Ik heb het de afgelopen maanden een paar keer geprobeerd met Innerspeaker van de Australische band Tame Impala, maar het kwartje viel geen enkele keer. Tame Impala maakt muziek die direct uit de jaren 60 lijkt te stammen. De psychedelische rockmuziek van de Australiërs verwijst nadrukkelijk naar bands als Cream, The Jimi Hendrix Experience, Pink Floyd, Yes, Cream en vooral The Beatles in hun psychedelische dagen. Dat klinkt natuurlijk best lekker, maar het is al zo vaak gedaan de afgelopen decennia en ook al heel vaak erg goed. Tame Impala voegde hier wat mij betreft niets aan toe, maar toen ik de plaat vanavond na de zoveelste positieve recensie maar weer eens in de cd speler stopte had Innerspeaker me opeens wel te pakken. Vermoeidheid en een paar glazen wijn kunnen kennelijk wonderen doen, want wat vind ik het debuut van Tame Impala opeens een goede plaat. Nieuwe dingen hoor ik er nog altijd niet in, maar dat kan me eigenlijk niets meer schelen. Tame Impala maakt op Innerspeaker psychedelische rockmuziek zoals die in de jaren 60 werd gemaakt, maar het is wel muziek van een niveau dat destijds maar aan weinigen gegeven was. Innerspeaker is een plaat met meerdere gezichten. Het is een plaat die heerlijke voort kan kabbelen met vocalen vol galm, maar het is ook een plaat die je van je sokken kan blazen met torenhoge gitaarmuren. De muziek van Tame Impala klinkt bekend in de oren, maar heeft tegelijkertijd een vervreemdende werking. Voor Innerspeaker moet je echt even gaan zitten, maar vervolgens neemt de plaat je mee naar een wereld en een tijd die in niets lijkt op de onze. Vermoeidheid en alcoholische beneveling doen hierbij absoluut wonderen, want pas wanneer je je volledig mee laat slepen door de muziek van Tame Impala, hoor je hoe goed Innerspeaker is. Inmiddels komt de plaat voor de vierde achtereenvolgende keer door de speakers en nog steeds hoor ik nieuwe dingen. Tame Impala heeft met Innerspeaker een tijdloze luistertrip afgeleverd die misschien met beide benen in het verre verleden staat, maar ook in 2010 absoluut urgent is. Put jezelf een weekje uit, neem een paar wijntjes en een muzikale ontdekkingsreis die zijn weerga niet kent ligt voor je klaar. Ik heb echter zomaar het idee dat ik Innerspeaker morgen na een stevig ontbijt en een straffe bak koffie nog steeds een wereldplaat vind. Een jaarlijstjesplaat volgens velen. Het zou zo maar kunnen. Erwin Zijleman
31 oktober 2010
30 oktober 2010
Cyndi Lauper - Memphis Blues
Met Cyndi Lauper heb ik al sinds haar debuut She’s So Unusual uit 1984 een haat-liefde verhouding. De Amerikaanse maakte aan de ene kant kauwgomballenpop voor kinderen (Girls Just Want To Have Fun), maar imponeerde op hetzelfde moment met een onbetwiste parel als Time After Time. Ooit zag ik haar eens live in een matig gevulde Ahoy. Om me heen zag ik vooral meisjes van tien die als Cyndi Lauper waren verkleed. Het rook er naar suikerspinnen en paprikachips, waardoor ik mijn komst onmiddellijk betreurde. Het begin van het concert was dramatisch slecht, maar aan het eind van het concert kregen we een hemeltergend mooie versie van True Colors voorgeschoteld, die tot de dag van vandaag is het geheugen is gegrift. Ook gedurende de afgelopen 25 jaar schakelde Cyndi Lauper constant tussen kunst en kitsch, zodat ik nog altijd niet weet wat ik van haar moet vinden. De mededeling dat de Amerikaanse een echte bluesplaat had gemaakt deed me dan ook bedenkelijk fronsen, maar maakte me tegelijkertijd ook wel nieuwsgierig. Nu ik de plaat een aantal malen heb gehoord, word ik nog altijd heen en weer geslingerd tussen afkeuring en bewondering. Aan de songs zal het niet liggen. Memphis Blues bevat een smaakvolle selectie bluessongs met voor elk wat wils. Ook in muzikaal opzicht weet de eerste bluesplaat van Cyndi Lauper alleen maar te overtuigen, wat deels op het conto is te schrijven van legendarische gastmuzikanten als Charlie Musselwhite, Johnny Lang, Allen Toussaint, B.B. King en Ann Peebles. In vocaal opzicht wist Memphis Blues me in eerste instantie veel minder te overtuigen. Cyndi Lauper is op het eerste gehoor een wat atypische blueszangeres, waardoor Memphis blues de in het genre gebruikelijke bezieling en doorleving lijkt te missen. Zoals zo vaak in het geval van Cyndi Lauper is het weer een kwestie van wennen. Wanneer je Memphis Blues vaker hoort overtuigt Cyndi Lauper wel met haar zang, die zo af en toe uit haar tenen lijkt te komen. Het komt nog niet in alle songs uit de verf, maar er zitten er inmiddels toch flink wat tussen die me weten te raken en het worden er steeds meer. Waar ik in eerste instantie vrijwel altijd sceptisch ben over Cyndi Lauper, moet ik uiteindelijk vaak toegeven dat het een bijzondere zangeres is met een geheel eigen stijl. Het is een conclusie die ook op gaat voor Memphis Blues. Een standaard bluesplaat is het zeker niet, een hele constante plaat ook niet, maar de goede momenten zijn weer van een bijzonder hoog niveau. Erwin Zijleman
28 oktober 2010
Bryan Ferry - Olympia
Mijn zwak voor de muziek van Bryan Ferry dateert nog uit de tijd dat hij met Roxy Music grensverleggende muziek maakte. Ook toen Roxy Music dat al lang niet meer deed, rekende ik de band nog tot mijn favorieten. Er zijn niet veel platen die ik zo vaak heb gedraaid als Flesh + Blood en Avalon; platen die door de critici overigens werden verguisd. Wat voor de muziek van Roxy Music geldt, geldt eigenlijk ook voor de soloplaten van Bryan Ferry. In artistiek opzicht was het lang niet altijd baanbrekend, maar op een of andere manier wist hij mij bijna altijd te overtuigen. Voor het laatst deed Ferry dit al weer drie jaar geleden met het verrassend sterke en met louter Bob Dylan songs gevulde Dylanesque. Bryan Ferry werd eerder dit jaar 65, maar van met pensioen gaan wil hij nog niets weten. Deze week ligt immers zijn nieuwe plaat, Olympia, in de winkel. Olympia is aan de ene kant een plaat die naadloos aansluit op de vorige platen van Bryan Ferry, maar blijkt al snel veel meer dan dat. Op het eerste gehoor domineert het volle en geproduceerd klinkende geluid, waarop Bryan Ferry sinds de nadagen van Roxy Music patent heeft en natuurlijk is er ook die uit duizenden herkenbare stem. Olympia is echter ook een plaat waarop Bryan Ferry voor de afwisseling weer eens voornamelijk eigen songs vertolkt en hiermee ook nog eens zeer overtuigt. Bovendien is Olympia in muzikaal opzicht veel interessanter dan zijn vorige platen. Dat heeft deels te maken met de muzikale bijdragen van grootheden als David Gilmour en Nile Rodgers en eigentijdse muzikanten als Groove Armada en Scissor Sisters, maar de meeste magie komt toch van de aanwezigheid van de complete originele line-up van Roxy Music (inclusief Brian Eno!). Olympia is hierdoor in muzikaal opzicht Bryan Ferry’s meest interessante plaat in vele jaren, maar ook in vocaal en compositorisch opzicht weet Ferry zeer te verrassen. Waar bij de meeste van zijn leeftijdgenoten de stembanden aan serieuze slijtage onderhevig zijn, klinkt Ferry op Olympia net zo zwoel en overtuigend als in zijn beste jaren. Ook de songs zijn van een bijzonder hoog niveau en doen niet onder voor de meest voorname cover op deze plaat; Bryan Ferry’s prachtige vertolking van Tim Buckley’s Song To The Siren. Olympia is een donker klinkende plaat die wat mij betreft niet onder doet voor Bryan Ferry’s beste werk; waarbij zijn werk met Roxy Music best meegenomen mag worden. Ook het hoesje is helemaal af; hierop prijkt niemand minder dan Kate Moss. Het is de kers op een verrassend lekkere en in artistiek opzicht bijzonder verantwoorde taart. Erwin Zijleman
27 oktober 2010
KORT - Invariable Heartache
Achter de naam KORT gaan twee bijzondere muzikanten schuil: singer-songwriter Cortney Tidwell, die inmiddels twee hele mooie platen op haar naam heeft staan (verplichte kost voor liefhebbers van melancholische alt-country) en Lambchop voorman Kurt Wagner, die geen verdere introductie behoeft. Nieuw is de samenwerking tussen de twee niet, want leden van Lambchop, onder wie Kurt Wagner, waren al van de partij op de beide platen die Cortney Tidwell inmiddels heeft uitgebracht. Ook voor Invariable Heartache heeft Kurt Wagner flink wat Lambchop muzikanten meegenomen, waardoor het debuut van KORT in muzikaal opzicht alvast fantastisch klinkt. Cortney Tidwell en Kurt Wagner zijn allebei geboren en getogen in Nashville en dragen de muzikale tradities van deze legendarische stad een warm hart toe. Voor Invariable Heartache putten Tidwell en Wagner uit de archieven van het Chart-label; een label dat ooit werd gerund door de opa van Cortney Tidwell. Invariable Heartache bevat hierdoor uitsluitend traditioneel aandoende countrymuziek, die door Tidwell en Wagner en de muzikanten die hen bijstaan met hart en ziel wordt vertolkt. Dit betekent dat een ieder die allergisch is voor Nashville tranentrekkers meteen kan stoppen met lezen, want Invariable Heartache staat er vol mee. Bij mij thuis levert het opzetten van deze cd dan ook meteen heftige protesten op, maar persoonlijk vind ik het prachtig. De gepassioneerde stem van Cortney Tidwell past prachtig bij de wat meer relativerende vocalen van Kurt Wagner en wat misschien nog wel het belangrijkste is, ze vertolken de songs op buitengewoon doorleefde en geloofwaardige wijze. Zoals dat hoort bij countrysongs uit de jaren 60 en 70 kun je het persoonlijke leed er in bakken afscheppen, maar door de oprechte manier waarop Tidwell en Wagner deze songs vertolken komt dit niet potsierlijk over. Niet alleen de zang is van hoog niveau, want ook in muzikaal opzicht weet Invariable Heartache zeer te overtuigen. De veelal uit Lambchop afkomstige muzikanten leggen een muzikale basis neer die staat als een huis en de vocalen van Tidwell en Wagner fraai ondersteund. De muziek staat volledig in dienst van de zang, maar tilt deze zang door alle fraaie accenten ook naar een hoger niveau. Zeker nu de regen met bakken uit de hemel komt en het ook nog eens steeds donkerder en guurder wordt, blijf ik Invariable Heartache opzetten en eigenlijk wordt de plaat alleen maar indringender en mooier. Gezien het genre is dit geen plaat die in brede kring omarmd zal worden, maar voor de liefhebbers is het er een van een zeldzaam hoge kwaliteit. Erwin Zijleman
