De eerste twee delen van Close-Up heb ik met huid en haar verslonden en misschien wel vaker gehoord dan de reguliere platen van Suzanne Vega, maar op één of andere manier is deel 3 even blijven liggen. Misschien is de tracklist op het eerste gezicht net iets minder indrukwekkend dan die op de vorige twee delen, misschien is de magie van het opnieuw bewerken van oude Suzanne Vega songs voor mij even uitgewerkt of mogelijk laat de promotie dit keer wat te wensen over; ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat Suzanne Vega, toen de cd eenmaal in de cd-speler was verdwenen, niet veel tijd nodig had om me wederom te overtuigen. Close-Up, Vol 3: States Of Being volgt in grote lijnen hetzelfde recept als zijn twee voorgangers en voegt wederom iets toe aan het rijke oeuvre van Suzanne Vega. Het derde deel van Close-Up biedt plaats aan een aantal zeer persoonlijke songs van Suzanne Vega; door de Amerikaanse singer-songwriter zelf “mental health songs” genoemd. Het zijn songs die een mooie dwarsdoorsnede bieden uit de inmiddels 26 jaar durende carrière van Suzanne Vega, al is het zwaar onderschatte Songs In Red And Gray uit 2001 wat sterker vertegenwoordigd dan haar andere albums. Net als op de eerdere twee delen van Close-Up, kiest Suzanne Vega ook op States Of Being voor uiterst ingetogen vertolkingen van oude songs, al is hier en daar een tierelantijntje toegevoegd. Een ieder die een beetje thuis is in het rijke oeuvre van Suzanne Vega herkent de songs stuk voor stuk, want de verschillen met de originele versies zijn in een aantal gevallen subtiel. Toch klinken vrijwel alle songs op het derde Close-Up deel anders dan de originelen, waardoor de plaat zeker meerwaarde heeft. Net als Close-Up 1 en Close-Up 2 is Close-Up 3 een aangename plaat vol tijdloze en kwalitatief hoogstaande popliedjes, die door het prachtige stemgeluid van Suzanne Vega van een extra dimensie worden voorzien. Het is wederom een plaat waarbij het heerlijk wegdromen is, al begin ik zo langzamerhand wel te verlangen naar echt nieuw werk van Suzanne Vega. Close-Up biedt in het samen met Duncan Sheik geschreven Instant Of The Hour After alvast een aardig voorproefje van nieuw werk, maar voor het zover is verschijnt eerst nog het vierde en laatste deel van Close-Up. Ik ben er stiekem toch wel benieuwd naar. Erwin Zijleman
30 juli 2011
Erin McDermott - Time To Go
Time To Go van de Amerikaanse singer-songwriter Erin McDermott kreeg ik een aantal maanden geleden van een collega. Het is een plaat die de afgelopen maanden steeds meer indruk op me is gaan maken. Stiekem hoopte ik op een Nederlandse release en hield ik mijn recensie van de plaat achter de hand, maar nu ik de hoop op een Nederlandse release voorlopig heb opgegeven, moet het er toch maar eens van komen. Erin McDermott is een singer-songwriter uit Vermont waarover ik verder niets weet, buiten het feit dat ze geweldige muziek maakt. De meeste songs op Time To Go klinken behoorlijk traditioneel en bewegen zich op het snijvlak van country, folk en bluegrass. Het is muziek zoals die ook wordt gemaakt door Alison Krauss, Sarah Jarosz en iets mindere mate Gillian Welch of zelfs de Dixie Chicks. Voor Time To Go wist Erin McDermott een aantal snarenwonders uit haar thuisbasis Vermont te strikken, maar hiernaast duiken een aantal van de beste sessiemuzikanten uit Nashville op, waaronder gitaristen Tim O’Brien en Bryan Sutton en violist Stuart Duncan. In muzikaal opzicht zit het dus allemaal wel goed, maar het is de zang van Erin McDermott die de meeste indruk maakt. De Amerikaanse beschikt over een krachtig en emotievol stemgeluid dat af en toe doet denken aan Alison Krauss, maar wat minder lieflijk en bovendien veelkleuriger is. In een recensie wordt haar stem vergeleken met die van alle drie de Dixie Chicks bij elkaar, maar in de wat meer bluesy songs hoor ik ook wel wat van de onvolprezen Madeleine Peyroux, terwijl ook Natalie Merchant nooit heel ver weg is. Met flink wat muzikaal vuurwerk en een prachtige stem is Erin McDermott al een eind op stoom, maar het zijn de sterke songs die van Time To Go zo’n geweldige plaat maken. Erin McDermott slaagt er op Time To Go in om muziek te maken die zowel authentiek als eigentijds klinkt en schaart zich met deze plaat tussen de grote namen waarmee ik haar eerder in deze recensie heb vergeleken. Het verbaast me dan ook dat de Nederlandse distributeurs van de betere Amerikaanse rootsmuziek niet in de rij staan om deze grote vis te vangen, al kan dat gezien de kwaliteit van Time To Go alleen maar een kwestie van tijd zijn. Voor Time To Go ben je vooralsnog aangewezen op de momenteel niet erg dure, maar over het algemeen wel erg langzame Amerikaanse import. Geloof me, het is het wachten meer dan waard. Erwin Zijleman
Koop Time To Go van Erin McDermott via haar website
Koop Time To Go van Erin McDermott via haar website
Tijdschrift: Uncut 171
Ik begrijp soms niet hoe Uncut het iedere maand weer flikt. Vrijwel zonder uitzondering staat een muzikant uit de jaren 60 centraal, maar desondanks lees je vrijwel nooit hetzelfde verhaal. Ik dacht zo langzamerhand alles over The Who wel te weten, maar bekeken vanuit Roger Daltrey is alles toch weer anders. Het is maar een van de vele mooie verhalen in Uncut 171. Minstens even mooi zijn het eerbetoon aan de onlangs overleden Gill Scott-Heron, de terugblik op de periode waarin The Specials misschien wel hun mooiste song (Ghost Town) opnamen en het verhaal over een vergeten parel uit de geschiedenis van de popmuziek, The Lovin' Spoonful. Het ultieme Gillian Welch interview en een enorme bak recensies maken ook deze aflevering van Uncut weer onmisbaar voor elke muziekliefhebber. Erwin Zijleman
Bestel het tijdschrift Uncut nu online bij MagVilla.nl
Bestel het tijdschrift Uncut nu online bij MagVilla.nl
29 juli 2011
The Horrors - Skying
