Het is deze maand precies vijf jaar geleden dat ik voor het eerst kennis maakte met de muziek van de Canadese singer-songwriter Rodney DeCroo.
De muzikant uit Vancouver pakte destijds stevig uit met het uit twee cd’s bestaande Queen Mary Trash. Het bleek een volstrekt tijdloze plaat die op mij diepe indruk maakte en nog steeds maakt.
Ik heb sindsdien niets meer van Rodney DeCroo gehoord, maar onlangs keerde de Canadees terug met Campfires On The Moon (dat in eigen land overigens vorig jaar al verscheen).
Na de ruim 100 minuten muziek van Queen Mary Trash moeten we het dit keer doen met een kleine 40 minuten muziek, maar gelukkig zijn het 40 werkelijk wonderschone minuten.
Heel veel veranderd is er niet. Rodney DeCroo heeft nog altijd een stemgeluid waarvan je moet houden. Hij ziet dat kennelijk zelf ook wel in, want de prachtige vrouwenstem is nooit ver weg.
In muzikaal opzicht valt er op Campfires On The Moon weer veel te genieten. Rodney DeCroo maakt nog altijd muziek die herinnert aan de jaren 70 en het is muziek die bijzonder fraai en bijzonder trefzeker is ingekleurd. Dat doet Rodney DeCroo met zeer bescheiden middelen, want naast een akoestische gitaar en een piano is slechts een als strijkinstrument klinkende bas te horen.
Het levert muziek op met een wat donkere ondertoon, die prachtig kleurt bij de indringende verhalen die Rodney DeCroo vertelt. Bij beluistering van Campfires On The Moon is duidelijk dat Rodney DeCroo gitzwarte platen kan maken, maar ook de nieuwe plaat van de Canadees is dat weer niet. Het is deels de verdienste van de mooie piano accenten in de stemmige instrumentatie, maar het meeste krediet moet toch uitgaan naar de vocalen van Ida Nilsen, die de sombere klanken op de plaat steeds weer voorziet van een sprankje hoop.
Zo verslingerd als ik vijf jaar geleden was aan Queen Mary Trash, ben ik nu aan Campfires On The Moon. Rodney DeCroo heeft een plaat gemaakt die best 40 jaar oud had kunnen zijn, maar die ook in het heden iedere keer weer dwars door de ziel snijdt.
Rodney DeCroo heeft ook zijn nieuwe plaat weer met bescheiden middelen gemaakt, maar iedere noot die uiteindelijk op de band is terecht gekomen is raak. Verplichte kost voor een ieder die singer-songwriters in het rootssegment een warm hart toedraagt. Erwin Zijleman
Campfires On The Moon van Rodney DeCroo ligt niet in Nederland in de winkel, maar kan worden verkregen via zijn pagina op bandcamp: https://rodneydecroo.bandcamp.com/album/campfires-on-the-moon
30 april 2016
29 april 2016
Cate Le Bon - Crab Day
De uit Wales afkomstige zangeres Cate Le Bon (geen familie van Simon) maakte tussen 2009 en 2013 drie geweldige platen, waarvan ik met name Cyrk uit 2012 koester als een bescheiden meesterwerk.
Vorig jaar dook Cate Le Bon op in het duo DRINKS, maar dat blijkt gelukkig een gelegenheidsduo geweest. Met het eerder deze maand verschenen Crab Day revancheert de singer-songwriter uit Cardiff zich voor de bijzonder zwakke plaat van DRINKS en keert ze terug naar het niveau dat we van haar gewend zijn.
De muziek van Cate Le Bon omschreef ik een paar jaar geleden als volgt: “De muziek van Cate Le Bon is zeker niet alledaags. Haar mix van oude folk, psychedelica, lo-fi, psych-folk en Krautrock klinkt als Nico geproduceerd door Syd Barrett, als PJ Harvey die met een tijdmachine is afgereisd naar de hoogtijdagen van de Krautrock of als Sandy Denny die verstrikt is geraakt in het web van Devendra Banhart.”
Het is een omschrijving die nog steeds van toepassing is op de muziek van Cate Le Bon. Ook Crab Day is weer stevig geïnspireerd door de muziek van The Velvet Underground en Cate Le Bon klinkt nog steeds als het jongere zusje van Nico.
Vergeleken met haar vorige platen is Cate Le Bon dit keer wat minder stijlvast en experimenteert ze er driftig op los. Crab Day strijkt daarom wat meer tegen de haren in dan de meeste andere platen van het moment, maar als je daar tegen kunt valt er op Crab Day heel veel te genieten.
Cate Le Bon verrast ook op haar nieuwe plaat weer met eigenzinnige popliedjes vol invloeden en verrassende wendingen. Haar songs zijn soms verrassend toegankelijk, maar minstens net zo vaak tegendraads.
Mede door de gevarieerde instrumentatie (waarin met name het stekelige gitaarspel en de incidenteel opduikende saxofoon indruk maken) blijft Crab Day de fantasie makkelijk prikkelen, maar ook de vocalen van Cate Le Bon dragen weer zeer nadrukkelijk bij aan het fraaie eindresultaat.
Iedereen die koude rillingen kreeg of krijgt van de zang van Nico, zal ook de stem van Cate Le Bon niet kunnen waarderen, maar persoonlijk hou ik wel van het eigenzinnige geluid van de singer-songwriter uit Wales. Na de teleurstelling van vorig jaar overheerst nu derhalve de tevredenheid over de vierde prima plaat van de eigenzinnige en zeer getalenteerde Cate Le Bon. Erwin Zijleman
Vorig jaar dook Cate Le Bon op in het duo DRINKS, maar dat blijkt gelukkig een gelegenheidsduo geweest. Met het eerder deze maand verschenen Crab Day revancheert de singer-songwriter uit Cardiff zich voor de bijzonder zwakke plaat van DRINKS en keert ze terug naar het niveau dat we van haar gewend zijn.
De muziek van Cate Le Bon omschreef ik een paar jaar geleden als volgt: “De muziek van Cate Le Bon is zeker niet alledaags. Haar mix van oude folk, psychedelica, lo-fi, psych-folk en Krautrock klinkt als Nico geproduceerd door Syd Barrett, als PJ Harvey die met een tijdmachine is afgereisd naar de hoogtijdagen van de Krautrock of als Sandy Denny die verstrikt is geraakt in het web van Devendra Banhart.”
Het is een omschrijving die nog steeds van toepassing is op de muziek van Cate Le Bon. Ook Crab Day is weer stevig geïnspireerd door de muziek van The Velvet Underground en Cate Le Bon klinkt nog steeds als het jongere zusje van Nico.
Vergeleken met haar vorige platen is Cate Le Bon dit keer wat minder stijlvast en experimenteert ze er driftig op los. Crab Day strijkt daarom wat meer tegen de haren in dan de meeste andere platen van het moment, maar als je daar tegen kunt valt er op Crab Day heel veel te genieten.
Cate Le Bon verrast ook op haar nieuwe plaat weer met eigenzinnige popliedjes vol invloeden en verrassende wendingen. Haar songs zijn soms verrassend toegankelijk, maar minstens net zo vaak tegendraads.
Mede door de gevarieerde instrumentatie (waarin met name het stekelige gitaarspel en de incidenteel opduikende saxofoon indruk maken) blijft Crab Day de fantasie makkelijk prikkelen, maar ook de vocalen van Cate Le Bon dragen weer zeer nadrukkelijk bij aan het fraaie eindresultaat.
Iedereen die koude rillingen kreeg of krijgt van de zang van Nico, zal ook de stem van Cate Le Bon niet kunnen waarderen, maar persoonlijk hou ik wel van het eigenzinnige geluid van de singer-songwriter uit Wales. Na de teleurstelling van vorig jaar overheerst nu derhalve de tevredenheid over de vierde prima plaat van de eigenzinnige en zeer getalenteerde Cate Le Bon. Erwin Zijleman
28 april 2016
Sturgill Simpson - A Sailor's Guide To Earth
De Amerikaanse muzikant Sturgill Simpson oogstte nogal wat lof met het in 2014 verschenen Metamodern Sounds In Country Music.
Zelf had ik in eerste instantie flink wat moeite met de plaat. Ik ben zeker geen country purist, maar de bijzondere draai die Sturgill Simpson aan het genre gaf beviel me in eerste instantie maar matig.
Uiteindelijk ben ik de zo bejubelde plaat echter wel gaan waarderen, waardoor ik nieuwsgierig was naar de man’s nieuwe plaat.
A Sailor’s Guide To Earth stond in een vloek en zucht op de band en bevestigt wat mij betreft het enorme talent van Sturgill Simpson.
In de openingstrack van de plaat laat de Amerikaan zich bijstaan door de blazers van The Dap Kings (de band van Sharon Jones, maar ook verantwoordelijk voor een groot deel van het geluid van Amy Winehouse) en deze keren met enige regelmaat terug.
A Sailor’s Guide To Earth schiet, zeker wanneer de blazers zich mogen laten horen, de kant van de soul op, maar Sturgill Simpson laat ook op zijn nieuwe plaat weer horen dat hij een buitengewoon veelzijdig muzikant is, die lak heeft aan conventies of hokjes.
Ook invloeden uit de country hebben hun weg gevonden naar A Sailor’s Guide To Earth en hetzelfde geldt voor invloeden uit de psychedelica, rhythm & blues en rock. Het is knap hoe Sturgill Simpson al deze stijlen aan elkaar weet te smeden in een geluid dat vaak lijkt weggelopen uit de jaren 70, tot je je beseft dat het destijds ondenkbaar was om zulke uiteenlopende stijlen met elkaar te vermengen.