26 oktober 2010
Sharon Van Etten - Epic
De Amerikaanse singer-songwriter Sharon Van Etten (Nederlands bloed?) debuteerde vorig jaar met Because I Was In Love. De plaat trok niet heel veel aandacht en wist ook niet over de hele linie te overtuigen, maar het was wel een plaat die (a) naar meer smaakte en (b) liet horen dat Sharon Van Etten met name vanwege haar geweldige stem in staat moest worden geacht tot grootsere daden. Het onlangs verschenen Epic was in eerste instantie niet het meer waarop ik gehoopt had. Waar Sharon Van Etten op Because I Was In Love vooral ingetogen folksongs vertolkte, vallen de songs op Epic op door een vol en bij vlagen stevig geluid. Op het eerste gehoor verzuipt de fantastische stem van Sharon Van Etten wat in dit “muzikale geweld”, waardoor de teleurstelling overheerst. Epic blijkt echter al snel een groeiplaat. Wanneer je eenmaal gewend bent aan de een stuk uitbundigere instrumentatie en het psychedelische sausje waarmee Epic is overgoten, blijken de zeven tracks op deze plaat al snel van een enorme schoonheid. Sharon Van Etten’s sterkste wapen blijft haar geweldige stem. Het is een stem die zich moeilijk laat vergelijken met die van anderen en zowel aansluit bij die van oorspronkelijke folkzangeressen als bij die van zangeressen met wat meer country en soul in hun stem. Neko Case komt misschien nog het dichtst in de buurt, maar ook dit is een vergelijking die even zinnig als onzinnig is. Alleen een fantastische stem bleek niet genoeg voor een echt memorabel debuut, maar Epic heeft meer te bieden dan Because I Was In Love. In het begin is het misschien even wennen aan het veel voller klinkende geluid, maar na enige gewenning blijkt dat het prachtig in elkaar zit en bol staat van de invloeden die teruggaan tot de vroege jaren 60. Op Epic vertolkt Sharon Van Etten authentiek klinkende singer-songwriter songs en ze doet dit vol passie en avontuur. Epic blijkt al snel een minstens net zo intieme plaat als zijn voorganger, maar overtreft deze voorganger wanneer het gaat om de kwaliteit van de songs. Epic klokt maar net 30 minuten en bevat slechts 7 songs, maar het zijn wel 7 songs waarop niets valt af te dingen en die van de eerste tot de laatste noot trefzeker zijn en bovendien steeds andere kanten op schieten. Heel even zet de herinnering aan Because I Was In Love je op het verkeerde been, maar vervolgens kun je Sharon Van Etten alleen maar omarmen als één van de meest opvallende nieuwe vrouwelijke singer-songwriters van het moment en Epic als één van de meest smakelijke krenten uit de singer-songwriter pop van het moment. Erwin Zijleman
25 oktober 2010
Liz Phair - Funstyle
De carrière van de Amerikaanse singer-songwriter Liz Phair verloopt tot dusver uiterst grillig. Ze debuteerde al weer zeventien jaar geleden met het briljante Exile In Guyville; een plaat die, zeker achteraf bezien, moet worden gerekend tot de betere platen in het genre uit het betreffende decennium. Op Exile In Guyville manifesteerde Liz Phair zich als een stevige concurrent van singer-songwriters als PJ Harvey en Cat Power en bovendien als een eigenzinnige persoonlijkheid die zeker in tekstueel opzicht geen blad voor de mond nam. Met het wereldwijd bejubelde Exile In Guyville had Liz Phair de hat zo hoog gelegd dat opvolger Whip-Smart (1994) alleen maar tegen kon vallen en dat ook deed. Het na een pauze van vier jaar verschenen whitechocolatespaceegg was weer een stuk beter, maar liet wel een wat gepolijster geluid horen. Dat werd vervolgens tot in het extreme doorgetrokken op het in 2003 verschenen Liz Phair. Op de hoes van dit wederom na een lange pauze verschenen album liet de voormalige rebel zich fotograferen als de oudere zus van Avril Lavigne en eerlijk gezegd klonk ze ook zo op deze zwaar tegenvallende plaat. Het vijf jaar geleden Somebody’s Miracle was weer iets beter, al hinkte ook deze plaat op twee gedachten en kon Liz Phair nog altijd niet kiezen tussen pop en indie. Funstyle is pas Liz Phair’s zesde plaat in zeventien jaar tijd en het is er wederom een die in ieder geval weet te verrassen. Liz Phair komt dit keer met maar liefst twee cd’s op de proppen en hinkt niet op twee gedachten, maar op minstens een dozijn gedachten. Funstyle schiet alle kanten op en flirt net zo makkelijk met singer-songwriter pop en rock als met bubblegumpop en R&B. Door deze wel erg grote verscheidenheid zullen er niet veel mensen zijn die alle 22 tracks op Funstyle weten te waarderen en zelf heb ik de twee schijven inmiddels ook al gereduceerd tot één schijf die ik zonder kromme tenen kan beluisteren. Dat ene schijfje vind ik de afgelopen weken eigenlijk alleen maar beter worden en reken ik inmiddels al tot het betere werk van Liz Phair. Exile In Guyville zal ze nooit meer overtreffen of zelfs evenaren, maar Funstyle bevat een aantal tracks die aardig in de buurt komen. Het zijn tracks waarin Liz Phair aan de ene kant het soort muziek maakt dat ook wordt gemaakt door Aimee Mann, toegankelijke singer-songwriter muziek met een artistiek randje, maar aan de andere kant naar hartenlust experimenteert met van alles en nog wat. Het resultaat is in het laatste geval soms van een bedroevend niveau, maar er zitten ook volop songs tussen die de fantasie prikkelen en laten horen dat Liz Phair de eigenzinnigheid die haar zo typeerde in haar jonge jaren nog niet kwijt is. Al met al is Funstyle een plaat die gehoord moet worden. Vanwege de muzikale verdienste van Liz Phair, vanwege het getoonde lef en vooral vanwege een aantal geweldige songs op deze continu tussen torenhoge pieken en diepe dalen heen en weer schommelende plaat. Erwin Zijleman
24 oktober 2010
John Lennon & Yoko Ono - Double Fantasy (2010 remasters)
Het is deze maand 70 jaar geleden dat John Lennon werd geboren en het is over anderhalve maand helaas ook al weer 30 jaar geleden dat hij in New York werd vermoord. Om beide feiten te herdenken zijn er deze maand een groot aantal John Lennon cd’s verschenen. Er is voor elk wat wils, variërend van reissues van al zijn soloplaten tot een verzamelaar met alle bekende Lennon tracks of een box met alles wat deze maand wordt uitgebracht. Persoonlijk vind ik vooral de reissue van Lennon’s laatste soloplaat Double Fantasy interessant en wel om twee redenen. Allereerst was ik benieuwd hoe de vlak voor Lennon’s dood uitgebrachte plaat klinkt zonder alle emoties die direct na zijn dood domineerden en hiernaast is de reissue van Double Fantasy voorzien van een op papier zeer interessante bonus: Double Fantasy Stripped Down. Het antwoord op de eerste vraag is niet eenduidig. Double Fantasy was 30 jaar geleden een verrassend sterke comeback van John Lennon en over de hele linie genomen vind ik het nog steeds een erg goede plaat. Het is door de stevige bijdrage van Yoko Ono echter wel een plaat van uitersten. De door Lennon aangedragen songs zijn zonder uitzondering prachtig en behoren wat mij betreft tot zijn beste werk, maar de songs van Yoko vragen over het algemeen nogal wat van de luisteraar, al zijn de songs voor Yoko Ono begrippen behoorlijk toegankelijk. Ook de productie van Double Fantasy verdient niet altijd de schoonheidsprijs; er is flink gesleuteld aan het geluid van de plaat, waarbij overproductie nadrukkelijk op de loer lag. Wat dat laatste betreft is Double Fantasy Stripped Down een verademing. De songs van Double Fantasy zijn hier ontdaan van alle toeters en bellen, wat een opvallend goed resultaat oplevert. Hierbij vallen twee dingen op. Allereerst valt op hoe goed John Lennon zingt op deze plaat. Ontdaan van alle koortjes en overdubs hebben Lennon’s vocalen enorm aan kracht gewonnen en klinken ze beter dan ooit tevoren. Hiernaast valt op hoe mooi de songs van Lennon op deze plaat zijn en hoezeer ze recht uit zijn hart komen. Bij de songs van Yoko blijft het vooral doorbijten, al zingt Lennon op deze ruwe opnamen zo nu en dan mee, wat de kwaliteit van de songs zeker ten goede komt. Een ieder die de reissue van Double Fantasy aanschaft doet al met al goede zaken. Allereerst krijg je de geremasterde versie van een van Lennon’s betere soloplaten in handen en hiernaast hoor je ook nog eens hoe goed deze plaat in ruwe vorm klinkt. De reissue van Double Fantasy is hiermee waarschijnlijk het meest interessante onderdeel van de flinke stapel “nieuwe” Lennon platen die je deze maand in huis kunt halen. Doe er je voordeel mee. Erwin Zijleman
22 oktober 2010
Abe Vigoda - Crush