De Britse band The Horrors maakte de afgelopen vier jaar twee totaal verschillende maar wat mij betreft even briljante platen. Op haar debuut Strange House uit 2007 maakte de band opvallende garagepunk die naar verluidt was beïnvloedt door The Cramps, Birthday Party en Joe Meek (!). Opvolger Primary Colours sloeg een hele andere weg in, flirtte opzichtig met postpunk, shoegaze en goth-rock, maar had door de bijzondere productie van Portishead's Geoff Barrow en invloeden uit de Krautrock toch een bijzonder eigen geluid. Op plaat nummer 3, het onlangs verschenen Skying, zetten The Horrors een volgende stap en komt het wederom op de proppen met een totaal ander geluid. Skying klinkt op het eerste moment wat minder bijzonder dan zijn twee voorgangers. De plaat sluit in muzikaal opzicht nadrukkelijk aan op de muziek van Echo & The Bunnymen en The Psychedelic Furs en laat een geluid horen dat zo lijkt weggelopen uit de jaren 80. Hier en daar doet het zelfs wat denken aan de Simple Minds ten tijde van Sons And Fascination en The Mission; niet direct invloeden waar je anno 2011 de handen voor op elkaar krijgt. Omdat The Horrors vergeleken met hun vorige platen dit keer hebben gekozen voor een behoorlijk direct geluid waarin synths de gitaren naar de achtergrond hebben gedrongen, is Skying een behoorlijk toegankelijke plaat die eigenlijk direct weet te overtuigen. Hoe toegankelijk de songs op Skying ook klinken, The Horrors blijven The Horrors en strooien ook dit keer driftig met verrassende wendingen en prachtig opgebouwde geluidsmuren die steeds weer tot een imponerende climax komen. Skying is een veelzijdige plaat waarop songs die het predicaat pop verdienen worden afgewisseld met bijna epische rocksongs. Het zijn songs die aan de oppervlakte bijzonder toegankelijk klinken, maar onder de oppervlakte vol verrassingen zitten. Skying klinkt als een plaat waarop het complete oeuvre van Echo & The Bunnymen wordt samengevat en dit moet wat mij betreft worden opgevat als een groot compliment. Met Skying lijken The Horrors op eens klaar voor de grote arena’s, maar op hetzelfde moment is de band volledig zichzelf gebleven. Skying is hierdoor niet alleen één van de meest aangename rockplaten van het moment, maar ook één van de meest avontuurlijke. Heel even overheerste de teleurstelling, maar inmiddels kan ik er geen genoeg van krijgen. Skying is de derde briljante plaat van een band die zichzelf steeds opnieuw weet uit te vinden en hierdoor moet worden gerekend tot de bijzonderste bands van het moment. Erwin Zijleman
28 juli 2011
Washed Out - Within And Without
Within And Without van Washed Out kan tot dusver rekenen op uitermate positieve recensies. Dat is op zich verwonderlijk, want het debuut van het alter ego van Ernest Greene klinkt op het eerste gehoor juist vrij gewoontjes. Hoewel het debuut van Washed Out is voorzien van het gloednieuwe etiket “chillwave”, hoor ik op Within And Without toch vooral dromerige synthpop zoals die ook in de jaren 80 en 90 werd gemaakt. Within And Without moet het hebben van atmosferische geluidstapijten, ijle vocalen en behoorlijk onweerstaanbare melodieën. Als er al iets nieuw is aan de muziek van Washed Out is het het feit dat Ernest Greene zijn zo uit de jaren 80 en 90 weggelopen klanken hier en daar heeft voorzien van moderne ritmes uit de dansmuziek. Of dit voldoende innovatief is om er een heel nieuw genre voor uit de grond te stampen betwijfel ik, maar van de kwaliteit van het debuut van Washed Out ben ik inmiddels overtuigd. Ernest Greene heeft goed geluisterd naar de muziek van William Orbit (vooral bekend als producer van Madonna’s Ray Of Light) maar uiteindelijk schuilt de grootste kracht van Within And Without in de kwaliteit van de songs. Het debuut van Washed Out staat vol met lome songs waarin de zon die we momenteel zo missen krachtig schijnt. Within And Without had er niet zo gek lang voor nodig om uit te groeien tot één van mijn favoriete soundtracks van de zomer die tot dusver niet is gekomen, maar het is ook een plaat vol geheimen die langzaam maar zeker naar de oppervlakte borrelen. De muziek van Washed Out is veel meer dan de betoverende synthpop die het op het eerste gehoor lijkt. Het is een plaat vol perfecte popsongs die keer op keer blijven voorzien van verrassende elementen. De ene keer is dit de multidimensionale instrumentatie of de inzet van zwoele vrouwenstemmen, de volgende keer het verrassende gebruik van samples of de opvallende ritmes, maar meestal ontleent Within And Without de meeste toverkracht aan de vele verrassende wendingen in de muziek van Washed Out. In een aantal gevallen schuift de muziek van Washed Out op richting de dansvloer, maar ook hypnotiserende luistertrips die de grenzen van zowel de ambient als de psychedelica verkennen worden niet geschuwd. Wanneer je mij een paar weken geleden had gevraagd wat ik van de muziek van Washed Out vond had ik waarschijnlijk geantwoord dat ik Within And Without een aangename zomerplaat vond met geweldige songs maar niet zo opzienbarende muziek, maar inmiddels hoor ik het meesterwerk dat de meeste recensenten er in horen. Noem het synthpop, noem het chillwave, noem het zomerpop. Wat het ook is, het is muziek van een hier en daar bijna onwerkelijke schoonheid en een hoeveelheid toverkracht waar Harry Potter jaloers op zal zijn. Briljante plaat voor de zomer en ver hierna. Erwin Zijleman
27 juli 2011
Tijdschrift: Q 301
Het leuke van Q is dat het zo anders is dan alle andere goede muziektijdschriften. Q heeft ontegenzeggelijk smaak, maar is ook niet vies van sappige roddels en andere informatie die je normaal gesproken niet tegen komt in de serieuze muziekbladen (zoals de top 10 van de zwaarste drinkers uit de geschiedenis van de popmuziek). Q is ook modern. Waar het format van tijdschriften als Mojo en Uncut de afgelopen 15 jaar nauwelijks is veranderd, gaat Q met zijn tijd mee. Er is veel aandacht voor de nieuwe media en iedere recensie wordt gevolgd door een aantal download tips. Verder kiest Q altijd voor een net wat andere invalshoek. Dit keer staan de "Sounds Of The Summer" centraal. Dat levert niet alleen aardige artikelen op over onder andere Arcade Fire, Muse, Mumford & Sons en Jessie J., maar ook allerlei handige zomertips die verder gaan dan de mee te nemen muziek. En net wanneer Q net wat te ver doorslaat in een richting die de serieuze muziekliefhebber niet zint, komt het tijdschrift op de proppen met een fraaie recensie van de nieuwe Gillian Welch of een mooi artikel over anti-held Ron Sexsmith. Q blijft je verbazen, maar biedt ook constante kwaliteit. Het is een bijzondere combinatie. Erwin Zijleman
