatste heruitgave van de plaat), was er voor mij geen enkele urgentie om de plaat alsnog in huis te halen. Sticky Fingers was voor mij kennelijk niet interessant. Punt.
Gelukkig was iemand zo slim om me een promo te sturen en kon ik alsnog kennis maken met de plaat die volgens de critici behoort tot de klassiekers in het oeuvre van The Rolling Stones. Een bewering waar ik inmiddels volledig achter kan staan.
Opener Brown Sugar klonk natuurlijk direct vertrouwd, maar de meeste andere tracks op de plaat kende ik niet en hebben me verrast. Sticky Fingers staat in de geschiedenisboeken als een plaat die onder invloed van onmenselijke hoeveelheden drugs is gemaakt en dat hoor je.
Brown Sugar is nog een typische Stones song, die op geen enkele verzamelaar ontbreekt en ook nog altijd prominent aanwezig is in de live-set van de band, maar veel andere tracks laten een band horen die continu buiten haar comfort zone treedt.
Ondanks de enorme hoeveelheden drugs in de studio, wordt er buitengewoon knap gemusiceerd op Sticky Fingers. Zo gaat de band in het ruim 7 minuten durende Can't You Hear Me Knocking op fascinerende wijze aan de haal met jazz, blues en psychedelica, maar ook de songs die vooral invloeden uit de country en de blues verwerken vallen op door hun muzikaliteit. Aardedonkere songs als Sister Morphine en Moonlight Mile maken de fascinerende plaat compleet.
Meest opvallende muzikant op de plaat is wat mij betreft overigens gitarist Mick Taylor, die de overleden Brian Jones verving en direct laat horen wat hij kan.
Verder hoef ik niet zoveel te zeggen over Sticky Fingers, want ik ga er van uit dat 90% van de lezers van deze BLOG de plaat al heel lang in huis heeft en de plaat noot voor noot kent.
Op de bonus discs (je kunt het zo bont maken als je zelf wilt) regeert het live-materiaal, al had ik de versie van Brown Sugar met Eric Clapton niet willen missen. Dat The Stones aan het begin van de jaren 70 een aardig potje konden spelen wist ik natuurlijk al lang. Get Yer Ya-Ya's Out! uit 1970 schaar ik immers niet voor niets onder de beste live-platen aller tijden.
Prima bonusmateriaal dus, maar voor mij is de hoofdschotel het meest interessant. Let It Bleed en Exile On Main Street reken ik al heel lang tot mijn favoriete Stones platen aller tijden. Met de plaat die tussen deze twee meesterwerken werd uitgebracht is ook helemaal niets mis, maar dat wist de rest van de wereld al lang. Ik nu ook. Erwin Zijleman
Koop bij BOL.com
Van Aftermath uit 1966 tot en met Tattoo You uit 1981 staat alles er op LP of cd, maar Sticky Fingers ontbreekt.
Ik kan lang filosoferen over de reden van deze omissie, maar omdat dit waarschijnlijk niets zinnigs op gaat leveren doe ik dat maar niet.
Toen onlangs de reissue van de plaat uit 1971 verscheen (overigens niet de eerste en waarschijnlijk ook niet de laatste heruitgave van de plaat), was er voor mij geen enkele urgentie om de plaat alsnog in huis te halen. Sticky Fingers was voor mij kennelijk niet interessant. Punt.
Gelukkig was iemand zo slim om me een promo te sturen en kon ik alsnog kennis maken met de plaat die volgens de critici behoort tot de klassiekers in het oeuvre van The Rolling Stones. Een bewering waar ik inmiddels volledig achter kan staan.
Opener Brown Sugar klonk natuurlijk direct vertrouwd, maar de meeste andere tracks op de plaat kende ik niet en hebben me verrast. Sticky Fingers staat in de geschiedenisboeken als een plaat die onder invloed van onmenselijke hoeveelheden drugs is gemaakt en dat hoor je.
Brown Sugar is nog een typische Stones song, die op geen enkele verzamelaar ontbreekt en ook nog altijd prominent aanwezig is in de live-set van de band, maar veel andere tracks laten een band horen die continu buiten haar comfort zone treedt.
Ondanks de enorme hoeveelheden drugs in de studio, wordt er buitengewoon knap gemusiceerd op Sticky Fingers. Zo gaat de band in het ruim 7 minuten durende Can't You Hear Me Knocking op fascinerende wijze aan de haal met jazz, blues en psychedelica, maar ook de songs die vooral invloeden uit de country en de blues verwerken vallen op door hun muzikaliteit. Aardedonkere songs als Sister Morphine en Moonlight Mile maken de fascinerende plaat compleet.
Meest opvallende muzikant op de plaat is wat mij betreft overigens gitarist Mick Taylor, die de overleden Brian Jones verving en direct laat horen wat hij kan.
Verder hoef ik niet zoveel te zeggen over Sticky Fingers, want ik ga er van uit dat 90% van de lezers van deze BLOG de plaat al heel lang in huis heeft en de plaat noot voor noot kent.
Op de bonus discs (je kunt het zo bont maken als je zelf wilt) regeert het live-materiaal, al had ik de versie van Brown Sugar met Eric Clapton niet willen missen. Dat The Stones aan het begin van de jaren 70 een aardig potje konden spelen wist ik natuurlijk al lang. Get Yer Ya-Ya's Out! uit 1970 schaar ik immers niet voor niets onder de beste live-platen aller tijden.
Prima bonusmateriaal dus, maar voor mij is de hoofdschotel het meest interessant. Let It Bleed en Exile On Main Street reken ik al heel lang tot mijn favoriete Stones platen aller tijden. Met de plaat die tussen deze twee meesterwerken werd uitgebracht is ook helemaal niets mis, maar dat wist de rest van de wereld al lang. Ik nu ook. Erwin Zijleman
Koop bij BOL.com
Hans Vandenburg - Dig It Yourself
Toen onlangs het bericht naar buiten kwam dat Rihanna momenteel veel moeite heeft met het maken van hits, grapte Hans Vandenburg op zijn Facebook pagina vrijwel onmiddellijk dat het hem nog altijd geen enkele moeite kost. Alle reden dus om een nieuwe plaat, uiteraard vol met hits, uit te brengen.
Dig It Yourself kwam er overigens niet vanzelf, want zoals de titel van de plaat al aangeeft moet de voormalige voorman van Gruppo Sportivo tegenwoordig alles zelf doen en hoeft hij niet te rekenen op de steun van de platenmaatschappijen die ooit zo profiteerden van zijn muzikaliteit.
Er was uiteindelijk een crowdfunding campagne nodig om Dig It Yourself te kunnen realiseren, maar inmiddels is de plaat er dan. En het is een plaat waar zowel de crowdfunders als Hans Vandenburg zelf heel trots op kunnen zijn.
Hans Vandenburg heeft waarschijnlijk geen verdere introductie nodig, al weet je het tegenwoordig maar nooit. Daarom voor de zekerheid. Als voorman van Gruppo Sportivo stond hij in de tweede helft van de jaren 70 aan de basis van de Nederlandse New Wave. Gruppo Sportivo maakte met 10 Mistakes uit 1977 en Back To ’78 in ieder geval twee Nederpop klassiekers en het zijn klassiekers die bijna 40 jaar later nog altijd opvallend fris en origineel klinken (de eerste is overigens nog verkrijgbaar via de webshop van Hans Vandenburg).
Hoewel Gruppo Sportivo de populariteit van de eerste jaren niet heel lang wist vast te houden, bleef de band nog lang hele leuke muziek maken. Hans Vandenburg deed dit ook nog in een aantal andere gedaanten (waaronder Ouwe Hans Dierenpark, later bekend als Dierenpark) en doet dit nog steeds als soloartiest.
Het op groen (!) vinyl uitgebrachte Dig It Yourself laat horen dat Hans Vandenburg de hits inderdaad makkelijker uit zijn mouw schudt dan Rihanna, al vertrouwt hij voor één song op de teksten van Herman Brood en gaat hij in een andere op bijzondere wijze aan de haal met Various Methods Of Escape van Nine Inch Nails. Dig It Yourself is verder zo’n plaat die direct bij eerste beluistering overtuigt en na een paar keer horen zitten de meeste songs voor een belangrijk deel in het geheugen, wat een prestatie van formaat is.
Dig It Yourself grijpt een aantal keren terug op de New Wave van Gruppo Sportivo, maar de plaat bevat ook een aantal meer funky tracks en een aantal tracks die in de categorie ‘perfecte pop’ vallen. Hans Vandenburg knutselde alles zelf in elkaar, maar heeft dit op zeer vakkundige wijze gedaan. Alle tracks op Dig It Yourself klinken even aanstekelijk en sprankelend, maar zoals we van Hans Vandeburg gewend zijn, zijn het ook tracks vol verrassingen.
Hans Vandenburg voorziet zijn nieuwe songs uiteraard van de nodige humor, kwinkslagen en fraaie verwijzingen naar klassiekers uit de popmuziek, maar ook in muzikaal opzicht weet de nieuwe plaat van één van de iconen uit de geschiedenis van de Nederlandse popmuziek keer op keer te verrassen. Vergeleken met de vrij elementaire muziek van Gruppo Sportivo klinkt Dig It Yourself bij vlagen verrassend vol en groots, maar dat pakt uitstekend uit, terwijl de meer funky tracks wat mij betreft de kers op de taart zijn.
Dig It Yourself van Hans Vandenburg zal niet in dezelfde aantallen over de toonbank gaan als de nog te verschijnen nieuwe plaat van Rihanna, maar liefhebbers van lekker in het gehoor liggende maar ook buitengewoon creatieve popliedjes kunnen als je het mij vraagt niet om Dig It Yourself heen.
Hans Vandenburg behoort inmiddels een aantal decennia tot de kroonjuwelen van de Nederlandse popmuziek, maar moet het allemaal zelf voor elkaar zien te boksen. Dat is aan de ene kant triest, maar zo lang het platen van het niveau van Dig It Yourself oplevert hoeven we er niet al teveel over te mopperen. Crowdfunding werkt immers altijd wanneer het zoiets moois oplevert als Dig It Yourself. Erwin Zijleman
Dig It Yourself wordt geleverd op (groen) vinyl; de download krijg je er gratis bij, net als een digitaal album met kinderliedjes. Heel veel waar dus voor je geld. Te koop in de platenzaak of via http://www.hansvandenburg.com, waar nog veel meer leuks te krijgen is.
Dig It Yourself kwam er overigens niet vanzelf, want zoals de titel van de plaat al aangeeft moet de voormalige voorman van Gruppo Sportivo tegenwoordig alles zelf doen en hoeft hij niet te rekenen op de steun van de platenmaatschappijen die ooit zo profiteerden van zijn muzikaliteit.