Abe Vigoda is een Amerikaanse band die weet waar de succesvolle (Britse) bands uit de jaren 80 de mosterd haalden. De band concurreert hierdoor met talloze andere bands en was me tot dusver eerlijk gezegd niet opgevallen. Ook de band’s vierde plaat, het onlangs verschenen Crush, viel niet direct in positieve zin op. In eerste instantie had ik vooral het idee dat ik naar een obscure B-kantjes verzamelaar van The Cure zat te luisteren, maar op een gegeven moment had Abe Vigoda me toch te pakken. Op het eerste gehoor is er zoals gezegd niet veel nieuws onder de zon. De door synths gedomineerde muziek van Abe Vigoda lijkt zo weggelopen uit de jaren 80 en doet hierbij meerdere malen aan The Cure denken. Wanneer je beter naar deze plaat luistert, merk je al snel dat de muziek van Abe Vigoda uit meerdere lagen bestaat en dat deze lagen op fascinerende wijze aan elkaar zijn gesmeed. Wanneer deze lagen voor het eerst aan de oppervlakte komen openbaren zich invloeden uit andere genres en andere klankkleuren. Zo is Crush hoorbaar beïnvloedt door de noiserock van Sonic Youth en nemen gitaren een belangrijkere plek in dan je op het eerste gehoor zult hebben vermoed. Het groeiproces van Crush neemt al snel imposante vormen aan. Inmiddels ben ik zeer onder de indruk van de vierde plaat van Abe Vigoda en durf ik Crush best te scharen onder de betere rockplaten van 2010. Crush ontleent haar kracht voor een belangrijk deel aan de ongrijpbaarheid van de muziek van Abe Vigoda. Aan de ene kant zijn de inspiratiebronnen duidelijk en hoor je muziek die rechtstreeks uit de jaren 80 lijkt te stammen, maar aan de andere kant klinkt alles net even anders en zet Abe Vigoda je ook nog eens constant op het verkeerde been. Lichte kost is het zeker niet. Crush is een plaat die energie vreet, maar uiteindelijk ook veel geeft. Echt makkelijk te omschrijven is de plaat niet, maar als ik een poging moet wagen kom ik op het volgende: “een supergroep bestaande uit leden van The Cure, Echo & The Bunnymen en The Psychadelic Furs die onder de productionele leiding van leden van Sonic Youth naar het heden worden geflitst en vervolgens een tribute plaat maken met songs van The Smiths”. Het is een omschrijving waarmee je Crush evenveel recht als tekort doet, maar het is in ieder geval beter dan het afschilderen van deze plaat als een fantasieloze 80s rip-off. Crush blijft echter ook een plaat die je met woorden altijd tekort doet. Ik raad liefhebbers van avontuurlijke rockmuziek dan ook van harte aan om eens naar deze plaat te gaan luisteren, waarbij de waarschuwing dat het hier gaat om zwaar verslavend spul zeker op zijn plaats is. Erwin Zijleman
21 oktober 2010
Lloyd Cole - Broken Record
Lloyd Cole; het is voor mij vooral een herinnering uit een heel ver verleden. Samen met zijn band The Commotions maakt hij in 1984 het prachtige Rattlesnakes; een plaat die zich nog altijd prima laat beluisteren en wat mij betreft moet worden gerekend tot de betere platen uit de jaren 80. Sindsdien zat het Lloyd Cole niet mee. Opvolgers Easy Pieces (1985) en Mainstream (1987) gingen (niet helemaal terecht) de boeken in als hele matige platen en vervolgens verloor bijna iedereen de een paar jaar daarvoor nog zo bewierookte singer-songwriter uit het oog. Dat Lloyd Cole de afgelopen 20 jaar nog een stuk of tien platen maakte, komt voor mij vooral als een verrassing. Een nog grotere verrassing is de kwaliteit van de man’s meest recente plaat Broken Record. Lloyd Cole opereert inmiddels vanuit de Verenigde Staten, maar is verder niet eens zo heel veel veranderd. Ook op Broken Record domineren de over het algemeen wat sombere songs, waarin Lloyd Cole op herkenbare wijze zijn vaak wat poëtische teksten voordraagt. Vergeleken met de muziek op Rattlesnakes klinkt Broken Records net wat Amerikaanse en traditioneler. Waar Lloyd Cole & The Commotions op Rattlesnakes nog flirtten met Britse gitaarpop, put Broken Record wat intensiever uit de archieven van de Amerikaanse folk; overigens zonder het herkenbare geluid van Lloyd Cole te hebben verloren. De instrumentatie op Broken Record is spaarzaam maar smaakvol en kleurt mooi bij de na al die jaren nog wat donkerder klinkende stem van Lloyd Cole. Bijgestaan door onder andere Joan Wasser (Joan As Police Woman) verrast Lloyd Cole met het ene na het andere prachtliedje. Het zijn prachtliedjes die bijna allemaal herinneren aan de dagen van Rattlesnakes en prachtig kleuren bij het huidige seizoen, maar Lloyd Cole heeft zich in al die jaren ook zeker ontwikkeld en klinkt verzekerd en trefzeker. Ik moet eerlijk toegeven dat Broken Record in eerste instantie toch vooral “a trip down Memory Lane” was, maar hoe vaker ik de nieuwe plaat van Lloyd Cole hoor, hoe mooier ik hem vind. Broken Record is een prachtige comeback van een verloren gewaande muzikant. Het maakt me heel benieuwd naar de platen die Lloyd Cole de afgelopen twintig jaar heeft gemaakt, maar misschien nog wel nieuwsgieriger naar de platen die deze eigenzinnige Schot nog voor ons in petto heeft. Erwin Zijleman
Broken Record is helaas nog niet opgedoken in de Nederlandse platenwinkels, maar dat is hopelijk slechts een kwestie van tijd.
Broken Record is helaas nog niet opgedoken in de Nederlandse platenwinkels, maar dat is hopelijk slechts een kwestie van tijd.
20 oktober 2010
Lea - Can I Come By?
Op 12 februari 2004 won de toen 21 jaar oude Lea Kliphuis de finale van het Gelders Singer/Songwriter Festival. Het maakte haar niet direct wereldberoemd, maar vorig jaar kreeg de Nijmeegse singer-songwriter dan eindelijk het zo begeerde platencontract. Niet bij de eerste de beste overigens, want Lea Kliphuis vond onderdak in de stal van Excelsior Recordings; inmiddels al 15 jaar een garantie voor kwaliteit. De nog altijd jonge singer-songwriter nam vervolgens de tijd voor haar debuut en deed onder andere inspiratie op in de Verenigde Staten. Haar weinig internationaal klinkende achternaam heeft ze in de tussentijd laten vallen, zodat nu het debuut van Lea in de winkel ligt. Can I Come By? blijkt een prima debuut. Lea maakt Amerikaans klinkende muziek die duidelijk is beïnvloedt door het oeuvre van Bruce Springsteen, maar gelukkig niet doorslaat in de richting van Amerikaanse radiorock of Nashville pulp. Op haar debuut maakt Lea geen geheim van haar liefde voor Amerikaanse muziek en combineert ze op fraaie wijze invloeden uit de folk, country en rock. Het siert Lea dat ze ondanks al deze Amerikaanse invloeden een nuchtere Hollandse meid is gebleven, waardoor Can I Come By? zich weet te onderscheiden binnen het enorme rootsaanbod van het moment. Lea beschikt over een stem die gemengde reacties op zal roepen. Aan de ene kant heeft ze een soulvol geluid dat zowel in ingetogen songs als in stevige rocksongs goed tot zijn recht komt, maar diezelfde stem is niet altijd even toonvast. Het is derhalve een stem waar je tegen moet kunnen, maar persoonlijk bevalt het ongepolijste randje me wel en draagt dit zelfs bij aan de kwaliteit van Can I Come By?. Voor Can I Come By? deed Lea een beroep op een aantal ervaren rotten uit de Excelsior stal en dat is een goede keuze geweest; de plaat klinkt namelijk geweldig. Het debuut van Lea is een lekker afwisselende plaat die ingetogen luisterliedjes combineert met wat stevigere songs. In beide werelden kan Lea uitstekend uit de voeten en heeft haar op zijn minst bijzondere stemgeluid een duidelijke meerwaarde. Ik was eigenlijk direct geraakt door de popsongs van Lea, die stuk voor stuk puur en oprecht klinken en een mooi 70s tintje hebben, maar het zijn ook popsongs die je pas na een tijdje op hun waarde kunt schatten. Can I Come By? is uiteindelijk een plaat die je van een kwaliteitslabel als Excelsior mag verwachten. Met Lea heeft het label wederom een hele sterke troef in handen. Het is een troef die in het genre waarin ze opereert de internationale concurrentie aan kan. Hoogste tijd dus dat deze cd in huize Springsteen beland. Ik heb zo het idee dat The Boss Can I Come By? van Lea wel kan waarderen. En wat voor Springsteen geldt, geldt natuurlijk ook voor alle liefhebbers van rootsmuziek met een eigenwijs randje. Erwin Zijleman
19 oktober 2010
Antony & The Johnsons - Swanlights
Precies tien jaar geleden verscheen het titelloze debuut van Antony & The Johnsons. De plaat zette Antony Hegarty op de kaart als cultmuzikant, maar brak verder geen potten. Dat veranderde met het in 2005 verschenen I’m A Bird Now, dat in brede kring werd onthaald en hoog eindigde in menig jaarlijstje. Ook voor de derde plaat, het vorig jaar verschenen The Crying Light, namen Antony & The Johnsons weer ruimschoots de tijd, maar het resultaat was wederom wonderschoon. Swanlights verschijnt na een betrekkelijk korte onderbreking van anderhalf jaar en laat een inmiddels bekend geluid worden. Ook het geluid op Swanlights wordt immers weer grotendeels bepaald door het bijzondere stemgeluid van Antony Hegarty en de bijzonder fraaie strijkersarrangementen van Nico Muhly. Toch gaat het te ver om Swanlights meer van hetzelfde te noemen. Aan het recept is weliswaar niet zo heel veel veranderd, maar de muziek van Antony & The Johnsons is nog altijd zo uniek en eigenzinnig dat Swanlights uiteindelijk toch weer een totaal andere plaat is dan The Crying Light. Swanlights is vooral een plaat van contrasten. Dat hoor je bijvoorbeeld wanneer Björk komt opdraven voor een duet en twee van de meest eigenzinnige stemmen uit de popmuziek elkaar prachtig blijken te versterken (het is meteen een van de hoogtepunten van de plaat), maar ook het vrijwel continue contrast tussen prachtige arrangementen en een gevarieerd gebruik van instrumenten aan de ene kant en een toch behoorlijk sober en intiem geluid aan de andere kant bepaalt nadrukkelijk het geluid op Swanlights. Ook op Swanlights maken Antony & The Johnsons weer muziek die volledige aandacht vereist, maar desondanks duurt het even voor je de vierde plaat van de band volledig hebt doorgrond. Of het kwartje vervolgens valt durf ik niet te voorspellen. Ook op Swanlights maken Antony & The Johnsons weer muziek waar je van houdt of die je verafschuwt. De een gruwelt van Antony’s stem en de grote dosis dramatiek in zijn muziek; de ander dompelt zich keer op keer onder in de prachtige klanken en de avontuurlijke songstructuren. Zelf neem ik nog altijd een tussenpositie in; er zijn dagen dat ik vreselijk kan genieten van deze prachtige plaat, maar soms vind ik het ook allemaal net wat teveel. Het feit dat de blaadjes vallen en de temperaturen het vriespunt naderen speelt wel nadrukkelijk in Antony’s voordeel; juist de laatste paar dagen blijft Swanlights immers maar terugkeren in mijn cd-speler en blijft de plaat maar groeien. Erwin Zijleman