Bestel het tijdschrift Q nu online bij MagVilla.nl
Bestel het tijdschrift Q nu online bij MagVilla.nl
26 juli 2011
Artic Monkeys - Suck It And See
Ik was op een of andere manier een beetje uitgekeken op de Arctic Monkeys. Waaraan het ligt weet ik niet, maar met de kwaliteit van de platen van de band uit Sheffield kan het nauwelijks iets te maken hebben gehad. Het inmiddels legendarische debuut Whatever People Say I Am, That's What I'm Not uit 2006 werd na een jaar gevolgd door het minstens even goede en misschien zelfs wel betere Favourite Worst Nightmare, waarna de band zich op het in 2010 verschenen Humbug aan de hand van Josh Homme (Queens Of The Stone Age) opnieuw uitvond met een donkere en behoorlijk stevige plaat. De vierde plaat van de Britten, het inmiddels al weer een aantal weken geleden verschenen Suck It And See, is weer geproduceerd door James Ford, die op Favourite Worst Nightmare nog alle touwtjes in handen had, maar op Humbug in de schaduw stond van Josh Homme. Het eerherstel voor James Ford betekent niet dat de Arctic Monkeys weer volledig terugkeren naar het geluid van Favourite Worst Nightmare. Ook Suck It And See bevat een aantal behoorlijk stevige rocksongs, die hier en daar neigen naar stoner rock of zelfs heavy metal, maar gelukkig domineren op Suck It And See de meer ingetogen gitaarsongs die wat mij betreft het best zijn te classificeren als Britpop. Vergeleken met het donkere Humbug is Suck It And See een zorgeloze plaat met popliedjes die zich razendsnel in het brein nestelen en eigenlijk alleen maar leuker worden. Net als in het verleden citeren de Arctic Monkeys graag uit het werk van The Strokes, The Jam en The Libertines, maar ook invloeden van The Smiths zijn dit keer duidelijk hoorbaar. Ik had in eerste instantie helemaal geen zin in een nieuwe Arctic Monkeys plaat en heb Suck It And See daarom lang op de stapel laten liggen, maar sinds de plaat de weg naar mijn cd speler en iPod heeft gevonden is het er een regelmatig terugkerende gast. Ik heb het altijd moeilijk gevonden om duidelijk aan te geven wat er nu zo goed is aan de muziek van de Arctic Monkeys. De band doet op zich geen hele bijzondere dingen en bouwt nadrukkelijk voort op al het moois dat de Britse muziekgeschiedenis de afgelopen decennia heeft opgeleverd. De Arctic Monkeys doen dit goed. Heel goed zelfs en vaak beter dan al die andere Britse gitaarbands die voortborduren op een prachtige muzikale erfenis. Ook dit keer lukt het me niet om duidelijk te omschrijven wat de nieuwe plaat van de Arctic Monkeys zo goed maakt. Suck It And See bevat een beperkt aantal zwakke schakels waarop de band last heeft van het QOTSA syndroom, maar verder betovert de band met popliedjes die direct bij de eerste keer horen onweerstaanbaar blijken te zijn. Meer is er eigenlijk niet nodig om een smakelijke krent uit de pop af te leveren. Erwin Zijleman
25 juli 2011
Tijschrift: Classic Rock 160
Het Britse muziektijdschrift Classic Rock doet zijn naam deze maand eer aan. Er komen flink wat rocklegendes uit het verre verleden voorbij en daar is helemaal niets mis mee. De coverstory gaat deze maand over Guns N' Roses en is een prachtig verhaal over het tot stand komen van het tweeluik Use Your Illusion. Iedereen die denkt dat er inmiddels wel genoeg is gezegd en geschreven over de band rond Slash en Axl Rose moet dit verhaal maar eens lezen. Classic Rock gaat ook nog wat verder in de tijd met een verhaal over de bijna vergeten rockband Judas Priest en de uit een nog verder verleden stammende Marshall Tucker Band en het mysterieuze Can. Het zijn bands die je in de meeste muziektijdschriften niet tegen komt en dat is voor de afwisseling wel zo leuk. Classic Rock staat echter ook met beide benen in het heden, wat uitgebreid wordt geëtaleerd in flink wat pagina's met cd recensies. Hierin aandacht voor de wederopstanding van Classic Rock legende Status Quo, maar ook de experimentele klanken van Brian Eno of de sobere ukelele songs van Eddie Vedder kunnen op aandacht van Classic Rock rekenen. Een serie fraaie concertrecensies (waaronder Rush en Roger Waters) maakt het helemaal af. Leuk en boeiend tijdschrift. Erwin Zijleman
Bestel het tijdschrift Classic Rock nu online bij MagVilla.nl
Bestel het tijdschrift Classic Rock nu online bij MagVilla.nl
24 juli 2011
The Waterboys - In A Special Place
Bij The Waterboys denkt vrijwel iedereen meteen aan de platen die de band halverwege de jaren 80 maakte en dat is niet helemaal onterecht. Ondanks het feit dat The Waterboys ook de afgelopen tien jaar nog een aantal prima platen afleverden, stamt hun beste werk toch uit de periode 1983-1990. Als ik zelf de beste Waterboys plaat moet kiezen, twijfel ik lang tussen This Is The Sea uit 1985 en Fisherman’s Blues uit 1988, maar kies ik uiteindelijk toch voor de eerste. Voor een ieder die er net zo over denkt en bovendien nog niet is uitgekeken op de muziek van de band rond Mike Scott, verscheen vorige maand In A Special Place. De plaat heeft als ondertitel The Piano Demos For This Is The Sea en dat is een vlag die de lading uitstekend dekt. In A Special Place bevat 15 uiterst sobere demo’s van songs, waarvan er uiteindelijk zes op This Is The Sea terecht zouden komen. Hiertussen uiteraard Waterboys klassiekers als The Pan Within, The Whole Of The Moon, Trumpets en Don’t Bang The Drum. De uit begin 1985 stammende demo’s zijn mijlenver verwijderd van de versies die uiteindelijk op de plaat terecht zouden komen. Het grootse geluid dat de band zoveel succes op zou leveren, schittert op In A Special Place nog door afwezigheid. In plaats hiervan hoor je de stem van Mike Scott en blijft de muzikale omlijsting grotendeels beperkt tot een piano en hier en daar een drummachine. Ik ben zeker niet vies van het bij vlagen zelfs wat bombastische geluid van The Waterboys, maar ik moet zeggen dat de sobere en bijzonder intense versies van de grote songs van This Is The Sea ook zeer de moeite waard zijn. Hoewel het op In A Special Place gaat om betrekkelijk ruwe demo’s is de geluidskwaliteit uitstekend te noemen;m de piano klinkt glashelder en Mike Scott lijkt bijna bij je in de kamer te zitten. Bij beluistering van de demo’s vallen meerdere dingen op. Zo komen de van This Is The Sea bekende songs ook heel goed tot hun recht in een ruwe en naakte versie en zingt Mike Scott misschien nog wel beter dan op de plaat. Omdat de versies van de bekende songs op beide platen als dag en nacht van elkaar verschillen en omdat In A Special Place ook nog flink wat tracks bevat die This Is The Sea uiteindelijk niet wisten te halen, heeft In A Special Place absoluut meerwaarde. Zelf vind ik In A Special Place in ieder geval een prachtige aanvulling op het indrukwekkende oeuvre van The Waterboys en een fraaie bonus bij hun beste plaat. Erwin Zijleman
