Hoewel de Noorse singer-songwriter Hanne Hukkelberg het de luisteraar zeker niet makkelijk maakt, kijk ik toch iedere keer weer uit naar haar platen. Om vervolgens te constateren dat haar nieuwe plaat weer totaal anders klinkt dan zijn voorganger, maar na enige gewenning toch weer weet te overtuigen. Het gebeurde me met haar vorige twee platen, het folky en jazzy Rykestraße 68 uit 2007 en het veel stevigere en eclectische Blood From A Stone uit 2009, en het gebeurt me met de nieuwe plaat van de Noorse, het deze maand verschenen Featherbrain. Als ik heel eerlijk ben vind ik het debuut van Hanne Hukkelberg, het in 2005 verschenen en sprookjesachtige Little Things, nog altijd het mooist, maar de andere drie platen volgen op bescheiden afstand. Van deze platen is Featherbrain waarschijnlijk de lastigst te doorgronden plaat. De vierde plaat van Hanne Hukkelberg is een vat vol tegenstrijdigheden. Het is een plaat die invloeden van zijn drie voorgangers combineert in songs die behoren tot de meest toegankelijke en de meest experimentele muziek die Hanne Hukkelberg tot dusver heeft gemaakt. Hier en daar hoor je een refreintje dat zo de basis zou kunnen vormen voor een toegankelijk popliedje, maar dit wordt onmiddellijk gecompenseerd door fors uithalende gitaren, zware ritmes of wereldvreemde elektronica. Ook in vocaal opzicht is Featherbrain een plaat van uitersten. Hanne Hukkelberg laat op Featherbrain meerdere keren horen dat ze best een toegankelijk popliedje kan zingen, maar hiernaast is het ook nog altijd de Scandinavische ijsprinses waarmee vergeleken de zang van Björk opeens heel gewoontjes klinkt. Featherbrain is hierdoor zeker geen plaat die je op een lome zondagochtend op zet en ook geen plaat die het lekker doet op de achtergrond of in de auto. Featherbrain is een plaat vol geheimen die je het makkelijkst ontrafelt wanneer je de plaat met de koptelefoon beluistert. Dit is zeker in het begin geen makkelijke of zelfs aangename opdracht, maar na verloop van tijd valt er steeds meer op zijn plek en openbaart zich de ware schoonheid van de muziek van Hanne Hukkelberg. Featherbrain zal nooit een plaat worden voor liefhebbers van aangenaam voortkabbelende folkpop, electropop of jazzpop, maar een ieder die een beetje avontuur en experimenteerdrift in de muziek wel kan waarderen is bij Hanne Hukkelberg zeker aan het juiste adres. Zelf heb ik, ook voor Hanne Hukkelberg begrippen, erg lang moeten wennen aan Featherbrain, maar inmiddels ben ik helemaal om en koester ik dit bijzondere plaatje voor bijzondere momenten. Erwin Zijleman
29 februari 2012
28 februari 2012
Tennis - Young & Old
Het Amerikaanse duo Tennis verraste vorig jaar met het bijzonder aanstekelijke Cape Dory; een plaat met op het eerste gehoor niet echt opzienbarende popliedjes, maar je kreeg ze echt met geen mogelijkheid meer uit je kop. Helaas flopte de plaat, maar een ieder die hem wel in huis heeft gehaald heeft er ongetwijfeld mooie herinneringen aan. Ik wel in ieder geval. Nog geen jaar later ligt opvolger Young & Old in de winkel en zoals de openingstrack It All Feels The Same misschien al suggereert, doet Tennis Cape Dory nog eens dunnetjes over. Young & Old gaat verder waar Cape Dory vorig jaar ophield en trakteert de luisteraar op heerlijk zonnige popliedjes met een vleugje lo-fi, 50s en 60s pop, Motown, surfpop, rock ‘n roll, dreampop en indie-pop. Dat betekent niet dat Tennis zich het afgelopen jaar niet heeft ontwikkeld. Young & Old klinkt een stuk volwassener dan zijn voorganger, bevat betere popliedjes en biedt meer variatie. Omdat de vorige plaat wel erg rammelde is dit keer meer aandacht besteed aan de productie, waarvoor niemand minder dan Black Keys lid Patrick Carney werd ingehuurd. Carney heeft gelukkig niet geprobeerd om de scherpe kantjes van het Tennis geluid te vijlen, maar heeft deze ruwe randjes juist opgepoetst. Young & Old klinkt hierdoor alleen maar aanstekelijker dan zijn voorganger, maar heeft gelukkig ook nog steeds een heerlijk eigenwijs geluid. Wat me vooral opvalt is dat zangeres Alaina Moore sinds de release van het debuut veel beter is gaan zingen. Waar ik haar stem aan het einde van Cape Dory steeds wel een beetje zat was, smaakt Young & Old eigenlijk alleen maar naar veel meer; een gevoel dat bij herhaalde beluistering overigens alleen maar sterker wordt. Omdat Young & Old wat minder rammelt dan zijn voorganger, schuift Tennis in muzikaal opzicht wat op van Best Coast en de Dum Dum Girls naar The Cardigans of zelfs Belle & Sebastian, al gaat dat niet op voor alle tracks op de plaat en blijft de muziek van Tennis net wat gruiziger. Ook Young & Old is weer een plaat met popliedjes die op het eerste gehoor niet heel opzienbarend zijn en in het verleden eerder en misschien zelfs wel beter zijn gemaakt, maar net als op Cape Dory gaat het om popliedjes die zich na een keer horen vastnestelen in het brein en echt niet meer van loslaten willen weten. Tien perfecte popliedjes van 3 minuten zorgen net als vorig jaar voor een zonnig en zorgeloos half uur. Het is voor mij wederom een half uurtje om te koesteren. En daarna ga ik lekker tennissen. Erwin Zijleman