Het levert een bijzonder eigen geluid op, dat imponeert in de eigen songs op de plaat, maar misschien nog wel meer indruk maakt in de covers. Sturgill Simpson’s unieke, lome en met veel strijkers versierde versie van Nirvana’s In Bloom illustreert wat mij betreft het best welke bijzondere draai Sturgill Simpson geeft aan zijn muziek.
De Amerikaan vertrouwde voor zijn vorige plaat nog op de productionele vaardigheden van topproducer Dave Cobb, maar klaarde de klus dit keer zelf. Dat heeft hij prima gedaan, want de plaat klinkt fantastisch.
Over de soulinjectie zullen liefhebbers van country waarschijnlijk wat minder enthousiast zijn, maar mij bevalt het zeer. Sturgill Simpson scheurt meer dan eens heerlijk tegen het geluid van Van Morrison aan (ook met zijn zang), maar slaat ook zoveel andere wegen in dat vergelijken uiteindelijk zinloos is.
Alle twijfel die ik had bij eerste beluistering van Metamodern Sounds In Country Music zijn inmiddels als sneeuw voor de zon verschenen. A Sailor’s Guide To Earth is een prachtplaat, die vooralsnog alleen maar beter wordt. Erwin Zijleman
Zelf had ik in eerste instantie flink wat moeite met de plaat. Ik ben zeker geen country purist, maar de bijzondere draai die Sturgill Simpson aan het genre gaf beviel me in eerste instantie maar matig.
Uiteindelijk ben ik de zo bejubelde plaat echter wel gaan waarderen, waardoor ik nieuwsgierig was naar de man’s nieuwe plaat.
A Sailor’s Guide To Earth stond in een vloek en zucht op de band en bevestigt wat mij betreft het enorme talent van Sturgill Simpson.
In de openingstrack van de plaat laat de Amerikaan zich bijstaan door de blazers van The Dap Kings (de band van Sharon Jones, maar ook verantwoordelijk voor een groot deel van het geluid van Amy Winehouse) en deze keren met enige regelmaat terug.
A Sailor’s Guide To Earth schiet, zeker wanneer de blazers zich mogen laten horen, de kant van de soul op, maar Sturgill Simpson laat ook op zijn nieuwe plaat weer horen dat hij een buitengewoon veelzijdig muzikant is, die lak heeft aan conventies of hokjes.
Ook invloeden uit de country hebben hun weg gevonden naar A Sailor’s Guide To Earth en hetzelfde geldt voor invloeden uit de psychedelica, rhythm & blues en rock. Het is knap hoe Sturgill Simpson al deze stijlen aan elkaar weet te smeden in een geluid dat vaak lijkt weggelopen uit de jaren 70, tot je je beseft dat het destijds ondenkbaar was om zulke uiteenlopende stijlen met elkaar te vermengen.
Het levert een bijzonder eigen geluid op, dat imponeert in de eigen songs op de plaat, maar misschien nog wel meer indruk maakt in de covers. Sturgill Simpson’s unieke, lome en met veel strijkers versierde versie van Nirvana’s In Bloom illustreert wat mij betreft het best welke bijzondere draai Sturgill Simpson geeft aan zijn muziek.
De Amerikaan vertrouwde voor zijn vorige plaat nog op de productionele vaardigheden van topproducer Dave Cobb, maar klaarde de klus dit keer zelf. Dat heeft hij prima gedaan, want de plaat klinkt fantastisch.
Over de soulinjectie zullen liefhebbers van country waarschijnlijk wat minder enthousiast zijn, maar mij bevalt het zeer. Sturgill Simpson scheurt meer dan eens heerlijk tegen het geluid van Van Morrison aan (ook met zijn zang), maar slaat ook zoveel andere wegen in dat vergelijken uiteindelijk zinloos is.
Alle twijfel die ik had bij eerste beluistering van Metamodern Sounds In Country Music zijn inmiddels als sneeuw voor de zon verschenen. A Sailor’s Guide To Earth is een prachtplaat, die vooralsnog alleen maar beter wordt. Erwin Zijleman
27 april 2016
Thomas Hine - Some Notion Or Novelty
Thomas Hine is een Amerikaanse singer-songwriter die inmiddels een aantal jaren platen maakt.
Aan de vorige platen ben ik eerlijk gezegd nooit toegekomen (ik heb er wel een aantal in huis zag ik), maar met het onlangs verschenen Some Notion Or Novelty wist de muzikant uit Golden, Colorado, wel mijn aandacht te trekken.
Dat was in eerste instantie vooral de verdienste van de openingstrack Before The Sun Rises, waarin de muziek van Thomas Hine onmiddellijk herinneringen oproept aan de muziek van Elliott Smith; nog altijd een van mijn persoonlijke favorieten.
Associaties met de muziek van Elliott Smith duiken nog enkele keren op bij beluistering van Some Notion Or Novelty, maar over het algemeen genomen begeeft Thomas Hine zich toch vooral op het terrein van de Amerikaanse rootsmuziek.
Het is een genre waarin de concurrentie moordend is, maar wat mij betreft laat Thomas Hine voldoende eigenzinnigheid horen om overeind te blijven in het enorme aanbod van het moment. Dat ligt deels aan de mooie instrumentatie op de plaat. Some Notion Or Novelty is een bijzonder ingetogen plaat, maar de subtiele instrumentatie op de plaat klinkt warmer en zeker ook veelzijdiger dan gebruikelijk, waardoor de nieuwe plaat van de muzikant uit Colorado zich makkelijker opdringt dan vergelijkbare platen in het genre.
Wat voor de instrumentatie op de plaat geldt, geldt eigenlijk ook voor de vocalen van Thomas Hine. De Amerikaan is voorzien van een bijzonder lekker in het gehoor liggend stemgeluid, dat net als de instrumentatie op de plaat voorzien is van de nodige warmte, en van extra emotie wordt voorzien door al even mooie vrouwenstemmen.
Het is voldoende om de aandacht te trekken en deze aandacht houdt Thomas Hine vervolgens vast met songs die niet alleen knap in elkaar steken, maar ook nog iets te vertellen hebben.
In eerste instantie keerde ik vooral terug naar de prachtige openingstrack die herinneringen aan een vergeten muzikant naar boven bracht, maar inmiddels zijn vrijwel alle songs op Some Notion Or Novelty me even dierbaar. Thomas Hine heeft een plaat gemaakt die makkelijk overtuigt met mooie, intieme rootsmuziek, maar de ware kracht van de songs van de Amerikaan ervaar je pas wanneer je de plaat veel vaker hebt gehoord. Dat hier sprake is van een enorme aanrader zal duidelijk zijn. Erwin Zijleman
Some Notion Or Novelty van Thomas Hine is verkrijgbaar via de verschillende streaming media diensten. Wil je een fysiek exemplaar? Probeer het dan via de website van Twist and Shout records in Denver (http://www.twistandshout.com).
Aan de vorige platen ben ik eerlijk gezegd nooit toegekomen (ik heb er wel een aantal in huis zag ik), maar met het onlangs verschenen Some Notion Or Novelty wist de muzikant uit Golden, Colorado, wel mijn aandacht te trekken.
Dat was in eerste instantie vooral de verdienste van de openingstrack Before The Sun Rises, waarin de muziek van Thomas Hine onmiddellijk herinneringen oproept aan de muziek van Elliott Smith; nog altijd een van mijn persoonlijke favorieten.
Associaties met de muziek van Elliott Smith duiken nog enkele keren op bij beluistering van Some Notion Or Novelty, maar over het algemeen genomen begeeft Thomas Hine zich toch vooral op het terrein van de Amerikaanse rootsmuziek.
Het is een genre waarin de concurrentie moordend is, maar wat mij betreft laat Thomas Hine voldoende eigenzinnigheid horen om overeind te blijven in het enorme aanbod van het moment. Dat ligt deels aan de mooie instrumentatie op de plaat. Some Notion Or Novelty is een bijzonder ingetogen plaat, maar de subtiele instrumentatie op de plaat klinkt warmer en zeker ook veelzijdiger dan gebruikelijk, waardoor de nieuwe plaat van de muzikant uit Colorado zich makkelijker opdringt dan vergelijkbare platen in het genre.
Wat voor de instrumentatie op de plaat geldt, geldt eigenlijk ook voor de vocalen van Thomas Hine. De Amerikaan is voorzien van een bijzonder lekker in het gehoor liggend stemgeluid, dat net als de instrumentatie op de plaat voorzien is van de nodige warmte, en van extra emotie wordt voorzien door al even mooie vrouwenstemmen.
Het is voldoende om de aandacht te trekken en deze aandacht houdt Thomas Hine vervolgens vast met songs die niet alleen knap in elkaar steken, maar ook nog iets te vertellen hebben.
In eerste instantie keerde ik vooral terug naar de prachtige openingstrack die herinneringen aan een vergeten muzikant naar boven bracht, maar inmiddels zijn vrijwel alle songs op Some Notion Or Novelty me even dierbaar. Thomas Hine heeft een plaat gemaakt die makkelijk overtuigt met mooie, intieme rootsmuziek, maar de ware kracht van de songs van de Amerikaan ervaar je pas wanneer je de plaat veel vaker hebt gehoord. Dat hier sprake is van een enorme aanrader zal duidelijk zijn. Erwin Zijleman
Some Notion Or Novelty van Thomas Hine is verkrijgbaar via de verschillende streaming media diensten. Wil je een fysiek exemplaar? Probeer het dan via de website van Twist and Shout records in Denver (http://www.twistandshout.com).