23 juli 2011
I.M. Amy Winehouse (1983 - 2011)
De dood van Amy Winehouse komt nauwelijks als een verrassing, maar toch komt het nieuws van vanmiddag hard aan. Stiekem hoopte ik de afgelopen jaren op de wederopstanding van de vrouw die in 2003 op pas 19-jarige leeftijd zeer verdienstelijk debuteerde met het jazzy Frank, maar pas twee jaar later zou laten horen wat ze echt in huis had op het inmiddels tot een klassieker uitgegroeide Back To Black. Black To Black heeft alles wat een goede soulplaat moet hebben. Het is een plaat vol ellende en pijn, want Amy Winehouse had inmiddels kennis gemaakt met de zelfkant van de samenleving en zakte steeds dieper weg. Op Back To Black klinkt de op dat moment pas 21 jaar oude Amy Winehouse als een doorleefde soulzangeres. Het is een soulzangeres die haar klassiekers kent en nadrukkelijk citeert uit de catalogus van Motown en de vintage soul, maar Back To Black sluit ook aan bij de neo-soul en R&B van dat moment. Back To Black viert dit jaar zijn zesde verjaardag, maar klinkt nog net zo urgent als op de dag van de release. Na de release van Back To Black ging het helaas snel bergafwaarts met Amy Winehouse. Drank en drugs vergden steeds nadrukkelijker hun tol en maakten de meeste live-optredens van Amy Winehouse tot zielige vertoningen. Een paar weken geleden doken geruchten op dat Amy Winehouse weer in goede doen zou zijn en zou werken aan een nieuwe plaat. Even was er hoop, maar deze werd snel de kop in gedrukt door video opnamen van een recent live-optreden, waarop duidelijk was te zien dat van de Britse soulzangeres op korte termijn niet al te veel verwacht moest worden. Toch bleef ik hopen op de opvolger van Back To Black, tot duidelijk werd dat ook Amy Winehouse lid was geworden van de “club van 27”; een inmiddels flinke groep popmuzikanten die op slechts 27-jarige leeftijd overleed. Amy Winehouse jamt nu met Jimi Hendrix, drinkt whisky met Janis Joplin, zwemt een baantje met Brian Jones, danst met Jim Morrison, flirt met Kurt Cobain en luistert met ontzag naar de indringende verhalen van Robert Johnson. Wij zullen het in de tussentijd moeten doen met Frank en vooral Back To Black. Amy Winehouse leefde de afgelopen jaren op de rand, maar is er vandaag af gevallen. Het is doodzonde. Erwin Zijleman
21 juli 2011
Joss Stone - LP1
Het is al weer even geleden, maar mijn eerste kennismaking met de muziek van Joss Stone herinner ik me als de dag van gisteren. Voordat haar debuut in de zomer van 2003 op de mat viel, had ik al het een en ander gelezen over het blonde Engelse meisje van 16 dat zou beschikken over een fenomenale soulstem, maar ik was tot het moment dat The Soul Sessions voor het eerst in de cd speler verdween bijzonder sceptisch. Alle scepsis verdween toen ik de stem van Joss Stone voor het eerst hoorde. Ik denk dat ik minuten lang met open mond moet hebben geluisterd naar de inderdaad fenomenale stem van Joss Stone en haar bijzonder authentiek klinkende vertolkingen van oude soulmuziek. Na The Soul Sessions ging Joss Stone op zoek naar een eigen geluid en dat bleek geen makkelijke opdracht. Haar flirts met pop en R&B werden haar bovendien niet in dank afgenomen door de critici die haar debuut nog met zoveel superlatieven hadden onthaald. Joss Stone was in de ogen van de critici opeens niet langer de toekomst van de soulmuziek, maar een vervelende bakvis die de torenhoge verwachtingen niet waar kon maken. Terecht was de kritiek op Joss Stone overigens niet. Haar tweede plaat, het in 2004 verschenen Mind, Body & Soul was helemaal niet slecht en wat mij betreft zelfs een zeer geslaagde poging om vintage soul te vermengen met invloeden uit de Neo-Soul. Introducing Joss Stone uit 2007 en Colour Me Free! uit 2009 waren inderdaad wel wat minder, maar slechte platen waren het zeker niet. Met het deze week verschenen LP1 maakt de getergde Joss Stone een nieuwe start. LP1 verschijnt op Joss Stone’s eigen label Stone’d Records en laat een vrijgevochten zangeres horen die nu eens precies doet waar ze zelf zin in heeft. Voor LP1 koos Joss Stone de samenwerking met voormalig Eurythmics voorman Dave Stewart en dat blijkt een verstandige keuze. LP1 werd samen met Dave Stewart en een aantal gelouterde muzikanten opgenomen in een studio in Nashville en stond in slechts zes dagen op de band. Op LP1 keert Joss Stone deels terug naar het authentieke soulgeluid van The Soul Sessions, maar vergeleken met haar debuut is LP1 een veel eigentijdsere en veelzijdigere plaat. Opener Newborn laat direct horen welke kant het op gaat. Dave Stewart en de opgetrommelde muzikanten zorgen voor een lekker rauw geluid waarin invloeden uit de soul worden gecombineerd met invloeden uit de blues, rock en pop. Joss Stone hoeft vervolgens alleen maar de sterren van de hemel te zingen en dat doet ze op buitengewoon imponerende wijze. Joss Stone kan nog altijd een heerlijke soulvolle strot open trekken, maar blijkt op LP1 ook te beschikken over een meer ingetogen en kwetsbaarder geluid, wat LP1 een bijzondere dynamiek geeft. In de tien songs op LP1 legt Joss Stone steeds weer net iets andere accenten. De ene keer gaat het de kant op van de vintage soul, de volgende keer richting rock en blues of juist in de richting van de pure pop. Het klinkt allemaal bijzonder puur, oprecht, gepassioneerd en doorleefd en het blijft bovendien heerlijk hangen. De belangrijkste kritiek op The Soul Sessions was destijds dat een meisje van 16 nooit voldoende levenservaring kon hebben om net zo doorleefd te klinken als een oude soulzangeres. Joss Stone is nog altijd pas 24, maar ze heeft de afgelopen jaren haar portie shit wel gehad. Op LP1 zingt ze alle ellende op indrukwekkende wijze van zich af en levert ze bovendien haar beste plaat tot dusver af. Joss Stone is de afgelopen jaren al door menigeen afgeschreven, maar vecht met LP1 terug. Het komt, in ieder geval bij mij, aan als een mokerslag. Wat een geweldige plaat! Erwin Zijleman