27 februari 2012
Lambchop - Mr. M
Het is een paar jaar stil geweest rond de Amerikaanse band Lambchop. Het laatste wapenfeit van de band uit Nashville, Tennessee, was het uit 2008 stammende OH (Ohio); een opvallend sfeervolle en ingetogen plaat. Sindsdien moesten we het doen met een tegenvallende live-plaat en de plaat die voorman Kurt Wagner samen met Cortney Tidwell maakte als KORT. Deze laatste plaat riep vooral negatieve reacties op, al vond ik de traditioneel aandoende Nashville country op Invariable Heartache persoonlijk best geslaagd. Met Mr. M keert Lambchop na een afwezigheid van vier jaar terug aan het front en levert het wat mij betreft haar beste plaat in vele jaren af. Mr. M is een door strijkers gedragen plaat vol stemmige muziek, die zich laat beluisteren als de perfecte combinatie van OH (Ohio) en de band’s meesterwerk Nixon uit 2000. De plaat moet worden gezien als een eerbetoon aan Kurt Wagner’s vriend en collega muzikant Vic Chesnutt; de Amerikaanse singer-songwriter die op eerste kerstdag 2009 een eind maakte aan zijn leven. Mr. M is hierdoor een in emotioneel opzicht beladen plaat, maar zoals zo vaak geeft dit de muziek alleen maar meer impact en zeggingskracht. Mr. M is net als voorganger OH (Ohio) een hele stemmige plaat, waarop Lambchop wederom indruk maakt met haar inmiddels bekende en direct weer herkenbare mix van country, jazz en soul. Ondanks het zware thema en het hoorbare diepe leed van Kurt Wagner over het verlies van zijn muzikale soulmate, is Mr. M geen hele zware plaat. De sfeervolle songs doen het uitstekend op de late avond en vroege ochtend en maken, zeker op het eerste gehoor, een bijna lichtvoetige indruk. Lambchop zou Lambchop niet zijn wanneer de meeste songs niet zouden groeien bij herhaalde beluistering en dat doen de van onderhuidse spanning overlopende songs op Mr. M dan ook. Pas wanneer je je gaat verdiepen in de werkelijk prachtige strijkersarrangementen en de vaak complexe structuur van de songs, kun je Mr. M op de juiste waarde schatten en rechtvaardigt zich de conclusie dat Lambchop met haar elfde studioplaat een van haar beste platen heeft gemaakt. De laatste jaren is Lambchop door veel critici afgeserveerd en geportretteerd als een band die niet meer in de schaduw kan staan van de band die 12 jaar geleden een onuitwisbare indruk maakte met Nixon. Mr. M laat op indrukwekkende wijze horen hoe onjuist dat beeld is. Nixon blijft weliswaar een uitschieter in het oeuvre van de band, maar Mr. M komt, net zoals Is A Woman uit 2002 en Damaged uit 2006, angstvallig dichtbij. Het is dan ook niet overdreven om Mr. M van Lambchop te scharen onder de meest smakelijke krenten die 2012 tot dusver heeft opgeleverd. Erwin Zijleman
26 februari 2012
Perfume Genius - Put Your Back N 2 It
Twee jaar geleden verscheen Learning, het debuut van Perfume Genius, oftewel Mike Hadreas uit Seattle. Het bleek een breekbare plaat vol uiterst droevige popliedjes die vooral werden vergeleken met die van Antony Hegarty. Learning kreeg, ondanks een aantal zeer positieve recensies en de vergelijking met de muziek van de uitvoerig bewierookte Antony Hegarty, weinig aandacht, maar een ieder die de plaat hoorde was diep onder de indruk. Opvolger Put Your Back N 2 It zal het waarschijnlijk niet anders vergaan. Dat is jammer, want Put Your Back N 2 It is niet zo ontoegankelijk als de bovenstaande alinea misschien doet vermoeden. Ook Put Your Back N 2 It zal overigens wel weer worden vergeleken met de muziek van Antony Hegarty. Helemaal onzinnig is dat niet, want met name de stemmen van beide heren lijken wel wat op elkaar. Persoonlijk vind ik zowel de stem van Mike Hadreas als de muziek die hij maakt als Perfume Genius echter vele malen toegankelijker dan die van Antony Hegarty, wiens naam ik in de rest van deze recensie daarom ook niet meer ga noemen. Put Your Back N 2 It is een minder breekbare en intense plaat dan Learning. Objectief beschouwd is het een plaat met een aantal hele mooie popliedjes die worden gedragen door werkelijk prachtige pianoklanken, atmosferische synths, subtiele gitaarloopjes en een mooie warme stem. Zowel in vocaal als in muzikaal opzicht is Put Your Back N 2 It een stuk uitbundiger dan zijn voorganger, waardoor de plaat bijna