18 oktober 2010
Old 97's - The Grand Theatre, Volume 1
The Old 97’s staan in de Verenigde Staten hoog genoteerd op de lijst met smaakmakers in het genre dat afwisselend Americana en alt-country wordt genoemd. In Europa moet de band uit Dallas, Texas, genoegen nemen met een zeer bescheiden plaats op diezelfde lijst. Hoewel ik het genre al lange tijd een zeer warm hart toedraag, moet ik bekennen dat The Old 97’s lange tijd ook voor mij een grote onbekende waren. Ik ontdekte de band eigenlijk pas met het twee jaar geleden verschenen Blame It On Gravity. Blame It On Gravity laat wat mij betreft goed horen waarom de band in de Verenigde Staten geliefd is bij zowel de critici als bij een breed publiek, maar laat ook horen waarom de band in Europa veel minder populair is. De Americana/alt-country puristen die in Europa ruimer vertegenwoordigd zijn dan in de VS, hebben immers weinig te zoeken bij een band die naast rootsinvloeden net zo makkelijk invloeden uit de powerpop, new wave en pop verwerkt in haar muziek. Ook deze groep muziekliefhebbers raad ik echter aan om eens heel goed te luisteren naar de nieuwe plaat van de Texanen: The Grand Theatre, Volume 1. Op hun nieuwe plaat klinken The Old 97’s immers rootsier dan op hun vorige platen en verkeert de band bovendien in absolute topvorm. De basis voor The Grand Theatre, Volume 1 (Volume 2 is voor volgens jaar aangekondigd) werd gelegd in een oud theater in Dallas, waar de band een groot aantal nieuwe songs in een live-setting uitprobeerde. De beste hiervan vonden hun weg naar deze plaat, die zoals gezegd meer invloeden uit de rootsmuziek (of juist minder invloeden uit andere genres) bevat dan de vorige platen van de band. Op The Grand Theatre horen we een solide spelende band die bovengemiddeld goede songs vertolkt. Invloeden uit andere genres zijn gelukkig niet helemaal verdwenen uit de muziek van de band. Zo worden we getrakteerd op een flinke portie cowpunk en bevat The Grand Theatre ook een aantal songs die het goed zullen doen op de Amerikaanse college radiozenders en waarin de vergelijking met The Strokes en The Replacements zich afwisselend opdringt. Hiertegenover staan puur klinkende countrysongs en songs waarin de band zich begeeft op het terrein dat ooit door Uncle Tupelo werd ontgonnen. Alle songs zijn van een enorm hoge kwaliteit en worden vol bezieling gespeeld. Inmiddels komen The Old 97’s al voor de zoveelste keer voorbij en wordt The Grand Theatre, Volume 1 eigenlijk alleen maar beter. Een ding is me inmiddels wel duidelijk: de Amerikanen hadden het al die tijd bij het juiste eind en wij in Europa hebben zitten slapen. Hoogste tijd om wakker te worden, want The Grand Theatre van The Old 97’s is er absoluut een om in te lijsten. Laat deel 2 maar komen! Erwin Zijleman
17 oktober 2010
Cowboy Junkies - Renmin Park (The Nomad Series Volume 1)
De onderstaande recensie stond precies 4 maanden geleden op deze site. Inmiddels zijn er twee goede redenen om nog eens terug te komen op Renmin Park van de Cowboy Junkies: (1) de plaat wordt nu eindelijk officieel in Nederland uitgebracht en (2) Renmin Park blijkt deel uit te maken van een groter geheel (The Nomad Series), dat de komende 18 maanden nog drie platen op moet gaan leveren en haar inspiratie heeft ontleend aan een reis die voorman Michael Timmins heeft gemaakt in China. Daarom nogmaals aandacht voor deze prachtige plaat, die de afgelopen vier maanden eigenlijk alleen maar mooier is geworden. Grappig overigens dat mijn hieronder geopperde wens rond de prestaties van het Nederland's elftal redelijk is uitgekomen. Hierbij moet ik wel opmerken dat de comeback van de Cowboy Junkies oorstrelender is dan het spel van het Nederland's elftal oogstrelend was.
Zo heel af en toe is er een plaat die binnen een paar minuten een onuitwisbare indruk weet te maken. Het is vaak een plaat waarvan je niet zo heel veel verwacht, maar die je vervolgens verplettert. The Trinity Sessions van Cowboy Junkies is zo’n plaat. The Trinity Sessions verscheen 22 jaar geleden, maar ik weet het nog als de dag van gisteren. Op basis van de naam van de band rekende ik op smerige garagerock of kille new wave, maar ik kreeg iets heel anders. Het korte en a capella Mining For Gold zorgde voor de verbazing, waarna Misguided Angel, Blue Moon en I’m So Lonesome I Could Cry zorgden voor een onwaarschijnlijke hoeveelheid kippenvel op een mooie zomerdag. 22 jaar later is The Trinity Sessions nog altijd een plaat van een bijna onwerkelijke schoonheid, maar het is ook de plaat die nog altijd als een molensteen om de nek van de Cowboy Junkies hangt. De Canadezen maakten sinds 1988 nog een flinke stapel platen, waaronder prima platen als The Caution Horses (1990) en Pale Sun, Crescent Moon (1993), maar de magie van The Trinity Sessions keerde nooit meer terug. De afgelopen jaren maakten de Cowboy Junkies vooral live-platen, waaronder een maar gedeeltelijk geslaagde remake van The Trinity Sessions, maar met het nu verschenen Renmin Park ligt er eindelijk weer eens een studioplaat van de band in de winkel. Renmin Park opent nogal bombastisch met een protserige fanfare, Chinese muziek en getoeter van auto’s, maar keert vervolgens snel terug naar het vertrouwde Cowboy Junkies geluid. Opener Renmin Park is een typische Cowboy Junkies song met lome en indringende klanken en nog altijd geweldige stem van Margo Timmins. Nadat de straatgeluiden zijn teruggekeerd volgt een wat rauwe en bluesy track die laat horen dat Margo Timmins niet alleen zwoel, maar ook rauw kan klinken. In de tracks die volgen blijven de Cowboy Junkies schakelen tussen nieuwe wegen en het vertrouwde geluid van de band. Lome tracks met vooral invloeden uit de folk en country worden afgewisseld met tracks waarin de band voor haar doen behoorlijk stevig rockt, maar ook invloeden uit de blues en zelfs de triphop en de Chinese muziek worden niet geschuwd. Desondanks is Renmin Park een echte Cowboy Junkies plaat. Ook met Renmin Park zal de band The Trinity Sessions niet weten te overtreffen, maar een betere plaat dan Renmin Park hebben de Cowboy Junkies sinds The Trinity Sessions niet meer gemaakt. Waar de Cowboy Junkies sinds 1988 werden verlamd door de molensteen om hun nek, hebben ze deze molensteen nu eindelijk afgeworpen. Op Renmin Park klinken de Cowboy Junkies bevrijd, geïnspireerd en gedreven. Renmin Park is een prachtige en gevarieerde plaat die fraai laat horen hoe goed de Cowboy Junkies binnen en buiten hun comfort zone zijn. Het sterkste wapen van de band blijft toch de geweldige stem van Margo Timmins, maar ook in muzikaal opzicht valt er op Renmin Park veel te genieten, zeker wanneer Michael Timmins zich mag uitleven met geweldig gitaarwerk. In 1988 leverden de Cowboy Junkies hun beste prestatie tot dusver, maar ook Renmin Park is wat mij betreft goed genoeg voor de hoogste trede van het erepodium. Voor de voetballiefhebbers onder ons hoop ik dat het Nederlands elftal deze unieke prestatie weet te herhalen de komende maand. Als dat niet mocht lukken biedt het wonderschone Renmin Park wat mij betreft meer dan voldoende troost. Erwin Zijleman
Zo heel af en toe is er een plaat die binnen een paar minuten een onuitwisbare indruk weet te maken. Het is vaak een plaat waarvan je niet zo heel veel verwacht, maar die je vervolgens verplettert. The Trinity Sessions van Cowboy Junkies is zo’n plaat. The Trinity Sessions verscheen 22 jaar geleden, maar ik weet het nog als de dag van gisteren. Op basis van de naam van de band rekende ik op smerige garagerock of kille new wave, maar ik kreeg iets heel anders. Het korte en a capella Mining For Gold zorgde voor de verbazing, waarna Misguided Angel, Blue Moon en I’m So Lonesome I Could Cry zorgden voor een onwaarschijnlijke hoeveelheid kippenvel op een mooie zomerdag. 22 jaar later is The Trinity Sessions nog altijd een plaat van een bijna onwerkelijke schoonheid, maar het is ook de plaat die nog altijd als een molensteen om de nek van de Cowboy Junkies hangt. De Canadezen maakten sinds 1988 nog een flinke stapel platen, waaronder prima platen als The Caution Horses (1990) en Pale Sun, Crescent Moon (1993), maar de magie van The Trinity Sessions keerde nooit meer terug. De afgelopen jaren maakten de Cowboy Junkies vooral live-platen, waaronder een maar gedeeltelijk geslaagde remake van The Trinity Sessions, maar met het nu verschenen Renmin Park ligt er eindelijk weer eens een studioplaat van de band in de winkel. Renmin Park opent nogal bombastisch met een protserige fanfare, Chinese muziek en getoeter van auto’s, maar keert vervolgens snel terug naar het vertrouwde Cowboy Junkies geluid. Opener Renmin Park is een typische Cowboy Junkies song met lome en indringende klanken en nog altijd geweldige stem van Margo Timmins. Nadat de straatgeluiden zijn teruggekeerd volgt een wat rauwe en bluesy track die laat horen dat Margo Timmins niet alleen zwoel, maar ook rauw kan klinken. In de tracks die volgen blijven de Cowboy Junkies schakelen tussen nieuwe wegen en het vertrouwde geluid van de band. Lome tracks met vooral invloeden uit de folk en country worden afgewisseld met tracks waarin de band voor haar doen behoorlijk stevig rockt, maar ook invloeden uit de blues en zelfs de triphop en de Chinese muziek worden niet geschuwd. Desondanks is Renmin Park een echte Cowboy Junkies plaat. Ook met Renmin Park zal de band The Trinity Sessions niet weten te overtreffen, maar een betere plaat dan Renmin Park hebben de Cowboy Junkies sinds The Trinity Sessions niet meer gemaakt. Waar de Cowboy Junkies sinds 1988 werden verlamd door de molensteen om hun nek, hebben ze deze molensteen nu eindelijk afgeworpen. Op Renmin Park klinken de Cowboy Junkies bevrijd, geïnspireerd en gedreven. Renmin Park is een prachtige en gevarieerde plaat die fraai laat horen hoe goed de Cowboy Junkies binnen en buiten hun comfort zone zijn. Het sterkste wapen van de band blijft toch de geweldige stem van Margo Timmins, maar ook in muzikaal opzicht valt er op Renmin Park veel te genieten, zeker wanneer Michael Timmins zich mag uitleven met geweldig gitaarwerk. In 1988 leverden de Cowboy Junkies hun beste prestatie tot dusver, maar ook Renmin Park is wat mij betreft goed genoeg voor de hoogste trede van het erepodium. Voor de voetballiefhebbers onder ons hoop ik dat het Nederlands elftal deze unieke prestatie weet te herhalen de komende maand. Als dat niet mocht lukken biedt het wonderschone Renmin Park wat mij betreft meer dan voldoende troost. Erwin Zijleman