19 juli 2011
Cults - Cults
Het debuut van de Amerikaanse band Cults maakt inmiddels al weer een tijdje overuren in mijn cd-speler. Het is een plaat vol honingzoete pop die zo lijkt weggelopen uit de jaren 60 en wel haast geproduceerd moet zijn door Phil Spector in goede doen. De invloeden uit het verre verleden liggen er zo dik boven op dat ik al weken twijfel of dit nu kunst of kitsch is, maar zo langzamerhand ben ik er wel uit. Om het, overigens op het label van Lily Allen verschenen, debuut van Cults op de juiste waarde te kunnen schatten moet je eerst door een dikke suikerlaag heen bijten. Dat is zeker geen straf, want wat klinkt de muziek van de band rond gitarist Brian Oblivion en zangeres Madeline Follin onweerstaanbaar lekker. Cults heeft heel goed geluisterd naar The Shangri-Las, The Ronettes en The Crystals, maar ook de platen van My Bloody Valentine en The Jesus And Mary Chain zijn voor Brian Oblivion en Madeline Follin bekend terrein. Madeline Follin beschikt over een stemgeluid waarvoor Phil Spector als een blok zou zijn gevallen; honingzoet en bijna kinderlijk meisjesachtig, maar gelukkig ook voorzien van een bitter randje. Brian Oblivion voorziet deze verleidelijk vocalen van mooie vaak wat psychedelisch aandoende gitaarlijnen, waarna een subtiel orgeltje, een xylofoon, een flinke dosis echo en galm en vaak wat duistere samples het klankentapijt completeren. Het titelloze debuut van Cults bevat elf perfecte popliedjes die allemaal rond de 3 minuten klokken. Het zijn popliedjes die je na een keer horen mee kunt zingen en nooit meer vergeet, waarna je het half uur vol pretentieloze maar o zo lekkere popmuziek absoluut nog een keer opnieuw wilt beleven. Cults sluit met haar muziek aan bij die van bands als The Pains Of Being Pure At Heart, Vivian Girls, The Vaccines, Best Coast, The Dum Dum Girls, Sleigh Bells en The Raveonettes, maar ik vind de muziek van Brian Oblivion en Madeline Follin toch net wat avontuurlijker dan die van de concurrentie. Natuurlijk haalt Cults de mosterd voor een belangrijk deel bij de girlpop van Phil Spector en de shoegaze uit de late jaren 80 en vroege jaren 90, maar de band voegt hier middels de eigenwijze instrumentatie en de bij vlagen behoorlijk zwartgallige teksten zeker ingrediënten aan toe. Het debuut van Cults klinkt hierdoor niet alleen onweerstaanbaar lekker, maar heeft in muzikaal opzicht ook wel wat nieuws te bieden; iets dat zich overigens pas openbaart wanneer je je volledig door de suikerlaag rond de aangename popliedjes van Cults hebt heen gesnoept. Het is funest voor je tanden, maar je oren doe je er een bijzonder groot plezier mee. Erwin Zijleman
17 juli 2011
Jill Scott - The Light Of The Sun
De Amerikaanse soulzangeres Jill Scott debuteerde in 2000 en schaarde zich met haar debuut Who Is Jill Scott? Words And Sounds, Vol. 1 direct onder de smaakmakers van de Neo-Soul. Sindsdien laat de productiviteit van Jill Scott misschien wat te wensen over, maar de drie platen die ze na sinds debuut uitbracht (waaronder nog twee delen Words And Sounds) waren wel van bijzonder hoge kwaliteit. De afgelopen jaren ging het privé leven van Jill Scott langs hoge pieken en vooral diepe dalen, wat zijn weerslag had op muzikale prestaties, maar inmiddels staat alles gelukkig weer op de rails. Het heeft geresulteerd in haar vijfde plaat, The Light Of The Sun. Op The Light Of The Sun laat Jill Scott nog eens horen waarom ze vrijwel onmiddellijk na de release van haar debuut werd gerekend tot de smaakmakers van de Neo-Soul. The Light Of The Sun heeft immers alles wat een goede Neo-Soul plaat moet hebben. Jill Scott kent haar klassiekers en citeert nadrukkelijk uit de rijke catalogus van de soul. Dit begint in haar geboorteplaats Philadelphia bij de Philly Soul uit de jaren 60 en 70 en komt via de hoogtijdagen van de disco uit bij de moderne hip hop en R&B. Jill Scott vermengt al deze invloeden tot een herkenbaar eigen geluid en voegt hier dit keer invloeden uit de gospel, funk en vooral jazz aan toe. Op The Light Of The Sun werkt Jill Scott samen met de mij onbekende songwriter en producer Lee Hutson Jr. en dit blijkt een prima combinatie. The Light Of The Sun is een lekker veelzijdige plaat met eigenlijk alleen maar sterke songs en zonder uitzondering wonderschone arrangementen. De songs van Jill Scott zijn ook dit keer weer behoorlijk complex, met het negen minuten durende Le BOOM Vent Suite als mooi voorbeeld en wat mij betreft het hoogtepunt van deze plaat. Persoonlijk hoor ik Jill Scott het liefst als een echte soulzangeres, maar ik moet zeggen dat ook de wat meer jazzy songs op The Light Of The Sun prima klinken. De liefhebber van wat modernere soulvarianten wordt gepaaid met een aantal duetten waarin Neo-Soul collega Anthony Hamilton en rappers Doug E. Fresh en Paul Wall opdraven. Het zijn zeker niet mijn favoriete momenten op deze plaat, maar ze laten wel horen op wat een breed terrein Jill Scott uit de voeten kan. Ook op The Light Of The Sun laat Jill Scott weer horen dat ze ooit de ambitie had om als dichter haar brood te verdienen, wat resulteert in een fraai stukje spoken word. Het is de kers op een bijzonder smakelijke taart. De laatste jaren laten veel Neo-Soul zangeressen van het eerste uur het flink afweten, maar Jill Scott laat ook met The Light Of The Sun weer horen dat ze nog altijd op het hoogste niveau mee kan en dat er nog altijd ontwikkeling in haar muziek zit. Absoluut één van de betere soulplaten van het moment. Erwin Zijleman
14 juli 2011
Damon & Naomi - False Beats And True Hearts