toegankelijk lijkt. Om een aantal redenen is de muziek van Perfume Genius echter zeker niet alledaags. Om te beginnen zijn de meeste van zijn songs erg kort; de twaalf songs op Put Your Back N 2 It beslaan maar net een half uur. Dat is, zeker in het begin, wel even wennen. Veel van de songs op de tweede plaat van Perfume Genius hadden wat mij betreft minstens twee keer zo lang mogen duren, al is het verlangen naar iets dat er niet is waarschijnlijk de grote kracht van Put Your Back N 2 It. Ook het wereldbeeld van Perfume Genius is verre van alledaags. De meeste songs op Put Your Back N 2 It zijn zo in en in triest dat het bijna pijnlijk is om er naar te luisteren. Het is vooral de combinatie van muzikale schoonheid, onvervuld verlangen en diepe emotie die van de tweede plaat van Perfume Genius zo’n bijzondere plaat maakt. Het is een plaat waar ik zelf erg aan heb moeten wennen, maar inmiddels is het er wat mij betreft een om te koesteren en is het bovendien een plaat waarvan ik, ondanks alle bezongen ellende, nog vrolijk word ook. Erwin Zijleman
24 februari 2012
ME - Reservoirs
Voor Minco Eggersman is een cd geen zilveren schijfje in een afzichtelijk plastic doosje of goedkoop kartonnetje. De platen van zijn band At The Close Of Every Day waren stuk voor stuk prachtig verpakt en dat geldt ook voor de platen die hij de afgelopen jaren als ME (wat uiteraard voor Minco Eggersman staat) heeft uitgebracht. Ook de nieuwe plaat van ME, Reservoirs, is weer schitterend verpakt. In een fraai industrieel blik vind je naast de cd een aantal fraai vormgegeven kaartjes met foto’s, de teksten en de aanvullende informatie en voor de echte liefhebber is er gelimiteerd een op groot (LP) formaat uitgevoerd blik met nog veel meer moois. Ook Reservoirs is hierdoor weer een parel in de platenkast, maar persoonlijk vind ik het toch net iets belangrijker of de muziek de moeite waard is. Deze weet op Reservoirs de schoonheid van de verpakking met gemak te overtreffen. Op Reservoirs maakt ME prachtige atmosferische muziek vol avontuur. Het is muziek die de mooiste beelden op het netvlies tovert, maar het is ook muziek die je steeds weer weet te verbazen en te verrassen. De basis van de muziek van ME wordt op Reservoirs gevormd door hele mooie ruimtelijke gitaarklanken, de warme vocalen van Minco Eggersman en smaakvolle (achtergrond)vocalen van Mariecke Borger. Voorzichtige uitbarstingen van drums, bas en elektronica zorgen voor de onderhuidse spanning, die nagenoeg alle tracks op Reservoirs naar een hoger plan tilt. Op Reservoirs laat ME zich naar eigen zeggen beïnvloeden door muziek uit de jaren 80. Ik hoor inderdaad wel wat van de platen van David Sylvian, The Blue Nile en Talk Talk in haar wat experimentelere dagen, maar ook de ambient klanken van Brian Eno, de bloedstollende soundtracks van Angelo Badalamenti en de geweldige platen die Peter Gabriel aan het eind van de jaren 70 maakte hebben invloed gehad op de muziek op Reservoirs. Het is overigens vergelijkingsmateriaal dat niet heel lang stand houdt, want de muziek van ME is veel eigentijdser dan de bovenstaande namen suggereren. Reservoirs is een prachtige plaat met eigentijdse en heerlijk in het gehoor liggende popliedjes. Soms wat meer uptempo, vaak loom en ingetogen, maar altijd voorzien van fraaie spanningsbogen en smaakvolle toevoegingen. Het is muziek waarbij je heerlijk onderuit kunt zaken, maar het is ook muziek die continu prikkelt en inspireert. In het verleden wist ik bij ME nooit zo goed wat ik mooier vond; de muziek of de verpakking. Dit keer slaat de balans op imponerende wijze door naar de muziek. Het is gezien de schoonheid van de verpakking een prestatie van formaat. Het muziekjaar 2012 komt buiten Nederland maar langzaam op gang, maar ik tel inmiddels al een handvol onbetwiste meesterwerken van eigen bodem. Reservoirs van ME is er een van. Een mooiere invulling van de 1000e post op deze BLOG had ik niet kunnen wensen. Erwin Zijleman
23 februari 2012
EVOL - EVOL
Stop de titelloze plaat van de band EVOL in de cd speler en je waant je onmiddellijk in de jaren 60 of 70. Nu zijn er wel meer bands die het geluid uit een inmiddels heel ver verleden perfect kunnen reproduceren, maar de muziek van EVOL klinkt wel heel erg authentiek. Ik heb daarom toch maar even in het boekje bij de cd gekeken en ja hoor, de titelloze plaat van EVOL bevat opnamen die de band in 1971 in Nashville maakte. De naam EVOL deed bij mij niet direct een belletje rinkelen en dat is ook niet zo gek, want de nu uitgebrachte plaat is het enige wapenfeit van de band uit West Virginia en werd destijds niet officieel uitgebracht. De band wist de cultstatus daarom nooit te ontstijgen en viel al snel