Trixie Whitley doet het dit keer flink anders en dat is wennen, maar uiteindelijk grijpen de songs op de plaat je toch weer makkelijk bij de strot
Trixie Whitley kreeg de muziek met de paplepel ingegoten en trad in de voetsporen van haar te vroeg overleden vader zodra dat kon. De afgelopen jaren was het helaas wat stil, maar de muzikante uit New York keert nu terug met een vol en opwindend geluid. Het is een geluid dat wat meer afstand neemt van de rootsmuziek en nog openlijker flirt met triphop en soul. Het is bovendien een geluid waarin de gitaren het hebben verloren van de synths en de drums, maar het is de geweldige stem van Trixie Whitley die de plaat een flink stuk optilt en er voor zorgt dat ook Lacuna weer makkelijk onder de huid kruipt.
Trixie Whitley is de dochter van de muzikant Chris Whitley, die in 1991 debuteerde met het geweldige en onovertroffen Living With The Law en in 2005 overleed op slechts 45-jarige leeftijd.
Trixie Whitley, overigens geboren en opgegroeid in Gent, groeide op rond het podium waarop haar vader zo vaak te vinden was en datzelfde podium zocht ze zelf op toen haar vader was overleden.
In 2010 dook ze op als frontvrouw van de gelegenheidsband Black Dub, die verder bestond uit topmuzikanten Daniel Lanois, Brian Blade en Daryl Johnson.
Na het debuut en vooralsnog de enige plaat van Black Dub, dook Trixie Whitley in 2013 op met het sterke Fourth Corner, dat twee jaar later werd gevolgd door het minstens even goede Porta Bohemica. De afgelopen jaren was het stil rond de vanuit New York opererende singer-songwriter, maar deze week keert Trixie Whitley eindelijk terug met een nieuwe plaat.
Op haar debuut koos Trixie Whitley nog vrijwel uitsluitend voor de Amerikaanse rootsmuziek, maar Porta Bohemica liet bijna vier jaar geleden ook flirts met triphop horen. Op Lacuna kiest Trixie Whitley nog wat nadrukkelijker voor een eigen geluid. Haar soulvolle stem is uiteraard gebleven, maar de instrumentatie op de nieuwe plaat is weer flink anders dan op de twee voorgangers. Lacuna staat vol met bijzondere en vaak opzwepende ritmes, biedt veel meer ruimte aan elektronica, flirt incidenteel met roots en jazz, maar biedt vooral een platform aan triphop en soul.
Ik geef direct toe dat ik erg moest wennen aan Lacuna. Van de stem van Trixie Whitley was ik ook dit keer direct onder de indruk, maar de wat drukke instrumentatie op de plaat had me zeker niet direct te pakken. Wanneer de gitaren domineren, en dat is maar zelden het geval op Lacuna, vond ik het allemaal prachtig, maar voor de wat koele synths en nerveuze ritmes kreeg ik de handen zeker niet direct op elkaar.
Lacuna is een plaat waaraan ik flink moest wennen, maar het is ook een plaat waarvan de puzzelstukjes langzaam maar zeker in elkaar vallen. Het siert Trixie Whitley dat ze niet is blijven hangen in de muziek die haar vader maakte, maar constant probeert te veranderen. Invloeden uit de triphop zijn er misschien nog langzaam maar zeker ingeslopen, maar het meer elektronische geluid op Lacuna en de bijzondere wijze waarop ritmes worden gebruikt zijn echt nieuw.
Het is een geluid dat misschien niet direct lijkt te passen bij de soulvolle strot van Trixie Whitley, maar na enige gewenning versterken het instrumentarium en de vocalen elkaar alleen maar. In de meest soulvolle tracks schuift Trixie Whitley op richting de muziek van een band als Massive Attack, maar gelukkig verloochent de muzikante uit New York ook haar wortels in de Amerikaanse rootsmuziek niet en snijdt ze hier en daar weer door de ziel met intense songs die vol emotie worden vertolkt.
In een aantal anders songs gaat Lacuna wat meer de kant van de pop en R&B op, wat waarschijnlijk de verdienste is van de New Yorkse hip-hop producer Little Shalimar aka Torbitt Schwartz, die Trixie Whitley vergezelde in de studio in Brooklyn. Ook in deze genres weet Trixie Whitley zich makkelijk staande te houden en onderscheidt ze zich makkelijk van de concurrentie.
Al met al even wennen dus deze nieuwe plaat van Trixie Whitley, maar geduld wordt absoluut beloond. Erwin Zijleman
De muziek van Trixley Whitley is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://trixiewhitley.bandcamp.com/album/lacuna.
31 maart 2019
30 maart 2019
Billie Eilish - WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO?
Dat Billie Eilish bulkt van het talent wisten we al, maar desondanks komt haar fascinerende debuut aan als een mokerslag
Billie Eilish is pas 17 jaar, maar timmert inmiddels al een paar jaar aan de weg. Het leverde muziek op die met hooggespannen verwachtingen deed uitzien naar haar debuutalbum. Dat album is er nu en maakt alle verwachtingen waar. Het debuut van Billie Eilish is een buitengewoon fascinerende popplaat die alle kanten op schiet. Van uiterst ingetogen en suikerzoet tot elektronisch, overstuurd en aardedonker. WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO? is een productioneel hoogstandje, maar het is ook een album vol geweldige songs, die laten horen dat Billie Eilish terecht is uitgeroepen tot een van de grootste talenten van het moment. Het zal niet iedereen bevallen, maar ik ben diep, diep onder de indruk.
Billie Eilish Pirate Baird O'Connell viert pas in december haar 18e verjaardag, maar de muzikante uit Los Angeles heeft inmiddels al flink wat muziek op haar naam staan. In eerste instantie bracht ze haar songs uit via YouTube, later maakte ze muziek voor de populaire Netflix serie 13 Reasons Why en de afgelopen jaren verschenen ook nog een aantal singles en EP’s.
Ik vond zeker niet alle muziek van Billie Eilish even goed, maar over het talent en de belofte van de jonge Amerikaanse muzikante twijfelde ik geen moment. Deze week verscheen het eerste album van Billie Eilish en WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO? is een geweldige popplaat geworden.
Billie Eilish is pas 17 jaar, maar ze doet nadrukkelijk haar eigen ding. Haar debuutalbum staat vol met popsongs die je na één keer horen niet meer vergeet, maar het zijn ook popsongs die de fantasie genadeloos prikkelen en die een intiem inkijkje geven in het leven van Billie Eilish, dat zeker niet altijd over rozen gaat.
Na een kort intro opent de plaat fantastisch met het fraaie bad guy (de titel van de plaat is in hoofdletters, de songs in kleine letters). Diepe bassen worden gecombineerd met speelse elektronica en met de fluisterzachte vocalen van Billie Eilish. Het levert een track op die Prince zou kunnen hebben verzonnen en het is een track die direct laat horen dat de muziek van Billie Eilish een stuk eigenzinniger is dan de muziek van de andere popprinsessen van het moment.
De songs van Billie Eilish zitten vol tempowisselingen en verrassende wendingen en schieten alle kanten op. Na bad guy komt xanny dat uiterst ingetogen en bijna lieflijke klanken combineert met zware bassen en vervorming. Dit soort contrasten hoor je veel vaker op WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO?.
Billie Eilish weet precies hoe eigentijdse elektronische popliedjes moeten klinken, maar ze kent ook haar klassiekers. Klassieke songstructuren en geweldige melodieën gaan hand in hand met overstuurde elektronica en complexe ritmes, die vaak lijken geinspireerd door hiphop. Het debuut van Billie Eilish werd overigens geproduceerd door haar broer Finneas O'Connell, die een productioneel kunststukje heeft afgeleverd.
Het debuut van Billie Eilish is voorzien van een uniek geluid, dat bestaat uit delen electropop, hiphop, R&B en indiepop. Het is een geluid dat je alle kanten op slingert, maar het is ook een geluid dat hopeloos intrigeert. Waar Billie Eilish in muzikaal opzicht een breed palet bestrijkt en probleemloos schakelt tussen ingetogen akoestische klanken van piano of ukelele en zwaar aangezette elektronica, blijft haar zang vooral fluisterzacht. Het zorgt voor het houvast dat je in muzikaal opzicht zo nu en dan mist en bovendien is de fluisterzang op WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO? prachtig.
Het past ook fraai bij de persoonlijke teksten van een 17-jarige die alles mee lijkt te hebben, maar het toch niet altijd makkelijk heeft en haar songs steeds weer onderdompelt in aardedonkere klanken, wat ook weer bijdraagt aan het unieke karakter van de muziek van Billie Eilish.
Het valt niet mee om de muziek van Billie Eilish te vergelijken met de muziek van anderen. In de wat minder elektronische songs hoor ik wat van Nelly Furtado, maar de muziek van Billie Eilish is een stuk eigentijdser. Ook Lorde draagt af en toe relevant vergelijkingsmateriaal aan, al is het maar omdat ook zij zich op jonge leeftijd wist te ontworstelen aan de druk van de muziekindustrie en nadrukkelijk doet waar ze zelf zin in heeft. Inspiratiebronnen uit een verder verleden laten zich minder makkelijk raden. In de songstructuren en in de productie hoor ik af en toe een vleugje Prince, maar Billie Eilish is er ook in geslaagd om iets nieuws neer te zetten.
WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO? is een buitengewoon fascinerende roller coaster ride van ruim 40 minuten. Het zijn 40 minuten waarin alle scepsis plaats maakt voor bewondering. Dat Billie Eilish getalenteerd is wisten we, maar een plaat van dit niveau had ik niet van haar verwacht. Niet geschikt voor iedereen, maar ik schrijf hem nu al op voor mijn jaarlijstje. Erwin Zijleman
Billie Eilish is pas 17 jaar, maar timmert inmiddels al een paar jaar aan de weg. Het leverde muziek op die met hooggespannen verwachtingen deed uitzien naar haar debuutalbum. Dat album is er nu en maakt alle verwachtingen waar. Het debuut van Billie Eilish is een buitengewoon fascinerende popplaat die alle kanten op schiet. Van uiterst ingetogen en suikerzoet tot elektronisch, overstuurd en aardedonker. WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO? is een productioneel hoogstandje, maar het is ook een album vol geweldige songs, die laten horen dat Billie Eilish terecht is uitgeroepen tot een van de grootste talenten van het moment. Het zal niet iedereen bevallen, maar ik ben diep, diep onder de indruk.
Billie Eilish Pirate Baird O'Connell viert pas in december haar 18e verjaardag, maar de muzikante uit Los Angeles heeft inmiddels al flink wat muziek op haar naam staan. In eerste instantie bracht ze haar songs uit via YouTube, later maakte ze muziek voor de populaire Netflix serie 13 Reasons Why en de afgelopen jaren verschenen ook nog een aantal singles en EP’s.
Ik vond zeker niet alle muziek van Billie Eilish even goed, maar over het talent en de belofte van de jonge Amerikaanse muzikante twijfelde ik geen moment. Deze week verscheen het eerste album van Billie Eilish en WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO? is een geweldige popplaat geworden.
Billie Eilish is pas 17 jaar, maar ze doet nadrukkelijk haar eigen ding. Haar debuutalbum staat vol met popsongs die je na één keer horen niet meer vergeet, maar het zijn ook popsongs die de fantasie genadeloos prikkelen en die een intiem inkijkje geven in het leven van Billie Eilish, dat zeker niet altijd over rozen gaat.