Drummer Damon Krukowski en bassiste Naomi Yang vormden aan het eind van de jaren 80 samen met gitarist Dean Wareham de, zeker achteraf bezien, legendarische band Galaxie 500. De band bestond een jaar of vijf en maakte in die vijf jaar drie platen die grote invloed zouden hebben op talloze bands die zich zouden gaan bewegen in genres als slowcore, dream pop en indie rock. Na het uiteenvallen van de band in 1991 vormde Dean Wareham de band Luna en gingen Damon Krukowski en Naomi Yang na enige aarzeling verder als Damon & Naomi. Die samenwerking heeft tot op de dag van vandaag stand gehouden, al hebben Damon & Naomi het bijltje er een aantal maal bij neer gegooid. De platen die het duo inmiddels heeft uitgebracht baarden nooit echt opzien, maar waren wel van een akelig constant en hoog niveau. Dit geldt ook weer voor de nieuwe plaat van het tweetal, False Beats And True Hearts. Ook op hun nieuwe plaat strooien Damon & Naomi weer driftig met wonderschone en heerlijk dromerige popliedjes. Net zoals op een aantal van hun vorige platen is Ghost gitarist Michio Kurihara nadrukkelijk aanwezig en voorziet hij de muziek van Damon & Naomi van mooie ruimtelijke gitaarlijnen. Deze passen ook dit keer weer prachtig bij de fragiele stemmen van Damon & Naomi, waarna piano, flink wat blazers en het degelijke drum- en baswerk van Damon en Naomi het atmosferische klankentapijt vervolmaken. False Beats And True Hearts is een bijna rustgevende plaat waarop honingzoete popliedjes het beste uit de folk, dream pop, slowcore en psychedelica weten te verenigen. De term honingzoet is overigens niet helemaal op zijn plaats, want de popliedjes van Damon & Naomi beperken zich nooit tot de gebaande paden en zijn ook niet bang voor een gruizig randje. De muziek van Damon & Naomi roept bij mij iedere keer weer andere associaties op, maar dit keer doet het mij vooral denken aan Pink Floyd in haar jonge jaren. Pink Floyd met een zangeres dan. Net als de meeste van zijn voorgangers is False Beats And True Hearts een plaat om heerlijk bij weg te dromen, maar vergeet ook vooral niet goed te luisteren naar de inventieve popliedjes van dit toch zwaar onderschatte tweetal. Eigenlijk kan ik alle platen van Damon & Naomi aanbevelen, maar False Beats And True Hearts zou best wel eens uit kunnen groeien tot het beste wat Damon & Naomi tot dusver hebben gemaakt. Hoogste tijd om de muziek van dit unieke tweetal op te pikken. Wedden dat je er geen seconde spijt van krijgt? Erwin Zijleman
12 juli 2011
Baskery - New Friends
Ik was zo’n tweeënhalf jaar geleden diep onder de indruk van het debuut van Baskery, Fall Among Thieves. Het debuut van de Zweedse zusjes Greta, Stella en Sunniva Bondesson imponeerde met een opvallende mix van traditionele country en behoorlijk rauwe rockabilly. Het zijn ingrediënten die ook op de nieuwe plaat van het drietal, New Friends, weer een belangrijke rol spelen, maar Baskery heeft haar opvallende geluid inmiddels vervolmaakt. Op New Friends neemt Baskery wat meer afstand van de invloeden uit de country en kiest het voor songs die open staan voor allerlei invloeden uit de Americana. Het levert muziek die zich laat omschrijven als “The Dixie Chicks gone wild” of als The Dixie Chicks die hun eigen instrumenten in de kast hebben laten staan, zich laten begeleiden door The Stray Cats en voormalig 16 Horsepower voorman David Eugene Edwards als producer goedkeurend toekijkt terwijl de duivel hem nog altijd op de hielen zit. De zusjes Bondesson zijn nog steeds goed voor prachtige harmonieën, maar gillen er zo af en toe ook op los. Ze worden hierbij begeleid door gitaren die flink uit kunnen halen maar ook fantastische rockabilly riffs spelen, een moordende ritmesectie die doffe maar verwoestende klappen uitdeelt en zo nu en dan een verrassend muzikaal accent (varierend van een duistere cello tot een zwoele trompet). Greta, Stella en Sunniva kunnen nog altijd lieflijk klinken, maar laten zich op New Friends vooral van hun duistere kant zien. Voormalige vriendjes van het drietal moeten het flink ontgelden en brengen het er in één geval zelfs niet levend van af en ook op andere vlakken staan moord en doodslag centraal. De kwaliteit van de songs op New Friends is misschien wel het grootste verschil met Fall Among Thieves. Waar het debuut van Baskery het vooral moest hebben van de spannende mix van stijlen, staat New Friends vol met songs die je nadrukkelijk en onverbiddelijk bij de grot grijpen. New Friends is aan de ene kant een rauwe en donkere plaat, maar staat aan de andere kant ook vol met geweldig gezongen prachtliedjes. Veel meer weet ik eigenlijk niet te vertellen over de tweede plaat van Baskery; New Friends is een plaat die je vooral moet ondergaan. Probeer het en de kans lijkt me groot dat je genadeloos valt voor de charmes en de dreiging van de zo onschuldig ogende maar levensgevaarlijke zusjes Bondesson. Erwin Zijleman
10 juli 2011
Jolie Holland &The Grand Chandeliers - Pint Of Blood
Jolie Holland stond ooit aan de basis van The Be Good Tanyas, maar maakt inmiddels al weer een jaar of acht soloplaten. Dat doet ze zeker niet onverdienstelijk, want haar eerste vier platen werden in redelijk brede kring opgepikt, overladen met positieve recensies en bejubeld door niemand minder dan Tom Waits. Het zal voor plaat nummer 5, het vorige week verschenen Pint Of Blood, niet anders lopen, want ook dit is er weer een van bijzonder hoge kwaliteit. Waar Jolie Holland tot dusver werkte met gastmuzikanten van divers pluimage, heeft ze dit keer een band om zich heen geformeerd, The Grand Chandeliers, waarin overigens stergitarist Marc Ribbot (die ook was te horen op de vorige plaat van Jolie Holland) opduikt als gast. Jolie Holland sloeg op al haar vorige platen een net iets andere weg in dan op basis van de voorganger werd verwacht en dit doet ze ook op Pint Of Blood. Waar op haar eerste platen de ingetogen folk domineerde, horen we op Pint Of Blood veelvuldige uitstapjes richting pop en soul en kiest Jolie Holland ook net wat vaker voor een wat steviger geluid. Pint Of Blood is naar verluid geïnspireerd door Neil Young’s Zuma en met name in de wat stevigere tracks is dit goed te horen. In deze tracks schuift Jolie Holland wat op in de richting van Lucinda Wlliams, maar in de meer soulvolle tracks hoor ik flink wat van de geweldige muziek die Frazey Ford vorig jaar liet horen op het prachtige Obadiah; absoluut