uit elkaar. Waarom het mis ging met EVOL is een groot mysterie, maar aan de kwaliteit van de tot voor kort nooit officieel uitgebrachte debuutplaat kan het in ieder geval niet hebben gelegen. Het debuut van EVOL bevat muziek die het best kan worden omschreven als een mix van folk, West Coast pop en psychedelica. Het is muziek met een lekker vol en wat zweverig en atmosferisch geluid, bijzonder mooi gitaarwerk en betoverende harmonieën. Het doet me persoonlijk wel wat denken aan het vroege werk van bands als The Byrds en Buffalo Springfield; bands waarmee EVOL aan het begin van de jaren 70 niet kon concurreren, maar waar het op dit titelloze debuut niets eens zo heel veel voor onder doet. Het debuut van EVOL wordt op de psychedelica BLOG It’s psychedelic baby omschreven als een soundtrack voor een hippie zomer en dat is een treffende omschrijving. EVOL maakt prachtig melodieuze muziek waarbij het heerlijk wegdromen is. Het is muziek die de sneeuw en het ijs verdrijft en de lente omarmt, waarna de zomer niet lang meer op zich kan laten wachten. Bij dit soort obscure plaatjes uit een heel ver verleden concludeer ik over het algemeen snel dat de bekendere soortgenoten van de band toch een stuk beter waren, maar dat is bij EVOL niet het geval. Het debuut van de band is een in kwalitatief opzicht hoogstaande plaat die destijds gewoon volop had moeten concurreren met het beste in het genre. Dat is, helaas voor de band, niet gebeurd, maar voor eerherstel is het nooit te laat. Vergeet al die nieuwe retroplaatjes die fantasieloos voortborduren op oude wijn, vergeet de overbodige reissues met onbeduidend restmateriaal van grote bands dn omarm vervolgens de geest van de ware 60s en 70s met deze hele mooie en aangename plaat van EVOL. Ook verkrijgbaar op prachtig zwaar vinyl. Erwin Zijleman
22 februari 2012
Chuck Prophet - Temple Beautiful
Bij iedere plaat die de Amerikaanse singer-songwriter Chuck Prophet uitbrengt, ben ik er voor de volle 100% van overtuigd dat dit de plaat is die gaat zorgen voor de zo verdiende doorbraak naar een breed publiek. Met het briljante Let Freedom Ring lukte het in 2009 echter voor de zoveelste keer niet. Het is om gek van te worden, maar Chuck Prophet blijft toch vooral bekend als de voorman van de legendarische Paisley Underground band Green On Red, al zijn de platen die hij onder zijn eigen naam heeft uitgebracht als je het mij vraagt alles bij elkaar opgeteld beter dan de platen die hij maakte met de band die met name gedurende de tweede helft van de jaren 80 bloeide. Met het deze week verschenen Temple Beautiful doet Chuck Prophet een volgende poging en ach wat is het weer een mooie plaat. Temple Beautiful is een conceptplaat over Prophet’s thuisbasis San Francisco in het algemeen en de legendarische (en al jaren geleden afgebroken) concertzaal waarnaar de plaat is vernoemd in het bijzonder. Conceptplaat of niet, ook op Temple Beautiful is Chuck Prophet vooral zichzelf en schotelt hij de luisteraar een heerlijke portie rockmuziek voor. Ook Temple Beautiful is weer de wereldplaat die The Rolling Stones al heel lang niet meer gemaakt hebben. Rauwe bluesy rock ’n roll vormt wederom het belangrijkste bestanddeel van de muziek van Chuck Prophet, maar het beste van de Paisley Underground, rootsrock en de hoogtijdagen van de bezongen concertzaal (de late jaren 70) neemt hij moeiteloos mee. Temple Beautiful is een heerlijke rockplaat vol memorabele songs. Vergeleken met het oudere werk van Chuck Prophet is het een plaat die bijzonder mooi klinkt. Er is hoorbaar aandacht besteed aan de productie, waardoor niet alleen de lekker rauwe stem van Chuck Prophet en zijn stevige gitaarspel de aandacht trekken, maar ook allerlei subtiele details in het oor springen. De wat meer up-tempo songs op de plaat zullen waarschijnlijk het makkelijkst overtuigen, maar ook de wat meer ingetogen tracks, waarin Chuck Prophet in vocaal opzicht het beste van Shane McGowan, Elvis Costello en Lou Reed weet te verenigen, spreken zeer tot de verbeelding. De muziek die Chuck Prophet op Temple Beautiful maakt klinkt zo bekend en soms zelfs bijna vanzelfsprekend in de oren, dat je je niet direct beseft dat je te maken hebt met een hele knappe plaat, maar het is er echt een. Temple Beautiful is de zoveelste hele goede plaat van Chuck Prophet en het zoveelste ticket dat recht geeft op erkenning door een breed publiek. Mis hem dit keer niet. Erwin Zijleman
21 februari 2012
AlascA - Actors & Liars