Er was uiteindelijk een crowdfunding campagne nodig om Dig It Yourself te kunnen realiseren, maar inmiddels is de plaat er dan. En het is een plaat waar zowel de crowdfunders als Hans Vandenburg zelf heel trots op kunnen zijn.
Hans Vandenburg heeft waarschijnlijk geen verdere introductie nodig, al weet je het tegenwoordig maar nooit. Daarom voor de zekerheid. Als voorman van Gruppo Sportivo stond hij in de tweede helft van de jaren 70 aan de basis van de Nederlandse New Wave. Gruppo Sportivo maakte met 10 Mistakes uit 1977 en Back To ’78 in ieder geval twee Nederpop klassiekers en het zijn klassiekers die bijna 40 jaar later nog altijd opvallend fris en origineel klinken (de eerste is overigens nog verkrijgbaar via de webshop van Hans Vandenburg).
Hoewel Gruppo Sportivo de populariteit van de eerste jaren niet heel lang wist vast te houden, bleef de band nog lang hele leuke muziek maken. Hans Vandenburg deed dit ook nog in een aantal andere gedaanten (waaronder Ouwe Hans Dierenpark, later bekend als Dierenpark) en doet dit nog steeds als soloartiest.
Het op groen (!) vinyl uitgebrachte Dig It Yourself laat horen dat Hans Vandenburg de hits inderdaad makkelijker uit zijn mouw schudt dan Rihanna, al vertrouwt hij voor één song op de teksten van Herman Brood en gaat hij in een andere op bijzondere wijze aan de haal met Various Methods Of Escape van Nine Inch Nails. Dig It Yourself is verder zo’n plaat die direct bij eerste beluistering overtuigt en na een paar keer horen zitten de meeste songs voor een belangrijk deel in het geheugen, wat een prestatie van formaat is.
Dig It Yourself grijpt een aantal keren terug op de New Wave van Gruppo Sportivo, maar de plaat bevat ook een aantal meer funky tracks en een aantal tracks die in de categorie ‘perfecte pop’ vallen. Hans Vandenburg knutselde alles zelf in elkaar, maar heeft dit op zeer vakkundige wijze gedaan. Alle tracks op Dig It Yourself klinken even aanstekelijk en sprankelend, maar zoals we van Hans Vandeburg gewend zijn, zijn het ook tracks vol verrassingen.
Hans Vandenburg voorziet zijn nieuwe songs uiteraard van de nodige humor, kwinkslagen en fraaie verwijzingen naar klassiekers uit de popmuziek, maar ook in muzikaal opzicht weet de nieuwe plaat van één van de iconen uit de geschiedenis van de Nederlandse popmuziek keer op keer te verrassen. Vergeleken met de vrij elementaire muziek van Gruppo Sportivo klinkt Dig It Yourself bij vlagen verrassend vol en groots, maar dat pakt uitstekend uit, terwijl de meer funky tracks wat mij betreft de kers op de taart zijn.
Dig It Yourself van Hans Vandenburg zal niet in dezelfde aantallen over de toonbank gaan als de nog te verschijnen nieuwe plaat van Rihanna, maar liefhebbers van lekker in het gehoor liggende maar ook buitengewoon creatieve popliedjes kunnen als je het mij vraagt niet om Dig It Yourself heen.
Hans Vandenburg behoort inmiddels een aantal decennia tot de kroonjuwelen van de Nederlandse popmuziek, maar moet het allemaal zelf voor elkaar zien te boksen. Dat is aan de ene kant triest, maar zo lang het platen van het niveau van Dig It Yourself oplevert hoeven we er niet al teveel over te mopperen. Crowdfunding werkt immers altijd wanneer het zoiets moois oplevert als Dig It Yourself. Erwin Zijleman
Dig It Yourself wordt geleverd op (groen) vinyl; de download krijg je er gratis bij, net als een digitaal album met kinderliedjes. Heel veel waar dus voor je geld. Te koop in de platenzaak of via http://www.hansvandenburg.com, waar nog veel meer leuks te krijgen is.
27 juni 2015
Neil Young & Promise Of The Real - The Monsanto Years
Wanneer het gaat om Neil Young ben ik over het algemeen zeer vergevingsgezind. Natuurlijk heeft de muzikant, die later dit jaar overigens zijn zeventigste verjaardag hoopt te vieren, het afgelopen decennium een aantal draken van platen gemaakt, maar op al deze platen hoor ik af en toe ook wel iets dat me weet te raken.
Wanneer ik thuis de akoestische bonus-disc bij Neil Young’s laatste plaat Storytone uit de speakers laat komen, hangt de kat direct in de gordijnen en zijn de overige gezinsleden niet veel enthousiaster, maar zelf hoor ik tussen alle gebreken door ook wel iets puurs en dat raakt me.
Van vergevingsgezindheid was echter weinig sprake toen de nieuwe plaat van Neil Young voor het eerst uit de speakers kwam. The Monsanto Years klonk op het eerste gehoor als de zoveelste hele slechte plaat die Neil Young heeft gemaakt en het leek er even één die kon concurreren met de grootste zeperds uit de inmiddels lange carrière van de Canadees.
Bij eerste beluistering van The Monsanto Years hoorde ik muzikanten die heel veel steken laten vallen, een matig en dof geluid, songs met een hoog kampvuur gehalte, politiek activisme dat wat in de jaren 60 is blijven hangen en zang die nog wat onvaster is dan ik al van Neil Young gewend was.
Een eerste tocht langs de diverse muziekfora bevestigde mij in mijn mening. The Monsanto Years werd genadeloos neergesabeld; ook door muziekliefhebbers die de muziek van Neil Young over het algemeen wel een warm hart toedragen.
The Monsanto Years leek dan ook afgeschreven voor deze BLOG, tot ik een aantal andere recensies las, waarin de plaat voorzichtig de hemel in werd geprezen (met als uitschieter de vijf sterren die het door mij hoog geachte The Guardian uittelde voor de plaat).
Deze recensies stapten vrij makkelijk heen over het matige geluid, het hoge rammelgehalte en de soms bijna valse zang, maar prezen de energie en urgentie van de plaat. Nadat ik de plaat met andere oren begon te beluisteren, groeide mijn waardering voor The Monsanto Years en inmiddels hoor ik toch weer heel wat dat me wel weet te raken.
Op The Monsanto Years laat Neil Young zich begeleiden door de band Promise Of The Real. Daar had ik eerlijk gezegd nog nooit van gehoord, wat ook niet zo gek is, want buiten het feit dat de band wordt aangevoerd door een zoon van Willie Nelson heeft de Promise Of The Real nog niet zo gek veel gepresteerd.
Dat doet de band ook lang niet altijd op The Monsanto Years, waarop overigens nog een zoon van Willie Nelson aanschuift. Heel af en toe maakt Promise Of The Real muziek die herinnert aan de hoogtijdagen van Crazy Horse, maar in muzikaal opzicht is het heel wat minder. Ook wanneer de band wat minder stevig mag uitpakken, rammelt het aan alle kanten, al moet ik zeggen dat het na verloop van tijd wel gaat wennen.
Dat geldt eigenlijk voor alles op The Monsanto Years. In eerste instantie verbaasde me ik over de zwakke zang van Neil Young, maar na enige gewenning klinkt The Monsanto Years toch vooral als vintage Neil Young, waarbij naast het stevigere werk ook het akoestische en meer ingetogen werk niet wordt vergeten.
Over de urgentie en energie heb ik het nog niet gehad, maar deze bepalen inderdaad in belangrijke mate de kracht van The Monsanto Years. Van de politieke teksten ben ik nog niet zo heel erg onder de indruk (al is de strijd van Neil Young tegen gemodificeerd en gemanipuleerd voedsel natuurlijk een terechte strijd), maar de energie en de urgentie die uiteindelijk van The Monsanto Years afspatten trekt de plaat uiteindelijk op het droge.
Waar Neil Young op zijn vorige plaat te vaak klonk als een zielige en gefrustreerde oude man, horen we nu weer de muzikant die vol vuur muziek maakt en niet bang is om af en toe van de weg af te raken in vocaal of muzikaal opzicht.
Luister vooringenomen en overdreven kritisch naar The Monsanto Years en je hoort een draak van een plaat. Met een net wat andere houding is het echter net zo makkelijk een aangenaam en bij vlagen zeer bevlogen plaat van één van de grootheden uit de geschiedenis van de popmuziek. Heeft Neil Young me toch weer te pakken. Erwin Zijleman
2 cd versie
Wanneer ik thuis de akoestische bonus-disc bij Neil Young’s laatste plaat Storytone uit de speakers laat komen, hangt de kat direct in de gordijnen en zijn de overige gezinsleden niet veel enthousiaster, maar zelf hoor ik tussen alle gebreken door ook wel iets puurs en dat raakt me.
Van vergevingsgezindheid was echter weinig sprake toen de nieuwe plaat van Neil Young voor het eerst uit de speakers kwam. The Monsanto Years klonk op het eerste gehoor als de zoveelste hele slechte plaat die Neil Young heeft gemaakt en het leek er even één die kon concurreren met de grootste zeperds uit de inmiddels lange carrière van de Canadees.
Bij eerste beluistering van The Monsanto Years hoorde ik muzikanten die heel veel steken laten vallen, een matig en dof geluid, songs met een hoog kampvuur gehalte, politiek activisme dat wat in de jaren 60 is blijven hangen en zang die nog wat onvaster is dan ik al van Neil Young gewend was.
Een eerste tocht langs de diverse muziekfora bevestigde mij in mijn mening. The Monsanto Years werd genadeloos neergesabeld; ook door muziekliefhebbers die de muziek van Neil Young over het algemeen wel een warm hart toedragen.
The Monsanto Years leek dan ook afgeschreven voor deze BLOG, tot ik een aantal andere recensies las, waarin de plaat voorzichtig de hemel in werd geprezen (met als uitschieter de vijf sterren die het door mij hoog geachte The Guardian uittelde voor de plaat).
Deze recensies stapten vrij makkelijk heen over het matige geluid, het hoge rammelgehalte en de soms bijna valse zang, maar prezen de energie en urgentie van de plaat. Nadat ik de plaat met andere oren begon te beluisteren, groeide mijn waardering voor The Monsanto Years en inmiddels hoor ik toch weer heel wat dat me wel weet te raken.
Op The Monsanto Years laat Neil Young zich begeleiden door de band Promise Of The Real. Daar had ik eerlijk gezegd nog nooit van gehoord, wat ook niet zo gek is, want buiten het feit dat de band wordt aangevoerd door een zoon van Willie Nelson heeft de Promise Of The Real nog niet zo gek veel gepresteerd.
Dat doet de band ook lang niet altijd op The Monsanto Years, waarop overigens nog een zoon van Willie Nelson aanschuift. Heel af en toe maakt Promise Of The Real muziek die herinnert aan de hoogtijdagen van Crazy Horse, maar in muzikaal opzicht is het heel wat minder. Ook wanneer de band wat minder stevig mag uitpakken, rammelt het aan alle kanten, al moet ik zeggen dat het na verloop van tijd wel gaat wennen.