Na een kort intro opent de plaat fantastisch met het fraaie bad guy (de titel van de plaat is in hoofdletters, de songs in kleine letters). Diepe bassen worden gecombineerd met speelse elektronica en met de fluisterzachte vocalen van Billie Eilish. Het levert een track op die Prince zou kunnen hebben verzonnen en het is een track die direct laat horen dat de muziek van Billie Eilish een stuk eigenzinniger is dan de muziek van de andere popprinsessen van het moment.
De songs van Billie Eilish zitten vol tempowisselingen en verrassende wendingen en schieten alle kanten op. Na bad guy komt xanny dat uiterst ingetogen en bijna lieflijke klanken combineert met zware bassen en vervorming. Dit soort contrasten hoor je veel vaker op WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO?.
Billie Eilish weet precies hoe eigentijdse elektronische popliedjes moeten klinken, maar ze kent ook haar klassiekers. Klassieke songstructuren en geweldige melodieën gaan hand in hand met overstuurde elektronica en complexe ritmes, die vaak lijken geinspireerd door hiphop. Het debuut van Billie Eilish werd overigens geproduceerd door haar broer Finneas O'Connell, die een productioneel kunststukje heeft afgeleverd.
Het debuut van Billie Eilish is voorzien van een uniek geluid, dat bestaat uit delen electropop, hiphop, R&B en indiepop. Het is een geluid dat je alle kanten op slingert, maar het is ook een geluid dat hopeloos intrigeert. Waar Billie Eilish in muzikaal opzicht een breed palet bestrijkt en probleemloos schakelt tussen ingetogen akoestische klanken van piano of ukelele en zwaar aangezette elektronica, blijft haar zang vooral fluisterzacht. Het zorgt voor het houvast dat je in muzikaal opzicht zo nu en dan mist en bovendien is de fluisterzang op WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO? prachtig.
Het past ook fraai bij de persoonlijke teksten van een 17-jarige die alles mee lijkt te hebben, maar het toch niet altijd makkelijk heeft en haar songs steeds weer onderdompelt in aardedonkere klanken, wat ook weer bijdraagt aan het unieke karakter van de muziek van Billie Eilish.
Het valt niet mee om de muziek van Billie Eilish te vergelijken met de muziek van anderen. In de wat minder elektronische songs hoor ik wat van Nelly Furtado, maar de muziek van Billie Eilish is een stuk eigentijdser. Ook Lorde draagt af en toe relevant vergelijkingsmateriaal aan, al is het maar omdat ook zij zich op jonge leeftijd wist te ontworstelen aan de druk van de muziekindustrie en nadrukkelijk doet waar ze zelf zin in heeft. Inspiratiebronnen uit een verder verleden laten zich minder makkelijk raden. In de songstructuren en in de productie hoor ik af en toe een vleugje Prince, maar Billie Eilish is er ook in geslaagd om iets nieuws neer te zetten.
WHEN WE ALL FALL ASLEEP, WHERE DO WE GO? is een buitengewoon fascinerende roller coaster ride van ruim 40 minuten. Het zijn 40 minuten waarin alle scepsis plaats maakt voor bewondering. Dat Billie Eilish getalenteerd is wisten we, maar een plaat van dit niveau had ik niet van haar verwacht. Niet geschikt voor iedereen, maar ik schrijf hem nu al op voor mijn jaarlijstje. Erwin Zijleman
29 maart 2019
Matt Andersen - Halfway Home By Morning
Ervaren Canadese muzikant imponeert al heel wat jaren op het podium, maar ook dit album is van een bijzonder hoog niveau
Matt Andersen heeft een geweldige reputatie als live-muzikant, maar zijn albums ken ik eerlijk gezegd niet zo goed. Als ze net zo goed zijn als zijn nieuwe album heb ik heel wat gemist, want Halfway Home By Morning is een heerlijk album met vooral invloeden uit de blues, soul en rootsrock. De band is uitstekend, Matt Andersen is een geweldig gitarist en schrijft uitstekende songs en is ook nog eens voorzien van een rauwe en soulvolle strot. De zwoele soul en blues doen het uitstekend op de achtergrond, maar luister net wat beter en je hoort hoe goed deze Canadese muzikant is. Topalbum.
De Canadese muzikant Matt Andersen staat minstens 200 keer per jaar op het podium en houdt dit inmiddels al bijna 20 jaar vol. Het heeft hem zowel in Canada en de VS als in Europa een live-reputatie opgeleverd om bang van te worden, maar zijn albums trekken vooralsnog minder aandacht.
Daar heb ik me zelf ook schuldig aan gemaakt, want tot voor kort had ik geen enkel album van de Canadees in de kast staan. Hoe zijn nieuwe album zich verhoudt tot zijn voorgangers kan ik dan ook niet zeggen, maar dat Halfway Home By Morning een uitstekend album is, is voor mij zeker.
Matt Andersen maakt op het podium een mix van blues, soul en rootsrock en dat doet hij ook op zijn nieuwe plaat. De Canadees heeft een prima band om zich heen verzameld en laat zich begeleiden door een aantal heerlijk soulvolle achtergrondzangeressen. Het levert een lekker vol geluid op met fraai orgelspel en hier en daar moddervette blazers, maar er is gelukkig nog alle ruimte voor het gitaarspel en de stem van Matt Andersen.
De Canadese muzikant is een overtuigend bluesgitarist, die niet eindeloos soleert, maar heerlijke bluesy licks speelt. Hij is ook nog eens voorzien van een opvallend rauwe en doorleefde strot en het is een strot vol soul. Bij eerste beluistering van Halfway Home By Morning had ik vooral associaties met de muziek van Robert Cray en die heb ik heel hoog zitten. Ook bij Matt Andersen gaan de songs voor het gitaarwerk en net als Robert Cray kan Matt Andersen niet alleen rauw en doorleefd, maar ook heerlijk soepel zingen.
De criticus zal beweren dat er niet veel nieuws is te horen op Halfway Home By Morning. Dat is op zich waar. Matt Andersen kleurt op zijn nieuwe plaat vooral binnen de lijntjes van de soulvolle en bluesy rootsrock, maar dat doen er wel meer in dit genre. Het gaat om de details en die zijn prachtig.
Zo is het gitaarspel van de Canadese muzikant van een bijzonder hoog niveau. Matt Andersen verliest zich maar zelden in langere solo’s, maar schept er net zoveel genoegen in om slechts een paar noten te spelen, maar wel noten die dwars door de ziel snijden. Datzelfde doet hij met zijn stem. Matt Andersen beschikt over een bijzonder krachtige soulstem, maar hij doseert deze op Halfway Home By The Morning op grootse wijze.
Zeker wanneer de emotie het wint van de kracht, is de zang van Matt Andersen van een bijzondere schoonheid en ontroert hij bijzonder makkelijk. Als dan ook nog eens Amy Helm opduikt voor een bijzonder fraai duet, speelt Matt Andersen een gewonnen wedstrijd. Halfway Home By Morning is dan pas drie tracks oud, maar ook de tien tracks die volgen zijn wonderschoon.
De laid back tracks slepen je het diepe Zuiden van de Verenigde Staten in en ontroeren, zeker wanneer de Canadees in de uiterst ingetogen slottrack zijn overleden oom eert met een song die garant staat voor heel veel kippenvel. Prachtmuzikant. Prachtalbum. Erwin Zijleman
Matt Andersen heeft een geweldige reputatie als live-muzikant, maar zijn albums ken ik eerlijk gezegd niet zo goed. Als ze net zo goed zijn als zijn nieuwe album heb ik heel wat gemist, want Halfway Home By Morning is een heerlijk album met vooral invloeden uit de blues, soul en rootsrock. De band is uitstekend, Matt Andersen is een geweldig gitarist en schrijft uitstekende songs en is ook nog eens voorzien van een rauwe en soulvolle strot. De zwoele soul en blues doen het uitstekend op de achtergrond, maar luister net wat beter en je hoort hoe goed deze Canadese muzikant is. Topalbum.
De Canadese muzikant Matt Andersen staat minstens 200 keer per jaar op het podium en houdt dit inmiddels al bijna 20 jaar vol. Het heeft hem zowel in Canada en de VS als in Europa een live-reputatie opgeleverd om bang van te worden, maar zijn albums trekken vooralsnog minder aandacht.
Daar heb ik me zelf ook schuldig aan gemaakt, want tot voor kort had ik geen enkel album van de Canadees in de kast staan. Hoe zijn nieuwe album zich verhoudt tot zijn voorgangers kan ik dan ook niet zeggen, maar dat Halfway Home By Morning een uitstekend album is, is voor mij zeker.
Matt Andersen maakt op het podium een mix van blues, soul en rootsrock en dat doet hij ook op zijn nieuwe plaat. De Canadees heeft een prima band om zich heen verzameld en laat zich begeleiden door een aantal heerlijk soulvolle achtergrondzangeressen. Het levert een lekker vol geluid op met fraai orgelspel en hier en daar moddervette blazers, maar er is gelukkig nog alle ruimte voor het gitaarspel en de stem van Matt Andersen.
De Canadese muzikant is een overtuigend bluesgitarist, die niet eindeloos soleert, maar heerlijke bluesy licks speelt. Hij is ook nog eens voorzien van een opvallend rauwe en doorleefde strot en het is een strot vol soul. Bij eerste beluistering van Halfway Home By Morning had ik vooral associaties met de muziek van Robert Cray en die heb ik heel hoog zitten. Ook bij Matt Andersen gaan de songs voor het gitaarwerk en net als Robert Cray kan Matt Andersen niet alleen rauw en doorleefd, maar ook heerlijk soepel zingen.
De criticus zal beweren dat er niet veel nieuws is te horen op Halfway Home By Morning. Dat is op zich waar. Matt Andersen kleurt op zijn nieuwe plaat vooral binnen de lijntjes van de soulvolle en bluesy rootsrock, maar dat doen er wel meer in dit genre. Het gaat om de details en die zijn prachtig.
Zo is het gitaarspel van de Canadese muzikant van een bijzonder hoog niveau. Matt Andersen verliest zich maar zelden in langere solo’s, maar schept er net zoveel genoegen in om slechts een paar noten te spelen, maar wel noten die dwars door de ziel snijden. Datzelfde doet hij met zijn stem. Matt Andersen beschikt over een bijzonder krachtige soulstem, maar hij doseert deze op Halfway Home By The Morning op grootse wijze.
Zeker wanneer de emotie het wint van de kracht, is de zang van Matt Andersen van een bijzondere schoonheid en ontroert hij bijzonder makkelijk. Als dan ook nog eens Amy Helm opduikt voor een bijzonder fraai duet, speelt Matt Andersen een gewonnen wedstrijd. Halfway Home By Morning is dan pas drie tracks oud, maar ook de tien tracks die volgen zijn wonderschoon.
De laid back tracks slepen je het diepe Zuiden van de Verenigde Staten in en ontroeren, zeker wanneer de Canadees in de uiterst ingetogen slottrack zijn overleden oom eert met een song die garant staat voor heel veel kippenvel. Prachtmuzikant. Prachtalbum. Erwin Zijleman
28 maart 2019
Andrew Bird - My Finest Work Yet
Misschien niet het beste album van Andrew Bird tot dusver, maar absoluut een van zijn betere albums en dat zegt wat
Andrew Bird heeft de afgelopen 15 jaar aan de lopende band nieuwe albums afgeleverd en de rek was er eerlijk gezegd wel wat uit. De titel van zijn nieuwe plaat, My Finest Work Yet, maakte toch weer nieuwsgierig en stelt zeker niet teleur. Andrew Bird klinkt gefocust op zijn nieuwe album, heeft gekozen voor een zeer aansprekend geluid dat alle kanten op kan springen, zingt beter dan hij ooit deed en grossiert vooral in geweldige popsongs. Het zijn popsongs die een breed spectrum bestrijken, maar My Finest Work Yet is zeker geen allegaartje. Andrew Bird levert misschien niet zijn beste plaat tot dusver af, maar wel een van zijn betere.