Bij Volendam denk ik vooral aan Jan Smit, Nick en Simon, BZN en The Cats. Allemaal exponenten van de zogenaamde paling sound; muziek waar ik het persoonlijk niet warm of koud van krijg, iets wat overigens ook geldt voor de vettige smaak van de naamgever van deze muziekstijl. De paling is inmiddels een bedreigde diersoort en kennelijk heeft dat ook zijn weerslag op de levensvatbaarheid van de palingsound, want de afgelopen weken waait er opeens een hele andere muzikale wind uit Volendam. De Volendamse band AlascA weet tot dusver grote namen aan zich binden. Popprofessor Leo Blokhuis noemde de band al de grote belofte voor 2012 en niemand minder dan Fleet Foxes zanger Robin Pecknold noemde AlascA onlangs het Europese antwoord op Fleet Foxes. Is alle ophef rond AlascA terecht en is er leven na de palingsound? Ja, wat mij betreft wel. Actors & Liars, het debuut van AlascA is een behoorlijk sterke plaat die inderdaad een stuk dichter bij de muziek van Fleet Foxes dan bij die van de tot dusver bekende Volendamse muziekscene ligt. Gelukkig is AlascA echter geen Fleet Foxes kloon, want daar hebben we er al genoeg van. AlascA maakt op haar debuut muziek die zich niet zomaar in een hokje laat duwen. Het ene moment schurkt de band dicht tegen de indiefolk van een band als Fleet Foxes aan, maar AlascA schotelt je net zo makkelijk 70s folk of zelfs folk met invloeden uit de Middeleeuwen voor. Ook het tempo op de plaat varieert flink. In een aantal tracks voert de band het tempo flink op en wordt uitgepakt met een breed instrumentarium, maar hier tegenover staan een aantal uiterst sobere en zich langzaam voortslepende tracks. Hier en daar hoor je wel dat de band nog niet heel ervaren is, maar de knappe productie van de Brit Alan Branch (bekend van zijn werk met onder andere Jeff Beck, Sinead O’Connor en U2) strijkt eventuele vervelende plooien op effectieve wijze strak. Het levert een veelzijdige folkplaat met vooral invloeden uit de 60s, 70s en het heden op, die zich in zowel in muzikaal als vocaal opzicht weet te onderscheiden binnen het enorme aanbod van het moment. Actors & Liars verwarmt met mooie melodieën en fraaie harmonieën, maar weet ook de fantasie te prikkelen door onverwachte wendingen en verrassende uitstapjes. Actors & Liars is geen plaat die direct het achterste van de tong laat zien, maar is een plaat die je moet laten rijpen. Het debuut van AlascA wordt vervolgens alleen maar mooier en veelzijdiger. Is AlascA het Europese antwoord op Fleet Floxes? Nee, wat mij betreft niet, al is het maar vanwege de grote variatie op Actors & Liars. Is AlascA dan wel één van de grote beloften voor 2012? Ja! Erwin Zijleman
20 februari 2012
Shearwater - Animal Joy
Een paar jaar geleden was het nog redelijk overzichtelijk. Jonathan Meiburg en Will Sheff vormden de basis van zowel Okkervil River als Shearwater en reserveerden het stevigere materiaal voor de eerste band en het wat meer ingetogen werk voor de tweede. Will Sheff richt zich inmiddels volledig op Okkervil River, terwijl Jonathan Meiburg nu alle touwtjes in handen heeft bij Shearwater. De band uit Austin, Texas, maakte de afgelopen jaren een aantal hele mooie platen, waarop het geluid van de band langzaam transformeerde van uiterst breekbaar tot behoorlijk vol en meeslepend. Het in 2010 verschenen The Golden Archipelago (samen met Palo Santo uit 2006 en Rook uit 2008 onderdeel van een heuse trilogie) kreeg hier en daar zelfs het label progrock opgeplakt. Dat ging misschien wat ver, maar het verschil met de vroege platen van de band was enorm. Op het deze maand verschenen Animal Joy slaat Shearwater wederom nieuwe wegen in. Vergeleken met het volle geluid van zijn voorganger klinkt Animal Joy behoorlijk eenvoudig en direct. Veel songs zijn opgebouwd rond een voor Shearwater begrippen behoorlijk rauwe gitaarrif, die over het algemeen slechts gezelschap krijgt van bas en drums, hier en daar een piano of orgel en uiteraard de uit duizenden herkenbare falsetstem van Jonathan Meiburg. Dit betekent niet dat het bombast dat voorzichtig zijn intrede deed op de vorige platen van Shearwater helemaal is verdwenen op de nieuwe plaat. Opener Animal Life begint sober, maar krijgt uiteindelijk de allure van een track van The Arcade Fire. Dit kunstje wordt nog een aantal keren herhaald, met name in de wat langere tracks op de plaat, maar Animal Joy bevat ook een aantal wat minder dynamische rocksongs. Net als op de vorige platen van Shearwater is het ook dit keer de opvallende stem van Jonathan Meiburg die in eerste instantie de meeste aandacht trekt. Het is een wat atypische hoge stem waarvan je moet houden, al went het wel. Bij herhaalde beluistering valt pas op hoe goed en trefzeker de ritmesectie op deze plaat is. Met name het drumwerk van Thor Harris speelt een cruciale rol op Animal Joy en zet in de meeste gevallen de lijnen uit. De muziek van Shearwater was in het verleden niet erg toegankelijk, maar Animal Joy is een plaat die in de meeste gevallen onmiddellijk zal overtuigen. Het is echter ook een plaat die nog moet en ook zal groeien. Animal Joy laat zich in een aantal tracks zoals gezegd vergelijken met de muziek van The Arcade Fire, maar ik hoor ook wel wat van de muziek die Peter Gabriel en King Crimson aan het begin van de jaren 80 maakten, al heeft Animal Joy op zich geen 80s geluid. Al met al is Animal Joy een plaat die uitstekend past in het inmiddels prachtige oeuvre van Shearwater en is het bovendien een plaat die de band wat verder omhoog kan stuwen, wat gezien de kwaliteit van hun platen overigens niet meer dan terecht zou zijn. Erwin Zijleman