15 oktober 2010
Aloe Blacc - Good Things
Er verschijnen de laatste tijd relatief veel goede soulplaten. Van al deze platen beleef ik verreweg het meeste plezier aan Good Things van Aloe Blacc. Met Good Things heeft de Amerikaan van Panamese afkomst een plaat gemaakt die zich laat beluisteren als een klassieke soulplaat, maar tegelijkertijd open staat voor eigentijdse invloeden. Aloe Blacc doet op zijn tweede plaat (zijn debuut Shine Through verscheen in 2006) niet geheimzinnig over zijn muzikale helden. Invloeden van Marvin Gaye, Al Green, Stevie Wonder en Bill Withers zijn duidelijk hoorbaar. Met name de laatste invloeden zijn verrassend. Bill Withers wordt in kleine kring gerekend tot het beste dat de soulmuziek de afgelopen decennia heeft voortgebracht, maar is voor de meeste jonge soulzangers helaas maar zelden een bron van inspiratie. Aloe Blacc heeft de muziek van Bill Withers echter omarmd en voorzien van eigentijdse invloeden. Over het algemeen genomen klinkt Good Things als een plaat die ook best 30 jaar geleden gemaakt had kunnen worden, maar als je goed luistert hoor je ook invloeden uit de hiphop, reggae en r&b van recentere datum. Aloe Blacc heeft Good Things voorzien van een warm en authentiek klinkend soulgeluid, waarin gitaar, blazers en strijkers domineren. Het is een geluid waarin de soepele soulstem van Aloe Blacc uitstekend tot zijn recht komt. Zowel het tempo als de intensiteit van de songs varieert sterk. Aloe Blacc kan uit de voeten in aanstekelijke songs met hitpotentie, maar gaat ook indringende songs die langzaam naar een climax werken niet uit de weg en waagt zich zelfs aan een cover van The Velvet Underground's Femme Fatale. Het maakt van Good Things een veelzijdige en verslavende soulplaat die heerlijk voortkabbelt, maar in muzikaal opzicht ook flink wat te bieden heeft. Lange tijd was ik er niet helemaal uit wat Good Things nu zo goed maakt. Inmiddels denk ik dat het het ontspannen karakter van de plaat is. Aloe Blac doet niet heel erg zijn best om op te vallen, maar maakt muziek die uit zijn hart komt en ook nog eens zijn muzikale helden eert. Het resultaat is een plaat die in eerste instantie vooral vermaakt, maar vervolgens indruk gaat maken. Een behoorlijk diepe indruk kan ik inmiddels wel stellen. Erwin Zijleman
14 oktober 2010
JP, Chrissie & The Fairground Boys - Fidelity!
Hoewel The Pretenders met Break Up The Concrete vorig jaar nog een verrassend sterke cd met nieuw materiaal afleverden, veerde ik niet direct enthousiast op toen ik Fidelity! van JP, Chrissie & the Fairground Boys in handen kreeg; een plaat die wordt aangeprezen als de eerste soloplaat van Chrissie Hynde. Break Up The Concrete werd de afgelopen 15 jaar immers gecompenseerd door een aantal hele matige platen en leek toch vooral een toevalstreffer. Bovendien is het geen aantrekkelijk vooruitzicht om te moeten luisteren naar een plaat waarop Chrissie Hynde de liefde voor haar recent aan de haak geslagen toyboy bezingt en de “gelukkige” hier ook nog eens aan mee mag doen. De toyboy in kwestie is de uit Wales afkomstige JP Jones, die met zijn band The Fairground Boys nadrukkelijk zijn stempel drukt op deze plaat. Toch laat Fidelity! zich ook beluisteren als een Chrissie Hynde soloplaat of zelfs als een Pretenders plaat, want haar uit duizenden herkenbare vocalen bepalen voor een belangrijk deel het geluid van deze plaat. Ondanks mijn frisse tegenzin moest ik al snel concluderen dat Fidelity! een leuke plaat is. Waar de muziek van The Pretenders in de loop der jaren steeds gezapiger ging klikken (wat op Break Up The Concrete toevallig eens goed uitpakte), klinkt de muziek van JP, Chrissie & The Fairground Boys rauw en energiek. Fidelity! heeft hierdoor wel wat weg van de vroege Pretenders platen, al leggen JP en zijn band in muzikaal opzicht duidelijk andere accenten. Fidelity! is een overtuigende rockplaat met hier en daar wat rootsinvloeden. Het is een setting waarin Chrissie Hynde prima uit de voeten kan en bij vlagen zelfs imponeert. Ook JP Jones verdient wel enig krediet. Hij schreef mee aan alle songs en drukt in een aantal gevallen zijn stempel op deze songs. Ook in tekstueel opzicht maakt de samenwerking tussen Chrissie en JP meer indruk dan ik op voorhand had verwacht. Fidelity! is geen zoetsappige liefdesverklaring van een ouwe rot aan een jonge hond en vice versa, maar een afwisselende conceptplaat waarin de ups evenveel aandacht krijgen als de downs. Het is makkelijk om deze plaat van JP, Chrissie & The Fairground Boys met de grond gelijk te maken, maar stap over je vooroordelen heen en je hoort een plaat waarop een jonge muzikant er in slaagt om een bijna uitgerangeerde muzikant weer tot leven te wekken en hiervan zelf ook het nodige opsteekt. Een win-win situatie als je het mij vraagt. Gun Chrissie Hynde haar geluk; het levert echt een hele leuke plaat op. Erwin Zijleman
13 oktober 2010
Belle And Sebastian - Write About Love
Het was de afgelopen jaren zo stil rond Belle And Sebastian dat ik er eerlijk gezegd van uit ging dat het uit 2006 stammende The Life Pursuit de boeken in zou kunnen als de zwanenzang van de band. De Schotten blijken echter nog springlevend, wat wordt geïllustreerd door het onlangs verschenen Write About Love. Belle & Sebastian behoorde jarenlang tot de lievelingen van de critici en kon bij deze critici eigenlijk niets fout doen. Dat was vier jaar geleden bij het (overigens zeer terecht) de hemel in geprezen The Life Pursuit nog altijd het geval, maar de afgelopen jaren is er kennelijk iets veranderd. Write About Love roept tot dusver nogal wisselende reacties op en eigenlijk is alleen Pitchfork met een voor Pitchfork begrippen bijzonder hoge score van 8.2 echt enthousiast. Ik heb Write About Love inmiddels een aantal malen gehoord en begrijp eerlijk gezegd niet zoveel van het negatieve sfeertje dat hier en daar rond de nieuwe plaat van Belle And Sebastian wordt gecreëerd. Write About Love sluit wat mij betreft goed aan op The Life Pursuit en is in vrijwel alle opzichten een typische Belle And Sebastian plaat. Natuurlijk is de band sinds prachtplaten als Tigermilk, If You're Feeling Sinister en The Boy With The Arab Strap wat opgeschoven in de richting van de lichtvoetige en honingzoete pop en is het eigenzinnige er wat af gesleten, maar in het genre waarin de band opereert is Belle And Sebastian als je het mij vraagt nog altijd een klasse apart. Write About Love ligt grotendeels in het verlengde van voorganger The Life Pursuit en bevat voornamelijk rijk georkestreerde popliedjes met flink wat invloeden uit de jaren 60 en 70. Met name de gastbijdrage van Norah Jones moet het tot dusver flink ontgelden. Het is ook niet mijn favoriete track op Write About Love, maar de kritiek op deze bijdrage is als je het mij vraagt buiten proporties en heeft alle schijn van een bij critici wel vaker aanwezige afkeer van een ieder die wat heeft bereikt in de muziekbusiness. Wanneer ik afga op mijn eigen gevoel kan ik alleen maar concluderen dat Belle And Sebastian ook met Write About Love weer een prima plaat heeft gemaakt. Het is zeker geen plaat geworden waarop de band nieuwe wegen in slaat. Het recept is inmiddels beproefd, maar zolang dat goede platen als deze oplevert kan ik daar echt niet mee zitten. Laat de critici hun agressie maar botvieren op deze plaat, maar zelf zie ik Write About Love toch vooral als een onverwacht cadeautje dat ruimschoots voldoet aan de verwachtingen. Erwin Zijleman
12 oktober 2010
Agnes Obel - Philharmonics