26 april 2016
Kevin Morby - Singing Saw
De Amerikaanse singer-songwriter Kevin Morby ken ik natuurlijk van bands als Woods en The Babies, maar zijn soloplaten zijn me tot dusver ontgaan.
Doodzonde, want inmiddels weet ik dat de muzikant uit Brooklyn met Harlem River uit 2013 en Still Life uit 2014 twee prachtplaten heeft afgeleverd.
Ik kwam ze op het spoor dankzij zijn derde prachtplaat, het onlangs verschenen Singing Saw.
Op zijn derde plaat kiest Kevin Morby samen met producer Sam Cohen (Yellowbirds) voor een wat voller en kleurrijker geluid en dat bevalt me wel.
Op zijn vorige twee platen grossierde de Amerikaan al in wonderschone popsongs, maar op Singing Saw krijgen deze songs de arrangementen en instrumentatie die ze verdienen. Singing Saw klinkt weliswaar voller dan zijn twee voorgangers, maar het is nog altijd een redelijk ingetogen plaat.
Kevin Morby beschikt over het zeldzame vermogen om met zijn bijzondere stem en een paar akkoorden op de akoestische gitaar een eigen geluid neer te zetten en het is een eigen geluid dat iets met me doet. Een geluid dat veel met me doet zelfs. Wanneer Kevin Morby gaat zingen kan ik alleen maar luisteren en verdwijn ik langzaam maar zeker in zijn vaak van psychedelische accenten voorziene songs.
Het zijn songs die je vervolgens verder betoveren met de prachtige arrangementen en instrumentatie die producer Sam Cohen heeft aangedragen. Kevin Morby heeft ze misschien niet nodig, maar het geeft zijn songs een bijzondere extra dimensie en bovendien extra kracht.
Singing Saw is een tijdloze plaat die vaak herinnert aan de muziek die Bob Dylan decennia geleden maakte, met hier en daar een uitstapje naar het werk van Leonard Cohen uit dezelfde periode, maar Kevin Morby heeft de donkere akoestische folk uit het verleden voorzien van accenten die van Singing Saw een tijdreis door een aantal decennia popmuziek maken.
Zeker wanneer je Singing Saw met de koptelefoon beluistert, hoor je hoe rijk en veelzijdig het geluid op de plaat is, maar hoor je ook hoe weinig middelen Kevin Morby nodig heeft om een onuitwisbare indruk te maken.
Singing Saw beluisterde ik een week of wat geleden min of meer bij toeval, maar inmiddels schaar ik de derde soloplaat van Kevin Morby onder de mooiste platen van het moment. Singing Saw is een plaat vol briljante popliedjes, die ook nog eens prachtig worden uitgevoerd. Misschien wel de mooiste plaat van het moment. Erwin Zijleman
Doodzonde, want inmiddels weet ik dat de muzikant uit Brooklyn met Harlem River uit 2013 en Still Life uit 2014 twee prachtplaten heeft afgeleverd.
Ik kwam ze op het spoor dankzij zijn derde prachtplaat, het onlangs verschenen Singing Saw.
Op zijn derde plaat kiest Kevin Morby samen met producer Sam Cohen (Yellowbirds) voor een wat voller en kleurrijker geluid en dat bevalt me wel.
Op zijn vorige twee platen grossierde de Amerikaan al in wonderschone popsongs, maar op Singing Saw krijgen deze songs de arrangementen en instrumentatie die ze verdienen. Singing Saw klinkt weliswaar voller dan zijn twee voorgangers, maar het is nog altijd een redelijk ingetogen plaat.
Kevin Morby beschikt over het zeldzame vermogen om met zijn bijzondere stem en een paar akkoorden op de akoestische gitaar een eigen geluid neer te zetten en het is een eigen geluid dat iets met me doet. Een geluid dat veel met me doet zelfs. Wanneer Kevin Morby gaat zingen kan ik alleen maar luisteren en verdwijn ik langzaam maar zeker in zijn vaak van psychedelische accenten voorziene songs.
Het zijn songs die je vervolgens verder betoveren met de prachtige arrangementen en instrumentatie die producer Sam Cohen heeft aangedragen. Kevin Morby heeft ze misschien niet nodig, maar het geeft zijn songs een bijzondere extra dimensie en bovendien extra kracht.
Singing Saw is een tijdloze plaat die vaak herinnert aan de muziek die Bob Dylan decennia geleden maakte, met hier en daar een uitstapje naar het werk van Leonard Cohen uit dezelfde periode, maar Kevin Morby heeft de donkere akoestische folk uit het verleden voorzien van accenten die van Singing Saw een tijdreis door een aantal decennia popmuziek maken.
Zeker wanneer je Singing Saw met de koptelefoon beluistert, hoor je hoe rijk en veelzijdig het geluid op de plaat is, maar hoor je ook hoe weinig middelen Kevin Morby nodig heeft om een onuitwisbare indruk te maken.
Singing Saw beluisterde ik een week of wat geleden min of meer bij toeval, maar inmiddels schaar ik de derde soloplaat van Kevin Morby onder de mooiste platen van het moment. Singing Saw is een plaat vol briljante popliedjes, die ook nog eens prachtig worden uitgevoerd. Misschien wel de mooiste plaat van het moment. Erwin Zijleman
25 april 2016
Suuns - Hold/Still
Wat maakte de Canadese band Suuns drie jaar geleden met Images Du Futur een verpletterende plaat.
Makkelijk was het zeker niet. Ik omschreef de plaat destijds als een mix van Radiohead, Neu!, Godspeed You Black Emperor en Underworld, maar dan met een flinke bak extra gitaren en heel veel experiment.
Ook opvolger Hold/Still is zeker geen makkelijke plaat. Suuns opent haar nieuwe plaat met een aardedonkere track vol overstuurde gitaren, loodzware drums en licht deprimerende vocalen. Het is zo’n track die flink wat luisteraars en hun huisdieren onmiddellijk de gordijnen injaagt, maar het is voor mij ook een track die nieuwsgierig maakt naar hetgeen dat komen gaat.
In de tweede track neemt Suuns gas terug en neemt de elektronica het even over van de gitaren. De bak herrie uit de openingstrack maakt plaats voor bijna minimalistische klanken van een enorme schoonheid. Het is een ingetogen geluid dat subtiel wordt ingekleurd door onderkoelde elektronica, een voorzichtig spelende ritmesectie en ingetogen mannen- en vrouwenvocalen. De dynamiek komt van het geweldige gitaarspel, dat bijzonder subtiel kan zijn, maar ook fors kan uithalen of kan verzanden in feedback en vervorming.
Zeker wanneer Suuns kiest voor bijna minimalistische klanken vol herhaling heeft de muziek van de band een bijna bezwerende uitwerking. Het is aardedonkere en behoorlijk experimentele muziek, maar toch vind ik de muziek van Suuns niet heel ontoegankelijk. Suuns stopt haar muziek vol met passages die tegen de haren instrijken, maar bevat nog veel meer passages die het oor strelen.
Ik moet toegeven dat ik er bij eerste beluistering wel wat moeite mee had, want de muziek van Suuns voelt af en toe wat ongemakkelijk, maar als je Hold/Still wat vaker hebt gehoord beginnen de puzzelstukjes op hun plek te vallen en domineert de schoonheid over vervreemding.
Grootste kracht van de band blijft de enorme dynamiek in het geluid van de band. Het ene moment moet je aandachtig luisteren om niets te missen, het volgende moment volgt een aanslag op de trommelvliezen.
Hold/Still mist natuurlijk het sensationeel nieuwe van Images Du Futur, maar het is absoluut een waardig opvolger van deze zwaar onderschatte plaat. Zeker niet voor alle momenten, maar als het moment daar is komt ook Hold/Still weer stevig binnen. Erwin Zijleman
Makkelijk was het zeker niet. Ik omschreef de plaat destijds als een mix van Radiohead, Neu!, Godspeed You Black Emperor en Underworld, maar dan met een flinke bak extra gitaren en heel veel experiment.
Ook opvolger Hold/Still is zeker geen makkelijke plaat. Suuns opent haar nieuwe plaat met een aardedonkere track vol overstuurde gitaren, loodzware drums en licht deprimerende vocalen. Het is zo’n track die flink wat luisteraars en hun huisdieren onmiddellijk de gordijnen injaagt, maar het is voor mij ook een track die nieuwsgierig maakt naar hetgeen dat komen gaat.
In de tweede track neemt Suuns gas terug en neemt de elektronica het even over van de gitaren. De bak herrie uit de openingstrack maakt plaats voor bijna minimalistische klanken van een enorme schoonheid. Het is een ingetogen geluid dat subtiel wordt ingekleurd door onderkoelde elektronica, een voorzichtig spelende ritmesectie en ingetogen mannen- en vrouwenvocalen. De dynamiek komt van het geweldige gitaarspel, dat bijzonder subtiel kan zijn, maar ook fors kan uithalen of kan verzanden in feedback en vervorming.
Zeker wanneer Suuns kiest voor bijna minimalistische klanken vol herhaling heeft de muziek van de band een bijna bezwerende uitwerking. Het is aardedonkere en behoorlijk experimentele muziek, maar toch vind ik de muziek van Suuns niet heel ontoegankelijk. Suuns stopt haar muziek vol met passages die tegen de haren instrijken, maar bevat nog veel meer passages die het oor strelen.
Ik moet toegeven dat ik er bij eerste beluistering wel wat moeite mee had, want de muziek van Suuns voelt af en toe wat ongemakkelijk, maar als je Hold/Still wat vaker hebt gehoord beginnen de puzzelstukjes op hun plek te vallen en domineert de schoonheid over vervreemding.