Dat geldt eigenlijk voor alles op The Monsanto Years. In eerste instantie verbaasde me ik over de zwakke zang van Neil Young, maar na enige gewenning klinkt The Monsanto Years toch vooral als vintage Neil Young, waarbij naast het stevigere werk ook het akoestische en meer ingetogen werk niet wordt vergeten.
Over de urgentie en energie heb ik het nog niet gehad, maar deze bepalen inderdaad in belangrijke mate de kracht van The Monsanto Years. Van de politieke teksten ben ik nog niet zo heel erg onder de indruk (al is de strijd van Neil Young tegen gemodificeerd en gemanipuleerd voedsel natuurlijk een terechte strijd), maar de energie en de urgentie die uiteindelijk van The Monsanto Years afspatten trekt de plaat uiteindelijk op het droge.
Waar Neil Young op zijn vorige plaat te vaak klonk als een zielige en gefrustreerde oude man, horen we nu weer de muzikant die vol vuur muziek maakt en niet bang is om af en toe van de weg af te raken in vocaal of muzikaal opzicht.
Luister vooringenomen en overdreven kritisch naar The Monsanto Years en je hoort een draak van een plaat. Met een net wat andere houding is het echter net zo makkelijk een aangenaam en bij vlagen zeer bevlogen plaat van één van de grootheden uit de geschiedenis van de popmuziek. Heeft Neil Young me toch weer te pakken. Erwin Zijleman
2 cd versie
26 juni 2015
Wolf Alice - My Love Is Cool
Het uit Londen afkomstige Wolf Alice kan momenteel, met name in het Verenigd Koninkrijk, rekenen op recensies vol superlatieven, zodat de hype machines weer op volle toeren draaien.
Wanneer tijdschriften als NME gaan roepen dat HET debuut van het afgelopen decennium is afgeleverd, ben ik meestal op mijn hoede, maar op de superlatieven voor het debuut van Wolf Alice valt echt maar heel weinig af te dingen.
Wolf Alice laat zich op haar debuut My Love Is Cool inspireren door zeer uiteenlopende invloeden, die allemaal wel vaker een grote rol spelen, maar de mix van invloeden waarmee de band uiteindelijk op de proppen komt is behoorlijk uniek.
Wolf Alice heeft in de persoon van zangeres Ellie Rowsell een heel bijzonder en uitermate doeltreffend wapen in handen. Ellie Rowsell begon ooit als folkie en dat hoor je heel duidelijk in een aantal tracks op het debuut van Wolf Alice, waarin de zang bij pastoraal is en herinnert aan de grote folkies uit het verre verleden.
De band uit Londen heeft de folk echter voor een belangrijk deel vaarwel gezegd en gaat op My Love Is Cool ook aan de haal met invloeden uit onder andere de shoegaze en de dreampop. Dat zijn invloeden die inmiddels aardig zijn uitgekauwd, maar Wolf Alice verwerkt ze op geheel eigen en bijzonder creatieve wijze.
Hier blijft het niet bij, want My Love Is Cool is een nog veel gevarieerdere smeltkroes van invloeden. Het ene moment neemt de band je mee terug naar de hoogtijdagen van de Britse folk uit de jaren 70, het volgende moment hoor je shoegaze en dreampop uit de jaren 90, maar ook invloeden uit de new wave, de noiserock, de indierock en de psychedelica hebben hun weg gevonden op het debuut van Wolf Alice.
Het knappe van het debuut van Wolf Alice is dat al deze invloeden elkaar steeds maar weer afwisselen en deels door elkaar lopen, wat het debuut van Wolf Alice een heel bijzonder geluid geeft. Het is een geluid vol dynamiek, want Wolf Alice heeft op My Love Is Cool over het algemeen maar een paar noten nodig om haar geluid van uiterst ingetogen te transformeren in zwaar aangezet en stevig en vice versa. Wolf Alice schuwt hierbij het maken van grootse en meeslepende popsongs niet, maar de band houdt haar muziek net zo makkelijk uiterst klein.
Beluistering van My Love Is Cool van Wolf Alice is aan de ene kant een feest van herkenning, maar als je na gaat denken over wat je hoort, moet je concluderen dat de mix van invloeden die de band uit Londen ons voorschotelt echt nieuw is. Zeker wanneer je de plaat aandachtig beluistert hoor je hoe knap Wolf Alice buiten de lijntjes kleurt, maar My Love Is Cool is ook een plaat vol meedogenloze pop- en rocksongs die even meedogenloos vermaken.
Het ene moment schuurt Wolf Alice aan tegen bands die de jaren 90 in artistiek opzicht kleur hebben gegeven, maar de band rond Ellie Rowsell is ook niet band voor schaamteloos toegankelijke popliedjes waarvoor de Miley Cyrussen van deze wereld een moord zouden doen of voor muziek waarvoor Mazzy Star of het juist weer zeer eigentijdse The Xx zich niet zouden schamen.
De stem van Ellie Rowsell speelt in dit alles een hoofdrol, want hoeveel zangeressen zijn er die net zo makkelijk pastoraal kunnen fluisteren als het uit kunnen schreeuwen op een manier om bang van te worden. De rest van de band past zich aan en zorgt steeds voor de perfecte omlijsting van deze geweldige vocalen.
Het debuut van het decennium is misschien wat veel eer, maar dat Wolf Alice een verdomd goed debuut heeft afgeleverd is zeker. Goed genoeg voor de jaarlijstjes? Het zou zomaar kunnen. Ik ben vanaf nu fan, dat is zeker. Erwin Zijleman
cd 2 LP's
Wanneer tijdschriften als NME gaan roepen dat HET debuut van het afgelopen decennium is afgeleverd, ben ik meestal op mijn hoede, maar op de superlatieven voor het debuut van Wolf Alice valt echt maar heel weinig af te dingen.
Wolf Alice laat zich op haar debuut My Love Is Cool inspireren door zeer uiteenlopende invloeden, die allemaal wel vaker een grote rol spelen, maar de mix van invloeden waarmee de band uiteindelijk op de proppen komt is behoorlijk uniek.
Wolf Alice heeft in de persoon van zangeres Ellie Rowsell een heel bijzonder en uitermate doeltreffend wapen in handen. Ellie Rowsell begon ooit als folkie en dat hoor je heel duidelijk in een aantal tracks op het debuut van Wolf Alice, waarin de zang bij pastoraal is en herinnert aan de grote folkies uit het verre verleden.
De band uit Londen heeft de folk echter voor een belangrijk deel vaarwel gezegd en gaat op My Love Is Cool ook aan de haal met invloeden uit onder andere de shoegaze en de dreampop. Dat zijn invloeden die inmiddels aardig zijn uitgekauwd, maar Wolf Alice verwerkt ze op geheel eigen en bijzonder creatieve wijze.
Hier blijft het niet bij, want My Love Is Cool is een nog veel gevarieerdere smeltkroes van invloeden. Het ene moment neemt de band je mee terug naar de hoogtijdagen van de Britse folk uit de jaren 70, het volgende moment hoor je shoegaze en dreampop uit de jaren 90, maar ook invloeden uit de new wave, de noiserock, de indierock en de psychedelica hebben hun weg gevonden op het debuut van Wolf Alice.
Het knappe van het debuut van Wolf Alice is dat al deze invloeden elkaar steeds maar weer afwisselen en deels door elkaar lopen, wat het debuut van Wolf Alice een heel bijzonder geluid geeft. Het is een geluid vol dynamiek, want Wolf Alice heeft op My Love Is Cool over het algemeen maar een paar noten nodig om haar geluid van uiterst ingetogen te transformeren in zwaar aangezet en stevig en vice versa. Wolf Alice schuwt hierbij het maken van grootse en meeslepende popsongs niet, maar de band houdt haar muziek net zo makkelijk uiterst klein.
Beluistering van My Love Is Cool van Wolf Alice is aan de ene kant een feest van herkenning, maar als je na gaat denken over wat je hoort, moet je concluderen dat de mix van invloeden die de band uit Londen ons voorschotelt echt nieuw is. Zeker wanneer je de plaat aandachtig beluistert hoor je hoe knap Wolf Alice buiten de lijntjes kleurt, maar My Love Is Cool is ook een plaat vol meedogenloze pop- en rocksongs die even meedogenloos vermaken.
Het ene moment schuurt Wolf Alice aan tegen bands die de jaren 90 in artistiek opzicht kleur hebben gegeven, maar de band rond Ellie Rowsell is ook niet band voor schaamteloos toegankelijke popliedjes waarvoor de Miley Cyrussen van deze wereld een moord zouden doen of voor muziek waarvoor Mazzy Star of het juist weer zeer eigentijdse The Xx zich niet zouden schamen.
De stem van Ellie Rowsell speelt in dit alles een hoofdrol, want hoeveel zangeressen zijn er die net zo makkelijk pastoraal kunnen fluisteren als het uit kunnen schreeuwen op een manier om bang van te worden. De rest van de band past zich aan en zorgt steeds voor de perfecte omlijsting van deze geweldige vocalen.
Het debuut van het decennium is misschien wat veel eer, maar dat Wolf Alice een verdomd goed debuut heeft afgeleverd is zeker. Goed genoeg voor de jaarlijstjes? Het zou zomaar kunnen. Ik ben vanaf nu fan, dat is zeker. Erwin Zijleman
cd 2 LP's
25 juni 2015
Rose - Pink Lady
Wanneer het is begonnen weet ik niet meer, maar mijn zwak voor Franse zangeressen gaat inmiddels al heel wat jaren mee. Het is een zwak dat ooit werd aangewakkerd door de Franse zuchtmeisjes, maar inmiddels kan ik ook Franse zangeressen die het predicaat Frans zuchtmeisje niet verdienen zeer waarderen.
Mijn liefde voor de Franse zangeres Rose is inmiddels al weer negen jaar oud. Negen jaar geleden debuteerde deze Rose (echte naam: Keren Meloul) immers met een plaat die qua genadeloze verleiding goed aansloot bij de muziek van de op dat moment nog razend populaire zuchtmeisjes, maar die in muzikaal opzicht andere accenten legde.
Het titelloze debuut van Rose bleef ver verwijderd van de Bossanova van de zuchtmeisjes, maar sloot aan de ene kant aan bij de Franse muzikale tradities, terwijl aan de andere kant invloeden uit de Amerikaanse folk, psychedelica en West-Coast pop uit de jaren 60 en 70 werden verkend.
De twee platen die volgden (Les Souvenirs Sous Ma Frange uit 2009 en Et Puis Juin uit 2013) waren misschien net wat minder indrukwekkend dan het zo goede debuut, maar waren desondanks goed voor vele aangename uurtjes op de Franse tolwegen (en later de Nederlandse snelwegen).