De eerste blaadjes vallen inmiddels van de bomen en het zal niet lang duren voor de temperaturen ’s nachts voor het eerst weer onder de nul graden duiken. Het is al jaren het moment waarop de betoverende Scandinavische platen als paddenstoelen uit de grond schieten, wat het leed van de komst van de herfst en de winter flink verzacht. De grootste verrassing in deze categorie kan dit jaar voor de afwisseling wel eens niet uit IJsland, Zweden of Noorwegen komen, maar vanuit Berlijn. Vanuit deze stad opereert immers de Deense Agnes Obel, die met Philharmonics een prachtige plaat heeft gemaakt. Philharmonics is een prachtige ingetogen plaat waarop piano en zang centraal staan. Vanwege deze combinatie is Agnes Obel al meerdere malen vergeleken met Tori Amos, maar dit is wat mij betreft niet de meest gelukkige combinatie. De muziek van Agnes Obel is immers een stuk zweveriger dan die van Tori Amos en de vocalen van de Deense zijn een stuk minder expressief. Philharmonics is vooral een plaat om lekker bij weg te dromen. Klassiek aandoende pianoklanken domineren het instrumentarium op Philharmonics. Het zijn pianoklanken die door de prachtige arrangementen lekker vol klinken; soms zelfs zo vol dat je het idee hebt dat je naar een soundtrack van Philip Glass of Michael Nyman aan het luisteren bent. Andere instrumenten (met name cello, orgel en harp) worden slechts spaarzaam toegevoegd, maar hebben een duidelijke meerwaarde. Hetzelfde geldt voor de vocalen van Agnes Obel. De Deense heeft op het eerste gehoor geen hele opzienbarende stem, maar wel een stem die prachtig past bij de dromerige en soms zelfs sprookjesachtige klanken op Philharmonics. De muziek van Agnes Obel laat zich niet onmiddellijk vergelijken met die van de overige Scandinavische ijsprinsessen, al komen Emiliana Torrini en Ane Brun af en toe in de buurt. Philharmonics raakt vaker aan de muziek van Joanna Newsom, Laura Veirs en Feist, al zijn ook dit geen vergelijkingen die heel lang stand zullen houden. Philharmonics is een plaat die direct bij eerste beluistering een betoverende werking heeft, maar het is toch vooral een plaat die je heel vaak moet hebben gehoord voor je beseft hoe goed hij eigenlijk is. Dan pas dringt door hoe mooi en knap de arrangementen zijn en hoe aangenaam Agnes Obel zingt. Het is ook het moment waarop de wat overbodige cover van John Cale’s Close Watch plotseling tot leven komt, waarmee Philharmonics is ontdaan van de laatste zwakke schakel. Er zullen ook de komende herfst en winter weer heel wat Scandinavische ijsprinsessen opduiken, maar dat er één tussen zit die Philharmonics van Agnes Obel naar de kroon steekt durf ik te betwijfelen. Erwin Zijleman
11 oktober 2010
The Walkmen - Lisbon
Lisbon is alweer de zesde cd van de Amerikaanse band The Walkmen en de eerste op het fameuze Fat Possum label. De eerste vier cd’s van de band trokken in Nederland nauwelijks aandacht, maar het in 2008 verschenen You & Me kon terecht rekenen op positieve recensies. Op You & Me manifesteerde The Walkmen zich als een uiterst veelzijdige band die invloeden uit de folk op bijzondere wijze wist te vermengen met invloeden uit indie-rock en hierbij afwisselend klonk als een mix van Bob Dylan en The Velvet Underground of Tom Waits en The Strokes, om maar een aantal veel aangehaalde inspiratiebronnen te noemen. Vergeleken met het behoorlijk stevig rockende You & Me klinkt Lisbon wat meer ingetogen, maar het herkenbare eigen geluid van de band is gelukkig gebleven. De keuze om het stevigere werk wat meer te doseren blijkt een verstandige keuze, want Lisbon overtuigt over de hele linie meer dan You & Me. Vanwege de vocalen van Hamilton Leithauser roept ook Lisbon weer associaties op met het werk van Bob Dylan, maar vervolgens schiet The Walkmen alle kanten op en flirt het net zo makkelijk met een blaasorkest uit New Orleans als met lo-fi zoals Pavement die in haar hoogtijdagen maakte. Waar You & Me door het hoge rockgehalte een behoorlijk toegankelijke plaat was, vergt Lisbon net iets meer tijd van de luisteraar, al zal snel duidelijk zijn dat The Walkmen een hele sterke plaat hebben afgeleverd. Lisbon is, ondanks het feit dat The Walkmen af en toe stevig van leer trekken, vooral een sober klinkende en indringende plaat. In de meeste songs weet de band uit New York met minimale middelen een maximaal effect te bereiken. Desondanks is Lisbon een rijke plaat; iets wat vooral op het conto van de grote diversiteit van deze plaat geschreven kan worden. Zoals hierboven al vermeld schuwt The Walkmen het gebruik van New Orleans blazers of lo-fi technieken niet, maar hiernaast gaat de band net zo makkelijk aan de slag met Latin-invloeden of invloeden uit de jaren 50; dit alles met een stevige folkbasis. Ondanks al deze invloeden is Lisbon een consistent klinkende plaat die met beide benen in het heden staat. Door de grote variëteit loopt The Walkmen het risico om tussen de wal en het schip te vallen, maar dat zou heel jammer zijn. Met Lisbon heeft de band immers een van de leukere en betere platen van het moment gemaakt en laat The Walkmen nadrukkelijk horen dat het over genoeg kwaliteiten beschikt om uit te groeien tot de smaakmakers in dit nauwelijks te omschrijven segment. Erwin Zijleman
10 oktober 2010
I.M. Solomon Burke 1940-2010
Vanochtend is op Schiphol soullegende Solomon Burke overleden. Burke zou deze week op gaan treden met De Dijk in Paradiso, maar zover is het helaas niet gekomen. Onlangs bracht Solomon Burke het prachtige Nothing's Impossible uit. Hieronder nogmaals aandacht voor een van de betere soulplaten van het moment. Solomon Burke is 70 jaar oud geworden.
Ik heb Solomon Burke een aantal malen live mogen bewonderen en heb bovendien een aardig stapeltje platen van de (zelfgekroonde) King of Soul in de kast staan. Live wist Solomon Burke altijd indruk op me te maken, maar zijn platen hadden over het algemeen een veel minder sterke impact, al waren er natuurlijk uitzonderingen als het vooral met covers gevulde A Change Is Gonna Come uit 1986 en de liveplaat Live At House Of Blues uit 1994. De laatste jaren is dit helemaal omgedraaid. Op het podium beginnen de jaren voor Solomon Burke zo langzamerhand te tellen, maar op de plaat steekt hij inmiddels al een aantal jaren in een grootse vorm, wat deels de verdienste is van de producers die Burke voor zijn platen wist te strikken. Het begon 8 jaar geleden met het prachtige, door Joe Henry geproduceerde, Don’t Give Up On Me. Een klassieke soulplaat die in 2005 werd gevolgd door het door Don Was geproduceerde Make Do With What You Got; een plaat die misschien net wat te nadrukkelijk voortborduurde op zijn voorganger, maar desondanks veel moois te bieden had. Op het in 2006 verschenen Nashville koos Burke, toch wel enigszins verassend, voor Buddy Miller als producer en liet hij op bijzonder overtuigende wijze horen dat de kloof tussen soul, country en blues eenvoudiger is te overbruggen dan menigeen op voorhand zal hebben verwacht. Het leverde een plaat op die, net als Don’t Give Up On Me, moet worden gerekend tot de beste soulplaten van de afgelopen decennia. Vergeleken met het vuurwerk op deze twee platen, viel het twee jaar geleden verschenen en behoorlijk bluesy klinkende Like A Fire misschien wat tegen, al was ook dit zeker geen slechte plaat. Met het nu verschenen Nothing’s Impossible doet Solomon Burke een volgende poging om het torenhoge niveau van zijn twee beste platen te benaderen. Als producer nam dit keer de vooral van Al Green bekende Willie Mitchell achter de knoppen en dit blijkt een uitstekende keuze. Mitchell heeft Solomon Burke in de richting van vintage Southern soul en gospel bewogen en ook dit is een genre dat uitstekend past bij Solomon Burke. Ook op Nothing’s Impossible bewijst Solomon Burke weer eens dat hij moet worden gerekend tot de beste soulzangers aller tijden, maar waar zijn platen het vroeger in muzikaal en compositorisch opzicht nog wel eens af lieten weten, staat Nothing’s Impossible in beide opzichten als een huis. Willie Mitchell (die overigens tijdens de opnamen overleed aan een hartaanval) heeft gekozen voor een lekker vet klinkend soulgeluid met veel blazers en hierin voelt Solomon Burke zich als een vis in het water. Ook op de kwaliteit van de songs valt dit keer niets af te dingen. Het levert een geweldige soulplaat op die niet onder doet voor de twee prachtplaten die Solomon Burke de afgelopen jaren al maakte. De eretitel King Of Soul verdiende Solomon Burke de afgelopen decennia vooral op basis van zijn geweldige optredens. Met de fraaie trilogie die hij de afgelopen jaren heeft uitgebracht schaart Burke zich echter ook met zijn platen tussen de allergrootsten. Er zijn dit jaar al flink wat prima soulplaten verschenen, maar Nothing’s Impossible is er één in de buitencategorie. Erwin Zijleman
Ik heb Solomon Burke een aantal malen live mogen bewonderen en heb bovendien een aardig stapeltje platen van de (zelfgekroonde) King of Soul in de kast staan. Live wist Solomon Burke altijd indruk op me te maken, maar zijn platen hadden over het algemeen een veel minder sterke impact, al waren er natuurlijk uitzonderingen als het vooral met covers gevulde A Change Is Gonna Come uit 1986 en de liveplaat Live At House Of Blues uit 1994. De laatste jaren is dit helemaal omgedraaid. Op het podium beginnen de jaren voor Solomon Burke zo langzamerhand te tellen, maar op de plaat steekt hij inmiddels al een aantal jaren in een grootse vorm, wat deels de verdienste is van de producers die Burke voor zijn platen wist te strikken. Het begon 8 jaar geleden met het prachtige, door Joe Henry geproduceerde, Don’t Give Up On Me. Een klassieke soulplaat die in 2005 werd gevolgd door het door Don Was geproduceerde Make Do With What You Got; een plaat die misschien net wat te nadrukkelijk voortborduurde op zijn voorganger, maar desondanks veel moois te bieden had. Op het in 2006 verschenen Nashville koos Burke, toch wel enigszins verassend, voor Buddy Miller als producer en liet hij op bijzonder overtuigende wijze horen dat de kloof tussen soul, country en blues eenvoudiger is te overbruggen dan menigeen op voorhand zal hebben verwacht. Het leverde een plaat op die, net als Don’t Give Up On Me, moet worden gerekend tot de beste soulplaten van de afgelopen decennia. Vergeleken met het vuurwerk op deze twee platen, viel het twee jaar geleden verschenen en behoorlijk bluesy klinkende