19 februari 2012
Tindersticks - The Something Rain
Tindersticks is misschien niet meer zo productief als in haar eerste en volgens velen beste jaren, maar de band staat ook de afgelopen paar jaar nog garant voor platen van hoog niveau. Het gold voor het na een pauze van vijf jaar verschenen The Hungry Saw, het gold voor het twee jaar geleden verschenen Falling Down A Mountain (al waren de meningen over deze plaat verdeeld) en het geldt voor het deze week verschenen The Something Rain. De opener is even doorbijten. Het 9 minuten durende Chocolate bestaat uit stemmige muziek en spoken word. Chocolate vertelt het verhaal van een man die denkt met een mooie vrouw mee naar huis te mogen, maar eenmaal tussen de lakens komt hij er achter dat het een man is, waarna hij hier maar aan toe geeft met de relativerende opmerking "I was never a breast man anyway". Dankzij de mooie muziek en de prachtig opgebouwde spanning vond ik het de eerste keer wel mooi, maar sindsdien heb ik Chocolate overgeslagen. Wat overblijft zijn acht lange tracks die je wel veel vaker wilt horen. Dankzij de uit duizenden herkenbare stem van Stuart A. Staples weet je direct dat het om Tindersticks gaat, maar The Something Rain is zeker geen herhalingsoefening. In een aantal tracks verrast de band uit het Britse Nottingham met een hoeveelheid dynamiek die we eigenlijk niet van Tindersticks gewend zijn. In deze tracks transformeert de warme en stemmige instrumentatie langzaam maar zeker in een veel steviger geluid waarin de gitaren stevig ronken, de saxofoon scheurt en de donkere stem van Stuart A. Staples gezelschap krijgt van een wat vinnigere vrouwenstem. Tindersticks maakt nog altijd muziek die heerlijk in het gehoor ligt, maar het kabbelt niet meer altijd zo sfeervol voort als we van de band gewend zijn. Dat is aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant valt er op The Something Rain zoveel te beleven dat je de plaat al snel met liefde zult omarmen. Ook voor de liefhebbers van het wat meer ingetogen geluid van Tindersticks valt er op The Something Rain overigens genoeg te genieten, want de plaat bevat ook een aantal tracks waarin de band gas terug neemt en ingetogen keyboards, belletjes, strijkers en blazers en de zwoele vocalen van Stuart A. Staples het geluid bepalen. The Something Rain is net als alle andere platen van Tindersticks een warme en stemmige plaat met vooral melancholisch aandoende songs. Een echte plaat voor de winter dus. Wat dat betreft had The Something Rain ook best een paar weken eerder kunnen verschijnen, al komen er vast nog volop regenachtige zondagen waarop The Something Rain ook uitstekend tot zijn recht zal komen. Ondanks de minder overtuigende opener vind ik The Something Rain inmiddels beter dan zijn twee voorgangers, wat de conclusie rechtvaardigt dat Tindersticks haar oude topvorm weer heeft gevonden. Erwin Zijleman
18 februari 2012
Sarah Bowman - Empty Houses
In december wees een lezer van deze BLOG me op Empty Houses van de Amerikaanse singer-songwriter Sarah Bowman (Theo bedankt!). Nadat ik de plaat met enige moeite op de kop had weten te tikken, was ik minstens net zo enthousiast over deze plaat als de betreffende lezer, maar door al het geweld van de grote nieuwe releases van de afgelopen weken, lag Sarah Bowman vorige week, volkomen ten onrechte, toch weer helemaal onderop de stapel. Daar moet die plaat nu eindelijk maar eens van af, want Empty Houses van Sarah Bowman is een plaat die zich kan meten met het beste dat de afgelopen tijd in het rootssegment is verschenen. Een enkeling zal Sarah Bowman kennen van de drie platen die ze met haar tweelingzus Claire maakte als The Bowmans. Stuk voor stuk hele mooie platen met prachtige meerstemmige folk, die warm werden onthaald door de critici, maar het verdiende grote publiek nooit wisten te bereiken. Of het Sarah Bowman in haar eentje wel gaat lukken is maar de vraag, want Empty Houses heeft tot dusver geen Europese release gekregen en is inmiddels al bijna een jaar uit. Voor deze