Ik heb Frankrijk de afgelopen twee jaar links laten liggen en ook dit jaar ga ik het aanbod van de Franse Hypermarchés niet persoonlijk verkennen, maar gelukkig wist de nieuwe plaat van Rose Nederland op eigen kracht te bereiken. De titel van haar nieuwe plaat, Pink Lady, doet misschien vermoeden dat Rose op het Engels is overgestapt, maar gelukkig is ook de vierde plaat van de Française volledig Franstalig.
Op Pink Lady trekt Rose de lijn van haar vorige twee albums door, wat betekent dat de invloeden die het debuut van de Française zo bijzonder maakten slechts in bescheiden mate aanwezig zijn en de lekker in het gehoor liggende Franse popmuziek domineert.
Rose laat op Pink Lady horen dat ze de klassiekers van de Franse popmuziek en de Franse chansons kent, maar wat mij betreft slaagt ze er ook dit keer in om een geluid te laten horen dat net wat afwijkt van dat van de concurrentie in de schappen van de Franse Hypermarchés.
Ook Pink Lady is weer een plaat die doet verlangen naar de zomer, maar Rose prikkelt ook de fantasie met muzikale invloeden die je niet verwacht van een Franse popzangeres. Het zijn invloeden die kris kras door een aantal decennia popmuziek springen en de muziek van Rose voorzien van een artistieke meerwaarde die in dit genre nog wel eens ontbreekt.
Sterkste wapen van Rose blijft natuurlijk haar stem. Het is een zwoele stem vol passie en het is ook nog eens een stem met een licht rauw of hees randje, wat de muziek van Rose voorziet van een beetje doorleving en heel veel ultieme verleidingskracht.
Pink Lady van Rose draait hier inmiddels al een tijdje zijn rondjes en zorgt voor de zonneschijn die buiten nog wat teveel ontbreekt dit jaar. Tijdens al die rondjes is Pink Lady van Rose alleen maar beter geworden. Zoveel beter dat de tweede en derde plaat van Rose inmiddels op flinke achterstand zijn gezet en het onaantastbaar geachte debuut binnen bereik komt. Voor een ieder voor wie de zomer van 2015 niet compleet is zonder Franse verleiding is dit de plaat die je er dit jaar uit moet pikken. Erwin Zijleman
Mijn liefde voor de Franse zangeres Rose is inmiddels al weer negen jaar oud. Negen jaar geleden debuteerde deze Rose (echte naam: Keren Meloul) immers met een plaat die qua genadeloze verleiding goed aansloot bij de muziek van de op dat moment nog razend populaire zuchtmeisjes, maar die in muzikaal opzicht andere accenten legde.
Het titelloze debuut van Rose bleef ver verwijderd van de Bossanova van de zuchtmeisjes, maar sloot aan de ene kant aan bij de Franse muzikale tradities, terwijl aan de andere kant invloeden uit de Amerikaanse folk, psychedelica en West-Coast pop uit de jaren 60 en 70 werden verkend.
De twee platen die volgden (Les Souvenirs Sous Ma Frange uit 2009 en Et Puis Juin uit 2013) waren misschien net wat minder indrukwekkend dan het zo goede debuut, maar waren desondanks goed voor vele aangename uurtjes op de Franse tolwegen (en later de Nederlandse snelwegen).
Ik heb Frankrijk de afgelopen twee jaar links laten liggen en ook dit jaar ga ik het aanbod van de Franse Hypermarchés niet persoonlijk verkennen, maar gelukkig wist de nieuwe plaat van Rose Nederland op eigen kracht te bereiken. De titel van haar nieuwe plaat, Pink Lady, doet misschien vermoeden dat Rose op het Engels is overgestapt, maar gelukkig is ook de vierde plaat van de Française volledig Franstalig.
Op Pink Lady trekt Rose de lijn van haar vorige twee albums door, wat betekent dat de invloeden die het debuut van de Française zo bijzonder maakten slechts in bescheiden mate aanwezig zijn en de lekker in het gehoor liggende Franse popmuziek domineert.
Rose laat op Pink Lady horen dat ze de klassiekers van de Franse popmuziek en de Franse chansons kent, maar wat mij betreft slaagt ze er ook dit keer in om een geluid te laten horen dat net wat afwijkt van dat van de concurrentie in de schappen van de Franse Hypermarchés.
Ook Pink Lady is weer een plaat die doet verlangen naar de zomer, maar Rose prikkelt ook de fantasie met muzikale invloeden die je niet verwacht van een Franse popzangeres. Het zijn invloeden die kris kras door een aantal decennia popmuziek springen en de muziek van Rose voorzien van een artistieke meerwaarde die in dit genre nog wel eens ontbreekt.
Sterkste wapen van Rose blijft natuurlijk haar stem. Het is een zwoele stem vol passie en het is ook nog eens een stem met een licht rauw of hees randje, wat de muziek van Rose voorziet van een beetje doorleving en heel veel ultieme verleidingskracht.
Pink Lady van Rose draait hier inmiddels al een tijdje zijn rondjes en zorgt voor de zonneschijn die buiten nog wat teveel ontbreekt dit jaar. Tijdens al die rondjes is Pink Lady van Rose alleen maar beter geworden. Zoveel beter dat de tweede en derde plaat van Rose inmiddels op flinke achterstand zijn gezet en het onaantastbaar geachte debuut binnen bereik komt. Voor een ieder voor wie de zomer van 2015 niet compleet is zonder Franse verleiding is dit de plaat die je er dit jaar uit moet pikken. Erwin Zijleman
24 juni 2015
Eilen Jewell - Sundown Over Ghost Town
Eilen Jewell maakt inmiddels al weer ruim tien jaar platen, maar de singer-songwriter uit Boise, Idaho, is in rootskringen pas echt bekend sinds het prachtige Letters From Sinners & Strangers uit 2007. Sindsdien maakt Eilen Jewell platen die niet al teveel van elkaar verschillen, maar wel allemaal van een bijzonder hoog niveau zijn.
Sinds Queen Of The Minor Key uit 2011 zijn vier lange jaren verstreken (waarin overigens nog wel een hele aardige live-plaat werd uitgebracht). Eilen Jewell werd in deze periode moeder en keerde terug naar haar geboortegrond, maar pakt nu het maken van platen weer op.
Ze doet dit met een plaat die wederom weinig echte verrassingen bevat, maar ook Sundown Over Ghost Town is weer een hele mooie en overtuigende plaat.
Eilen Jewell werkt al jaren met dezelfde band en deze band duikt ook op haar nieuwe plaat weer op. Dat is goed nieuws, want met name gitarist Jerry Miller kleurt de muziek van Eilen Jewell inmiddels al vele platen prachtig in en doet dat ook dit keer op even mooie als indrukwekkende wijze. Het veelkleurige gitaarspel, dat varieert van ingetogen tot behoorlijk rauw, is ook op Sundown Over Ghost Town van hoog niveau en tilt de plaat in muzikaal opzicht naar een hoger niveau.
In muzikaal opzicht bevat de plaat zoals gezegd weinig grote verassingen. Sundown Over Ghost Town bevat een mix van ingetogen en net wat uitbundigere songs en laat ook dit keer naast geweldig gitaarspel bijzonder fraai pedal steel spel horen. Een al even aangenaam orgeltje, maakt het stemmige geluid compleet. De enige echte verassing komt in Rio Grande, waarin Eilen Jewell met een paar Mariachi trompetten het Noordelijke Idaho tijdelijk verruild voor Arizona of nog zuidelijkere oorden.
Sundown Over Ghost Town kleurt verder redelijk binnen de lijntjes van de Amerikaanse rootsmuziek, maar daar heb ik persoonlijk geen problemen mee. De wat donkere mix van folk en een beetje country past immers uitstekend bij de geweldige stem van Eilen Jewell. Het is een wat doorleefd klinkende stem, die de mooie songs op de plaat en de degelijke maar ook zeer doeltreffende instrumentatie voorziet van emotie en bezieling.
Eilen Jewell maakt ook op haar nieuwe plaat weer donker gekleurde Amerikaanse rootsmuziek en het is rootsmuziek die mij ook deze keer flink weet te raken. Het is overigens muziek die ik zelf bij voorkeur met de koptelefoon beluister. De subtiele instrumentatie komt dan nog net wat beter tot zijn recht, waarna de vocalen van Eilen Jewell dwars door de ziel snijden.
Sundown Over Ghost Town bevat 12 songs en het zijn 12 prachtsongs. Eilen Jewell doet misschien niet veel nieuws op haar zevende studioplaat, maar zolang haar platen zo mooi en meeslepend zijn als Sundown Over Ghost Town mag de singer-songwriter uit Boise, Idaho, van mij nog heel lang niet zoveel nieuws blijven doen. Absoluut één van de betere rootsplaten van het moment; ik ben heel blij dat Eilen Jewell terug is. Erwin Zijleman
Sinds Queen Of The Minor Key uit 2011 zijn vier lange jaren verstreken (waarin overigens nog wel een hele aardige live-plaat werd uitgebracht). Eilen Jewell werd in deze periode moeder en keerde terug naar haar geboortegrond, maar pakt nu het maken van platen weer op.
Ze doet dit met een plaat die wederom weinig echte verrassingen bevat, maar ook Sundown Over Ghost Town is weer een hele mooie en overtuigende plaat.
Eilen Jewell werkt al jaren met dezelfde band en deze band duikt ook op haar nieuwe plaat weer op. Dat is goed nieuws, want met name gitarist Jerry Miller kleurt de muziek van Eilen Jewell inmiddels al vele platen prachtig in en doet dat ook dit keer op even mooie als indrukwekkende wijze. Het veelkleurige gitaarspel, dat varieert van ingetogen tot behoorlijk rauw, is ook op Sundown Over Ghost Town van hoog niveau en tilt de plaat in muzikaal opzicht naar een hoger niveau.
In muzikaal opzicht bevat de plaat zoals gezegd weinig grote verassingen. Sundown Over Ghost Town bevat een mix van ingetogen en net wat uitbundigere songs en laat ook dit keer naast geweldig gitaarspel bijzonder fraai pedal steel spel horen. Een al even aangenaam orgeltje, maakt het stemmige geluid compleet. De enige echte verassing komt in Rio Grande, waarin Eilen Jewell met een paar Mariachi trompetten het Noordelijke Idaho tijdelijk verruild voor Arizona of nog zuidelijkere oorden.
Sundown Over Ghost Town kleurt verder redelijk binnen de lijntjes van de Amerikaanse rootsmuziek, maar daar heb ik persoonlijk geen problemen mee. De wat donkere mix van folk en een beetje country past immers uitstekend bij de geweldige stem van Eilen Jewell. Het is een wat doorleefd klinkende stem, die de mooie songs op de plaat en de degelijke maar ook zeer doeltreffende instrumentatie voorziet van emotie en bezieling.