Andrew Bird brengt al sinds de tweede helft van de jaren 90 muziek uit, maar trekt inmiddels een jaar of 15 flink wat aandacht met zijn muziek. Het heeft inmiddels een respectabele stapel albums opgeleverd, waaronder een aantal hele goede.
Ik moet direct toegeven dat ik de afgelopen jaren wel wat was uitgekeken op het werk van de Amerikaanse muzikant. Zijn laatste paar albums waren aardig, maar meestal ook niet meer dan dat, en konden wat mij betreft niet in de schaduw staan van bescheiden meesterwerken als Weather Systems uit 2003, Andrew Bird & The Mysterious Production Of Eggs uit 2005 en Armchair Apocrypha uit 2007.
Gezien de status van bovengenoemde platen is het nogal wat dat Andrew Bird zijn nieuwe plaat My Finest Work Yet noemt, maar het maakt natuurlijk wel nieuwsgierig naar dit nieuwe werk.
Ik heb het nieuwe album van Andrew Bird inmiddels een aantal keren beluisterd en heb kennelijk andere voorkeuren dan de muzikant uit Chicago. Persoonlijk hou ik het wanneer het gaat om het beste werk van Andrew Bird nog even op Andrew Bird & The Mysterious Production Of Eggs, maar ik kan al wel concluderen dat My Finest Work Yet stukken beter is dan zijn directe voorgangers.
My Finest Work Yet is voor een belangrijk deel een feest van herkenning. Direct in de openingstrack laat Andrew Bird horen dat hij nog altijd prachtig kan fluiten (het blijft bijzonder) en ook op zijn karakteristieke vioolspel en gitaarspel hoef je niet lang te wachten. Van de zang van Andrew Bird was ik in het verleden lang niet altijd gecharmeerd, maar op zijn nieuwe album levert de Amerikaanse muzikant een puike prestatie.
My Finest Work Yet werd geproduceerd door Andrew Bird en Paul Butler en in de studio kreeg het tweetal gezelschap van een aantal prima muzikanten, onder wie de geweldige gitarist Blake Mills, die de plaat vrijwel live in de studio opnamen, wat zorgt voor een warm en aansprekend geluid.
My Finest Work Yet overtuigt in productioneel, muzikaal en vocaal opzicht vrij makkelijk, maar de kwaliteit van een album staat of valt natuurlijk bij de kwaliteit van de songs. Ook deze is dik in orde. Andrew Bird verrast op zijn nieuwe plaat met een serie tijdloze popliedjes.
De ene keer domineren invloeden uit de folk, de andere keer invloeden uit de psychedelica, maar Andrew Bird kan op zijn nieuwe plaat ook verrassend jazzy klinken en schuift bovendien makkelijk op richting pop en rock. Het levert een verrassend veelzijdige maar op hetzelfde moment ook consistent klinkende plaat op. My Finest Work Yet laat zich beluisteren als een obscure verzamelaar uit de jaren 70, die als je goed luistert uiteindelijk alleen maar uit het heden kan komen.
De vorige platen van Andrew Bird waren wat mij betreft te vaak een lange zit, maar de 45 minuten van My Finest Work Yet vliegen voorbij en ook hierna ben je nog lang niet verzadigd. Al met al een verrassend sterke collectie nieuwe songs, die op zijn minst akelig dicht in de buurt van zijn beste werk komt. Erwin Zijleman
Andrew Bird heeft de afgelopen 15 jaar aan de lopende band nieuwe albums afgeleverd en de rek was er eerlijk gezegd wel wat uit. De titel van zijn nieuwe plaat, My Finest Work Yet, maakte toch weer nieuwsgierig en stelt zeker niet teleur. Andrew Bird klinkt gefocust op zijn nieuwe album, heeft gekozen voor een zeer aansprekend geluid dat alle kanten op kan springen, zingt beter dan hij ooit deed en grossiert vooral in geweldige popsongs. Het zijn popsongs die een breed spectrum bestrijken, maar My Finest Work Yet is zeker geen allegaartje. Andrew Bird levert misschien niet zijn beste plaat tot dusver af, maar wel een van zijn betere.
Andrew Bird brengt al sinds de tweede helft van de jaren 90 muziek uit, maar trekt inmiddels een jaar of 15 flink wat aandacht met zijn muziek. Het heeft inmiddels een respectabele stapel albums opgeleverd, waaronder een aantal hele goede.
Ik moet direct toegeven dat ik de afgelopen jaren wel wat was uitgekeken op het werk van de Amerikaanse muzikant. Zijn laatste paar albums waren aardig, maar meestal ook niet meer dan dat, en konden wat mij betreft niet in de schaduw staan van bescheiden meesterwerken als Weather Systems uit 2003, Andrew Bird & The Mysterious Production Of Eggs uit 2005 en Armchair Apocrypha uit 2007.
Gezien de status van bovengenoemde platen is het nogal wat dat Andrew Bird zijn nieuwe plaat My Finest Work Yet noemt, maar het maakt natuurlijk wel nieuwsgierig naar dit nieuwe werk.
Ik heb het nieuwe album van Andrew Bird inmiddels een aantal keren beluisterd en heb kennelijk andere voorkeuren dan de muzikant uit Chicago. Persoonlijk hou ik het wanneer het gaat om het beste werk van Andrew Bird nog even op Andrew Bird & The Mysterious Production Of Eggs, maar ik kan al wel concluderen dat My Finest Work Yet stukken beter is dan zijn directe voorgangers.
My Finest Work Yet is voor een belangrijk deel een feest van herkenning. Direct in de openingstrack laat Andrew Bird horen dat hij nog altijd prachtig kan fluiten (het blijft bijzonder) en ook op zijn karakteristieke vioolspel en gitaarspel hoef je niet lang te wachten. Van de zang van Andrew Bird was ik in het verleden lang niet altijd gecharmeerd, maar op zijn nieuwe album levert de Amerikaanse muzikant een puike prestatie.
My Finest Work Yet werd geproduceerd door Andrew Bird en Paul Butler en in de studio kreeg het tweetal gezelschap van een aantal prima muzikanten, onder wie de geweldige gitarist Blake Mills, die de plaat vrijwel live in de studio opnamen, wat zorgt voor een warm en aansprekend geluid.
My Finest Work Yet overtuigt in productioneel, muzikaal en vocaal opzicht vrij makkelijk, maar de kwaliteit van een album staat of valt natuurlijk bij de kwaliteit van de songs. Ook deze is dik in orde. Andrew Bird verrast op zijn nieuwe plaat met een serie tijdloze popliedjes.
De ene keer domineren invloeden uit de folk, de andere keer invloeden uit de psychedelica, maar Andrew Bird kan op zijn nieuwe plaat ook verrassend jazzy klinken en schuift bovendien makkelijk op richting pop en rock. Het levert een verrassend veelzijdige maar op hetzelfde moment ook consistent klinkende plaat op. My Finest Work Yet laat zich beluisteren als een obscure verzamelaar uit de jaren 70, die als je goed luistert uiteindelijk alleen maar uit het heden kan komen.
De vorige platen van Andrew Bird waren wat mij betreft te vaak een lange zit, maar de 45 minuten van My Finest Work Yet vliegen voorbij en ook hierna ben je nog lang niet verzadigd. Al met al een verrassend sterke collectie nieuwe songs, die op zijn minst akelig dicht in de buurt van zijn beste werk komt. Erwin Zijleman
27 maart 2019
Nilüfer Yanya - Miss Universe
Nilüfer Yanya oogst momenteel veel lof met haar veelkleurige debuut Miss Universe en daar valt echt helemaal niets op af te dingen
De BBC dacht dat ze vorig jaar al zou doorbreken, maar het is net wat later geworden. De vanuit Londen opererende Nilüfer Yanya krijgt uiteenlopende labels opgeplakt, maar op haar debuut laat ze horen dat ze echt met geen mogelijkheid in een hokje is te duwen. Miss Universe staat vol met even lekker in het gehoor liggende als avontuurlijke popsongs, maar het zijn popsongs die alle kanten op schieten. Van loom en jazzy tot elektronisch en onderkoeld tot rauw en stekelig. Het ene moment doet ze je denken aan PJ Harvey, het volgende moment aan Sade, het volgende moment weer aan totaal iets anders. En het is echt allemaal even lekker. Knap debuut.
De BBC voorspelt aan het eind van ieder jaar welke muzikanten volgens de Britse staatsomroep in het nieuwe jaar hoge ogen gaan gooien.
Het heeft in het verleden een aantal zeer trefzekere voorspellingen opgeleverd (zo voorspelde de BBC een mooie toekomst voor onder andere Adele, Sam Smith, Ellie Goulding en HAIM), maar aan het eind van 2017 leek de glazen bol van de BBC niet helemaal goed gekalibreerd.
In de lijst met de “Sound for 2018” staan namen als Sigrid, Billie Eilish en Jade Bird en dat zijn allemaal jonge vrouwelijke muzikanten die pas aan het begin van 2019 hun debuut uitbrengen. Hetzelfde geldt voor Nilüfer Yanya, die ook op de lijst van de BBC voor 2018 stond en deze week debuteert met Miss Universe.
Nilüfer Yanya is een singer-songwriter uit Londen met onder andere Turkse roots. Daarvan is niets te horen in haar muziek, maar verder legt de jonge singer-songwriter zichzelf weinig beperkingen op. Miss Universe opent met een computerstem, die in meerdere intermezzo’s op het album terugkeert, maar laat hierna de gitaren ronken in een stevige rocksong. Het is een verrassende start van een album dat vooral in het hokje pop/R&B wordt geduwd.
Bij beluistering van Miss Universe wordt snel duidelijk dat Nilüfer Yanya zich niet in een hokje laat duwen. In de openingstrack klinkt de singer-songwriter nog als een jonge PJ Harvey, die een poging heeft gedaan om een hit te schrijven, maar Miss Universe schiet vervolgens meerdere kanten op. Na de stevige openingstrack kies de Britse singer-songwriter voor een wat meer pop-georiënteerd geluid met invloeden uit de pop, R&B en jazz, maar ook in deze tracks duiken zo nu en dan stevige gitaarriffs op, of flirt Nilüfer Yanya met invloeden uit de postpunk en de new wave.
Miss Universe van Nilüfer Yanya is een vat vol tegenstrijdigheden, maar het is wel een buitengewoon aangenaam vat vol tegenstrijdigheden. Nilüfer Yanya slaagt er op haar debuut in om buitengewoon lekker in het gehoor liggende popliedjes te combineren met allerlei verrassende wendingen.
Het vaak wat gruizige gitaarwerk op het debuut van Nilüfer Yanya is dik in orde, net als de elektronische accenten en de bijzondere ritmes. Het kleurt allemaal prachtig bij de stem van Nilüfer Yanya die ruw kan uithalen, maar ook ingetogen of soulvol klinken. Dat laatste doet ze vooral in de lome en wat jazzy aandoende tracks, die net als de stevigere tracks op een aangename manier buiten de lijntjes kleuren.
Het maakt van Miss Universe een even mooie als bijzondere plaat, die net zo goed aan PJ Harvey als aan Sade doet denken en die de balans weet te vinden tussen Prince en de Pixies. Hier kan ik nog talloze namen aan toevoegen, maar het noemen van namen doet de muziek van Nilüfer Yanya geen recht. Nilüfer Yanya klinkt uiteindelijk immers vooral als zichzelf.