Grootste kracht van de band blijft de enorme dynamiek in het geluid van de band. Het ene moment moet je aandachtig luisteren om niets te missen, het volgende moment volgt een aanslag op de trommelvliezen.
Hold/Still mist natuurlijk het sensationeel nieuwe van Images Du Futur, maar het is absoluut een waardig opvolger van deze zwaar onderschatte plaat. Zeker niet voor alle momenten, maar als het moment daar is komt ook Hold/Still weer stevig binnen. Erwin Zijleman
24 april 2016
Lady Linn - Keep It A Secret
België beschikt in opvallend ruime mate over uitstekende zangeressen, waarvan er met enige regelmaat één boven zichzelf uitstijgt.
Lady Linn, het alter ego van de Vlaamse zangeres Lien de Greef (soms ontkom je echt niet aan een alter ego), maakte tot dusver nog geen onuitwisbare indruk op mij (maar haalde in België overigens wel de nodige prijzen op), maar haar nieuwe plaat Keep It A Secret heeft me al enkele weken stevig te pakken.
Lady Linn brak ooit door in de dance-scene, maar blijkt op haar vijfde plaat een bijzonder veelzijdig en ook bijzonder getalenteerd zangeres.
Op Keep It A Secret kan Lady Linn uit de voeten met jazzy tracks, maar laat ze ook heel veel soul horen. Een aantal soulvolle tracks op Keep It A Secret zouden niet misstaan op een nieuwe plaat van Adele, maar ik hoor persoonlijk veel liever Lady Linn zingen.
Waar de meeste soulzangeressen van het moment alleen maar voluit kunnen zingen, kan Lady Linn doseren en wat is dat toch een groot goed. Lady Linn kan de spanning prachtig opbouwen, zet aan waar het nodig is, maar kan ook prachtig ingetogen zingen.
De vocalen op Keep It A Secret zijn absoluut het sterkste wapen van Lady Linn, maar ook de bijzonder klinkende en opvallend veelkleurige instrumentatie tilt de plaat vrijwel continu naar een hoger niveau. Het is een instrumentatie die jazzy en organisch kan klinken, maar zo kan omslaan naar atmosferische elektronische klanken of naar stemmige klanken vol strijkers en blazers.
Keep It A Secret klinkt door de veelzijdige instrumentatie in iedere track weer anders en heeft vaak het vermogen om beelden op het netvlies te toveren (Lady Linn liet zich voor deze plaat onder andere inspireren door filmmuziek en dat hoor je).
De mooie stem van Lady Linn danst soepel door het bijzondere muzikale landschap en weet steeds weer en steeds meer te overtuigen. Het maakt Lady Linn niet uit of ze aan de haal moet met jazz, soul of met pure pop; alles klinkt even geïnspireerd en aangenaam.
De Vlaamse zangeres tikt onderweg een aantal grootheden aan, maar heeft ook een bijzonder eigen geluid dat net zo makkelijk inspiratie haalt uit de soul en jazz van lang geleden, uit de soulvolle pop uit de jaren 80 en 90 of uit het heden. Keep It A Secret is direct een aangename plaat, maar het is ook nog eens een enorme groeiplaat. Een behoorlijk verslavende groeiplaat. Erwin Zijleman
Lady Linn, het alter ego van de Vlaamse zangeres Lien de Greef (soms ontkom je echt niet aan een alter ego), maakte tot dusver nog geen onuitwisbare indruk op mij (maar haalde in België overigens wel de nodige prijzen op), maar haar nieuwe plaat Keep It A Secret heeft me al enkele weken stevig te pakken.
Lady Linn brak ooit door in de dance-scene, maar blijkt op haar vijfde plaat een bijzonder veelzijdig en ook bijzonder getalenteerd zangeres.
Op Keep It A Secret kan Lady Linn uit de voeten met jazzy tracks, maar laat ze ook heel veel soul horen. Een aantal soulvolle tracks op Keep It A Secret zouden niet misstaan op een nieuwe plaat van Adele, maar ik hoor persoonlijk veel liever Lady Linn zingen.
Waar de meeste soulzangeressen van het moment alleen maar voluit kunnen zingen, kan Lady Linn doseren en wat is dat toch een groot goed. Lady Linn kan de spanning prachtig opbouwen, zet aan waar het nodig is, maar kan ook prachtig ingetogen zingen.
De vocalen op Keep It A Secret zijn absoluut het sterkste wapen van Lady Linn, maar ook de bijzonder klinkende en opvallend veelkleurige instrumentatie tilt de plaat vrijwel continu naar een hoger niveau. Het is een instrumentatie die jazzy en organisch kan klinken, maar zo kan omslaan naar atmosferische elektronische klanken of naar stemmige klanken vol strijkers en blazers.
Keep It A Secret klinkt door de veelzijdige instrumentatie in iedere track weer anders en heeft vaak het vermogen om beelden op het netvlies te toveren (Lady Linn liet zich voor deze plaat onder andere inspireren door filmmuziek en dat hoor je).
De mooie stem van Lady Linn danst soepel door het bijzondere muzikale landschap en weet steeds weer en steeds meer te overtuigen. Het maakt Lady Linn niet uit of ze aan de haal moet met jazz, soul of met pure pop; alles klinkt even geïnspireerd en aangenaam.
De Vlaamse zangeres tikt onderweg een aantal grootheden aan, maar heeft ook een bijzonder eigen geluid dat net zo makkelijk inspiratie haalt uit de soul en jazz van lang geleden, uit de soulvolle pop uit de jaren 80 en 90 of uit het heden. Keep It A Secret is direct een aangename plaat, maar het is ook nog eens een enorme groeiplaat. Een behoorlijk verslavende groeiplaat. Erwin Zijleman
23 april 2016
Rykarda Parasol - The Color Of Destruction
Rykarda Parasol is een afwisselend vanuit San Francisco en Parijs opererende muzikante, die inmiddels een jaar of tien aan de weg timmert.
Dat heeft tot dusver vier bijzondere platen opgeleverd. Het zijn platen die stuk voor stuk konden rekenen op uitstekende recensies, maar die uiteindelijk helaas maar weinig aandacht trokken.
Het eind 2015 verschenen The Color Of Destruction moet daar maar eens verandering in gaan brengen en hopelijk helpt de Nederlandse release van de plaat hierbij.
Iedereen die de vorige platen van Rykarda Parasol kent, zal ook The Color Of Destruction direct omarmen. De Amerikaanse zangeres maakt buitengewoon stemmige en gloedvolle muziek met een vleugje psychedelica.
De instrumentatie op The Color Of Destruction is tijdloos, bijzonder sfeervol en herinnert aan de jaren 60 en 70, maar roept ook associaties op met de platen van onder andere Nick Cave. Het is een instrumentatie vol mooie accenten, met een hoofdrol voor het bijzondere vioolspel op de plaat.
Het is een instrumentatie die prachtig kleurt bij Rykarda Parasol’s sterkste wapen. Dat sterkste wapen is haar unieke stem. Het is een stem die lijkt opgebouwd uit gelijke delen Nico, Grace Slick, Patti Smith en Marianne Faithfull en vervolgens is verrijkt met een beetje PJ Harvey en wat van Siouxsie Sioux. Dat klinkt waarschijnlijk erg donker en onderkoeld, maar vergeleken met de meeste van haar soortgenoten slaagt Rykarda Parasol er in om veel warmte in haar vocalen te leggen.
De combinatie van de stemmige instrumentatie en de zeker niet alledaagse vocalen, levert een plaat op die zich niet makkelijk laat positioneren. The Color Of Destruction zou met gemak enige decennia oud kunnen zijn, maar klinkt geen moment gedateerd. Het is bovendien een plaat die nogal uiteenlopende stijlen samen smeedt.
Zeker wanneer je eenmaal gewend bent aan het bijzondere geluid van Rykarda Parasol, is The Color Of Destruction een gepassioneerde plaat vol songs die een enorme kracht en urgentie uitstralen. Of Rykarda Parasol met deze plaat gaat doorbreken naar een groot publiek betwijfel ik, maar voor de fijnproevers is dit absoluut een plaat om te koesteren. Erwin Zijleman
Dat heeft tot dusver vier bijzondere platen opgeleverd. Het zijn platen die stuk voor stuk konden rekenen op uitstekende recensies, maar die uiteindelijk helaas maar weinig aandacht trokken.
Het eind 2015 verschenen The Color Of Destruction moet daar maar eens verandering in gaan brengen en hopelijk helpt de Nederlandse release van de plaat hierbij.
Iedereen die de vorige platen van Rykarda Parasol kent, zal ook The Color Of Destruction direct omarmen. De Amerikaanse zangeres maakt buitengewoon stemmige en gloedvolle muziek met een vleugje psychedelica.
De instrumentatie op The Color Of Destruction is tijdloos, bijzonder sfeervol en herinnert aan de jaren 60 en 70, maar roept ook associaties op met de platen van onder andere Nick Cave. Het is een instrumentatie vol mooie accenten, met een hoofdrol voor het bijzondere vioolspel op de plaat.
Het is een instrumentatie die prachtig kleurt bij Rykarda Parasol’s sterkste wapen. Dat sterkste wapen is haar unieke stem. Het is een stem die lijkt opgebouwd uit gelijke delen Nico, Grace Slick, Patti Smith en Marianne Faithfull en vervolgens is verrijkt met een beetje PJ Harvey en wat van Siouxsie Sioux. Dat klinkt waarschijnlijk erg donker en onderkoeld, maar vergeleken met de meeste van haar soortgenoten slaagt Rykarda Parasol er in om veel warmte in haar vocalen te leggen.