plaat (volgens mij al haar derde soloplaat) verhuisde Bowman naar Zwitserland, waar ze werkte met een aantal Zwitserse muzikanten, een Amerikaan (drummer Mike Meadows) en een Nederlander (Pim Kops van De Dijk). Het resultaat overtreft wat mij betreft alle verwachtingen. Empty Houses is een buitengewoon sfeervolle plaat vol prachtige folksongs. Het zijn folksongs die heerlijk in het gehoor liggen, maar het is zeker niet het type waarvan er dertien in een dozijn gaan. Iedereen die het werk van The Bowmans kent weer al dat Sarah Bowman over een prachtige stem beschikt en deze komt ook zonder de nabijheid van haar tweelingzus uitstekend tot zijn recht. Het in de historische La Cappella concertzaal in Bern opgenomen Empty Houses klinkt vol en rijk, maar ook oprecht en puur. Sarah Bowman legt zelf de basis met mooi verzorgd piano-, gitaar- en cello spel en uiteraard hele mooie en warme vocalen, waarna dit geluid verder wordt aangekleed door het geïnspireerd klinkende vreemdelingenlegioen dat haar op deze plaat omringt. De knap in elkaar stekende songs en de mooie persoonlijke teksten maken het af. Empty Houses is een plaat die direct indruk zal maken op liefhebbers van vrouwelijke singer-songwriters, maar het is ook nog eens een plaat die bij herhaalde beluistering beter en beter wordt. Dat de plaat nu voor een schandalig lage prijs online te koop is moet ons Nederlanders toch het laatste zetje geven. Je krijgt er echt heel veel moois voor terug. Erwin Zijleman
Empty Houses van Sarah Bowman ligt in Nederland helaas nog steeds niet in de winkel. Voor de schandalig lage prijs van 5 US Dollar (dat is nog geen 4 euro) koop je tijdelijk op haar Bandcamp echter een goed klinkende digitale editie van het album. Ga hiervoor naar http://sarahbowman.bandcamp.com/album/empty-houses-special-limited-edition. Ik zeg doen!
Empty Houses van Sarah Bowman ligt in Nederland helaas nog steeds niet in de winkel. Voor de schandalig lage prijs van 5 US Dollar (dat is nog geen 4 euro) koop je tijdelijk op haar Bandcamp echter een goed klinkende digitale editie van het album. Ga hiervoor naar http://sarahbowman.bandcamp.com/album/empty-houses-special-limited-edition. Ik zeg doen!
17 februari 2012
Deadman - Take Up Your Mat & Walk
Ondanks het grote aantal nieuwe releases toch maar weer eens aandacht voor een plaat van de stapel. Take Up Your Mat & Walk van de Amerikaanse band Deadman ligt hier volgens mij al enkele maanden op. En dat terwijl ik bij eerste beluistering van de plaat moest denken aan The Band en Buffalo Springfield of toch op zijn minst aan Ryan Adams. De naam Deadman klonk me direct bekend in de oren. Jaren geleden maakte een man-vrouw duo met deze naam twee hele mooie platen en de mannelijke helft van het duo duikt nu op in Deadman Make II. Na de scheiding van zijn vrouw heeft Steven Collins zich omringd met langharige mannen met hoeden en baarden en zijn de atmosferische folksongs die hij met zijn vrouw maakte vervangen door een mix van folkrock, 70s country rock, Southern Rock en een vleugje alt-country. Het is tijdloze muziek die herinnert aan een aantal grote bands uit het verleden (naast The Band en Buffalo Springfield ook zeker The Flying Burrito Brothers, Little Feat, Lynyrd Skynyrd en Poco), maar ook de vergelijking met Ryan Adams in zijn betere jaren of alt-country bands als Uncle Tupelo en The Jayhawks gaat zeker op, terwijl ik in een aantal andere songs ook aan Dylan en Springsteen moest denken. Deadman maakt op Take Up Your Mat & Walk misschien muziek die al eerder is gemaakt, maar het klinkt allemaal zo onweerstaanbaar lekker dat je dit de band snel vergeeft. Voorman Steven Collins trekt met zijn geweldige stem veel aandacht naar zich toe, maar ook de rest van de band is van hoog niveau en steekt op Take Up Your Mat & Walk in uitstekende vorm. Deadman tovert op Take Up Your Mat & Walk steeds weer geweldig gitaarwerk, een heerlijk orgeltje en prachtige harmonieën uit de hoge hoed, waarna Steven Collins het met zijn veelzijdige, emotievolle en doorleefde stem af mag maken. In eerste instantie is Take Up Your Mat & Walk vooral een aangename plaat met nostalgisch klinkende muziek, maar met deze omschrijving doe je Deadman uiteindelijk toch tekort. Deadman vermengt niet alleen op geheel eigen wijze uiteenlopende invloeden uit een aantal decennia rootsmuziek, maar grossiert ook in songs die zich kunnen meten met die van de allergrootsten in het genre. Take Up Your Mat & Walk is een tijdloze en eigentijdse rootsplaat die beter en beter wordt. Dat ik de plaat zo lang heb laten liggen is dan ook niet goed te praten. Maak niet dezelfde fout als ik en ga zo snel mogelijk op zoek naar de rootsplaat die voorlopig niet zomaar te overtreffen is: Take Up Your Mat & Walk van Deadman. Erwin Zijleman