Eilen Jewell maakt ook op haar nieuwe plaat weer donker gekleurde Amerikaanse rootsmuziek en het is rootsmuziek die mij ook deze keer flink weet te raken. Het is overigens muziek die ik zelf bij voorkeur met de koptelefoon beluister. De subtiele instrumentatie komt dan nog net wat beter tot zijn recht, waarna de vocalen van Eilen Jewell dwars door de ziel snijden.
Sundown Over Ghost Town bevat 12 songs en het zijn 12 prachtsongs. Eilen Jewell doet misschien niet veel nieuws op haar zevende studioplaat, maar zolang haar platen zo mooi en meeslepend zijn als Sundown Over Ghost Town mag de singer-songwriter uit Boise, Idaho, van mij nog heel lang niet zoveel nieuws blijven doen. Absoluut één van de betere rootsplaten van het moment; ik ben heel blij dat Eilen Jewell terug is. Erwin Zijleman
23 juni 2015
Hollis Brown - 3 Shots
Net iets meer dan twee jaar geleden dook de band Hollis Brown voor het eerst op (dat de band al in 2009 debuteerde vergeten we maar even, want die plaat zag werkelijk iedereen over het hoofd).
Ride On The Train was in de Verenigde Staten op dat moment al flink bejubeld en ook Nederland ging direct om. En terecht.
Ik vergeleek Ride On The Train zelf met de muziek van grootheden als Lynyrd Skynyrd, Rolling Stones, Neil Young, Tom Petty, Creedence Clearwater Revival en Buffalo Springfield. Met terugwerkende kracht voeg ik de naam van The Band toe. Het zijn namen waar je als beginnende band mee thuis kunt komen, waardoor Ride On The Train in brede kring werd opgepikt; ook in Nederland.
Hoewel de muziek van Hollis Brown diep was geworteld in met name de countryrock uit de vroege jaren 70, klonk de muziek van de band uit New York, mede dankzij een flinke rockinjectie, ook fris en eigentijds.
Ride On The Train was zo goed dat Hollis Brown zich eenvoudig stuk had kunnen bijten op de zo geprezen eerste kennismaking met de band, maar dit wist Hollis Brown slim te omzeilen. Vorig jaar verscheen ter nagedachtenis aan Lou Reed op Record Store Day een fraaie remake van Loaded van The Velvet Underground. Een prima tussendoortje en bovendien een plaat die ervoor heeft gezorgd dat niemand het meer zal hebben over de altijd lastige tweede plaat van Hollis Brown.
Hollis Brown is inmiddels een gevestigde band en maakt deze status helemaal waar op het nu verschenen 3 Shots. Het is net als zijn voorgangers een plaat die stevig is verankerd in de jaren 70. Alle hierboven genoemde namen komen ook op 3 Shots voorbij, waarbij ik dit keer persoonlijk vooral veel hoor van Neil Young en wanneer de gitaren mogen gieren ook zeker zijn band Crazy Horse.
Ik wil echter ook een naam toevoegen aan het al zo indrukwekkende lijstje hierboven en dat is de naam van Led Zeppelin. Het toevoegen van de laatste naam is vooral te danken aan het toevoegen van flink wat invloeden uit de blues, maar ook de complexere songstructuren en de geweldige vocalen doen meer dan eens denken aan de hoogtijdagen van Led Zep.
3 Shots bevat gastbijdragen van Nikki Lane en Bo Diddley (!), maar de hoofdrol wordt toch opgeëist door de mannen van Hollis Brown zelf. Ondanks het feit dat de jaren 70 centraal staan op 3 Shots, slaagt Hollis Brown er ook op haar nieuwe plaat in om eigentijds en urgent te klinken. De band maakt geen geheim van haar voorliefde voor muziek uit een inmiddels ver verleden, maar slaat ook tal van bruggen naar muziek van recentere jaren.
3 Shots blinkt uit door bijzonder lekker in het gehoor liggende songs en door vocalen die zo af en toe uit de tenen komen, maar ik vind het boven alles een fantastische gitaarplaat. Het is een gitaarplaat die het beste uit een aantal decennia geweldige rockmuziek combineert met de muzikaliteit van een band die de belofte inmiddels voorbij is.
Ride The Train riep ik twee jaar geleden uit tot één van de beste debuten van het jaar, terwijl Gets Loaded vorig jaar één van de te koesteren tussendoortjes wat. Dit jaar doet Hollis Brown mee om de hoofdprijzen en kansloos is de band zeker niet. Wat een heerlijke plaat. Erwin Zijleman
Ride On The Train was in de Verenigde Staten op dat moment al flink bejubeld en ook Nederland ging direct om. En terecht.
Ik vergeleek Ride On The Train zelf met de muziek van grootheden als Lynyrd Skynyrd, Rolling Stones, Neil Young, Tom Petty, Creedence Clearwater Revival en Buffalo Springfield. Met terugwerkende kracht voeg ik de naam van The Band toe. Het zijn namen waar je als beginnende band mee thuis kunt komen, waardoor Ride On The Train in brede kring werd opgepikt; ook in Nederland.
Hoewel de muziek van Hollis Brown diep was geworteld in met name de countryrock uit de vroege jaren 70, klonk de muziek van de band uit New York, mede dankzij een flinke rockinjectie, ook fris en eigentijds.
Ride On The Train was zo goed dat Hollis Brown zich eenvoudig stuk had kunnen bijten op de zo geprezen eerste kennismaking met de band, maar dit wist Hollis Brown slim te omzeilen. Vorig jaar verscheen ter nagedachtenis aan Lou Reed op Record Store Day een fraaie remake van Loaded van The Velvet Underground. Een prima tussendoortje en bovendien een plaat die ervoor heeft gezorgd dat niemand het meer zal hebben over de altijd lastige tweede plaat van Hollis Brown.
Hollis Brown is inmiddels een gevestigde band en maakt deze status helemaal waar op het nu verschenen 3 Shots. Het is net als zijn voorgangers een plaat die stevig is verankerd in de jaren 70. Alle hierboven genoemde namen komen ook op 3 Shots voorbij, waarbij ik dit keer persoonlijk vooral veel hoor van Neil Young en wanneer de gitaren mogen gieren ook zeker zijn band Crazy Horse.
Ik wil echter ook een naam toevoegen aan het al zo indrukwekkende lijstje hierboven en dat is de naam van Led Zeppelin. Het toevoegen van de laatste naam is vooral te danken aan het toevoegen van flink wat invloeden uit de blues, maar ook de complexere songstructuren en de geweldige vocalen doen meer dan eens denken aan de hoogtijdagen van Led Zep.
3 Shots bevat gastbijdragen van Nikki Lane en Bo Diddley (!), maar de hoofdrol wordt toch opgeëist door de mannen van Hollis Brown zelf. Ondanks het feit dat de jaren 70 centraal staan op 3 Shots, slaagt Hollis Brown er ook op haar nieuwe plaat in om eigentijds en urgent te klinken. De band maakt geen geheim van haar voorliefde voor muziek uit een inmiddels ver verleden, maar slaat ook tal van bruggen naar muziek van recentere jaren.
3 Shots blinkt uit door bijzonder lekker in het gehoor liggende songs en door vocalen die zo af en toe uit de tenen komen, maar ik vind het boven alles een fantastische gitaarplaat. Het is een gitaarplaat die het beste uit een aantal decennia geweldige rockmuziek combineert met de muzikaliteit van een band die de belofte inmiddels voorbij is.
Ride The Train riep ik twee jaar geleden uit tot één van de beste debuten van het jaar, terwijl Gets Loaded vorig jaar één van de te koesteren tussendoortjes wat. Dit jaar doet Hollis Brown mee om de hoofdprijzen en kansloos is de band zeker niet. Wat een heerlijke plaat. Erwin Zijleman
22 juni 2015
Kathryn Williams - Hypoxia
De Britse folkie Kathryn Williams wist mij precies vijftien jaar geleden voor het leven in te palmen met het werkelijk prachtige Little Black Numbers.
De tweede plaat van de singer-songwriter uit Liverpool stond vol met fluisterzachte folksongs, die na één keer horen voorgoed memorabel waren. Ik durf dat inmiddels wel te zeggen, want Little Black Numbers beluister ik nog altijd met enige regelmaat en de plaat is nog altijd goed voor kippenvel en toverkracht.
Kathryn Williams maakte vervolgens met het in 2002 verschenen Old Low Light nog een plaat van het niveau van Little Black Numbers, maar de platen die volgden waren helaas net wat minder goed. Zeker niet slecht en bij vlagen absoluut betoverend, maar ook meer van hetzelfde en eerlijk gezegd net wat minder dan het zo bijzondere Little Black Numbers.
Kathryn Williams revancheerde zich twee jaar geleden knap met het prachtige, op deze BLOG intens bejubelde, Crown Electric en nu ligt dan haar al weer tiende plaat in de winkel.
Wanneer je Hypoxia naast Little Black Numbers legt, is er eigenlijk niet eens zo heel veel veranderd. Kathryn Williams zoekt en vindt haar inspiratie nog steeds voor een belangrijk deel in de Britse folk, heeft nog altijd één van de mooiste fluisterstemmen in het genre en heeft ook nog steeds het patent op intieme folkliedjes die ook buiten de grenzen van de traditionele Britse folk durven te kijken.
Hypoxia is een conceptplaat over het boek The Bell Jar van de Amerikaanse dichter en schrijver Sylvia Plath. The Bell Jar uit 1963 is de enige roman die Sylvia Plath schreef, want een paar maanden na de release van het boek beroofde ze zich van het leven. The Bell Jar is zeker geen vrolijk boek en Hypoxia is mede daarom ook geen hele vrolijke plaat.
De plaat is zoals gezegd niet eens zo heel ver verwijderd van het ook zeer ingetogen Little Black Numbers en lijkt daarom niet heel erg op zijn voorganger Crown Electric, dat voor Kathryn Williams begrippen redelijk uitbundig was.
Als Kathryn Williams fan van het eerste uur ben ik er blij mee. Erg blij zelfs. Op Hypoxia domineren de sober geïnstrumenteerde, maar tegelijkertijd ook fraai gearrangeerde folksongs en mag Kathryn Williams ontroeren, verleiden en betoveren met haar bijzonder fraaie fluistervocalen. De betrekkelijk zware thematiek, die zich hier en daar uit in een wat zwaarder aangezette instrumentatie, geeft de plaat vervolgens extra lading en extra diepgang.
Ook de productie, van de eveneens zeer getalenteerde Britse singer-songwriter Ed Harcourt, is een waar kunststukje en draagt flink bij aan het zo fraaie eindresultaat.