De BBC voorspelde haar meer dan een jaar geleden al een hele mooie toekomst en die voorspelling kan wat mij betreft alleen maar uitkomen. Nilüfer Yanya heeft met Miss Universe niet alleen een plaat gemaakt met een bijzonder eigen geluid, maar het is er bovendien een die zeer doet uitzien naar alles wat deze bijzondere muzikante nog in haar mars heeft. “Hilariously talented” noemt The Guardian haar en dat is precies zoals het is. Erwin Zijleman
De muziek van Nilüfer Yanya is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://niluferyanya.bandcamp.com/album/miss-universe.
De BBC dacht dat ze vorig jaar al zou doorbreken, maar het is net wat later geworden. De vanuit Londen opererende Nilüfer Yanya krijgt uiteenlopende labels opgeplakt, maar op haar debuut laat ze horen dat ze echt met geen mogelijkheid in een hokje is te duwen. Miss Universe staat vol met even lekker in het gehoor liggende als avontuurlijke popsongs, maar het zijn popsongs die alle kanten op schieten. Van loom en jazzy tot elektronisch en onderkoeld tot rauw en stekelig. Het ene moment doet ze je denken aan PJ Harvey, het volgende moment aan Sade, het volgende moment weer aan totaal iets anders. En het is echt allemaal even lekker. Knap debuut.
De BBC voorspelt aan het eind van ieder jaar welke muzikanten volgens de Britse staatsomroep in het nieuwe jaar hoge ogen gaan gooien.
Het heeft in het verleden een aantal zeer trefzekere voorspellingen opgeleverd (zo voorspelde de BBC een mooie toekomst voor onder andere Adele, Sam Smith, Ellie Goulding en HAIM), maar aan het eind van 2017 leek de glazen bol van de BBC niet helemaal goed gekalibreerd.
In de lijst met de “Sound for 2018” staan namen als Sigrid, Billie Eilish en Jade Bird en dat zijn allemaal jonge vrouwelijke muzikanten die pas aan het begin van 2019 hun debuut uitbrengen. Hetzelfde geldt voor Nilüfer Yanya, die ook op de lijst van de BBC voor 2018 stond en deze week debuteert met Miss Universe.
Nilüfer Yanya is een singer-songwriter uit Londen met onder andere Turkse roots. Daarvan is niets te horen in haar muziek, maar verder legt de jonge singer-songwriter zichzelf weinig beperkingen op. Miss Universe opent met een computerstem, die in meerdere intermezzo’s op het album terugkeert, maar laat hierna de gitaren ronken in een stevige rocksong. Het is een verrassende start van een album dat vooral in het hokje pop/R&B wordt geduwd.
Bij beluistering van Miss Universe wordt snel duidelijk dat Nilüfer Yanya zich niet in een hokje laat duwen. In de openingstrack klinkt de singer-songwriter nog als een jonge PJ Harvey, die een poging heeft gedaan om een hit te schrijven, maar Miss Universe schiet vervolgens meerdere kanten op. Na de stevige openingstrack kies de Britse singer-songwriter voor een wat meer pop-georiënteerd geluid met invloeden uit de pop, R&B en jazz, maar ook in deze tracks duiken zo nu en dan stevige gitaarriffs op, of flirt Nilüfer Yanya met invloeden uit de postpunk en de new wave.
Miss Universe van Nilüfer Yanya is een vat vol tegenstrijdigheden, maar het is wel een buitengewoon aangenaam vat vol tegenstrijdigheden. Nilüfer Yanya slaagt er op haar debuut in om buitengewoon lekker in het gehoor liggende popliedjes te combineren met allerlei verrassende wendingen.
Het vaak wat gruizige gitaarwerk op het debuut van Nilüfer Yanya is dik in orde, net als de elektronische accenten en de bijzondere ritmes. Het kleurt allemaal prachtig bij de stem van Nilüfer Yanya die ruw kan uithalen, maar ook ingetogen of soulvol klinken. Dat laatste doet ze vooral in de lome en wat jazzy aandoende tracks, die net als de stevigere tracks op een aangename manier buiten de lijntjes kleuren.
Het maakt van Miss Universe een even mooie als bijzondere plaat, die net zo goed aan PJ Harvey als aan Sade doet denken en die de balans weet te vinden tussen Prince en de Pixies. Hier kan ik nog talloze namen aan toevoegen, maar het noemen van namen doet de muziek van Nilüfer Yanya geen recht. Nilüfer Yanya klinkt uiteindelijk immers vooral als zichzelf.
De BBC voorspelde haar meer dan een jaar geleden al een hele mooie toekomst en die voorspelling kan wat mij betreft alleen maar uitkomen. Nilüfer Yanya heeft met Miss Universe niet alleen een plaat gemaakt met een bijzonder eigen geluid, maar het is er bovendien een die zeer doet uitzien naar alles wat deze bijzondere muzikante nog in haar mars heeft. “Hilariously talented” noemt The Guardian haar en dat is precies zoals het is. Erwin Zijleman
De muziek van Nilüfer Yanya is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://niluferyanya.bandcamp.com/album/miss-universe.
26 maart 2019
Luther Dickinson And Sisters Of The Strawberry Moon - Solstice
Luther Dickinson is en blijft een geweldig gitarist, maar op zijn nieuwe plaat geeft hij alle ruimte aan een aantal zangeressen van wereldklasse
Luther Dickinson leek een jaar of 20 geleden wereldberoemd te worden met zijn band The North Mississippi Allstars, maar op een of andere manier lukte dat niet. Hij maakte sindsdien flink wat platen met andere bands en solo en het zijn platen die wat mij betreft worden overtroffen door het werkelijk prachtige Solstice. Op Solstice laat Luther Dickinson natuurlijk horen dat hij een geweldig gitarist is, maar het plekje in de spotlights is dit keer gereserveerd voor een aantal zangeressen van wereldklasse, die een bijzonder fraai rootsgeluid verrijken met vocalen die steeds weer uit de tenen en uit het hart komen.
Luther Dickinson vormde een jaar of twintig geleden met zijn broer Cody de basis van de band The North Mississippi Allstars. Shake Hands With Shorty, het debuut van de band uit 2000, werd zeer warm onthaald door de critici en een brede groep muziekliefhebbers, maar de Amerikaanse band wist de aandacht op een of andere manier niet goed vast te houden.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik The North Mississippi Allstars na het zo memorabele debuut ook direct weer uit het oog ben verloren en was dan ook verrast dat de band tot op de dag van vandaag platen maakt en dat het verrassend sterke platen zijn.
Luther Dickinson had de afgelopen twee decennia ook nog tijd voor allerlei andere bands, verdiende zijn sporen als producer en maakte een handvol soloplaten, waarvan ik de meeste overigens niet in de kast heb staan.
Een van de bands waarin Luther Dickinson opdook was de band The Wandering, waarin de Amerikaanse gitarist werd omringd door geweldige vrouwelijke muzikanten, onder wie Amy LaVere, Shannon McNally en Valerie June. Ik kende de plaat tot voor kort niet, maar kan na beluistering concluderen dat het een plaat is die in de smaak zal vallen voor een ieder die valt voor de charmes van Luther Dickinson’s nieuwe plaat, Solstice.
Op Solstice wordt de muzikant uit Memphis, Tennessee, omringd door Sisters Of The Strawberry Moon, dat een aantal zangeressen van wereldklasse herbergt. Luther Dickinson wist ook nog eens een aantal muzikanten van naam en faam naar zijn studio in Mississippi te halen, waardoor Solstice prachtig klinkt.
Solstice laat een hecht bandgeluid horen, waarin weinig ruimte is voor soleren, maar hier en daar wel fraaie accenten opduiken (vaak van gitaren, maar incidenteel ook van blazers). Het is een geluid dat binnen de Amerikaanse rootsmuziek een breed palet bestrijkt, met een hoofdrol voor invloeden uit de blues, soul en gospel.
Natuurlijk laat Luther Dickinson hier en daar geweldig bluesy gitaarwerk horen en speelt hij hier en daar een korte maar hemeltergend mooie solo, maar het echte vuurwerk komt op Solstice van Sisters of the Strawberry Moon. Topzangeressen als Allison Russell (Birds Of Chicago), Amy Helm, Amy LaVere en Sharde Thomas zingen de veters uit hun schoenen, terwijl de Como Mamas twee keer de gospeldienst mogen leiden.
Ik ben zeer gecharmeerd van de wat meer ingetogen zang van Amy LaVere, die wordt begeleid door prachtige gitaarlijnen van Luther Dickinson, die wederom laat horen dat hij uiteenlopende geluiden uit zijn gitaren kan toveren. Maar ook de krachtige stem van Amy Helm, die een van de mooiste rootsplaten van 2018 maakte, en de soulvolle stem van Allison Russell maken diepe indruk.
Ik was in het verleden lang niet altijd onder de indruk van de muziek van Luther Dickinson, maar de prachtige vrouwenstemmen op Solstice trekken me met speels gemak over de streep. Prachtplaat. Erwin Zijleman
De muziek van Luther Dickinson is ook verkrijgbaar via zijn bandcamp pagina: https://lutherdickinson.bandcamp.com/album/solstice.
Luther Dickinson leek een jaar of 20 geleden wereldberoemd te worden met zijn band The North Mississippi Allstars, maar op een of andere manier lukte dat niet. Hij maakte sindsdien flink wat platen met andere bands en solo en het zijn platen die wat mij betreft worden overtroffen door het werkelijk prachtige Solstice. Op Solstice laat Luther Dickinson natuurlijk horen dat hij een geweldig gitarist is, maar het plekje in de spotlights is dit keer gereserveerd voor een aantal zangeressen van wereldklasse, die een bijzonder fraai rootsgeluid verrijken met vocalen die steeds weer uit de tenen en uit het hart komen.
Luther Dickinson vormde een jaar of twintig geleden met zijn broer Cody de basis van de band The North Mississippi Allstars. Shake Hands With Shorty, het debuut van de band uit 2000, werd zeer warm onthaald door de critici en een brede groep muziekliefhebbers, maar de Amerikaanse band wist de aandacht op een of andere manier niet goed vast te houden.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik The North Mississippi Allstars na het zo memorabele debuut ook direct weer uit het oog ben verloren en was dan ook verrast dat de band tot op de dag van vandaag platen maakt en dat het verrassend sterke platen zijn.
Luther Dickinson had de afgelopen twee decennia ook nog tijd voor allerlei andere bands, verdiende zijn sporen als producer en maakte een handvol soloplaten, waarvan ik de meeste overigens niet in de kast heb staan.
Een van de bands waarin Luther Dickinson opdook was de band The Wandering, waarin de Amerikaanse gitarist werd omringd door geweldige vrouwelijke muzikanten, onder wie Amy LaVere, Shannon McNally en Valerie June. Ik kende de plaat tot voor kort niet, maar kan na beluistering concluderen dat het een plaat is die in de smaak zal vallen voor een ieder die valt voor de charmes van Luther Dickinson’s nieuwe plaat, Solstice.
Op Solstice wordt de muzikant uit Memphis, Tennessee, omringd door Sisters Of The Strawberry Moon, dat een aantal zangeressen van wereldklasse herbergt. Luther Dickinson wist ook nog eens een aantal muzikanten van naam en faam naar zijn studio in Mississippi te halen, waardoor Solstice prachtig klinkt.
Solstice laat een hecht bandgeluid horen, waarin weinig ruimte is voor soleren, maar hier en daar wel fraaie accenten opduiken (vaak van gitaren, maar incidenteel ook van blazers). Het is een geluid dat binnen de Amerikaanse rootsmuziek een breed palet bestrijkt, met een hoofdrol voor invloeden uit de blues, soul en gospel.