De combinatie van de stemmige instrumentatie en de zeker niet alledaagse vocalen, levert een plaat op die zich niet makkelijk laat positioneren. The Color Of Destruction zou met gemak enige decennia oud kunnen zijn, maar klinkt geen moment gedateerd. Het is bovendien een plaat die nogal uiteenlopende stijlen samen smeedt.
Zeker wanneer je eenmaal gewend bent aan het bijzondere geluid van Rykarda Parasol, is The Color Of Destruction een gepassioneerde plaat vol songs die een enorme kracht en urgentie uitstralen. Of Rykarda Parasol met deze plaat gaat doorbreken naar een groot publiek betwijfel ik, maar voor de fijnproevers is dit absoluut een plaat om te koesteren. Erwin Zijleman
22 april 2016
Cheap Trick - Bang, Zoom, Crazy... Hello
Bij Cheap Trick kan ik echt maar aan één ding denken en dat is natuurlijk aan het memorabele live-album At Budokan uit 1979.
Mede dankzij hordes krijsende Japanse meisjes schaarde de band uit Rockford, Illinois, zich aan het eind van de jaren 70 onder de smaakmakers van de 70s hardrock, maar wist het ook het pop minnende publiek te veroveren.
Het succes van At Budokan wist de band natuurlijk nooit meer te evenaren of zelfs te benaderen, maar Cheap Trick is tot op de dag van vandaag actief gebleven en brengt met enige regelmaat een nieuwe plaat uit.
Het heeft de band inmiddels een plekje in de Rock ’n Roll Hall Of Fame opgeleverd en daar valt weinig op af te dingen, al zijn de platen die de band sinds de late jaren 70 heeft gemaakt lang niet allemaal de moeite waard.
Zeven jaar na het behoorlijk sterke The Latest is Cheap Trick terug met een nieuwe plaat: Bang, Zoom, Crazy... Hello. De band opereert nog altijd voor een belangrijk deel in de originele samenstelling (alleen drummer Bun E. Carlos is inmiddels met pensioen) en ondanks het feit dat het nieuwe album wordt uitgebracht op een label dat vooral countryplaten uitbrengt, is Cheap Trick de 70s hardrock trouw gebleven.
Luister naar Bang, Zoom, Crazy... Hello en je waant je weer in de hoogtijdagen van Cheap Trick. Dat betekent dat de gitaren lekker mogen scheuren, maar het betekent ook dat het ene na het andere memorabele refrein voorbij komt.
Ook Cheap Trick is niet vies van een gitaarsolo op zijn tijd, maar de popsong staat bij de band altijd centraal. Ook Bang, Zoom, Crazy... Hello staat daarom weer vol met Beatlesque melodieën en refreinen, maar Cheap Trick heeft ook een geweldige hardrockplaat gemaakt.
Hier en daar flirt de band wat met invloeden uit de jaren 80 en 90, maar op het overgrote deel van de plaat staan de 70s centraal en doet Cheap Trick waar het inmiddels al meer dan 40 jaar goed in is.
Nieuwe zieltjes gaat de band er niet mee winnen denk ik, maar een ieder die op de tienerkamer luchtgitaar heeft gespeeld voor duizenden gillende Japanse meisjes, zal Bang, Zoom, Crazy... Hello ervaren als een heerlijke trip naar een ver verleden. Zeker als je hem wat vaker hoort blijkt bovendien dat het allemaal bijzonder knap in elkaar steekt. Topplaat dus. Erwin Zijleman
Mede dankzij hordes krijsende Japanse meisjes schaarde de band uit Rockford, Illinois, zich aan het eind van de jaren 70 onder de smaakmakers van de 70s hardrock, maar wist het ook het pop minnende publiek te veroveren.
Het succes van At Budokan wist de band natuurlijk nooit meer te evenaren of zelfs te benaderen, maar Cheap Trick is tot op de dag van vandaag actief gebleven en brengt met enige regelmaat een nieuwe plaat uit.
Het heeft de band inmiddels een plekje in de Rock ’n Roll Hall Of Fame opgeleverd en daar valt weinig op af te dingen, al zijn de platen die de band sinds de late jaren 70 heeft gemaakt lang niet allemaal de moeite waard.
Zeven jaar na het behoorlijk sterke The Latest is Cheap Trick terug met een nieuwe plaat: Bang, Zoom, Crazy... Hello. De band opereert nog altijd voor een belangrijk deel in de originele samenstelling (alleen drummer Bun E. Carlos is inmiddels met pensioen) en ondanks het feit dat het nieuwe album wordt uitgebracht op een label dat vooral countryplaten uitbrengt, is Cheap Trick de 70s hardrock trouw gebleven.
Luister naar Bang, Zoom, Crazy... Hello en je waant je weer in de hoogtijdagen van Cheap Trick. Dat betekent dat de gitaren lekker mogen scheuren, maar het betekent ook dat het ene na het andere memorabele refrein voorbij komt.
Ook Cheap Trick is niet vies van een gitaarsolo op zijn tijd, maar de popsong staat bij de band altijd centraal. Ook Bang, Zoom, Crazy... Hello staat daarom weer vol met Beatlesque melodieën en refreinen, maar Cheap Trick heeft ook een geweldige hardrockplaat gemaakt.
Hier en daar flirt de band wat met invloeden uit de jaren 80 en 90, maar op het overgrote deel van de plaat staan de 70s centraal en doet Cheap Trick waar het inmiddels al meer dan 40 jaar goed in is.
Nieuwe zieltjes gaat de band er niet mee winnen denk ik, maar een ieder die op de tienerkamer luchtgitaar heeft gespeeld voor duizenden gillende Japanse meisjes, zal Bang, Zoom, Crazy... Hello ervaren als een heerlijke trip naar een ver verleden. Zeker als je hem wat vaker hoort blijkt bovendien dat het allemaal bijzonder knap in elkaar steekt. Topplaat dus. Erwin Zijleman
21 april 2016
I.M. Prince (1958-2016)
2016 dreigt een gitzwart jaar te worden voor de popmuziek. Op slechts 57 jarige leeftijd is vandaag Prince overleden.
Prince Rogers Nelson maakte met zijn in 1978 debuut nog niet heel veel indruk, maar toen in 1980 zijn derde plaat Dirty Mind verscheen was duidelijk dat Prince een bijzondere muzikant was.
Dirty Mind was een geweldige plaat, die in eerste instantie vooral opviel door de zeer expliciete teksten maar ook een fascinerende nieuwe kijk op de zwarte muziek liet horen.Na het in 1981 verschenen Controversy (overigens een stuk minder dan Dirty Mind) stond Prince voor het eerste op een Nederlands podium. Als we alle aanwezigen moeten geloven waren er zo'n 100.000 man samengepakt in Paradiso.
Met het in 1982 verschenen 1999 en vooral het in 1984 verschenen Purple Rain brak Prince definitief door. Zijn muziek was destijds een bijzondere mix van zwarte muziek (met name funk en soul) en blanke pop en rock, waardoor het genie uit Minneapolis een zeer breed publiek wist aan te spreken.
In 1986 zag ik Prince voor het eerst live aan het werk met zijn band The Revolution. Het dak ging er af in de Ahoy. Ik was definitief fan en schaar mijn eerste concert van Prince onder de beste die ik ooit zag.
Prince zou na na Purple Rain zijn beste platen maken. Around The World in A Day (1985), Parade (1986) en vooral Sign 'O' the Times (1987) zijn klassiekers met een geweldig eigen geluid vol invloeden. Ik koester ze sindsdien.
In de tweede helft van de jaren 80 bleef Prince geweldige concerten geven. Het was iedere keer weer een belevenis. De ene keer met een geweldige funk show, de andere keer met een rockconcert vol geweldig gitaarwerk.
Zijn platen werden na Sign 'O' the Times wel wat wisselvalliger. Af en toe zat er nog een bescheiden meesterwerk tussen, maar minstens even vaak stelde het genie uit Minneapolis wat teleur.
Vorig jaar verraste Prince met het geweldige HITnRUN: Phase Two; zijn beste plaat in vele jaren. Aangekondigde soloconcerten met Prince aan de vleugel werden na de aanslagen in Parijs helaas snel afgezegd.
HITnRUN: Phase Two verschijnt zeer binnenkort in Nederland (mijn recensie plak ik hieronder. Mijn exemplaar uit de Paisley Park studios lag een week geleden op de mat, Ik hoopte stiekem op een tour later deze zomer en op HITnRUN: Phase Three. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. In diezelfde Paisley Park studios werd Prince vandaag dood gevonden. Hij werd slechts 57 jaar. Wederom heeft een groot muzikant ons verlaten. Erwin Zijleman
Prince - HITnRUN: Phase Two
Around The World In A Day van Prince & The Revolution vierde vorig jaar al weer zijn dertigste (overigens vrij geruisloze) verjaardag. Het is mijn favoriete plaat van de muzikant uit Minneapolis, al maakte het toenmalige genie destijds aan de lopende band platen die inmiddels te boek staan als klassiekers.
Hoewel Prince het niveau van deze platen al heel lang niet meer weet te benaderen, blijf ik hem in de gaten houden. Met Prince weet je het immers maar nooit.
Vorig jaar was er opeens HitNRun Phase One. De plaat trok door de lastige verkrijgbaarheid (wie heeft er immers een abonnement op de muziekdienst Tidal?) niet heel veel aandacht, maar ik vond het zeker geen slechte plaat.