één van de betere rootsplaten van 2010. Dat is op zich grappig want Jolie Holland en Frazey Ford speelden ooit samen in The Be Good Tanyas en waren het destijds in muzikaal opzicht heel wat minder eens. Pint Of Blood is met name door de invloeden uit de pop een veel toegankelijkere plaat dan de eerste platen van Jolie Holland, al klinkt haar muziek ondanks de modernere invloeden gelukkig nog steeds puur en authentiek. Wel klinkt Pint Of Blood wat meer ontspannen dan we van Jolie Holland gewend zijn. Jolie en haar band spelen lekker losjes, wat de plaat een bijzonder aangename sfeer geeft, die past bij het seizoen. Pint Of Blood sluit in muzikaal opzicht aan bij meerdere recent verschenen platen in het genre, maar de stem van Jolie Holland blijft een geval apart. Net als de al eerder genoemde Frazey Ford beschikt Jolie Holland over een rauw en soulvol stemgeluid dat associaties oproept met de stem van Billie Holiday. Het is een geluid dat uitstekend past bij de sobere en melancholische songs die Jolie Holland tot dusver maakte, maar ook in het ontspannen en wat luchtigere geluid van Pint Of Blood komen de bijzondere vocalen van Jolie Holland uitstekend tot zijn recht. Jolie Holland voldoet ook op Pint Of Blood weer moeiteloos aan de hooggespannen verwachtingen die we met betrekking tot haar platen hebben en heeft bovendien een plaat gemaakt die weer net iets beter is dan zijn voorgangers en ook weer net wat anders klinkt. Het onderstreept voor de vijfde maal op rij de niet te onderschatten kwaliteiten van Jolie Holland. Pint Of Blood is een must voor iedereen die de rootsmuziek een warm hart toedraagt. Erwin Zijleman
07 juli 2011
Andrea Corr - Lifelines
In de wat serieuzere muziektijdschriften lees ik tot dusver helemaal niets over Lifelines, de tweede plaat van Andrea Corr. Dat is op zich niet verwonderlijk Met The Corrs maakte de jongste Corr-telg met name in de laatste jaren van het bestaan van de band wel erg gezapige muziek en ook haar vermeende relatie met Robbie Williams en haar adembenemende looks deden de Ierse vast geen goed bij de toonaangevende critici. Persoonlijk was ik echter wel nieuwsgierig naar de laatste verrichtingen van Andrea Corr. Haar solodebuut Ten Feet High uit 2007 was helemaal geen slechte plaat en liet bij vlagen zelfs geweldige muziek horen. Lifelines is in muzikaal opzicht nauwelijks te vergelijken met zijn voorganger, maar is wel minstens net zo interessant als het destijds helaas volkomen genegeerde solodebuut van Andrea Corr. Waar Andrea Corr op Ten Feet High intens flirtte met dance en moderne elektronica, is ze voor Lifelines teruggekeerd naar de muziek uit haar jeugd en dus naar de platenkast van haar oudere broer en zussen en haar ouders. De tracklist van Lifelines getuigt van een goede smaak. Andrea Corr gaat op Lifelines aan de haal met het werk van onder andere The Velvet Underground, The Blue Nile, Roy Orbison, Nick Drake, Harry Nilsson, Ron Sexsmith en John Lennon. Dat zijn niet de minsten, maar Andrea Corr vertilt zich geen moment aan de songs van de groten uit de geschiedenis van de popmuziek en weet van State Of Independence van Jon & Vangelis zelfs iets onverwachts moois te maken. Het door John Reynolds en deels ook door Brian Eno (!) geproduceerde Lifelines bevat songs van hoog niveau en klinkt fantastisch, maar wat het meest opvalt is de eigen draai die Andrea Corr steeds weer weet te geven aan de tracks op deze plaat en de grootse wijze waarop ze zingt. Andrea Corr was me eerlijk gezegd nooit zo opgevallen als een bijzonder zangeres, maar op Lifelines blijkt ze van vele markten thuis. In alle songs eert ze op geheel eigen wijze de originelen en hierbij kiest ze steeds voor een andere invalshoek. Andrea Corr legt hierbij zoveel gevoel in haar warme en veelzijdige stem dat kippenvel in meerdere gevallen niet te voorkomen is. Bij platen met covers heb ik altijd een wat dubbel gevoel, maar dit dubbele gevoel ontbreekt tot dusver bij beluistering van Lifelines. Lifelines is voor de afwisseling eens geen tussendoortje van een al gerespecteerde muzikant, maar een plaat waarmee een muzikant voor het eerst heel veel respect afdwingt. Het is dan ook doodzonde dat Lifelines tot dusver vrijwel genegeerd wordt. Een verrassend sterke plaat van Andrea Corr. Erwin Zijleman
05 juli 2011
Stevie Nicks - In Your Dreams
Fleetwood Mac zangeres Stevie Nicks maakt inmiddels al zo’n 30 jaar soloplaten, maar volgens mij ben ik nooit verder gekomen dan haar solodebuut Bella Donna uit 1981. Op haar soloplaten begaf Stevie Nicks zich voor mijn gevoel altijd net wat teveel in de richting van de Amerikaanse mainstream muziek. Best lekker om af en toe eens voorbij te horen komen, maar teveel van het goede wanneer je een hele cd uit moet zitten. Het onlangs verschenen In Your Dreams heb ik in eerste instantie dan ook aan me voorbij laten gaan, tot ik zelfs in de meest serieuze muziektijdschriften positieve recensies tegen kwam. In Your Dreams is inderdaad een behoorlijk sterke plaat, wat deels de verdienste is van producers Glen Ballard en vooral Dave Stewart, die momenteel weer volop in de belangstelling staat dankzij een sterke soloplaat, de productie van de geweldige nieuwe plaat van Joss Stone en zijn lidmaatschap van de “supergroep” Super Heavy. Voor de productie van In Your Dreams heeft Stewart voor een belangrijk deel hetzelfde recept gevolgd als bij de productie van de nieuwe plaat van Joss Stone. Op In Your Dreams mag Stevie Nicks gewoon zichzelf zijn en het soort muziek maken dat ze het liefst maakt; het soort muziek waarin haar nog altijd heerlijk dromerige stem overigens ook nog eens het best tot zijn recht komt. In Your Dreams klinkt daarom als het beste van Fleetwood Mac en daar is wat mij betreft helemaal niets mis mee. Op In Your Dreams laat de inmiddels 63-jarige Stevie Nicks zich bijstaan door een hele waslijst aan gelouterde muzikanten, onder wie Fleetwood Mac collega’s Lindsey Buckingham en Mick Fleetwood, maar vergeleken met haar vorige soloplaten is In Your Dreams eens niet pompeus en overgeproduceerd. Ik kende Dave Stewart eigenlijk niet zo als producer, maar met In Your Dreams geeft hij absoluut zijn visitekaartje af. Met name in de wat meer ingetogen tracks klinkt de stem van Stevie Nicks geweldig en ben je zo weer terug in de jaren 70, maar ook in de uptempo tracks weet Nicks in zowel vocaal als compositorisch opzicht te overtuigen. In Your Dreams is misschien geen plaat om heel overdreven over te doen, maar het is wel een plaat die over de hele linie vermaakt, geen moment verveelt en in de sterkste momenten nog eens flink wat indruk maakt ook. In Your Dreams is zonder enige twijfel het beste dat de afgelopen decennia van Stevie Nicks is verschenen, de platen van Fleetwood Mac meegerekend. Ik ben er blij mee. Erwin Zijleman