Natuurlijk laat Luther Dickinson hier en daar geweldig bluesy gitaarwerk horen en speelt hij hier en daar een korte maar hemeltergend mooie solo, maar het echte vuurwerk komt op Solstice van Sisters of the Strawberry Moon. Topzangeressen als Allison Russell (Birds Of Chicago), Amy Helm, Amy LaVere en Sharde Thomas zingen de veters uit hun schoenen, terwijl de Como Mamas twee keer de gospeldienst mogen leiden.
Ik ben zeer gecharmeerd van de wat meer ingetogen zang van Amy LaVere, die wordt begeleid door prachtige gitaarlijnen van Luther Dickinson, die wederom laat horen dat hij uiteenlopende geluiden uit zijn gitaren kan toveren. Maar ook de krachtige stem van Amy Helm, die een van de mooiste rootsplaten van 2018 maakte, en de soulvolle stem van Allison Russell maken diepe indruk.
Ik was in het verleden lang niet altijd onder de indruk van de muziek van Luther Dickinson, maar de prachtige vrouwenstemmen op Solstice trekken me met speels gemak over de streep. Prachtplaat. Erwin Zijleman
De muziek van Luther Dickinson is ook verkrijgbaar via zijn bandcamp pagina: https://lutherdickinson.bandcamp.com/album/solstice.
25 maart 2019
Scott Walker (1943-2019)
Scott Walker, vandaag overleden op 76-jarige leeftijd, gaat de boeken in als een muzikant met een vrij bizarre carrière. Scott Walker probeerde aan het eind van de jaren 50 als Scott Engel, de naam waarmee hij geboren werd, voet aan de grond te krijgen als muzikant. Dat lukte maar matig, tot hij in 1964 samen met Gary Leeds en John Maus de band The Walker Brothers formeerde. Het drietal, vanaf dan bekend als Gary Walker, John Walker en Scott Walker, was met name in het Verenigd Koninkrijk succesvol, maar scoorde uiteindelijk wereldwijd hits met songs als Make It Easy on Yourself en The Sun Ain't Gonna Shine (Anymore).
Het was Scott Walker die uiteindelijk niet opgewassen was tegen het succes en zich na een depressie terugtrok in een klooster. Diezelfde Scott Walker was vervolgens echter ook de eerste die begon aan een solocarrière en het bleek in eerste instantie een zeer succesvolle solocarrière, vreemd genoeg onder de naam Scott Walker en niet onder zijn eigen naam. Tussen 1967 en 1969 maakte Scott Walker vier geweldige platen (Scott, Scott 2, Scott 3 en Scott 4), die behoren tot de betere singer-songwriter platen uit de late jaren 60, al is het maar vanwege de man's geweldige stem.
Ondanks het hoge niveau van de eerste soloplaten van Scott Walker nam het succes steeds verder af en stemde hij in de jaren 70 in met een Walker Brothers reünie, die uiteindelijk niet zo succesvol was als verwacht en hem bovendien enorm frustreerde. Ook de soloplaten die Scott Walker aan het begin van de jaren 70 maakte moeten we maar snel vergeten.
Scott Walker keerde de muziek aan het eind van de jaren 70 helemaal de rug toe en keerde pas in 1984 weer terug met het behoorlijk experimentele Climate Of Hunter, dat pas in 1995 werd gevolgd door het al even ongrijpbare Tilt en weer 11 jaar later door The Drift. Het zijn bijzondere platen, die helaas maar door een kleine groep muziekliefhebbers op de juiste waarde werden geschat. Het zijn bovendien platen die mijlenver zijn verwijderd van de muziek die Scott Walker in zijn meest succesvolle jaren maakte.
De laatste plaat die ik van Scott Walker beluisterde is het in 2012 verschenen Bish Bosch. Op deze BLOG schreef ik er destijds het volgende over: "In muzikaal opzicht legt Scott Walker de lat wederom hoog. Samurai zwaarden en een prehistorische hoorn springen het meest in het oog bij de bestudering van de gebruikte instrumenten, maar ook conventionele instrumenten worden door de muzikanten die Scott Walker m zich heen heeft verzameld op redelijk onconventionele wijze bespeeld. Ook aan de zang hoor je al lang niet meer dat Scott Walker aan het eind van de jaren 60 werd gerekend tot de betere crooners. De vocalen op Bish Bosch hebben iets dreigends en onheilspellends en gaan altijd een andere kant op dan je verwacht. Dat geldt overigens ook voor de songs op deze plaat. Het is vaak zoeken naar structuren en een min of meer gangbare songstructuur kom je eigenlijk niet tegen op Bish Bosch. Iedereen die op zoek is naar nog meer hoge drempels vindt deze in de nauwelijks te doorgronden en bijna zonder uitzondering aardedonkere teksten, waarin Scott Walker onder andere de laatste dag van de Roemeense dictator Nicolae Ceaușescu op Eerste Kerstdag in 1989 bezingt". De plaat werd onthaald met superlatieven.
Het was zeker geen lichte kost, maar Scott Walker maakte absoluut muziek die de fantasie prikkelde en als je daar even geen zin in had waren er altijd nog die vier meesterwerken uit de tweede helft van de jaren 60. Het zijn deze platen die ik het langst zal blijven koesteren, maar af en toe zal ik toch ook weer grijpen naar Climate Hunter of Tilt of misschien toch naar Bish Bosch.
De muziek heeft wederom afscheid moeten nemen van een icoon. Scott Walker was de naam.
Erwin Zijleman
Orville Peck - Pony
Orville Peck grijpt op fraaie wijze terug op muziek uit de jaren 50, maar sleept er net zo makkelijk invloeden uit de new wave bij op dit fascinerende debuut
Wat een fascinerende plaat is dit. Het gitaarwerk neemt je het ene moment mee terug naar de rockabilly en country uit de jaren 50, maar trekt je het volgende moment zomaar de hoogtijdagen van The Smiths in. Stokoude rootsmuziek gaat hand in hand met donkere new wave, zonder dat het ook maar een moment vervreemd. In vocaal opzicht is Pony nog indrukwekkender, want crooner Orville Peck kan alle kanten op. Van honingzoete country tot aardedonkere new wave; alles wat Orville Peck op zijn debuut Pony aanraakt verandert in goud. Prachtplaat.
In eerste instantie werd mijn aandacht vooral getrokken door de felrode cover met de opvallende afbeelding, maar deze cover maakte me uiteindelijk nieuwsgierig genoeg om eens te luisteren naar het debuut van de mij totaal onbekende Orville Peck.
Deze Orville Peck staat op de cover van zijn debuut Pony afgebeeld als gemaskerde cowboy, wat bijdraagt aan alle mysterie rond zijn persoon.
Volgens zijn bandcamp pagina opereert hij nu vanuit Nevada, maar is hij afkomstig uit “the badlands of North America”. In deze badlands maakte hij waarschijnlijk kennis met invloeden uit de country, rock ’n roll en rockabilly uit de jaren 50 en 60, want deze invloeden vormen vaak de basis van de muziek van de Amerikaanse muzikant.
Pony opent met fraaie ruimtelijke gitaarlijnen, die al snel gezelschap krijgen van de mooie stem van Orville Peck, die een volleerd crooner blijkt te zijn. Pony stapt onmiddellijk in de voetsporen van de eerste albums van Chris Isaak, die de mosterd natuurlijk ook uit het verre verleden haalde, en voegt er in de hoge noten nog een vleugje Roy Orbison aan toe.
Het mooie van Pony is dat Orville Peck niet blijft hangen bij country en rock ’n roll uit de jaren 50 en 60, maar er uiteenlopende invloeden bij sleept. Pony klinkt hier en daar als Morrissey die de country en rock ’n roll heeft ontdekt of als Lloyd Cole die op zoek is gegaan naar de oorsprong van de rockabilly. Pony kan hierdoor omslaan van een traditioneel aandoende rootsplaat of croonerplaat in een album dat inspiratie haalt uit de 80s new wave of zelfs uit de shoegaze of gothrock uit de jaren 90.
Door alle invloeden zet Pony van Orville Peck je vaak op het verkeerde been, maar het debuut van de Amerikaanse muzikant overtuigt op indrukwekkende wijze. Het is fraai hoe stokoude invloeden uit de country en rockabilly in een keer om kunnen slaan in een eigentijdser geluid, bijvoorbeeld door opeens elektronica of juist een banjo toe te voegen of door de gitaren opeens totaal anders te laten klinken.
Gitaarloopjes die het ene moment nog uit de Sun Studio’s in de jaren 50 lijken te komen, worden opeens voorzien van zonnestralen zoals Johnny Marr dat kon in zijn beste dagen of herinneren aan de hoogtijdagen van Lloyd Cole & The Commotions.
Het is nog veel mooier hoe Orville Peck met zijn stem alle kanten op blijkt te kunnen. Het ene moment haalt hij de hoge noten van Roy Orbison, het volgende moment kruipt hij in de huid van een jonge Elvis, niet veel later steekt hij Morrissey naar de kroon lijkt het, net als bij David Eugene Edwards in zijn beste dagen, of de duivel hem op zijn hielen zit, of klinkt hij net zo poppy als Erasure zanger Andy Bell of net zo soulvol als Allison Moyet.
Constant word je heen en weer geslingerd tussen met name de jaren 50 en 80, maar het klinkt geen moment onlogisch. Orville Peck slaat op indrukwekkende wijze een brug tussen genres en tijdperken, maakt indruk met een bijzonder fraaie en trefzekere instrumentatie en imponeert met een stem die alle songs op zijn debuut naar een hoger plan tilt.
In eerste instantie klinkt het vooral leuk en origineel, maar hoe vaker ik naar Pony luister, hoe meer ik er van overtuigd raak dat Orville Peck een hele mooie en ook hele bijzondere plaat heeft gemaakt, die een ieders aandacht verdient. Erwin Zijleman
Wat een fascinerende plaat is dit. Het gitaarwerk neemt je het ene moment mee terug naar de rockabilly en country uit de jaren 50, maar trekt je het volgende moment zomaar de hoogtijdagen van The Smiths in. Stokoude rootsmuziek gaat hand in hand met donkere new wave, zonder dat het ook maar een moment vervreemd. In vocaal opzicht is Pony nog indrukwekkender, want crooner Orville Peck kan alle kanten op. Van honingzoete country tot aardedonkere new wave; alles wat Orville Peck op zijn debuut Pony aanraakt verandert in goud. Prachtplaat.
In eerste instantie werd mijn aandacht vooral getrokken door de felrode cover met de opvallende afbeelding, maar deze cover maakte me uiteindelijk nieuwsgierig genoeg om eens te luisteren naar het debuut van de mij totaal onbekende Orville Peck.
Deze Orville Peck staat op de cover van zijn debuut Pony afgebeeld als gemaskerde cowboy, wat bijdraagt aan alle mysterie rond zijn persoon.
Volgens zijn bandcamp pagina opereert hij nu vanuit Nevada, maar is hij afkomstig uit “the badlands of North America”. In deze badlands maakte hij waarschijnlijk kennis met invloeden uit de country, rock ’n roll en rockabilly uit de jaren 50 en 60, want deze invloeden vormen vaak de basis van de muziek van de Amerikaanse muzikant.
Pony opent met fraaie ruimtelijke gitaarlijnen, die al snel gezelschap krijgen van de mooie stem van Orville Peck, die een volleerd crooner blijkt te zijn. Pony stapt onmiddellijk in de voetsporen van de eerste albums van Chris Isaak, die de mosterd natuurlijk ook uit het verre verleden haalde, en voegt er in de hoge noten nog een vleugje Roy Orbison aan toe.