Op HitNRun Phase One deed Prince weliswaar erg (of net wat teveel) zijn best om aan te sluiten bij de moderne dansmuziek van het moment en leunde hij ook wel erg zwaar op een aantal gastzangeressen, maar de plaat liet zeker goede ideeën horen en bevatte ook minstens een aantal songs die naar meer smaakten en dat is voor Prince tegenwoordig helaas al heel wat.
Vorig jaar was er nog even sprake van een toer van Prince en zijn vleugel, maar door de aanslagen in Parijs verdween die helaas van de radar. Niet veel later was er bijna uit het niets HitNRun Phase Two. Ook deze plaat werd in eerste instantie uitsluitend aangeboden via Tidal, maar inmiddels staat hij ook op Apple Music.
HitNRun Phase Two blijkt een totaal andere plaat dan zijn voorganger en wat is het een verrassend sterke plaat. Op het tweede deel van HitNRun doet Prince geen krampachtige poging meer om aan te sluiten bij de dansmuziek van het moment, maar grijpt hij terug op de disco en funk uit de jaren 70 en natuurlijk op zijn eigen werk uit de jaren 80.
Het mist misschien de urgentie van een plaat als Sign 'O' The Times, maar ach wat klinkt dit waanzinnig lekker. Prince verrast op HitNRun Phase Two met een moddervet geluid vol blazers en strooit driftig met heerlijke songs. Zoals in zijn beste dagen durf ik wel te zeggen.
Het is heel lang geleden dat ik zo heb genoten van een nieuwe plaat van de muzikant uit Minneapolis en het tweede deel van HitNRun is ook nog eens een plaat die alleen maar beter wordt.
Prince doet op HitNRun Phase Two misschien geen hele nieuwe of bijzondere dingen, maar een plaat die je zo’n gevoel geeft als deze plaat is een topplaat. 55 minuten is het feest. 55 minuten zit je op het puntje van je stoel. 55 minuten lang stijgt de temperatuur met een paar graden. HitNRun Phase Two krijgt helaas maar heel weinig aandacht, maar het is de beste Prince plaat in zo’n 25 jaar en misschien wel langer. Dat zegt wat. Heel wat. Erwin Zijleman
HitNRun Phase Two kan (ook voor niet Tidal abonnees) worden verkregen via http://tidal.com/us/store/album/50767183 (inclusief Phase One). Alternatief is iTunes. Over een week of twee ligt de plaat ook in Nederland in de winkel.
Prince Rogers Nelson maakte met zijn in 1978 debuut nog niet heel veel indruk, maar toen in 1980 zijn derde plaat Dirty Mind verscheen was duidelijk dat Prince een bijzondere muzikant was.
Dirty Mind was een geweldige plaat, die in eerste instantie vooral opviel door de zeer expliciete teksten maar ook een fascinerende nieuwe kijk op de zwarte muziek liet horen.Na het in 1981 verschenen Controversy (overigens een stuk minder dan Dirty Mind) stond Prince voor het eerste op een Nederlands podium. Als we alle aanwezigen moeten geloven waren er zo'n 100.000 man samengepakt in Paradiso.
Met het in 1982 verschenen 1999 en vooral het in 1984 verschenen Purple Rain brak Prince definitief door. Zijn muziek was destijds een bijzondere mix van zwarte muziek (met name funk en soul) en blanke pop en rock, waardoor het genie uit Minneapolis een zeer breed publiek wist aan te spreken.
In 1986 zag ik Prince voor het eerst live aan het werk met zijn band The Revolution. Het dak ging er af in de Ahoy. Ik was definitief fan en schaar mijn eerste concert van Prince onder de beste die ik ooit zag.
Prince zou na na Purple Rain zijn beste platen maken. Around The World in A Day (1985), Parade (1986) en vooral Sign 'O' the Times (1987) zijn klassiekers met een geweldig eigen geluid vol invloeden. Ik koester ze sindsdien.
In de tweede helft van de jaren 80 bleef Prince geweldige concerten geven. Het was iedere keer weer een belevenis. De ene keer met een geweldige funk show, de andere keer met een rockconcert vol geweldig gitaarwerk.
Zijn platen werden na Sign 'O' the Times wel wat wisselvalliger. Af en toe zat er nog een bescheiden meesterwerk tussen, maar minstens even vaak stelde het genie uit Minneapolis wat teleur.
Vorig jaar verraste Prince met het geweldige HITnRUN: Phase Two; zijn beste plaat in vele jaren. Aangekondigde soloconcerten met Prince aan de vleugel werden na de aanslagen in Parijs helaas snel afgezegd.
HITnRUN: Phase Two verschijnt zeer binnenkort in Nederland (mijn recensie plak ik hieronder. Mijn exemplaar uit de Paisley Park studios lag een week geleden op de mat, Ik hoopte stiekem op een tour later deze zomer en op HITnRUN: Phase Three. Het heeft helaas niet zo mogen zijn. In diezelfde Paisley Park studios werd Prince vandaag dood gevonden. Hij werd slechts 57 jaar. Wederom heeft een groot muzikant ons verlaten. Erwin Zijleman
Prince - HITnRUN: Phase Two
Around The World In A Day van Prince & The Revolution vierde vorig jaar al weer zijn dertigste (overigens vrij geruisloze) verjaardag. Het is mijn favoriete plaat van de muzikant uit Minneapolis, al maakte het toenmalige genie destijds aan de lopende band platen die inmiddels te boek staan als klassiekers.
Hoewel Prince het niveau van deze platen al heel lang niet meer weet te benaderen, blijf ik hem in de gaten houden. Met Prince weet je het immers maar nooit.
Vorig jaar was er opeens HitNRun Phase One. De plaat trok door de lastige verkrijgbaarheid (wie heeft er immers een abonnement op de muziekdienst Tidal?) niet heel veel aandacht, maar ik vond het zeker geen slechte plaat.
Op HitNRun Phase One deed Prince weliswaar erg (of net wat teveel) zijn best om aan te sluiten bij de moderne dansmuziek van het moment en leunde hij ook wel erg zwaar op een aantal gastzangeressen, maar de plaat liet zeker goede ideeën horen en bevatte ook minstens een aantal songs die naar meer smaakten en dat is voor Prince tegenwoordig helaas al heel wat.
Vorig jaar was er nog even sprake van een toer van Prince en zijn vleugel, maar door de aanslagen in Parijs verdween die helaas van de radar. Niet veel later was er bijna uit het niets HitNRun Phase Two. Ook deze plaat werd in eerste instantie uitsluitend aangeboden via Tidal, maar inmiddels staat hij ook op Apple Music.
HitNRun Phase Two blijkt een totaal andere plaat dan zijn voorganger en wat is het een verrassend sterke plaat. Op het tweede deel van HitNRun doet Prince geen krampachtige poging meer om aan te sluiten bij de dansmuziek van het moment, maar grijpt hij terug op de disco en funk uit de jaren 70 en natuurlijk op zijn eigen werk uit de jaren 80.
Het mist misschien de urgentie van een plaat als Sign 'O' The Times, maar ach wat klinkt dit waanzinnig lekker. Prince verrast op HitNRun Phase Two met een moddervet geluid vol blazers en strooit driftig met heerlijke songs. Zoals in zijn beste dagen durf ik wel te zeggen.
Het is heel lang geleden dat ik zo heb genoten van een nieuwe plaat van de muzikant uit Minneapolis en het tweede deel van HitNRun is ook nog eens een plaat die alleen maar beter wordt.
Prince doet op HitNRun Phase Two misschien geen hele nieuwe of bijzondere dingen, maar een plaat die je zo’n gevoel geeft als deze plaat is een topplaat. 55 minuten is het feest. 55 minuten zit je op het puntje van je stoel. 55 minuten lang stijgt de temperatuur met een paar graden. HitNRun Phase Two krijgt helaas maar heel weinig aandacht, maar het is de beste Prince plaat in zo’n 25 jaar en misschien wel langer. Dat zegt wat. Heel wat. Erwin Zijleman
HitNRun Phase Two kan (ook voor niet Tidal abonnees) worden verkregen via http://tidal.com/us/store/album/50767183 (inclusief Phase One). Alternatief is iTunes. Over een week of twee ligt de plaat ook in Nederland in de winkel.
The Coathangers - Nosebleed Weekend
The Coathangers komen natuurlijk in aanmerking voor de prijs voor de meest lullige bandnaam van het moment, maar het vrouwelijke drietal uit Atlanta, Georgia, valt ook met haar muziek in de prijzen.
In 38 minuten jagen Minnie Coathanger, Crook Kid Coathanger en Rusty Coathanger er 13 volstrekt onweerstaanbare popliedjes doorheen.
Het zijn popliedjes die zich stevig laten beïnvloeden door de punk en garagerock van weleer, maar The Coathangers zijn ook niet vies van schaamteloos aanstekelijke popliedjes. Het zijn ook nog eens popliedjes die na één keer horen voorgoed in het geheugen zijn opgeslagen en die zijn schaars.
Verwacht van de drie dames Coathanger geen muzikale hoogstandjes, al komt er zo af en toe een prachtig gitaarloopje of een bewonderenswaardige riff voorbij, is de ritmesectie verrassend strak en zijn de vocalen meer dan eens akelig trefzeker.
Er zijn talloze bands als The Coathangers, maar dit drietal is een stuk veelzijdiger dan de concurrentie. De ene keer is de muziek op Nosebleed Weekend rauw en meedogenloos, de andere keer is het pure pop. Het instrumentarium is misschien beperkt, maar toch klinkt iedere song op Nosebleed Weekend weer anders. Heel af en toe is het me net wat te melig (al zijn de piepende speelgoedbeesten in Squeeki Tiki best grappig), maar meestal zijn de songs van The Coathangers raak en goed ook.