03 juli 2011
Nerina Pallot - Year Of The Wolf
Ik ben tot dusver altijd wel te spreken over de platen van de Britse singer-songwriter Nerina Pallot. Op Dear Frustrated Superstar uit 2004, Fires uit 2005 en The Graduate uit 2009 vond Pallot een fraai evenwicht tussen lekker in het gehoor liggende popdeuntjes en songs met inhoud, schakelde ze moeiteloos tussen lieflijke folksongs en beduidend stevigere rocksongs en bleek ze ook nog eens geweldig te kunnen zingen. Wereldberoemd is Nerina Pallot er tot dusver niet mee geworden, al had dat gezien het niveau van haar platen best gekund. Met het deze maand verschenen Year Of The Wolf wil Nerina Pallot eindelijk doorbreken naar een breed publiek en dat zou best wel eens kunnen gaan lukken. De man achter de knoppen is dit keer voormalig Suede gitarist Bernard Butler en dat blijkt een gouden greep. Butler, die ook onder andere het bewierookte debuut van Duffy en de zwaar onderschatte tweede plaat van Kate Nash produceerde, heeft Nerina Pallot voorzien van een nostalgisch aandoend geluid waarin blue-eyed soul, jazz, Motown pop, zwoele folk en 60s girlpop worden samengesmeed tot eigentijdse popmuziek. In haar meest jazzy momenten klinkt Nerina Pallot als Rumer, wanneer soul en Motown domineren ligt de vergelijking met Duffy en Adele meer voor de hand, maar Nerina Pallot kan ook opschuiven richting de pop van Lily Allen of de buitengewoon aangename 70s singer-songwriter muziek van Laura Nyro of Carole King. Waar Duffy zich op haar laatste plaat regelmatig stuk bijt op honingzoete kitsch, zorgt Bernard Butler er voor dat Nerina Pallot van genre naar genre kan springen, maar nergens uit de bocht vliegt. De onberispelijke productie en de warmbloedige klankentapijten vol strijkers dragen nadrukkelijk bij aan het zomergevoel dat Year Of The Wolf opwekt, maar de grootste kracht van de plaat schuilt toch in de veelzijdige maar altijd krachtige, zwoele en veelzijdige stem van Nerina Pallot. Op Year Of The Wolf laat Nerina Pallot horen dat ze in veel genres uit de voeten kan en het klinkt eigenlijk altijd perfect. Ik was zoals gezegd al zeer te spreken over de vorige drie platen van Nerina Pallot, maar met Year Of The Wolf maakt ze nog een enorme sprong vooruit. Year Of The Wolf is zeker niet minder dan de platen van collega’s die momenteel op handen worden gedragen en wat mij betreft zelfs beter. Op zoek naar een frisse zomerplaat die je niet overal hoort? Probeer deze maar eens. Op zoek naar een hoogstaande singer-songwriter plaat? Ook voor dit doel voldoet Year Of The Wolf uitstekend. Prima plaat van een miskend talent. Erwin Zijleman
01 juli 2011
Gillian Welch - The Harrow & The Harvest
Over de langdurige afwezigheid van Gillian Welch doen meerdere verhalen de ronde, waarvan het verhaal dat ze ten prooi is gevallen aan een jarenlange writer’s block het meest hardnekkige is. Feit is in ieder geval dat het sinds de release van Soul Journey in 2003 vrijwel stil is geweest rond Gillian Welch. Ze was vorig jaar wel te horen op de prima plaat van haar partner David Rawlings (A Friend Of A Friend) en dook eerder dit jaar, samen met Rawlings, op als gastvocalist bij The Decemberists (en tekende meteen voor de mooiste tracks op het uitstekende The King Is Dead), maar een nieuwe plaat van Gillian Welch leek tot voor kort ver weg. Tot mijn grote verrassing ligt nu opeens The Harrow And The Harvest in de winkel. Direct wanneer de eerste noten van de vijfde plaat van Gillian Welch uit de speakers komen, lijkt het of ze nooit is weg geweest. The Harrow And The Harvest ligt niet direct in het verlengde van Soul Journey, waarop Gillian Welch experimenteerde met een wat voller geluid, maar herinnert aan haar eerste drie platen en met name aan Time (The Revelator) uit 200. The Harrow And The Harvest is een uiterst sobere plaat waarop een akoestische gitaar en de stemmen van Gillian Welch en David Rawlings de belangrijkste en vaak ook de enige ingrediënten zijn. Gillian Welch en David Rawlings zijn nog altijd meesters in sorteren van maximaal effect met minimale middelen, waardoor ook The Harrow And The Harvest uiterst sober maar toch vol klinkt. De stemmen van Welch en Rawlings kleuren zo mooi bij elkaar dat eigenlijk iedere instrumentatie overbodig is. Ook op The Harrow And The Harvest citeert Gillian Welch weer nadrukkelijk uit de archieven van de stokoude folk uit de Appalachen, maar een aantal andere songs is hoorbaar geïnspireerd door de muzikale tradities uit het diepe Zuiden van de Verenigde Staten. The Harrow And The Harvest bevat 10 tracks en ze zijn allemaal even mooi. Bij beluistering van de vijfde plaat van Gillian Welch valt op dat ze er dit keer ook in slaagt om de aandacht vast te houden in langere tracks, wat gezien het uiterst sobere karakter van haar muziek een knappe prestatie is. Ik had maar één luisterbeurt nodig om betoverd en ontroerd te worden door de nieuwe plaat van Gillian Welch en sindsdien is The Harrow And The Harvest alleen maar mooier en indrukwekkender geworden. Gillian Welch en David Rawlings doen op de zo langverwachte nieuwe plaat eigenlijk niets nieuws, maar doen hetgeen dat ze doen nog een stuk beter dan in het verleden. Of Gillian Welch inderdaad is getroffen door een jarenlange writer’s block zullen we waarschijnlijk nooit zeker weten, maar dat ze deze writer’s block inmiddels overwonnen heeft staat na beluistering van The Harrow And The Harvest als een paal boven water. Gillian Welch is niet alleen terug, maar levert als je het mij vraagt ook direct de mooiste rootsplaat van het jaar af. Bijzonder indrukwekkend. Erwin Zijleman