Het mooie van Pony is dat Orville Peck niet blijft hangen bij country en rock ’n roll uit de jaren 50 en 60, maar er uiteenlopende invloeden bij sleept. Pony klinkt hier en daar als Morrissey die de country en rock ’n roll heeft ontdekt of als Lloyd Cole die op zoek is gegaan naar de oorsprong van de rockabilly. Pony kan hierdoor omslaan van een traditioneel aandoende rootsplaat of croonerplaat in een album dat inspiratie haalt uit de 80s new wave of zelfs uit de shoegaze of gothrock uit de jaren 90.
Door alle invloeden zet Pony van Orville Peck je vaak op het verkeerde been, maar het debuut van de Amerikaanse muzikant overtuigt op indrukwekkende wijze. Het is fraai hoe stokoude invloeden uit de country en rockabilly in een keer om kunnen slaan in een eigentijdser geluid, bijvoorbeeld door opeens elektronica of juist een banjo toe te voegen of door de gitaren opeens totaal anders te laten klinken.
Gitaarloopjes die het ene moment nog uit de Sun Studio’s in de jaren 50 lijken te komen, worden opeens voorzien van zonnestralen zoals Johnny Marr dat kon in zijn beste dagen of herinneren aan de hoogtijdagen van Lloyd Cole & The Commotions.
Het is nog veel mooier hoe Orville Peck met zijn stem alle kanten op blijkt te kunnen. Het ene moment haalt hij de hoge noten van Roy Orbison, het volgende moment kruipt hij in de huid van een jonge Elvis, niet veel later steekt hij Morrissey naar de kroon lijkt het, net als bij David Eugene Edwards in zijn beste dagen, of de duivel hem op zijn hielen zit, of klinkt hij net zo poppy als Erasure zanger Andy Bell of net zo soulvol als Allison Moyet.
Constant word je heen en weer geslingerd tussen met name de jaren 50 en 80, maar het klinkt geen moment onlogisch. Orville Peck slaat op indrukwekkende wijze een brug tussen genres en tijdperken, maakt indruk met een bijzonder fraaie en trefzekere instrumentatie en imponeert met een stem die alle songs op zijn debuut naar een hoger plan tilt.
In eerste instantie klinkt het vooral leuk en origineel, maar hoe vaker ik naar Pony luister, hoe meer ik er van overtuigd raak dat Orville Peck een hele mooie en ook hele bijzondere plaat heeft gemaakt, die een ieders aandacht verdient. Erwin Zijleman
De muziek van Orville Peck is ook verkrijgbaar via zijn bandcamp pagina: https://orvillepeck.bandcamp.com/album/pony.
24 maart 2019
Jenny Lewis - On The Line
Jenny Lewis schudt de even aangename als onweerstaanbare popliedjes weer uit haar mouw op haar nieuwe soloplaat en laat de zon uitbundig schijnen
Jenny Lewis maakte een aantal prima platen met haar band Rilo Kiley en heeft inmiddels net zoveel soloplaten op haar naam staan. Ik denk altijd dat ze nog veel beter kan, maar ondertussen is ook On The Line weer een plaat met popliedjes waarvan je alleen maar heel vrolijk kunt worden. Bijgestaan door een aantal topmuzikanten en producer Ryan Adams (die inmiddels wat minder makkelijk aan werk zal komen) verleidt Jenny Lewis met het ene na het andere lome en volstrekt tijdloze popliedje en neemt ze je mee op een tijdreis die begint in de jaren 70 en eindigt in het heden.
Jenny Lewis was tussen 1998 en 2008 de frontvrouw van de uit Los Angeles afkomstige band Rilo Kiley. De band had de steun van de critici, maar de vier albums die Rilo Kiley tussen 2001 en 2007 uitbracht waren niet zo goed als de critici ons deden geloven (al kwam More Adventurous uit 2004 aardig in de buurt).
Jenny Lewis begon al aan een solocarrière voordat het doek was gevallen voor Rilo Kiley en is inmiddels alweer toe aan haar vierde soloplaat. On The Line is de opvolger van het bijna vijf jaar oude The Voyager, dat ik net wat beter vond dan zijn twee voorgangers.
Bij Rilo Kiley had ik altijd het idee dat de band nog veel beter kon en dat gevoel heb ik ook bij Jenny Lewis. Ze zingt makkelijk, schrijft geweldige popliedjes en heeft een netwerk vol geweldige muzikanten en producers. Het talent om een klassieker te maken is er, maar vooralsnog neemt Jenny Lewis genoegen met feelgood platen vol aanstekelijke popliedjes met een vleugje roots.
Het door de inmiddels wat in opspraak geraakte Ryan Adams geproduceerde The Voyager was zo’n feelgood plaat en ook het deze week verschenen On The Line is er een. Jenny Lewis poseerde op de cover van haar vorige album nog een in veelkleurig jasje, maar laat nu haar decolleté zien. Nodig is het niet, want haar aangename popliedjes bevatten al meer dan voldoende verleidingskracht.
On The Line werd net als zijn voorganger geproduceerd door Ryan Adams (hier en daar bijgestaan door Shawn Everett en Beck), wat momenteel helaas geen aanbeveling is, al staan de muzikale kwaliteiten van het voormalige wonderkind natuurlijk niet ter discussie. Naast Ryan Adams werd een keur aan zeer ervaren sessiemuzikanten naar de studio gehaald, onder wie pianist Benmont Tench en meesterdrummer Jim Keltner.
Het zijn gelouterde muzikanten en producers die On The Line hebben voorzien van een fraai, maar ook erg degelijk retro geluid, dat in het Engels fraai wordt omschreven als “hazy”. Het is een geluid dat mij zo nu en dan doet denken aan het geluid van Aimee Mann, maar de nieuwe plaat van Jenny Lewis flirt ook met de zonnige popmuziek van The Go-Go’s en frontvouw Belinda Carlisle.
Het is een geluid dat prima past bij de soepele stem van Jenny Lewis, die de songs ook op On The Line weer moeiteloos naar haar hand zet. Een mooie productie, een warm feelgood geluid, popsongs die na één keer horen in het geheugen zitten en een stem die alles wat vast is doet smelten; het zijn kwaliteiten waarop menig muzikant stik jaloers zal zijn, maar ook dit keer heb ik het idee dat Jenny Lewis beter kan.
Dat betekent natuurlijk niet dat On The Line een tegenvallende plaat is. Het is net als zijn voorganger een plaat die 11 songs en 43 minuten lang vermaakt met songs die je al je hele leven lijkt te kennen. Ik blijf nog even hopen op de echte klassieker, maar het wachten is ook met het nu verschenen On The Line weer bijzonder aangenaam. Erwin Zijleman
Jenny Lewis maakte een aantal prima platen met haar band Rilo Kiley en heeft inmiddels net zoveel soloplaten op haar naam staan. Ik denk altijd dat ze nog veel beter kan, maar ondertussen is ook On The Line weer een plaat met popliedjes waarvan je alleen maar heel vrolijk kunt worden. Bijgestaan door een aantal topmuzikanten en producer Ryan Adams (die inmiddels wat minder makkelijk aan werk zal komen) verleidt Jenny Lewis met het ene na het andere lome en volstrekt tijdloze popliedje en neemt ze je mee op een tijdreis die begint in de jaren 70 en eindigt in het heden.
Jenny Lewis was tussen 1998 en 2008 de frontvrouw van de uit Los Angeles afkomstige band Rilo Kiley. De band had de steun van de critici, maar de vier albums die Rilo Kiley tussen 2001 en 2007 uitbracht waren niet zo goed als de critici ons deden geloven (al kwam More Adventurous uit 2004 aardig in de buurt).
Jenny Lewis begon al aan een solocarrière voordat het doek was gevallen voor Rilo Kiley en is inmiddels alweer toe aan haar vierde soloplaat. On The Line is de opvolger van het bijna vijf jaar oude The Voyager, dat ik net wat beter vond dan zijn twee voorgangers.
Bij Rilo Kiley had ik altijd het idee dat de band nog veel beter kon en dat gevoel heb ik ook bij Jenny Lewis. Ze zingt makkelijk, schrijft geweldige popliedjes en heeft een netwerk vol geweldige muzikanten en producers. Het talent om een klassieker te maken is er, maar vooralsnog neemt Jenny Lewis genoegen met feelgood platen vol aanstekelijke popliedjes met een vleugje roots.
Het door de inmiddels wat in opspraak geraakte Ryan Adams geproduceerde The Voyager was zo’n feelgood plaat en ook het deze week verschenen On The Line is er een. Jenny Lewis poseerde op de cover van haar vorige album nog een in veelkleurig jasje, maar laat nu haar decolleté zien. Nodig is het niet, want haar aangename popliedjes bevatten al meer dan voldoende verleidingskracht.
On The Line werd net als zijn voorganger geproduceerd door Ryan Adams (hier en daar bijgestaan door Shawn Everett en Beck), wat momenteel helaas geen aanbeveling is, al staan de muzikale kwaliteiten van het voormalige wonderkind natuurlijk niet ter discussie. Naast Ryan Adams werd een keur aan zeer ervaren sessiemuzikanten naar de studio gehaald, onder wie pianist Benmont Tench en meesterdrummer Jim Keltner.
Het zijn gelouterde muzikanten en producers die On The Line hebben voorzien van een fraai, maar ook erg degelijk retro geluid, dat in het Engels fraai wordt omschreven als “hazy”. Het is een geluid dat mij zo nu en dan doet denken aan het geluid van Aimee Mann, maar de nieuwe plaat van Jenny Lewis flirt ook met de zonnige popmuziek van The Go-Go’s en frontvouw Belinda Carlisle.
Het is een geluid dat prima past bij de soepele stem van Jenny Lewis, die de songs ook op On The Line weer moeiteloos naar haar hand zet. Een mooie productie, een warm feelgood geluid, popsongs die na één keer horen in het geheugen zitten en een stem die alles wat vast is doet smelten; het zijn kwaliteiten waarop menig muzikant stik jaloers zal zijn, maar ook dit keer heb ik het idee dat Jenny Lewis beter kan.
Dat betekent natuurlijk niet dat On The Line een tegenvallende plaat is. Het is net als zijn voorganger een plaat die 11 songs en 43 minuten lang vermaakt met songs die je al je hele leven lijkt te kennen. Ik blijf nog even hopen op de echte klassieker, maar het wachten is ook met het nu verschenen On The Line weer bijzonder aangenaam. Erwin Zijleman
23 maart 2019
Lucy Rose - No Words Left
Britse singer-songwriter maakte al een aantal aardige albums, maar zet een reuzenstap met haar nieuwe album vol bijzondere klanken
De vorige platen van Lucy Rose trokken stuk voor stuk mijn aandacht, maar ik vond ze uiteindelijk net niet goed of onderscheidend genoeg. Het is allemaal anders op het nu verschenen No Words Left. Het nieuwe album van Lucy Rose is voorzien van een bijzonder mooie en uiterst subtiele instrumentatie. Het is een opvallend veelkleurige en veelzijdige instrumentatie, maar ook een verrassend subtiele. Het is een instrumentatie die steeds nieuwe dingen laat horen, maar het is ook een instrumentatie die uitstekend past bij de prachtige stem van Lucy Rose, die haar voorgaande werk met speels gemak overtreft.
Ik volg de Britse singer-songwriter Lucy Rose inmiddels al een aantal jaren en ken de drie albums die ze sinds 2012 heeft uitgebracht vrij goed.