Als ik al iets negatiefs moet zeggen over Hypoxia van Kathryn Williams, is het het feit dat de negen songs op de plaat alles bij elkaar slechts een half uurtje duren, maar het is een half uur van grote klasse. Omdat Kathryn Williams op Hypoxia zeker niet grossiert in niemendalletjes, is het bovendien geen enkel probleem om de plaat meerdere keren achter elkaar te draaien; net zoals ik dat doe met Little Black Numbers. Hypoxia geeft hierbij nog lang nieuwe geheimen prijs.
Kathryn Williams is in Nederland helaas nog altijd een grote onbekende, maar ook met haar tiende plaat laat ze weer horen dat ze werkelijk prachtige muziek maakt. Aanrader ! En zeker niet alleen voor liefhebbers van Britse folk. Erwin Zijleman
De tweede plaat van de singer-songwriter uit Liverpool stond vol met fluisterzachte folksongs, die na één keer horen voorgoed memorabel waren. Ik durf dat inmiddels wel te zeggen, want Little Black Numbers beluister ik nog altijd met enige regelmaat en de plaat is nog altijd goed voor kippenvel en toverkracht.
Kathryn Williams maakte vervolgens met het in 2002 verschenen Old Low Light nog een plaat van het niveau van Little Black Numbers, maar de platen die volgden waren helaas net wat minder goed. Zeker niet slecht en bij vlagen absoluut betoverend, maar ook meer van hetzelfde en eerlijk gezegd net wat minder dan het zo bijzondere Little Black Numbers.
Kathryn Williams revancheerde zich twee jaar geleden knap met het prachtige, op deze BLOG intens bejubelde, Crown Electric en nu ligt dan haar al weer tiende plaat in de winkel.
Wanneer je Hypoxia naast Little Black Numbers legt, is er eigenlijk niet eens zo heel veel veranderd. Kathryn Williams zoekt en vindt haar inspiratie nog steeds voor een belangrijk deel in de Britse folk, heeft nog altijd één van de mooiste fluisterstemmen in het genre en heeft ook nog steeds het patent op intieme folkliedjes die ook buiten de grenzen van de traditionele Britse folk durven te kijken.
Hypoxia is een conceptplaat over het boek The Bell Jar van de Amerikaanse dichter en schrijver Sylvia Plath. The Bell Jar uit 1963 is de enige roman die Sylvia Plath schreef, want een paar maanden na de release van het boek beroofde ze zich van het leven. The Bell Jar is zeker geen vrolijk boek en Hypoxia is mede daarom ook geen hele vrolijke plaat.
De plaat is zoals gezegd niet eens zo heel ver verwijderd van het ook zeer ingetogen Little Black Numbers en lijkt daarom niet heel erg op zijn voorganger Crown Electric, dat voor Kathryn Williams begrippen redelijk uitbundig was.
Als Kathryn Williams fan van het eerste uur ben ik er blij mee. Erg blij zelfs. Op Hypoxia domineren de sober geïnstrumenteerde, maar tegelijkertijd ook fraai gearrangeerde folksongs en mag Kathryn Williams ontroeren, verleiden en betoveren met haar bijzonder fraaie fluistervocalen. De betrekkelijk zware thematiek, die zich hier en daar uit in een wat zwaarder aangezette instrumentatie, geeft de plaat vervolgens extra lading en extra diepgang.
Ook de productie, van de eveneens zeer getalenteerde Britse singer-songwriter Ed Harcourt, is een waar kunststukje en draagt flink bij aan het zo fraaie eindresultaat.
Als ik al iets negatiefs moet zeggen over Hypoxia van Kathryn Williams, is het het feit dat de negen songs op de plaat alles bij elkaar slechts een half uurtje duren, maar het is een half uur van grote klasse. Omdat Kathryn Williams op Hypoxia zeker niet grossiert in niemendalletjes, is het bovendien geen enkel probleem om de plaat meerdere keren achter elkaar te draaien; net zoals ik dat doe met Little Black Numbers. Hypoxia geeft hierbij nog lang nieuwe geheimen prijs.
Kathryn Williams is in Nederland helaas nog altijd een grote onbekende, maar ook met haar tiende plaat laat ze weer horen dat ze werkelijk prachtige muziek maakt. Aanrader ! En zeker niet alleen voor liefhebbers van Britse folk. Erwin Zijleman
21 juni 2015
Danny Schmidt - Owls
De Amerikaanse singer-songwriter Danny Schmidt timmert inmiddels al behoorlijk wat jaren aan de weg (zijn debuut stamt uit 2000), maar een groot liefhebber van zijn platen was ik tot dusver niet.
Ik kan niet heel goed uitleggen waarom de platen van Danny Schmidt tot dusver geen onuitwisbare indruk op mij wisten te maken en ik kan evenmin goed uitleggen waarom het eerder dit jaar verschenen Owls dit wel heeft gedaan. Feit is echter dat ik Owls een fantastische plaat vind.
Danny Schmidt is na omzwervingen langs alle uithoeken van de Verenigde Staten uiteindelijk in Austin, Texas, beland, maar in muzikaal opzicht is Danny Schmidt hier toch een wat vreemde eend in de bijt.
Owls bevat flink wat invloeden uit de folk en de country, maar is vervolgens overgoten met een rijke saus die je onmiddellijk mee terugneemt naar de jaren 60. Luister naar Owls en je hoort flarden psychedelica, flarden countryrock en flarden folkrock uit vervlogen tijden, maar Danny Schmidt is ook een echte singer-songwriter.
De Amerikaan is een prima zanger, al beschikt hij over een stem die niet bij iedereen in de smaak zal vallen. Ik liep in het verleden altijd tegen deze stem (die heel af en toe wel wat heeft van die van Cat Stevens) aan, maar op Owls bevallen de vocalen me zeer. Danny Schmidt laat zich op Owls in vocaal opzicht omringen door een aantal andere stemmen, waaronder de stemmen van zangeres Ali Holder en zijn kersverse echtgenote Carrie Elkin. Het zorgt voor wat meer balans in zijn eigen stem, waardoor Danny Schmidt dit keer in vocaal opzicht makkelijker weet te overtuigen en nauwelijks meer tegen de haren in strijkt.
Wanneer je de vocalen eenmaal hebt omarmd, wordt het een stuk eenvoudiger om van Owls te houden. In muzikaal opzicht is het een zeer gevarieerde plaat met volop uitstapjes richting de jaren 60 en een aantal songs die lekker mogen rocken, maar Owls bevat ook genoeg intieme singer-songwriter songs. Owls klinkt lekker vol, maar maakt ook steeds weer indruk met fraai en subtiel gitaarwerk.
Ik heb eerder aangegeven dat Danny Schmidt ook een echte singer-songwriter is, wat zich moet uiten in songs die mooie en indringende verhalen vertellen. Bij het luisteren naar muziek duik ik meestal niet direct diep in de teksten, maar de teksten van Danny Schmidt op Owls zijn absoluut de moeite waard. Het zijn verhalen die met veel gevoel worden verteld, waardoor Owls een intense en meeslepende plaat is.
Owls van Danny Schmidt bevat al met al alle ingrediënten die nodig zijn voor een goede rootsplaat en het is ook nog eens een rootsplaat die buiten de lijntjes durft te kleuren, bijvoorbeeld door flink wat accenten uit de jaren 60 toe te voegen.
Ik was tot dusver misschien geen groot fan van de muziek van Danny Schmidt, maar met Owls heeft de Amerikaan mij volledig overtuigd. Ik sluit niet uit dat zijn andere platen gaan volgen, want dat Danny Schmidt veel te bieden heeft is me op basis van Owls wel duidelijk. Erwin Zijleman
Ik kan niet heel goed uitleggen waarom de platen van Danny Schmidt tot dusver geen onuitwisbare indruk op mij wisten te maken en ik kan evenmin goed uitleggen waarom het eerder dit jaar verschenen Owls dit wel heeft gedaan. Feit is echter dat ik Owls een fantastische plaat vind.
Danny Schmidt is na omzwervingen langs alle uithoeken van de Verenigde Staten uiteindelijk in Austin, Texas, beland, maar in muzikaal opzicht is Danny Schmidt hier toch een wat vreemde eend in de bijt.
Owls bevat flink wat invloeden uit de folk en de country, maar is vervolgens overgoten met een rijke saus die je onmiddellijk mee terugneemt naar de jaren 60. Luister naar Owls en je hoort flarden psychedelica, flarden countryrock en flarden folkrock uit vervlogen tijden, maar Danny Schmidt is ook een echte singer-songwriter.
De Amerikaan is een prima zanger, al beschikt hij over een stem die niet bij iedereen in de smaak zal vallen. Ik liep in het verleden altijd tegen deze stem (die heel af en toe wel wat heeft van die van Cat Stevens) aan, maar op Owls bevallen de vocalen me zeer. Danny Schmidt laat zich op Owls in vocaal opzicht omringen door een aantal andere stemmen, waaronder de stemmen van zangeres Ali Holder en zijn kersverse echtgenote Carrie Elkin. Het zorgt voor wat meer balans in zijn eigen stem, waardoor Danny Schmidt dit keer in vocaal opzicht makkelijker weet te overtuigen en nauwelijks meer tegen de haren in strijkt.
Wanneer je de vocalen eenmaal hebt omarmd, wordt het een stuk eenvoudiger om van Owls te houden. In muzikaal opzicht is het een zeer gevarieerde plaat met volop uitstapjes richting de jaren 60 en een aantal songs die lekker mogen rocken, maar Owls bevat ook genoeg intieme singer-songwriter songs. Owls klinkt lekker vol, maar maakt ook steeds weer indruk met fraai en subtiel gitaarwerk.
Ik heb eerder aangegeven dat Danny Schmidt ook een echte singer-songwriter is, wat zich moet uiten in songs die mooie en indringende verhalen vertellen. Bij het luisteren naar muziek duik ik meestal niet direct diep in de teksten, maar de teksten van Danny Schmidt op Owls zijn absoluut de moeite waard. Het zijn verhalen die met veel gevoel worden verteld, waardoor Owls een intense en meeslepende plaat is.
Owls van Danny Schmidt bevat al met al alle ingrediënten die nodig zijn voor een goede rootsplaat en het is ook nog eens een rootsplaat die buiten de lijntjes durft te kleuren, bijvoorbeeld door flink wat accenten uit de jaren 60 toe te voegen.
Ik was tot dusver misschien geen groot fan van de muziek van Danny Schmidt, maar met Owls heeft de Amerikaan mij volledig overtuigd. Ik sluit niet uit dat zijn andere platen gaan volgen, want dat Danny Schmidt veel te bieden heeft is me op basis van Owls wel duidelijk. Erwin Zijleman
20 juni 2015
Maaike Ouboter - En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt
Het is al weer ruim twee jaar geleden dat Maaike Ouboter een werkelijk verpletterende indruk maakte met haar auditie in De beste singer-songwriter van Nederland.
Het ontroerende Dat Ik Je Mis ging vervolgens in onwaarschijnlijke aantallen over de al dan niet virtuele toonbank, maar Maaike Ouboter heeft vervolgens, mede geholpen door het niet winnen van de talentenjacht van Giel Beelen, gelukkig de rust bewaard.