Like A Fire misschien wat tegen, al was ook dit zeker geen slechte plaat. Met het nu verschenen Nothing’s Impossible doet Solomon Burke een volgende poging om het torenhoge niveau van zijn twee beste platen te benaderen. Als producer nam dit keer de vooral van Al Green bekende Willie Mitchell achter de knoppen en dit blijkt een uitstekende keuze. Mitchell heeft Solomon Burke in de richting van vintage Southern soul en gospel bewogen en ook dit is een genre dat uitstekend past bij Solomon Burke. Ook op Nothing’s Impossible bewijst Solomon Burke weer eens dat hij moet worden gerekend tot de beste soulzangers aller tijden, maar waar zijn platen het vroeger in muzikaal en compositorisch opzicht nog wel eens af lieten weten, staat Nothing’s Impossible in beide opzichten als een huis. Willie Mitchell (die overigens tijdens de opnamen overleed aan een hartaanval) heeft gekozen voor een lekker vet klinkend soulgeluid met veel blazers en hierin voelt Solomon Burke zich als een vis in het water. Ook op de kwaliteit van de songs valt dit keer niets af te dingen. Het levert een geweldige soulplaat op die niet onder doet voor de twee prachtplaten die Solomon Burke de afgelopen jaren al maakte. De eretitel King Of Soul verdiende Solomon Burke de afgelopen decennia vooral op basis van zijn geweldige optredens. Met de fraaie trilogie die hij de afgelopen jaren heeft uitgebracht schaart Burke zich echter ook met zijn platen tussen de allergrootsten. Er zijn dit jaar al flink wat prima soulplaten verschenen, maar Nothing’s Impossible is er één in de buitencategorie. Erwin Zijleman
08 oktober 2010
Smoke Fairies - Through Low Light And Trees
De gerenommeerde Britse muziektijdschriften waren een maand of twee geleden al lyrisch over Through Low Light And Trees van het Britse duo Smoke Fairies, maar inmiddels lijken we ook in Nederland te gaan vallen voor de charmes van Jessica Davies en Katherine Blamire. Mijn verwachtingen waren na het lezen van alle lovende woorden in onder andere Mojo en Uncut hooggespannen, maar Smoke Fairies wist deze hoge verwachtingen direct al bij eerste beluistering van Through Low Light And Trees te overtreffen. Jessica Davies en Katherine Blamire maken op Through Low Light And Trees muziek die nadrukkelijk teruggrijpt op de Britse folk uit de jaren 70, maar voorzien deze invloeden vervolgens van bijzondere klanken die zowel een sprookjesachtige als een duistere uitwerking kunnen hebben. “Sandy Denny op het 4AD label” is een inmiddels al vaak gebruikte omschrijving en dit is een omschrijving die meerdere malen recht doet aan de muziek van Smoke Fairies. Het is op hetzelfde moment ook een wat eenzijdige omschrijving, want Through Low Light And Trees is een plaat die meerdere kanten op schiet. Soms heeft het wel wat van Kate Bush in haar jonge jaren, maar ook invloeden uit de blues nemen zo nu en dan een voorname plaats in binnen de muziek van Smoke Fairies, die ook een wat stevigere uitbarsting zo nu en dan niet schuwen en dan juist weer opschuiven in de richting van PJ Harvey. Zo ontstaat een indrukwekkend lijstje namen waaraan ik ook Joni Mitchell en Neil Young nog toe wil voegen. Wat gedurende de hele plaat overeind blijft zijn de sprookjesachtige en vaak wat beklemmende sfeer, de sobere maar smaakvolle instrumentatie en de prachtige zang. Smoke Fairies heeft door de folky vocalen, de bluesy gitaarriffs en de dreigende strijkers een geheel eigen geluid en het is een geluid om trots op te zijn. Through Low Light And Trees is zeker geen makkelijke plaat, maar ook een ieder die niet direct geïntrigeerd is door de muziek van dit tweetal wil ik adviseren om even door te bijten. Het levert uiteindelijk een plaat van een bijna ongekende schoonheid die op verrassende wijze een brug slaat tussen stijlen en tijdperken. Smoke Fairies heeft met Through Low Light And Trees een hele bijzondere plaat afgeleverd. Erwin Zijleman
07 oktober 2010
Jee Kee Pee - Army Of Eves
Ik heb niet zo heel veel en misschien zelfs wel helemaal niets met lounge. Natuurlijk is het lekkere muziek voor op een zomers feestje, maar wanneer de zon, de zee en de drank ontbreken hoor ik er over het algemeen weinig tot niets meer in. Army Of Eves van de Nederlandse band Jee Kee Pee wordt omschreven als “superlounge met een vleugje dance” en is normaal gesproken dus niets voor mij. Normaal gesproken gaat deze keer echter niet op, want ik heb wel degelijk iets met deze plaat. Jee Kee Pee bestaat uit producers Andy Broeders en Paul Hattink en zangeres Eefke Boelhouwers. Met zijn drieën hebben ze een plaat gemaakt die op een aantal terreinen afwijkt van dertien in een dozijn lounge. Zo bevat Army Of Eves songs met een kop en een staart, kan zangeres Eefke echt zingen, maakt Jee Kee Pee muziek die variatie en avontuur hoog in het vaandel heeft staan en klinkt deze plaat werkelijk fantastisch. In muzikaal opzicht past Army Of Eves nog altijd prima in het hokje lounge, maar het is wel lounge die in artistiek opzicht interessant is. Waar de meeste lounge vervliegt wanneer je de strandtent verruilt voor de huiskamer, komt Army Of Eves van Jee Kee Pee in de laatste omgeving juist beter tot zijn recht. Juist wanneer je de tijd neemt voor deze plaat en hem niet alleen ziet als muzikaal behang, hoor je hoe prachtig deze plaat is opgenomen, hoe smaakvol de instrumentatie is en hoe goed de zang. Army Of Eves bevat 13 tracks die allemaal kunnen omschreven als lounge met invloeden. Soms komen deze invloeden uit de dance en r&b, soms uit de jazz en soms meer uit de ambient hoek. In alle gevallen vindt Jee Kee Pee de balans tussen lome en aangename lounge klanken waarbij je lekker wegdroomt en avontuurlijke muziek die je op het puntje van de stoel houdt. Door zowel gebruik te maken van organische als elektronische klanken krijgt de muziek van Jee Kee Pee een onderhuidse spanning die ik normaal gesproken mis in lounge muziek. Jee Kee Pee loopt hierdoor wellicht het risico in het hokje “vlees noch vis” te belanden, maar dit risico kan eenvoudig worden weggenomen. Beluister Army Of Eves eerst een keer aandachtig om te horen hoe knap en fraai het allemaal in elkaar steekt. Beluister de plaat vervolgens nog een keer met je ogen dicht en droom weg naar een mooie zomeravond aan het strand met lekker eten, goede rosé en hele lekkere muziek uit de speakers. Grote kans dat het in het laatste geval gaat om Army Of Eves van Jee Kee Pee. Erwin Zijleman
06 oktober 2010
The Lonesome Southern Comfort Company - Charles The Bold
Onlangs wees een lezer van deze BLOG me op Charles The Bold van The Lonesome Southern Comfort Company. De cd kwam met de aanbeveling “smaakvolle Americana uit Zwitserland” en kreeg het luisteradvies “bij voorkeur laat op de avond of op een druilerige zondagmiddag” mee. Ik geef eerlijk toe dat ik niet direct enthousiast was. Zwitserland heeft geen naam hoog te houden wanneer het gaat om goede rootsmuziek en het aanbod in het Americana genre is momenteel zo groot dat het niet meevalt om nog in positieve zin op te vallen; iets dat momenteel dan ook maar heel weinig bands lukt. Toen het op de druilerige zondagmiddag die ik had gekozen om naar deze cd te luisteren ook nog eens prachtig weer was, gaf ik eerlijk gezegd geen cent meer voor de kansen van de Zwitsers. Charles The Bold van The Lonesome Southern Comfort Company blijkt echter een hele mooie plaat, die ook op een mooie nazomerse dag uitstekend tot zijn recht komt. The Lonesome Southern Comfort Company maakt inderdaad smaakvolle Americana, maar het is zeker geen Americana plaat waarvan er dertien in een dozijn gaan. Het tempo ligt vergeleken met de meeste soortgenoten van The LSCC erg laag en de zang is net wat stemmiger. De instrumentatie is daarentegen opwindender dan dat van vergelijkbare muzikanten (die deels te vinden zijn op het platteland van Kentucky en naar de achternaam Oldham luisteren). Het gitaarspel bestaat uit bijna hypnotiserende akkoorden die eindeloos herhaald worden en zo nu en dan worden omgeven door fraaie en vaak wat dreigende strijkers. Het is muziek waarbij het makkelijk wegdromen is, maar The LSCC is geen band die dit nastreeft. Zo nu en dan gaat de band immers flink los en evolueren de repeterende gitaarakkoorden in stevige solo’s die worden begeleid door al even vurige strijkers. Deze uitbarstingen geven Charles The Bold de spanning en dynamiek die in dit genre te vaak ontbreken, wat beluistering van deze plaat tot een bijzondere gebeurtenis maakt. Direct bij eerste beluistering was ik diep onder de indruk van deze plaat en mijn bewondering nam alleen maar toe nadat de zon was ondergegaan (dan komt de muziek van de Zwitsers inderdaad nog beter tot zijn recht). The Lonesome Southern Comfort Company heeft een cd gemaakt die niet alleen anders klinkt dan de meeste andere muziek in het genre, maar bovendien meer dan eens van een bijna ongekende schoonheid is. The LSCC is op papier misschien een beginnend bandje uit Zwitserland, maar klinkt op deze plaat als een gelouterde rootsband die op de toppen van haar kunnen opereert en hierbij ook nog eens de muzikale bakens verzet. Charles The Bold is een hele knappe plaat die wat mij betreft een breed publiek verdient en zeker de aandacht van iedereen die smaakvolle rootsmuziek een warm hart toedraagt. Erwin Zijleman
Charles The Bold van The Lonesome Southern Comfort Company is verkrijgbaar via de website van het label van de band: http://www.onthecamper.com/onthecamperrecords/store/or.html.
Charles The Bold van The Lonesome Southern Comfort Company is verkrijgbaar via de website van het label van de band: http://www.onthecamper.com/onthecamperrecords/store/or.html.