Relevant vergelijkingsmateriaal varieert van Blondie, The Slits en The Raincoats en via Throwing Muses en The Breeders tot Sleater Kinney en al haar volgelingen. De liefhebber van dit soort platen weet inmiddels al lang dat het goed zit en anders blijkt dat na één keer horen wel. Ik ben zelf inmiddels compleet verslingerd aan de vijfde plaat van The Coathangers en ga ook de vorige vier platen van de band maar eens checken. Laat de lente maar komen. De soundtrack ligt klaar. Erwin Zijleman
In 38 minuten jagen Minnie Coathanger, Crook Kid Coathanger en Rusty Coathanger er 13 volstrekt onweerstaanbare popliedjes doorheen.
Het zijn popliedjes die zich stevig laten beïnvloeden door de punk en garagerock van weleer, maar The Coathangers zijn ook niet vies van schaamteloos aanstekelijke popliedjes. Het zijn ook nog eens popliedjes die na één keer horen voorgoed in het geheugen zijn opgeslagen en die zijn schaars.
Verwacht van de drie dames Coathanger geen muzikale hoogstandjes, al komt er zo af en toe een prachtig gitaarloopje of een bewonderenswaardige riff voorbij, is de ritmesectie verrassend strak en zijn de vocalen meer dan eens akelig trefzeker.
Er zijn talloze bands als The Coathangers, maar dit drietal is een stuk veelzijdiger dan de concurrentie. De ene keer is de muziek op Nosebleed Weekend rauw en meedogenloos, de andere keer is het pure pop. Het instrumentarium is misschien beperkt, maar toch klinkt iedere song op Nosebleed Weekend weer anders. Heel af en toe is het me net wat te melig (al zijn de piepende speelgoedbeesten in Squeeki Tiki best grappig), maar meestal zijn de songs van The Coathangers raak en goed ook.
Relevant vergelijkingsmateriaal varieert van Blondie, The Slits en The Raincoats en via Throwing Muses en The Breeders tot Sleater Kinney en al haar volgelingen. De liefhebber van dit soort platen weet inmiddels al lang dat het goed zit en anders blijkt dat na één keer horen wel. Ik ben zelf inmiddels compleet verslingerd aan de vijfde plaat van The Coathangers en ga ook de vorige vier platen van de band maar eens checken. Laat de lente maar komen. De soundtrack ligt klaar. Erwin Zijleman
20 april 2016
Paul Young - Good Thing
Paul Young maakte aan het begin van de jaren 80 de podia onveilig met zijn zwaar ondergewaardeerde band Q-Tips, maar kreeg halverwege de jaren 80 als soloartiest de erkenning die hij als zanger zo verdiende.
No Parlez uit 1983 en The Secret Of Association uit 1985 gingen in miljoenen over de toonbank en maakten van Paul Young terecht een wereldster.
Toen de jaren 90 eenmaal waren begonnen ging de carrière van Paul Young echter als een nachtkaars uit. Paul Young maakte in de jaren 90 nog een aantal platen, liet ook in het nieuwe millennium nog enkele malen van zich horen, maar de glans was er af, al bleef de Brit natuurlijk een uitzonderlijk zanger.
Paul Young werd eerder dit jaar 60 en viert dat nu met zijn eerste plaat in een jaar of tien (tussentijds dook hij nog wel op met de gelegenheidsband Los Pacaminos).
Good Thing zal het commerciële succes van No Parlez en The Secret Of Association niet gaan benaderen en is natuurlijk ook niet zo goed als de twee klassiekers uit het oeuvre van Paul Young, maar voor het eerst in heel veel jaren heb ik weer eens genoten van een plaat van de Britse zanger.
Op Good Thing covert Paul Young voornamelijk obscure klassiekers uit de Memphis soul en dat zijn de songs die het best passen bij zijn bijzondere stem. Vergeleken met zijn platen uit de jaren 80 klinkt Paul Young op zijn nieuwe plaat wat minder krachtig, maar hij heeft nog altijd soul en bovendien een lekker klinkend eigen geluid.
Good Thing sluit in muzikaal opzicht aan bij de platen die Paul Young maakte in zijn beste jaren, al wint de pure soul het dit keer van de flirts met pop. De prima muzikanten die hem omringen zetten een dampend soulgeluid neer, waarop Paul Young vervolgens zijn kunsten mag vertonen. Dat gaat hem beduidend minder makkelijk af dan een jaar of 30 geleden, maar het zingen is Paul Young nog steeds niet verleerd.
Good Thing heeft niet de urgentie of uitzonderlijke klasse van No Parlez en The Secret Of Association, maar het is wel een plaat die met name de avonden bijzonder aangenaam inkleurt met tijdloze soulmuziek. Soms is dat genoeg en dat soms is van toepassing op Good Thing van Paul Young. De critici zullen hem ongetwijfeld neersabelen, maar ik ben blij dat Paul Young terug is en absoluut tevreden met het heerlijk klinkende Good Thing, dat me ook weer op het spoor heeft gezet van de man's beste platen. Erwin Zijleman
No Parlez uit 1983 en The Secret Of Association uit 1985 gingen in miljoenen over de toonbank en maakten van Paul Young terecht een wereldster.
Toen de jaren 90 eenmaal waren begonnen ging de carrière van Paul Young echter als een nachtkaars uit. Paul Young maakte in de jaren 90 nog een aantal platen, liet ook in het nieuwe millennium nog enkele malen van zich horen, maar de glans was er af, al bleef de Brit natuurlijk een uitzonderlijk zanger.
Paul Young werd eerder dit jaar 60 en viert dat nu met zijn eerste plaat in een jaar of tien (tussentijds dook hij nog wel op met de gelegenheidsband Los Pacaminos).
Good Thing zal het commerciële succes van No Parlez en The Secret Of Association niet gaan benaderen en is natuurlijk ook niet zo goed als de twee klassiekers uit het oeuvre van Paul Young, maar voor het eerst in heel veel jaren heb ik weer eens genoten van een plaat van de Britse zanger.
Op Good Thing covert Paul Young voornamelijk obscure klassiekers uit de Memphis soul en dat zijn de songs die het best passen bij zijn bijzondere stem. Vergeleken met zijn platen uit de jaren 80 klinkt Paul Young op zijn nieuwe plaat wat minder krachtig, maar hij heeft nog altijd soul en bovendien een lekker klinkend eigen geluid.
Good Thing sluit in muzikaal opzicht aan bij de platen die Paul Young maakte in zijn beste jaren, al wint de pure soul het dit keer van de flirts met pop. De prima muzikanten die hem omringen zetten een dampend soulgeluid neer, waarop Paul Young vervolgens zijn kunsten mag vertonen. Dat gaat hem beduidend minder makkelijk af dan een jaar of 30 geleden, maar het zingen is Paul Young nog steeds niet verleerd.
Good Thing heeft niet de urgentie of uitzonderlijke klasse van No Parlez en The Secret Of Association, maar het is wel een plaat die met name de avonden bijzonder aangenaam inkleurt met tijdloze soulmuziek. Soms is dat genoeg en dat soms is van toepassing op Good Thing van Paul Young. De critici zullen hem ongetwijfeld neersabelen, maar ik ben blij dat Paul Young terug is en absoluut tevreden met het heerlijk klinkende Good Thing, dat me ook weer op het spoor heeft gezet van de man's beste platen. Erwin Zijleman
19 april 2016
PJ Harvey - The Hope Six Demolition Project
Het is zo langzamerhand een bijzonder indrukwekkend stapeltje platen dat Polly Jean Harvey op haar naam heeft staan.
De Britse muzikante debuteerde in 1992 met het imponerende Dry en weet het hoge niveau van haar debuut op vrijwel alle sindsdien verschenen platen te benaderen of zelfs te overtreffen.
Het is razend knap dat PJ Harvey inmiddels bijna 25 jaar platen maakt die er toe doen, maar het zijn ook nog eens platen die bijna allemaal anders klinken.
Dat geldt voor een belangrijk deel ook weer voor het onlangs verschenen The Hope Six Demolition Project, dat de opvolger is van het uitstekende Let England Shake, dat in 2011 de meeste jaarlijstjes wist te halen.
Op Let England Shake vond PJ Harvey haar inspiratie in het oorlogsverleden van haar vaderland. Dit keer liet de Britse muzikante zich inspireren door de oorlogsgebieden of achterstandsgebieden uit het heden. PJ Harvey trok voor het maken van een documentaire naar Kosovo, Afghanistan en een achterstandswijk in Washington D.C. en verwerkte alle beelden in een indrukwekkende serie songs.
De thematiek is anders dan op zijn voorganger, maar in muzikaal opzicht is The Hope Six Demolition Project niet eens zo heel ver verwijderd van deze zo bejubelde voorganger. PJ Harvey is er de afgelopen 25 jaar in geslaagd om een geluid te ontwikkelen dat eigenlijk niet in een hokje is te duwen. Zeer uiteenlopende invloeden zijn samengesmeed in een geluid dat rauw kan rocken, maar ook bijna pastoraal kan klinken. Er is sinds Dry eigenlijk maar één ding gebleven en dat is de enorme urgentie die de muziek van PJ Harvey uitstraalt en soms uitschreeuwt.
Vergeleken met zijn voorganger bevat The Hope Six Demolition Project wat meer invloeden uit de Amerikaanse muziek. Nog steeds duidelijk hoorbare invloeden uit de Britse folk worden gecombineerd met rauwe (potten en pannen) blues, die af en toe de kant op schiet van Tom Waits, al klinkt PJ Harvey (gelukkig) totaal anders.