De afgelopen twee jaar werkte ze aan haar debuutalbum en werd eindeloos geschaafd aan de elf songs die uiteindelijk zijn terecht gekomen op En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt (in het opvallend fraai uitgevoerde boekje gevolgd door 'En Hoe Het Ooit Nacht Heeft Kunnen Zijn').
Het is een debuut dat opent met het inmiddels overbekende maar nog altijd indrukwekkende en ontroerende Dat Ik Je Mis. Een riskante openingszet, die de lat direct flink hoog legt, maar het is een openingszet die fantastisch uitpakt. Het debuut van Maaike Ouboter blijkt immers een plaat van een bijna onwerkelijke schoonheid, waarop iedere andere track de vergelijking met de zo succesvolle en indrukwekkende eerste kennismaking met de muziek van Maaike Ouboter aan kan. Met gemak aan kan durf ik wel te zeggen.
Voor haar debuut koos de jonge Nederlandse singer-songwriter voor de samenwerking met Joost Zweegers, beter bekend als Novastar, die de plaat produceerde. Zweegers heeft gezorgd voor een hele mooie productie, waarin de inmiddels al zo herkenbare stem van Maaike Ouboter centraal staat.
Het is een hele mooie en bijzondere stem, die bijna dwingt tot luisteren. De wijze waarop de songs op En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt de aandacht te trekken heeft ook alles te maken met de eigenzinnige wijze waarop Maaike Ouboter zingt. Alle songs op de plaat vallen op door teksten die klinken als gedichten en ook als zodanig worden voorgedragen. Het geeft de songs urgentie en overtuigingskracht.
Maaike Ouboter blijkt een meester in het vertellen van mooie en indringende verhalen, waarin de kleinste details van groot belang zijn. De liefde staat centraal in de teksten, maar Maaike Ouboter is niet de gekwelde singer-songwriter die alleen maar leed over je uit stort. Natuurlijk zorgt de liefde soms voor diepe dalen, maar ook de hoge pieken die de dalen rechtvaardigen blijven niet onbelicht op dit debuut, dat ook een ode aan de liefde is.
De elf songs zijn niet alleen in tekstueel opzicht ware kunststukjes. Ook aan de instrumentatie is hoorbaar lang gesleuteld, wat steeds weer zorgt voor een net wat ander klankentapijt. De instrumentatie is vaak ingetogen en akoestisch, maar En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt bevat ook een aantal meer uptempo songs, die laten horen dat Maaike Ouboter ook uitstekend uit de voeten kan in net wat lichtvoetigere popliedjes.
In de instrumentatie duiken soms verrassende accenten op, zoals bijvoorbeeld in het uiterst sober openende Smoor, dat vervolgens wordt voorzien van de honingzoete klanken die in de jaren 70 de basis vormden voor de soundtrack van menige Franse softporno film.
Door de hoofdrol voor de teksten raakt de muziek van Maaike Ouboter zo nu en dan aan muziek die in het hokje kleinkunst past. Dat is voor mij bijna een vies woord en meestal een synoniem voor gekunsteld, maar Maaike Ouboter ontwijkt gelukkig met speels gemak alle valkuilen.
En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt is een debuut vol goudeerlijke popliedjes. Het zijn popliedjes die ontroeren en vermaken, maar het zijn ook popliedjes vol spitsvondigheden en memorabele momenten.
Maaike Ouboter is er in geslaagd om een geheel eigen geluid te creëren en heeft een debuut afgeleverd waarvan ik alleen maar zielsveel kan houden. En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt maakte direct een verpletterende indruk, maar inmiddels kan ik alle elf de songs op de plaat dromen. Desondanks worden ze alleen maar mooier.
Dat Maaike Ouboter een uniek talent is, was twee jaar geleden direct duidelijk, maar je moet het vervolgens nog maar waarmaken met een eerste album. Maaike Ouboter doet het. En hoe. Een diepe buiging is op zijn plaats voor een plaat die de competitie met alles en iedereen aan kan. Erwin Zijleman
cd LP
Het ontroerende Dat Ik Je Mis ging vervolgens in onwaarschijnlijke aantallen over de al dan niet virtuele toonbank, maar Maaike Ouboter heeft vervolgens, mede geholpen door het niet winnen van de talentenjacht van Giel Beelen, gelukkig de rust bewaard.
De afgelopen twee jaar werkte ze aan haar debuutalbum en werd eindeloos geschaafd aan de elf songs die uiteindelijk zijn terecht gekomen op En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt (in het opvallend fraai uitgevoerde boekje gevolgd door 'En Hoe Het Ooit Nacht Heeft Kunnen Zijn').
Het is een debuut dat opent met het inmiddels overbekende maar nog altijd indrukwekkende en ontroerende Dat Ik Je Mis. Een riskante openingszet, die de lat direct flink hoog legt, maar het is een openingszet die fantastisch uitpakt. Het debuut van Maaike Ouboter blijkt immers een plaat van een bijna onwerkelijke schoonheid, waarop iedere andere track de vergelijking met de zo succesvolle en indrukwekkende eerste kennismaking met de muziek van Maaike Ouboter aan kan. Met gemak aan kan durf ik wel te zeggen.
Voor haar debuut koos de jonge Nederlandse singer-songwriter voor de samenwerking met Joost Zweegers, beter bekend als Novastar, die de plaat produceerde. Zweegers heeft gezorgd voor een hele mooie productie, waarin de inmiddels al zo herkenbare stem van Maaike Ouboter centraal staat.
Het is een hele mooie en bijzondere stem, die bijna dwingt tot luisteren. De wijze waarop de songs op En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt de aandacht te trekken heeft ook alles te maken met de eigenzinnige wijze waarop Maaike Ouboter zingt. Alle songs op de plaat vallen op door teksten die klinken als gedichten en ook als zodanig worden voorgedragen. Het geeft de songs urgentie en overtuigingskracht.
Maaike Ouboter blijkt een meester in het vertellen van mooie en indringende verhalen, waarin de kleinste details van groot belang zijn. De liefde staat centraal in de teksten, maar Maaike Ouboter is niet de gekwelde singer-songwriter die alleen maar leed over je uit stort. Natuurlijk zorgt de liefde soms voor diepe dalen, maar ook de hoge pieken die de dalen rechtvaardigen blijven niet onbelicht op dit debuut, dat ook een ode aan de liefde is.
De elf songs zijn niet alleen in tekstueel opzicht ware kunststukjes. Ook aan de instrumentatie is hoorbaar lang gesleuteld, wat steeds weer zorgt voor een net wat ander klankentapijt. De instrumentatie is vaak ingetogen en akoestisch, maar En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt bevat ook een aantal meer uptempo songs, die laten horen dat Maaike Ouboter ook uitstekend uit de voeten kan in net wat lichtvoetigere popliedjes.
In de instrumentatie duiken soms verrassende accenten op, zoals bijvoorbeeld in het uiterst sober openende Smoor, dat vervolgens wordt voorzien van de honingzoete klanken die in de jaren 70 de basis vormden voor de soundtrack van menige Franse softporno film.
Door de hoofdrol voor de teksten raakt de muziek van Maaike Ouboter zo nu en dan aan muziek die in het hokje kleinkunst past. Dat is voor mij bijna een vies woord en meestal een synoniem voor gekunsteld, maar Maaike Ouboter ontwijkt gelukkig met speels gemak alle valkuilen.
En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt is een debuut vol goudeerlijke popliedjes. Het zijn popliedjes die ontroeren en vermaken, maar het zijn ook popliedjes vol spitsvondigheden en memorabele momenten.
Maaike Ouboter is er in geslaagd om een geheel eigen geluid te creëren en heeft een debuut afgeleverd waarvan ik alleen maar zielsveel kan houden. En Hoe Het Dan Ook Weer Dag Wordt maakte direct een verpletterende indruk, maar inmiddels kan ik alle elf de songs op de plaat dromen. Desondanks worden ze alleen maar mooier.
Dat Maaike Ouboter een uniek talent is, was twee jaar geleden direct duidelijk, maar je moet het vervolgens nog maar waarmaken met een eerste album. Maaike Ouboter doet het. En hoe. Een diepe buiging is op zijn plaats voor een plaat die de competitie met alles en iedereen aan kan. Erwin Zijleman
cd LP
19 juni 2015
Wire - Wire
Als ik aan Wire denk, denk ik vooral aan Pink Flag uit 1977 en 154 uit 1979. Het debuut van de band uit London verscheen in het jaar waarin de punk definitief doorbrak en staat ook bol van de invloeden uit de punk.
Toch was Pink Flag van Wire zeker geen dertien in een dozijn punkplaat. Daarvoor stak de muziek van Wire te knap in elkaar en daarvoor was de muziek van Wire vooral te veelzijdig. Wire stond met haar debuut midden in de punk, maar maakte ook muziek die de basis zou vormen voor de postpunk.
Pink Flag is met zijn ruim 20 songs in maar net een half uur nog altijd een plaat die aanspreekt en dat geldt in nog veel sterkere mate voor 154; de derde plaat van Wire.
Op 154 was de punk grotendeels verdwenen uit de muziek van Wire en had de band de postpunk definitief uitgevonden en bovendien een niveau bereikt dat sindsdien nog maar zelden is evenaart.
Na 154 werd het helaas lang stil rond Wire en hoewel de band in de tweede helft van de jaren 80 weer opdook, duurde het tot het begin van huidige millennium tot Wire weer platen begon te maken die enigszins in de buurt kwamen van de prachtplaten uit de late jaren 70.
Met het onlangs verschenen Wire zet de band een volgende stap en het is een stap die mij voor het eerst eens niet doet grijpen naar de klassiekers van weleer, die de lat nu eenmaal ontiegelijk hoog hebben gelegd.
Wire maakte de afgelopen jaren prima platen, maar het waren ook platen die nadrukkelijk teruggrepen op de oude glorie. Ook Wire bevat elementen die ook op 154 al aanwezig waren, maar de plaat klinkt absoluut niet als een herhalingsoefening.
De titelloze nieuwe plaat van Wire valt op door behoorlijk toegankelijke en vaak ook verrassend ingetogen en gepolijste songs. Het zijn songs waarin ingrediënten uit het verleden absoluut een rol spelen, maar ze zijn niet leidend.
Natuurlijk zijn er de donkere bassen, de ijle synths, de eenvoudige drumpartijen en de mooie gitaarlijnen, maar de muziek van Wire is dit keer minder makkelijk in een hokje te duwen dan in het verleden, al is het maar omdat korte en puntige songs dit keer ook gezelschap krijgen van een songs die meer dan 7 minuten duurt.