Het zijn platen die wat mij betreft over liepen van belofte, al is het maar vanwege de mooie stem van de singer-songwriter uit het Britse Warwickshire, maar ik moet ook concluderen dat geen van de platen de belofte zodanig waarmaakte dat een plekje op mijn BLOG was te rechtvaardigen.
Uiteindelijk vond ik geen van de eerste drie albums van Lucy Rose onderscheidend genoeg, maar de mooie stem van de Britse singer-songwriter maakte me absoluut nieuwsgierig naar album nummer 4. Dat album is nu verschenen en, laat ik maar met de deur in huis vallen, is met afstand het meest overtuigende album van Lucy Rose tot dusver.
Lucy Rose heeft haar geluid de afgelopen jaren flink versoberd en op No Words Left gaat ze nog een stapje verder. De nieuwe plaat werd wederom geproduceerd door Tim Bidwell, die No Words Left heeft voorzien van een ingetogen en opvallend sfeervol geluid. Het is een subtiel maar ook warm geluid, waarin organische klanken de basis vormen.
Het zijn klanken die geweldig passen bij de mooie stem van Lucy Rose, die sinds haar debuut alleen maar beter is gaan zingen. Wanneer No Words Left genoeg heeft aan een paar gitaarakkoorden en de mooie stem van Lucy Rose, kan de Britse zangeres zich meten met de grote folkies uit het verleden en vindt ze aansluiting bij folkies uit het heden als Laura Marling.
No Words Left heeft meestal genoeg aan prachtig ingetogen klanken, maar producer Tim Bidwell laat deze met enige regelmaat uitwaaien in atmosferische soundscapes, wat de vierde plaat van Lucy Rose voorziet van een bijzonder geluid. Het is een geluid dat opvallend breed uit kan waaien, maar de Britse singer-songwriter is ook niet bang voor bijna minimalistische akkoorden.
Folkies uit heden en verleden dragen zinvol vergelijkingsmateriaal aan, maar wanneer Lucy Rose kiest voor de minder platgetreden paden, hoor ik ook wel wat van Kate Bush, ondanks het feit dat de stemmen van de twee Britse zangeressen als dag en nacht van elkaar verschillen.
Net als de vorige platen van Lucy Rose staat No Words Left vol met aangenaam klinkende en smaakvol gearrangeerde songs en is er altijd die stem die makkelijk overtuigt. De instrumentatie maakt voor een belangrijk deel het verschil. Er is weliswaar een heel arsenaal aan instrumenten ingezet bij het opnemen van de vierde plaat van Lucy Rose, maar er wordt geen noot te veel gespeeld.
Ook de zang op de plaat is net wat mooier en trefzekerder dan de vorige keer, terwijl de combinatie van instrumentatie en zang de nieuwe plaat van Lucy Rose het onderscheidende karakter geeft dat de vorige keer nog net ontbrak. Dat Lucy Rose met No Words Left de belofte voorbij is zal inmiddels duidelijk zijn. Erwin Zijleman
De vorige platen van Lucy Rose trokken stuk voor stuk mijn aandacht, maar ik vond ze uiteindelijk net niet goed of onderscheidend genoeg. Het is allemaal anders op het nu verschenen No Words Left. Het nieuwe album van Lucy Rose is voorzien van een bijzonder mooie en uiterst subtiele instrumentatie. Het is een opvallend veelkleurige en veelzijdige instrumentatie, maar ook een verrassend subtiele. Het is een instrumentatie die steeds nieuwe dingen laat horen, maar het is ook een instrumentatie die uitstekend past bij de prachtige stem van Lucy Rose, die haar voorgaande werk met speels gemak overtreft.
Ik volg de Britse singer-songwriter Lucy Rose inmiddels al een aantal jaren en ken de drie albums die ze sinds 2012 heeft uitgebracht vrij goed.
Het zijn platen die wat mij betreft over liepen van belofte, al is het maar vanwege de mooie stem van de singer-songwriter uit het Britse Warwickshire, maar ik moet ook concluderen dat geen van de platen de belofte zodanig waarmaakte dat een plekje op mijn BLOG was te rechtvaardigen.
Uiteindelijk vond ik geen van de eerste drie albums van Lucy Rose onderscheidend genoeg, maar de mooie stem van de Britse singer-songwriter maakte me absoluut nieuwsgierig naar album nummer 4. Dat album is nu verschenen en, laat ik maar met de deur in huis vallen, is met afstand het meest overtuigende album van Lucy Rose tot dusver.
Lucy Rose heeft haar geluid de afgelopen jaren flink versoberd en op No Words Left gaat ze nog een stapje verder. De nieuwe plaat werd wederom geproduceerd door Tim Bidwell, die No Words Left heeft voorzien van een ingetogen en opvallend sfeervol geluid. Het is een subtiel maar ook warm geluid, waarin organische klanken de basis vormen.
Het zijn klanken die geweldig passen bij de mooie stem van Lucy Rose, die sinds haar debuut alleen maar beter is gaan zingen. Wanneer No Words Left genoeg heeft aan een paar gitaarakkoorden en de mooie stem van Lucy Rose, kan de Britse zangeres zich meten met de grote folkies uit het verleden en vindt ze aansluiting bij folkies uit het heden als Laura Marling.
No Words Left heeft meestal genoeg aan prachtig ingetogen klanken, maar producer Tim Bidwell laat deze met enige regelmaat uitwaaien in atmosferische soundscapes, wat de vierde plaat van Lucy Rose voorziet van een bijzonder geluid. Het is een geluid dat opvallend breed uit kan waaien, maar de Britse singer-songwriter is ook niet bang voor bijna minimalistische akkoorden.
Folkies uit heden en verleden dragen zinvol vergelijkingsmateriaal aan, maar wanneer Lucy Rose kiest voor de minder platgetreden paden, hoor ik ook wel wat van Kate Bush, ondanks het feit dat de stemmen van de twee Britse zangeressen als dag en nacht van elkaar verschillen.
Net als de vorige platen van Lucy Rose staat No Words Left vol met aangenaam klinkende en smaakvol gearrangeerde songs en is er altijd die stem die makkelijk overtuigt. De instrumentatie maakt voor een belangrijk deel het verschil. Er is weliswaar een heel arsenaal aan instrumenten ingezet bij het opnemen van de vierde plaat van Lucy Rose, maar er wordt geen noot te veel gespeeld.
Ook de zang op de plaat is net wat mooier en trefzekerder dan de vorige keer, terwijl de combinatie van instrumentatie en zang de nieuwe plaat van Lucy Rose het onderscheidende karakter geeft dat de vorige keer nog net ontbrak. Dat Lucy Rose met No Words Left de belofte voorbij is zal inmiddels duidelijk zijn. Erwin Zijleman
22 maart 2019
Finn Andrews - One Piece At The Time
Voorman van The Veils maakt voor de afwisseling een soloplaat en het blijkt een heel mooi, intiem, persoonlijk en volstrekt tijdloos album
Ondanks een aantal prachtplaten wil de Britse band The Veils maar niet wereldberoemd worden. Of dat alsnog gaat lukken is van later zorg, want eerst is er het eerste soloalbum van voorman Finn Andrews. Het album, dat volgt op een liefdesbreuk en werd opgenomen in Nieuw-Zeeland, laat een opvallend rijk georkestreerd geluid horen. De strijkers knallen uit de speakers, maar Finn Andrews is er ook in geslaagd om zijn eerste soloalbum warm en intiem te laten klinken. Misschien even wennen voor de fans van The Veils, maar voor liefhebbers van tijdloze singer-songwriter muziek is het smullen.
Bij de naam Finn Andrews moest ik even goed nadenken, maar al snel wist ik het weer. Finn Andrews is de zoon van XTC en Shriekback toetsenist Barry Andrews en natuurlijk de voorman van de band The Veils.
De in Engeland geboren maar in Nieuw-Zeeland opgegroeide Finn Andrews, keerde aan het begin van het huidige millennium terug naar Engeland en maakte direct een onuitwisbare indruk met het debuut van The Veils.
The Veils is zo’n band waarvan je onmiddellijk weet dat ze het verdienen om wereldberoemd te worden, maar het is ook zo’n band waarvan je stiekem al weet dat ze misschien net wat te goed en eigenzinnig zijn om wereldberoemd te worden. De Britse band maakte tussen 2004 en 2016 vijf meer dan uitstekende platen, maar verder dan de cultstatus kwam de band helaas niet (met misschien Nederland als enige uitzondering).
Na het op de klippen lopen van zijn liefdesrelatie keerde Finn Andrews tijdelijk terug naar Nieuw-Zeeland om daar zijn eerste soloplaat op te nemen. Het is naar verluidt niet het einde van The Veils, maar het solo tussendoortje van Finn Andrews bevalt mij persoonlijk uitstekend.
Waar Finn Andrews zich met zijn band focust op rock met uitstapjes richting pop, is One Piece At A Time vooral een singer-songwriter plaat. Vanwege de grote rol voor de piano en de tijdloze popliedjes is het eerste soloalbum van Finn Andrews een plaat die refereert naar de grote singer-songwriters uit de jaren 70, maar ik heb ook flink wat associaties met het meer down-to-earth werk van Rufus Wainwright.
One Piece At A Time staat vol met persoonlijke en vaak ingetogen songs, die uiteraard meer dan eens stil staan bij de liefdesbreuk van Finn Andrews. One Piece At A Time werd opgenomen in Nieuw-Zeeland met producer Tom Healy, een aantal leden van de Nieuw-Zeelandse prachtband Tiny Ruins (check hun eerder dit jaar verschenen album) en een flink bataljon blazers en strijkers.
Door alle strijkers klinkt het eerste soloalbum van Finn Andrews bij vlagen groots of zelfs pompeus, maar ik vind het persoonlijk prachtig. Bovendien klinken de songs van Finn Andrews ondanks alle strijkers puur en eerlijk. Wanneer Finn Andrews wat dieper graaft, wat somberder en donkerder klinkt en kiest voor een wat soberdere instrumentatie hoor ik wat van Nick Cave, maar meestal klinkt One Piece At A Time grootser en uitbundiger.
Het levert een plaat op die zich bijzonder makkelijk opdringt, maar het zou ook zomaar een plaat kunnen zijn die zijn kruit na een paar luisterbeurten heeft verschoten. Ik heb de eerste soloplaat van Finn Andrews daarom wat langer laten liggen, maar ook na flink wat keren luisteren ben ik nog altijd aangenaam verrast door One Piece At A Time en worden de meeste songs alleen maar beter.
Dat Finn Andrews een enorm groot talent is weet ik al een jaar of vijftien, maar met deze soloplaat weet de Brit me toch weer te verrassen. Prima als hij over een tijdje weer opduikt met The Veils, maar ook zijn solowerk smaakt wat mij betreft naar veel en veel meer. Erwin Zijleman
Ondanks een aantal prachtplaten wil de Britse band The Veils maar niet wereldberoemd worden. Of dat alsnog gaat lukken is van later zorg, want eerst is er het eerste soloalbum van voorman Finn Andrews. Het album, dat volgt op een liefdesbreuk en werd opgenomen in Nieuw-Zeeland, laat een opvallend rijk georkestreerd geluid horen. De strijkers knallen uit de speakers, maar Finn Andrews is er ook in geslaagd om zijn eerste soloalbum warm en intiem te laten klinken. Misschien even wennen voor de fans van The Veils, maar voor liefhebbers van tijdloze singer-songwriter muziek is het smullen.
Bij de naam Finn Andrews moest ik even goed nadenken, maar al snel wist ik het weer. Finn Andrews is de zoon van XTC en Shriekback toetsenist Barry Andrews en natuurlijk de voorman van de band The Veils.