05 oktober 2010
Darrell Scott - A Crooked Road
Darrell Scott is vooral bekend als songwriter en studiomuzikant. De afgelopen twintig jaar zijn de songs van Darrell Scott vertolkt door uiteenlopende artiesten en was hij te horen op tientallen platen. Hoe goed Darrell Scott uit de voeten kan op diverse snareninstrumenten was onlangs nog goed te horen op Robert Plant’s Band Of Joy, terwijl hij op de laatste plaat van Mary Gauthier nog eens fraai illustreerde wat een mooie songs hij schrijft (Scott tekende voor het prachtige Another Day Borrowed). Dat Darrell Scott zo nu en dan ook zelf prachtige platen maakt is minder bekend. Erg productief is Darrell Scott ook niet wanneer het gaat om zijn eigen platen, maar de platen die hij maakt zijn van hoge kwaliteit. Dat geldt zeker voor het onlangs verschenen A Crooked Road; wat mij betreft de beste plaat die de Amerikaan tot dusver heeft afgeleverd. Darrell Scott heeft lang gewerkt aan A Crooked Road en dat is te horen. Voor A Crooked Road heeft Scott werkelijk alles uit de kast getrokken. Naast een indrukwekkend arsenaal aan snareninstrumenten (vrijwel ieder instrument met snaren komt aan bod) heeft Scott ook zelf de percussie ingespeeld en draagt hij zorg voor de vocalen. Het moet een flinke klus zijn geweest om al deze bijdragen in elkaar te passen in de studio, maar beluistering van A Crooked Road laat horen dat Darrell Scott hierin uitstekend is geslaagd. A Crooked Road is overigens niet alleen in instrumentaal opzicht bijzonder gevarieerd, want ook op deze plaat weigert Darell Scott zich te beperken tot een bepaald genre. A Crooked Road is stevig verankerd in de tradities van de Amerikaanse folk- en countrymuziek, maar gaat ook uitstapjes richting blues, folk, jazz, gospel en rock niet uit de weg. Ook in vocaal opzicht is Darrell Scott een veelzijdig man, die indringend kan fluisteren maar de registers ook stevig open kan trekken. Voor A Crooked Road had Darrell Scott uiteindelijk zoveel materiaal verzameld dat er twee cd’s mee zijn gevuld. Van overdaad is gelukkig geen sprake, want A Crooked Road bevat geen zwakke songs. Sterker nog, A Crooked Road bevat alleen maar uitstekende songs, die ook nog eens indrukwekkende verhalen vertellen van een vijftiger die in zijn eigen ziel graaft maar ook de Amerikaanse samenleving een spiegel voor houdt. Op A Crooked Road kun je 20 tracks lang genieten van briljant snarenwerk, aansprekende songs en indringende vocalen. A Crooked Road is een plaat waarvoor iedere willekeurige singer-songwriter zou tekenen. Het is een plaat die prachtig laat horen want een getalenteerd muzikant en singer-songwriter Darrell Scott is, maar het is ook de beste singer-songwriter plaat van het moment. Darrell Scott was tot dusver vooral bekend als studiomuzikant en als songwriter voor anderen, maar met A Crooked Road laat hij horen dat hij ook als singer-songwriter moet worden gerekend tot de allerbesten. A Crooked Road is een buitengewoon indrukwekkende, maar ook nog eens bijzonder aangename singer-songwriter plaat van een zeldzaam hoog niveau. Erwin Zijleman
04 oktober 2010
Suzanne Vega - Close Up, Volume 2: People & Places
Nog geen half jaar geleden vond Suzanne Vega een deel van haar werk opnieuw uit op het bijzonder geslaagde Close Up, Volume 1: Love Songs. Ik hou geen gedetailleerde statistieken bij van de muziek die ik beluister, maar als ik dit wel zou hebben gedaan zou het eerste deel van Close Up waarschijnlijk erg hoog zijn geëindigd. Omdat Close Up, Volume 1 mij nog geen seconde verveelt had ik best nog even willen wachten op deel 2, maar Suzanne Vega dacht daar kennelijk anders. Nauwelijks een half jaar na deel 1 ligt daarom Close Up, Volume 2: People & Places in de winkel. Het recept is hetzelfde. Ook op Close Up, Volume 2 is Suzanne Vega weer aan de slag gegaan met haar eigen oeuvre en heeft ze een deel van haar werk opnieuw uitgevonden. Hierbij is meestal voor een soberdere aanpak gekozen, maar in een aantal gevallen klinken de nieuwe versies net iets uitbundiger. Waar op het eerste deel van Close Up de liefdesliedjes centraal stonden, gaat het dit keer over mensen en plaatsen. Ook het tweede deel van Close Up bevat een mix van bekend materiaal (Luka, Tom’s Diner) en de wat obscuurdere parels uit het inmiddels rijke oeuvre van Suzanne Vega. Bovendien bevat de cd een track die niet op de reguliere cd’s van Suzanne Vega te vinden is; het samen met Mark Linkous en Dangermouse geschreven The Man Who Played God. Net als op volume 1 betreft het herinterpretaties van een bijna ongekende schoonheid. Hoewel Suzanne Vega inmiddels een behoorlijke stapel klassieke singer-songwriter platen op haar naam heeft staan en ik dus zo langzamerhand zou moeten weten hoe goed ze is, ben ik wederom aangenaam verrast door de hoge kwaliteit van Close Up. Suzanne Vega heeft maar een paar noten nodig om je te verleiden en vervolgens ben je 13 tracks in katzwijm, waarbij het niet zoveel uitmaakt of je de plaat voor de eerste, tweede, tiende of twintigste keer hoort. Net als het eerste deel is ook Close Up, Volume 2: People & Places een intieme en betoverende plaat. Vrijwel alle songs klinken flink anders dan de originelen, maar desondanks heb je meestal maar een paar akkoorden nodig om de songs te herkennen. Ook de komende maanden ga ik niet precies bijhouden waar ik naar luister, maar dat Close Up, Volume 2: People & Places van Suzanne Vega mee gaat doen om de ereprijzen durf ik nu al te voorspellen. En dan komen deel drie en deel vier uit deze prachtige serie er ook nog eens aan. Erwin Zijleman
03 oktober 2010
Someone Still Loves You Boris Yeltsin - Let It Sway
De naam van de band is geweldig: Someone Still Loves You Boris Yeltsin (vanaf nu SSLYBY). De naam van de producer is er een met een gouden randje: Death Cab For Cutie’s Chris Walla. De belangrijkste inspiratiebronnen liegen er niet om: Big Star, Beach Boys, The Beatles, Wilco, Pavement en Weezer. En ook het belangrijkste tot dusver aangedragen vergelijkingsmateriaal is fraai: The Shins, Eliott Smith, Nada Surf. Eigenlijk kan er dus niets meer mis gaan met Let It Sway van SSLYBY, al is de concurrentie in dit genre moordend en komt uiteindelijk alleen het allerbeste boven drijven. Tussen dit allerbeste misstaat SSLYBY wat mij betreft niet. De band maakt behoorlijk onweerstaanbare popliedjes, die inderdaad elementen bevatten van alle hierboven genoemde bands. SSLYBY maakt op Let It Sway (overigens al de derde plaat van de band uit Springfield, Missouri) een mix van zonnige gitaarpop, rammelende lo-fi, avontuurlijke indiepop, catchy powerpop en doorleefde rootsmuziek. De veelheid aan invloeden geeft SSLYBY een bijzonder geluid, dat duidelijk afwijkt van dat van de meeste soort- en tijdgenoten van de band. Het is een geluid dat lekker licht verteerbaar is, maar ook substantiëler dan je op het eerste gehoor zult vermoeden. Dit laatste kan vooral op het conto van de rootsinvloeden op Let It Sway worden geschreven. Deze geven de over het algemeen genomen behoorlijk lichtvoetige popsongs van SSLYBY net wat extra gewicht en bezieling. Het zijn invloeden die fraai combineren met zonnige gitaarloopjes, fraaie meerstemmige zang en een flinke dosis onbevangenheid en eigenzinnigheid. SSLYBY heeft de naam, de producer, de inspiratiebronnen en het vergelijkingsmateriaal om op te vallen, maar maakt de belofte ook in muzikaal opzicht waar. Let It Sway sluit aan op vele vergelijkbare platen die de afgelopen jaren zijn verschenen, maar klinkt net wat anders en, wat mij betreft, ook net wat beter. Of de band Boris Yeltsin weer in de spotlights zal zetten durf ik te betwijfelen, maar dat SSLYBY zelf een plekje in de spotlights verdient valt nauwelijks te betwisten. Let It Sway krijgt tot dusver veel te weinig aandacht, maar is zeer de moeite waard. Erwin Zijleman
01 oktober 2010
Grinderman - Grinderman 2
Gelegenheidsbands leveren met enige regelmaat een debuut af dat er toe doet, maar er zijn maar heel weinig gelegenheidsbands die ook nog met goede tweede plaat op de proppen komen. Mede hierdoor had ik geen hoge verwachtingen van de tweede plaat van Grinderman, oftewel Nick Cave en een aantal van zijn Bad Seeds. Waar Nick Cave & The Bad Seeds de afgelopen jaren steeds meer afstand namen van rauwe rock ’n roll, greep Grinderman met een smerige portie garagerock en blues nadrukkelijk terug op de muziek van The Birthday Party; de muziek waarmee Nick Cave aan het begin van de jaren 80 de oversteek vanuit Australië waagde. De muziek van de band kwam hard aan en oogstte alleen maar lof. In eerste instantie leken de vooroordelen uit de eerste zin bevestigd te worden, maar hoe vaker ik Grinderman 2 hoor, hoe beter ik deze plaat vind. Nick Cave, Warren Ellis, Jim Sclavunos en Martyn Casey hebben ook dit keer een plaat gemaakt die de rauwe rock ’n roll en blues hoog in het vaandel heeft staan, maar er was dit keer ook meer oog voor details. Op het desondanks in slechts vijf dagen opgenomen Grinderman 2 staat een beperkt aantal tracks dat ook best op Dig Lazarus Dig!!!(de meest recente plaat van Nick Cave & The Bad Seeds) had kunnen staan, maar het merendeel van de tracks grijpt nog altijd terug op de hoogtijdagen van The Birthday Party. Grinderman produceert op haar tweede plaat een enorme bak herrie, waarin invloeden uit de garagerock, blues en psychedelica overheersen. Heel af en toe wordt er gas teruggenomen, maar meestal is dit slechts de voorbode van een slotoffensief dat er niet om liegt. Nu was The Birthday Party een band met onervaren muzikanten die werd aangevoerd door een gevaarlijke gek. De muziek van de band sloot hier naadloos op aan. Grinderman is daarentegen een band die bestaat uit gelouterde muzikanten en een voorman die hooguit speelt dat hij een gevaarlijke gek is. Dat maakt verschil, maar Grinderman klinkt zeker niet als een groepje oude mannen dat zo nodig nog eens een bak herrie moet maken. Grinderman 2 is een plaat vol passie en energie en hier en daar wat muzikaal vakmanschap (zelden stak een bak herrie zo knap in elkaar). Het is een plaat die over de hele linie genomen wat minder spontaan en net wat minder rauw is dan zijn voorganger, maar vergeleken met deze voorganger klinkt Grinderman 2 wel intenser, indringender en urgenter. Grinderman 2 is een waardig opvolger van het zo verrassende debuut van de band, maar bevat eigenlijk betere songs. Alle reden dus om ook deze Grinderman plaat te bejubelen en ondertussen alvast stiekem uit te zien naar Grinderman 3. Erwin Zijleman