De nieuwe plaat van de band klinkt verrassend toegankelijk, maar duik wat dieper in de songs en je hoort dat er toch weer veel in zit en je hoort bovendien dat Wire nog steeds durft te experimenteren en in veel gevallen genoeg heeft aan minimale middelen.
Veel songs op deze plaat hebben een psychedelisch tintje, dat fraai kleurt bij de nog altijd aanwezige invloeden uit de postpunk en dat ook prima past bij het gevoel voor aangename popliedjes, dat altijd hoog in het vaandel van Wire heeft gestaan.
De nieuwe plaat van Wire is er een die vrij makkelijk overtuigt, maar het duurt even voor je door hebt hoe goed en hoe bijzonder deze plaat is. Wire draagt al meer dan 35 jaar een erfenis uit het verleden met zich mee, maar durft hier nu afstand van te nemen met een plaat die niet onder doet of zelfs veel beter is dan die van menige grote belofte van het moment. Erwin Zijleman
cd LP
Toch was Pink Flag van Wire zeker geen dertien in een dozijn punkplaat. Daarvoor stak de muziek van Wire te knap in elkaar en daarvoor was de muziek van Wire vooral te veelzijdig. Wire stond met haar debuut midden in de punk, maar maakte ook muziek die de basis zou vormen voor de postpunk.
Pink Flag is met zijn ruim 20 songs in maar net een half uur nog altijd een plaat die aanspreekt en dat geldt in nog veel sterkere mate voor 154; de derde plaat van Wire.
Op 154 was de punk grotendeels verdwenen uit de muziek van Wire en had de band de postpunk definitief uitgevonden en bovendien een niveau bereikt dat sindsdien nog maar zelden is evenaart.
Na 154 werd het helaas lang stil rond Wire en hoewel de band in de tweede helft van de jaren 80 weer opdook, duurde het tot het begin van huidige millennium tot Wire weer platen begon te maken die enigszins in de buurt kwamen van de prachtplaten uit de late jaren 70.
Met het onlangs verschenen Wire zet de band een volgende stap en het is een stap die mij voor het eerst eens niet doet grijpen naar de klassiekers van weleer, die de lat nu eenmaal ontiegelijk hoog hebben gelegd.
Wire maakte de afgelopen jaren prima platen, maar het waren ook platen die nadrukkelijk teruggrepen op de oude glorie. Ook Wire bevat elementen die ook op 154 al aanwezig waren, maar de plaat klinkt absoluut niet als een herhalingsoefening.
De titelloze nieuwe plaat van Wire valt op door behoorlijk toegankelijke en vaak ook verrassend ingetogen en gepolijste songs. Het zijn songs waarin ingrediënten uit het verleden absoluut een rol spelen, maar ze zijn niet leidend.
Natuurlijk zijn er de donkere bassen, de ijle synths, de eenvoudige drumpartijen en de mooie gitaarlijnen, maar de muziek van Wire is dit keer minder makkelijk in een hokje te duwen dan in het verleden, al is het maar omdat korte en puntige songs dit keer ook gezelschap krijgen van een songs die meer dan 7 minuten duurt.
De nieuwe plaat van de band klinkt verrassend toegankelijk, maar duik wat dieper in de songs en je hoort dat er toch weer veel in zit en je hoort bovendien dat Wire nog steeds durft te experimenteren en in veel gevallen genoeg heeft aan minimale middelen.
Veel songs op deze plaat hebben een psychedelisch tintje, dat fraai kleurt bij de nog altijd aanwezige invloeden uit de postpunk en dat ook prima past bij het gevoel voor aangename popliedjes, dat altijd hoog in het vaandel van Wire heeft gestaan.
De nieuwe plaat van Wire is er een die vrij makkelijk overtuigt, maar het duurt even voor je door hebt hoe goed en hoe bijzonder deze plaat is. Wire draagt al meer dan 35 jaar een erfenis uit het verleden met zich mee, maar durft hier nu afstand van te nemen met een plaat die niet onder doet of zelfs veel beter is dan die van menige grote belofte van het moment. Erwin Zijleman
cd LP
18 juni 2015
FFS - FFS
FFS is de, zeker op papier, zeer interessante samenwerking tussen de bands Franz Ferdinand en Sparks.
De eerste band stond al weer meer dan 10 jaar geleden aan de basis van de postpunk revival, terwijl de tweede band al sinds de vroege jaren 70 garant staat voor een uniek en bijzonder eigenzinnig eigen geluid.
Het is een geluid dat ik overigens vaak aan me voorbij heb laten gaan, want van de meer dan 20 platen die Sparks inmiddels heeft gemaakt heb ik er maar drie of vier in huis en heb ik alleen Kimono My House (1974) en Lil’ Beethoven (2002) met enige regelmaat beluisterd. Ook van Franz Ferdinand ben ik overigens geen overdreven groot fan, mede omdat ik de postpunk klassiekers uit de late jaren 70 en vroege jaren 80 veel beter ken dan de platen van de Schotse band.
Nu is er dus FFS en op basis van de eerste recensies van het titelloze debuut van de gelegenheidsband kon ik me geen hele goede voorstelling maken van de muziek van de band. Toen ik de plaat eenmaal had beluisterd vond ik het echter niet zo heel moeilijk om de muziek van FFS te omschrijven, want de samenwerking tussen Franz Ferdinand en Sparks klinkt over het algemeen als een flinke hoeveelheid Sparks aangevuld met een vleugje Franz Ferdinand.
Net als de muziek van Sparks klinkt de muziek van FFS theatraal en soms over the top, maar net als Sparks is ook FFS in staat om te verrassen met behoorlijk onweerstaanbare popliedjes. Franz Ferdinand heeft deze popliedjes vervolgens wat gestroomlijnd en voorzien van een meer eigentijds geluid.
In de meeste songs domineren wat mij betreft de invloeden van Sparks en moet Franz Ferdinand genoegen nemen met een bescheiden rol. Zowel de bijzondere vocalen als het zeer aanwezige pianospel doen onmiddellijk denken aan de muziek die Ron en Russell Mael in de jaren 70 maakten, waarbij velen waarschijnlijk direct zullen denken aan hitsingle This Town Ain’t Big Enough For The Both Of Us. Zo groots of pompeus klinkt FFS niet, maar dat Ron en Russell Mael hun stempel drukken op de muziek van de gelegenheidsformatie is zeker.
Naar de bijdrage van Franz Ferdinand moest ik zeker in het begin wel wat zoeken, maar zeker wanneer je de plaat wat aandachtiger beluisterd, hoor je dat de rol van de Schotse band een belangrijke rol is geweest.
Waar Sparks de grens tussen kunst en kitsch of de grens tussen groots en pompeus niet altijd even goed in het zicht had, houdt Franz Ferdinand de broers Mael zo goed als dat kan met beide benen op de grond en zorgt het op deze grond voor een solide basis. Waar FFS op het eerste gehoor klinkt als 99% Sparks, neemt het aandeel Franz Ferdinand bij herhaalde beluistering toe en draagt dit aandeel substantieel bij aan de kwaliteit van het debuut van FFS.
Het is een debuut dat mij inmiddels uitstekend bevalt. De songs van de gelegenheidsband liggen erg lekker in het gehoor en dringen zichzelf na enige gewenning steeds nadrukkelijker op, maar het zijn ook songs die overlopen van avontuur. Franz Ferdinand en met name Sparks draaien al heel lang mee, maar op deze gezamenlijke plaat klinkt alles even fris en urgent. Dat ik deze plaat nog vaak ga beluisteren is zeker. Erwin Zijleman
cd (Deluxe Edition) 2 LP's
De eerste band stond al weer meer dan 10 jaar geleden aan de basis van de postpunk revival, terwijl de tweede band al sinds de vroege jaren 70 garant staat voor een uniek en bijzonder eigenzinnig eigen geluid.
Het is een geluid dat ik overigens vaak aan me voorbij heb laten gaan, want van de meer dan 20 platen die Sparks inmiddels heeft gemaakt heb ik er maar drie of vier in huis en heb ik alleen Kimono My House (1974) en Lil’ Beethoven (2002) met enige regelmaat beluisterd. Ook van Franz Ferdinand ben ik overigens geen overdreven groot fan, mede omdat ik de postpunk klassiekers uit de late jaren 70 en vroege jaren 80 veel beter ken dan de platen van de Schotse band.
Nu is er dus FFS en op basis van de eerste recensies van het titelloze debuut van de gelegenheidsband kon ik me geen hele goede voorstelling maken van de muziek van de band. Toen ik de plaat eenmaal had beluisterd vond ik het echter niet zo heel moeilijk om de muziek van FFS te omschrijven, want de samenwerking tussen Franz Ferdinand en Sparks klinkt over het algemeen als een flinke hoeveelheid Sparks aangevuld met een vleugje Franz Ferdinand.
Net als de muziek van Sparks klinkt de muziek van FFS theatraal en soms over the top, maar net als Sparks is ook FFS in staat om te verrassen met behoorlijk onweerstaanbare popliedjes. Franz Ferdinand heeft deze popliedjes vervolgens wat gestroomlijnd en voorzien van een meer eigentijds geluid.
In de meeste songs domineren wat mij betreft de invloeden van Sparks en moet Franz Ferdinand genoegen nemen met een bescheiden rol. Zowel de bijzondere vocalen als het zeer aanwezige pianospel doen onmiddellijk denken aan de muziek die Ron en Russell Mael in de jaren 70 maakten, waarbij velen waarschijnlijk direct zullen denken aan hitsingle This Town Ain’t Big Enough For The Both Of Us. Zo groots of pompeus klinkt FFS niet, maar dat Ron en Russell Mael hun stempel drukken op de muziek van de gelegenheidsformatie is zeker.
Naar de bijdrage van Franz Ferdinand moest ik zeker in het begin wel wat zoeken, maar zeker wanneer je de plaat wat aandachtiger beluisterd, hoor je dat de rol van de Schotse band een belangrijke rol is geweest.
Waar Sparks de grens tussen kunst en kitsch of de grens tussen groots en pompeus niet altijd even goed in het zicht had, houdt Franz Ferdinand de broers Mael zo goed als dat kan met beide benen op de grond en zorgt het op deze grond voor een solide basis. Waar FFS op het eerste gehoor klinkt als 99% Sparks, neemt het aandeel Franz Ferdinand bij herhaalde beluistering toe en draagt dit aandeel substantieel bij aan de kwaliteit van het debuut van FFS.
Het is een debuut dat mij inmiddels uitstekend bevalt. De songs van de gelegenheidsband liggen erg lekker in het gehoor en dringen zichzelf na enige gewenning steeds nadrukkelijker op, maar het zijn ook songs die overlopen van avontuur. Franz Ferdinand en met name Sparks draaien al heel lang mee, maar op deze gezamenlijke plaat klinkt alles even fris en urgent. Dat ik deze plaat nog vaak ga beluisteren is zeker. Erwin Zijleman
cd (Deluxe Edition) 2 LP's