De in Engeland geboren maar in Nieuw-Zeeland opgegroeide Finn Andrews, keerde aan het begin van het huidige millennium terug naar Engeland en maakte direct een onuitwisbare indruk met het debuut van The Veils.
The Veils is zo’n band waarvan je onmiddellijk weet dat ze het verdienen om wereldberoemd te worden, maar het is ook zo’n band waarvan je stiekem al weet dat ze misschien net wat te goed en eigenzinnig zijn om wereldberoemd te worden. De Britse band maakte tussen 2004 en 2016 vijf meer dan uitstekende platen, maar verder dan de cultstatus kwam de band helaas niet (met misschien Nederland als enige uitzondering).
Na het op de klippen lopen van zijn liefdesrelatie keerde Finn Andrews tijdelijk terug naar Nieuw-Zeeland om daar zijn eerste soloplaat op te nemen. Het is naar verluidt niet het einde van The Veils, maar het solo tussendoortje van Finn Andrews bevalt mij persoonlijk uitstekend.
Waar Finn Andrews zich met zijn band focust op rock met uitstapjes richting pop, is One Piece At A Time vooral een singer-songwriter plaat. Vanwege de grote rol voor de piano en de tijdloze popliedjes is het eerste soloalbum van Finn Andrews een plaat die refereert naar de grote singer-songwriters uit de jaren 70, maar ik heb ook flink wat associaties met het meer down-to-earth werk van Rufus Wainwright.
One Piece At A Time staat vol met persoonlijke en vaak ingetogen songs, die uiteraard meer dan eens stil staan bij de liefdesbreuk van Finn Andrews. One Piece At A Time werd opgenomen in Nieuw-Zeeland met producer Tom Healy, een aantal leden van de Nieuw-Zeelandse prachtband Tiny Ruins (check hun eerder dit jaar verschenen album) en een flink bataljon blazers en strijkers.
Door alle strijkers klinkt het eerste soloalbum van Finn Andrews bij vlagen groots of zelfs pompeus, maar ik vind het persoonlijk prachtig. Bovendien klinken de songs van Finn Andrews ondanks alle strijkers puur en eerlijk. Wanneer Finn Andrews wat dieper graaft, wat somberder en donkerder klinkt en kiest voor een wat soberdere instrumentatie hoor ik wat van Nick Cave, maar meestal klinkt One Piece At A Time grootser en uitbundiger.
Het levert een plaat op die zich bijzonder makkelijk opdringt, maar het zou ook zomaar een plaat kunnen zijn die zijn kruit na een paar luisterbeurten heeft verschoten. Ik heb de eerste soloplaat van Finn Andrews daarom wat langer laten liggen, maar ook na flink wat keren luisteren ben ik nog altijd aangenaam verrast door One Piece At A Time en worden de meeste songs alleen maar beter.
Dat Finn Andrews een enorm groot talent is weet ik al een jaar of vijftien, maar met deze soloplaat weet de Brit me toch weer te verrassen. Prima als hij over een tijdje weer opduikt met The Veils, maar ook zijn solowerk smaakt wat mij betreft naar veel en veel meer. Erwin Zijleman
21 maart 2019
Louise Lemón - A Broken Heart Is An Open Heart
Laat je niet afleiden door het hokje waarin Louise Lemón wordt geduwd, want op haar nieuwe plaat domineert uiteindelijk gloedvolle pop met soul en inhoud
De naam van Louise Lemón zingt de laatste tijd nadrukkelijk rond en daar is iets voor te zeggen. De Zweedse singer-songwriter beschikt niet alleen over een werkelijk geweldige stem vol soul, maar schrijft ook songs die op bijzondere wijze buiten de lijntjes kleuren. Het geluid van de Zweedse muzikante is warm en organisch, wat fraai wordt gecontrasteerd met ijzige klanken. Het is vaak een vol geluid, maar topzangeres Louise Lemón houdt zich verrassend makkelijk staande en maakt steeds meer indruk met haar geweldige songs.
Louise Lemón is een Zweedse singer-songwriter wiens naam de laatste weken nadrukkelijk rondzingt. Dat heeft deels te maken met het etiket dat op haar muziek wordt geplakt, want het etiket “death gospel” maakte mij ook wel enigszins nieuwsgierig naar de muziek van Louise Lemón (overigens zonder direct gerust te zijn op een fraai resultaat).
Ruim een week geleden viel haar bijzonder fraai verpakte album op de mat en begon ik met niet heel hoge verwachtingen aan de beluistering van de muziek van de Scandinavische singer-songwriter.
Ik ging er van uit dat A Broken Heart Is An Open Heart het debuut van Louise Lemón was, maar een bezoekje aan haar bandcamp pagina leerde me dat ze haar debuut Purge LP iets minder dan een jaar geleden verscheen. Voordat ik begon aan beluistering van de tweede plaat van de Zweedse muzikante las ik op diezelfde bandcamp pagina ook nog dat de plaat, net als haar debuut, is geproduceerd door de Amerikaanse producer Randall Dunn, die eerder onder andere Sunn O))), Myrkur en Chelsea Wolfe voorzag van aardedonkere en spookachtige klanken.
Ik begon nog net niet met knikkende knieën aan de eerste beluistering van A Broken Heart Is An Open Heart, om vervolgens snel te concluderen dat we het etiket “death gospel” maar snel moeten vergeten. A Broken Heart Is An Open Heart begint met een kort intro met wat unheimische elektronische klanken, maar wanneer de piano inzet en Louise Lemón begint te zingen, breken de wolken open en verschijnt de zon.
De jonge Zweedse singer-songwriter blijkt te beschikken over een prachtige soulvolle stem, die met speels gemak Adele naar de kroon zou kunnen steken. In de meest pop-georiënteerde momenten op A Broken Heart Is An Open Heart zou Louise Lemón zomaar een goed alternatief voor Adele en al haar soortgenoten kunnen zijn, maar de muziek van de Zweedse muzikante is gelukkig wel een stuk interessanter en dynamischer.
A Broken Heart Is An Open Heart werd naar verluidt opgenomen met vintage apparatuur in studio’s in New York en Kopenhagen en dat heeft bijgedragen aan een warm geluid. De warmte komt uit de pianoklanken, de orgels, de ritmesectie en de indrukwekkende strot van Louise Lemón en wordt op bijzondere wijze gecontrasteerd door de donkere wolken die de elektronica op de plaat laat overdrijven en waar zo nu en dan ook een elektrische gitaar doorheen mag snijden.
Het voorziet de muziek van Louise Lemón van iets eigenzinnigs en avontuurlijks, maar heel ontoegankelijk wordt het nergens. Integendeel zelfs, de tweede plaat van de Zweedse singer-songwriters staat vol met songs die een breed publiek aan moeten kunnen spreken.
A Broken Heart Is An Open Heart is het mooist wanneer je de plaat met flink volume beluistert of met de koptelefoon beluistert. Dan hoor je hoe mooi de productie is en hoe warm en vol de stem van Louise Lemón is en maakt de Zweedse zangeres nog net wat meer indruk.
A Broken Heart Is An Open Heart combineert op fraaie wijze soulvolle pop met muziek van Scandinavische ijsprinsessen en voegt nog een donkere onderlaag toe. “Death gospel” hoor ik er niet in en dat is misschien maar goed ook. Duidelijk is wel dat Louise Lemón het ook zonder bijzonder hokje wel gaat redden. Haar tweede plaat loopt immers over van het talent. Erwin Zijleman
De naam van Louise Lemón zingt de laatste tijd nadrukkelijk rond en daar is iets voor te zeggen. De Zweedse singer-songwriter beschikt niet alleen over een werkelijk geweldige stem vol soul, maar schrijft ook songs die op bijzondere wijze buiten de lijntjes kleuren. Het geluid van de Zweedse muzikante is warm en organisch, wat fraai wordt gecontrasteerd met ijzige klanken. Het is vaak een vol geluid, maar topzangeres Louise Lemón houdt zich verrassend makkelijk staande en maakt steeds meer indruk met haar geweldige songs.
Louise Lemón is een Zweedse singer-songwriter wiens naam de laatste weken nadrukkelijk rondzingt. Dat heeft deels te maken met het etiket dat op haar muziek wordt geplakt, want het etiket “death gospel” maakte mij ook wel enigszins nieuwsgierig naar de muziek van Louise Lemón (overigens zonder direct gerust te zijn op een fraai resultaat).
Ruim een week geleden viel haar bijzonder fraai verpakte album op de mat en begon ik met niet heel hoge verwachtingen aan de beluistering van de muziek van de Scandinavische singer-songwriter.
Ik ging er van uit dat A Broken Heart Is An Open Heart het debuut van Louise Lemón was, maar een bezoekje aan haar bandcamp pagina leerde me dat ze haar debuut Purge LP iets minder dan een jaar geleden verscheen. Voordat ik begon aan beluistering van de tweede plaat van de Zweedse muzikante las ik op diezelfde bandcamp pagina ook nog dat de plaat, net als haar debuut, is geproduceerd door de Amerikaanse producer Randall Dunn, die eerder onder andere Sunn O))), Myrkur en Chelsea Wolfe voorzag van aardedonkere en spookachtige klanken.
Ik begon nog net niet met knikkende knieën aan de eerste beluistering van A Broken Heart Is An Open Heart, om vervolgens snel te concluderen dat we het etiket “death gospel” maar snel moeten vergeten. A Broken Heart Is An Open Heart begint met een kort intro met wat unheimische elektronische klanken, maar wanneer de piano inzet en Louise Lemón begint te zingen, breken de wolken open en verschijnt de zon.
De jonge Zweedse singer-songwriter blijkt te beschikken over een prachtige soulvolle stem, die met speels gemak Adele naar de kroon zou kunnen steken. In de meest pop-georiënteerde momenten op A Broken Heart Is An Open Heart zou Louise Lemón zomaar een goed alternatief voor Adele en al haar soortgenoten kunnen zijn, maar de muziek van de Zweedse muzikante is gelukkig wel een stuk interessanter en dynamischer.
A Broken Heart Is An Open Heart werd naar verluidt opgenomen met vintage apparatuur in studio’s in New York en Kopenhagen en dat heeft bijgedragen aan een warm geluid. De warmte komt uit de pianoklanken, de orgels, de ritmesectie en de indrukwekkende strot van Louise Lemón en wordt op bijzondere wijze gecontrasteerd door de donkere wolken die de elektronica op de plaat laat overdrijven en waar zo nu en dan ook een elektrische gitaar doorheen mag snijden.
Het voorziet de muziek van Louise Lemón van iets eigenzinnigs en avontuurlijks, maar heel ontoegankelijk wordt het nergens. Integendeel zelfs, de tweede plaat van de Zweedse singer-songwriters staat vol met songs die een breed publiek aan moeten kunnen spreken.
A Broken Heart Is An Open Heart is het mooist wanneer je de plaat met flink volume beluistert of met de koptelefoon beluistert. Dan hoor je hoe mooi de productie is en hoe warm en vol de stem van Louise Lemón is en maakt de Zweedse zangeres nog net wat meer indruk.
A Broken Heart Is An Open Heart combineert op fraaie wijze soulvolle pop met muziek van Scandinavische ijsprinsessen en voegt nog een donkere onderlaag toe. “Death gospel” hoor ik er niet in en dat is misschien maar goed ook. Duidelijk is wel dat Louise Lemón het ook zonder bijzonder hokje wel gaat redden. Haar tweede plaat loopt immers over van het talent. Erwin Zijleman
De muziek van Louise Lemón is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://louiselemon.bandcamp.com.