The Hope Six Demolition Project is wel een plaat waar je de tijd voor moet nemen en die je zeer intensief moet beluisteren. Toen ik de plaat voor het eerst uit de speakers liet komen vond ik het allemaal wat vlak, maar zeker met de koptelefoon openbaart zich een plaat die steeds harder aankomt en ook steeds meer moois laat horen.
PJ Harvey laat zich ook dit keer bijstaan door gelouterde krachten als John Parish, Mick Harvey en Flood en ze hebben er weer een kunststukje van gemaakt. The Hope Six Demolition Project is door de thematiek een aardedonkere plaat, maar het is ook een plaat vol wonderschone songs. Als de saxofoon mag ronken krijgt ook David Bowie een bedoeld of onbedoeld eerbetoon en is duidelijk dat PJ Harvey haar oeuvre wederom heeft verrijkt met een plaat van een niveau dat voor de meeste muzikanten onbereikbaar zal blijven. Bijzonder indrukwekkend. Erwin Zijleman
De Britse muzikante debuteerde in 1992 met het imponerende Dry en weet het hoge niveau van haar debuut op vrijwel alle sindsdien verschenen platen te benaderen of zelfs te overtreffen.
Het is razend knap dat PJ Harvey inmiddels bijna 25 jaar platen maakt die er toe doen, maar het zijn ook nog eens platen die bijna allemaal anders klinken.
Dat geldt voor een belangrijk deel ook weer voor het onlangs verschenen The Hope Six Demolition Project, dat de opvolger is van het uitstekende Let England Shake, dat in 2011 de meeste jaarlijstjes wist te halen.
Op Let England Shake vond PJ Harvey haar inspiratie in het oorlogsverleden van haar vaderland. Dit keer liet de Britse muzikante zich inspireren door de oorlogsgebieden of achterstandsgebieden uit het heden. PJ Harvey trok voor het maken van een documentaire naar Kosovo, Afghanistan en een achterstandswijk in Washington D.C. en verwerkte alle beelden in een indrukwekkende serie songs.
De thematiek is anders dan op zijn voorganger, maar in muzikaal opzicht is The Hope Six Demolition Project niet eens zo heel ver verwijderd van deze zo bejubelde voorganger. PJ Harvey is er de afgelopen 25 jaar in geslaagd om een geluid te ontwikkelen dat eigenlijk niet in een hokje is te duwen. Zeer uiteenlopende invloeden zijn samengesmeed in een geluid dat rauw kan rocken, maar ook bijna pastoraal kan klinken. Er is sinds Dry eigenlijk maar één ding gebleven en dat is de enorme urgentie die de muziek van PJ Harvey uitstraalt en soms uitschreeuwt.
Vergeleken met zijn voorganger bevat The Hope Six Demolition Project wat meer invloeden uit de Amerikaanse muziek. Nog steeds duidelijk hoorbare invloeden uit de Britse folk worden gecombineerd met rauwe (potten en pannen) blues, die af en toe de kant op schiet van Tom Waits, al klinkt PJ Harvey (gelukkig) totaal anders.
The Hope Six Demolition Project is wel een plaat waar je de tijd voor moet nemen en die je zeer intensief moet beluisteren. Toen ik de plaat voor het eerst uit de speakers liet komen vond ik het allemaal wat vlak, maar zeker met de koptelefoon openbaart zich een plaat die steeds harder aankomt en ook steeds meer moois laat horen.
PJ Harvey laat zich ook dit keer bijstaan door gelouterde krachten als John Parish, Mick Harvey en Flood en ze hebben er weer een kunststukje van gemaakt. The Hope Six Demolition Project is door de thematiek een aardedonkere plaat, maar het is ook een plaat vol wonderschone songs. Als de saxofoon mag ronken krijgt ook David Bowie een bedoeld of onbedoeld eerbetoon en is duidelijk dat PJ Harvey haar oeuvre wederom heeft verrijkt met een plaat van een niveau dat voor de meeste muzikanten onbereikbaar zal blijven. Bijzonder indrukwekkend. Erwin Zijleman
18 april 2016
Sophia - We Make Our Way (Unknown Harbours)
Precies zeven jaren zijn verstreken sinds de release van There Are No Goodbyes, dat lange tijd de zwanenzang van de cultband Sophia leek te worden.
De band rond Robin Proper-Sheppard, die aan het begin van de jaren 90 twee bijzondere platen maakte met The God Machine, maar na de dood van een medebandlid in 1995 Sophia begon, maakte tussen 1996 en 2009 een zestal bijzondere prachtplaten met een uniek geluid.
Het is een geluid dat gelukkig ook weer is te horen op het vrijwel uit het niets verschenen As We Make Our Way (Unknown Harbours).
Ook op deze nieuwe plaat maakt Sophia weer muziek die niet gemaakt lijkt voor het aankomende jaargetijde. As We Make Our Way (Unknown Harbours) klinkt over het algemeen donker en stemmig of donker en dreigend.
Dat laatste is het geval wanneer Robin Proper-Sheppard incidenteel kiest voor een wat steviger aangezet rockgeluid, waarin invloeden uit de post-rock en post-punk domineren, maar Sophia maakt ook dit keer vooral muziek die als sadcore kan worden omschreven, al is het zeker geen 13 in een dozijn sadcore. Het is een wonderlijke mix die van de vorige platen van Sophia bijzondere platen maakte en ook de nieuwe plaat van de band is er weer een.
De plaat opent met klassiek aandoende pianoklanken, die vervolgens in de tweede track worden afgewisseld met ontsporende gitaren alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Hierna volgen vooral de sfeervolle en stemmige songs met een mix van akoestische instrumenten en elektrische gitaren zoals we die van Sophia kennen, maar ook voor een elektronische popsong draait de band rond Robin Proper-Sheppard haar hand niet om.
De meeste bands zou ik bij een dermate grote verscheidenheid beschuldigen van het van de hak op de tak springen, maar bij Sophia vallen de meeste uiteenlopende invloeden gemakkelijk op hun plaats.
As We Make Our Way (Unknown Harbours) is net als al zijn voorgangers een plaat vol donkere schoonheid. Sophia maakt op zich redelijk toegankelijke popsongs vol goede ideeën en hult ze vervolgens in donkere wolken, waardoor de impact enorm is. Het zijn wolken die je de ene keer mee terugvoeren naar de jaren 70, maar de andere keer aansluiten bij de dromerige maar ook donkere popmuziek uit de jaren 90.
Ik heb de afgelopen jaren niet veel aan Sophia gedacht of de platen van de band uit de kast getrokken, maar wat ben ik blij dat As We Make Our Way (Unknown Harbours) er is. Platen van Sophia blijken niet alleen vaten vol tegenstrijdigheden, maar ook vaten met een dubbele bodem waaronder heel veel moois is verstopt. Ook de nieuwe plaat van de band is er nu al een om te koesteren en dat gaat nog heel lang zo blijven. Zeven jaar als het moet. Erwin Zijleman
De band rond Robin Proper-Sheppard, die aan het begin van de jaren 90 twee bijzondere platen maakte met The God Machine, maar na de dood van een medebandlid in 1995 Sophia begon, maakte tussen 1996 en 2009 een zestal bijzondere prachtplaten met een uniek geluid.
Het is een geluid dat gelukkig ook weer is te horen op het vrijwel uit het niets verschenen As We Make Our Way (Unknown Harbours).
Ook op deze nieuwe plaat maakt Sophia weer muziek die niet gemaakt lijkt voor het aankomende jaargetijde. As We Make Our Way (Unknown Harbours) klinkt over het algemeen donker en stemmig of donker en dreigend.
Dat laatste is het geval wanneer Robin Proper-Sheppard incidenteel kiest voor een wat steviger aangezet rockgeluid, waarin invloeden uit de post-rock en post-punk domineren, maar Sophia maakt ook dit keer vooral muziek die als sadcore kan worden omschreven, al is het zeker geen 13 in een dozijn sadcore. Het is een wonderlijke mix die van de vorige platen van Sophia bijzondere platen maakte en ook de nieuwe plaat van de band is er weer een.
De plaat opent met klassiek aandoende pianoklanken, die vervolgens in de tweede track worden afgewisseld met ontsporende gitaren alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Hierna volgen vooral de sfeervolle en stemmige songs met een mix van akoestische instrumenten en elektrische gitaren zoals we die van Sophia kennen, maar ook voor een elektronische popsong draait de band rond Robin Proper-Sheppard haar hand niet om.
De meeste bands zou ik bij een dermate grote verscheidenheid beschuldigen van het van de hak op de tak springen, maar bij Sophia vallen de meeste uiteenlopende invloeden gemakkelijk op hun plaats.
As We Make Our Way (Unknown Harbours) is net als al zijn voorgangers een plaat vol donkere schoonheid. Sophia maakt op zich redelijk toegankelijke popsongs vol goede ideeën en hult ze vervolgens in donkere wolken, waardoor de impact enorm is. Het zijn wolken die je de ene keer mee terugvoeren naar de jaren 70, maar de andere keer aansluiten bij de dromerige maar ook donkere popmuziek uit de jaren 90.
Ik heb de afgelopen jaren niet veel aan Sophia gedacht of de platen van de band uit de kast getrokken, maar wat ben ik blij dat As We Make Our Way (Unknown Harbours) er is. Platen van Sophia blijken niet alleen vaten vol tegenstrijdigheden, maar ook vaten met een dubbele bodem waaronder heel veel moois is verstopt. Ook de nieuwe plaat van de band is er nu al een om te koesteren en dat gaat nog heel lang zo blijven. Zeven jaar als het moet. Erwin Zijleman