16 februari 2012
The Twilight Sad - No One Can Ever Know
Voor mijn gevoel hebben we al heel lang niets meer gehoord van The Twilight Sad; de Schotse band die al weer vijf jaar geleden een verpletterende indruk maakte met haar debuut Fourteen Autumns & Fifteen Winters. Het valt op zich mee, want het in de herfst van 2009 verschenen Forget the Night Ahead is nog geen tweeënhalf jaar oud. Met No One Can Ever Know keert The Twilight Sad terug aan het front met wederom een aardedonkere plaat die de lente nog even verjaagt. Ondanks de inmiddels bekende donkere ondertoon, klinkt No One Can Ever Know totaal anders dan zijn drie voorgangers, die overigens ook al verschillend klonken en een overgang van folk-rock naar shoegaze lieten horen. Op de door Andrew Weatherall (vooral bekend van zijn werk met Beth Orton en uiteraard zijn bijdrage aan Primal Scream’s Screamadelica) geproduceerde plaat heeft het geluid van The Twilight Sad een flinke elektronische injectie gekregen. Ouderwetse analoge synths bepalen het nieuwe geluid van de band, dat sterk beinvloedt lijkt door 70s postpunk. De gitaren en invloeden uit de Shoegaze zijn wat naar de achtergrond gedrongen, maar het is te makkelijk om te stellen dat de leden van The Twilight Sad hun My Bloody Valentine t-shirt hebben verruild voor een van Joy Division of Gang Of Four. No One Can Ever Know is stevig beinvloedt door het geluid van de twee genoemde postpunk iconen, maar ook invloeden uit de new wave, industrial, Krautrock en postpunk revival hebben hun weg gevonden in de muziek van de Schotten, zodat No One Can Ever Know uiteindelijk klinkt als een mix van Joy Division, Gang Of Four, PIL, Cabaret Voltaire, Nine Inch Nails, Depeche Mode, New Order, The Cure, Radiohead, Arab Strap, Suicide, Editors, Liars, The Rapture en My Bloody Valentine; dit alles overgoten met het voor bands uit Glasgow zo kenmerkende eigenzinnige sausje. Synths hebben weliswaar aan terrein gewonnen op de vierde plaat van The Twilight Sad, maar dit betekent gelukkig niet dat de gitaren uit het geluid van de band zijn verdwenen. Onder het dikke pak elektronica zijn nog altijd prachtige gitaarlijnen en wolken verstopt en net zoals op de vorige platen zijn ook de donkere stem van zanger James Graham en zijn Schotse tongval weer sfeerbepalend. No One Can Ever Know klinkt misschien net iets anders dan zijn voorgangers, maar in grote lijnen is er niets veranderd: The Twilight Sad maakt nog altijd aardedonkere maar bloedmooie muziek. Dat de band na vier fantastische platen nog altijd in de marge opereert is dan ook een grof schandaal. Luister naar No One Can Ever Know en je bent verkocht. Erwin Zijleman
15 februari 2012
Van Halen - A Different Kind Of Truth
Tijd voor jeugdsentiment. Het debuut van Van Halen uit 1978 was de eerste serieuze rockplaat die ik kocht (als ik het me goed herinner samen met Kiss Alive II). De plaat sloeg direct in als een bom en doet dat eigenlijk nog steeds wanneer ik de plaat weer eens tegen kom op mijn iPod. De volgende platen van de band waren best aardig, maar misten wat mij betreft de magie van het inmiddels tot een klassieker uitgegroeide debuut. Deze magie was voor mij definitief verdwenen toen zanger David Lee Roth de band verliet en werd vervangen door Sammy Hagar; een personele wisseling die werd gecombineerd met de overstap op een wat meer pop georiënteerd geluid. Een paar jaar geleden keerde David Lee Roth terug op het oude nest voor een bijzonder lucratieve tournee, maar hierna dook de band, tot verrassing van velen, bijna in de originele samenstelling (alleen bassist Michael Anthony was niet langer van de partij en werd vervangen door Eddie Van Halen’s zoon Wolfgang) de studio in. Dat resulteerde deze maand in A Different Kind Of Truth; de officiële opvolger van het waardeloze, met Extreme zanger Gary Cherone gemaakte, Van Halen III uit 1998. Mijn verwachtingen met betrekking tot de comeback plaat van Van Halen waren zeker niet hooggespannen. Ik verwachte eerlijk gezegd een draak van een plaat, zeker nadat ik wat video’s van hun laatste tour had bekeken, maar A Different Kind Of Truth is een sterke plaat. Een hele sterke plaat zelfs. De band begon in de studio met een aantal demo’s uit de tijd van het debuut die nog op de plank lagen en werkte deze verder uit. Hierna volgden een aantal gloednieuwe songs. Bij beluistering van A Different Kind Of Truth valt direct op hoe fris en energiek de band klinkt. A Different Kind Of Truth is geen voortkabbelende plaat van een aantal oude rockers die de bankrekening nog eens willen spekken, maar een uit de speakers knallende plaat van een stel muzikanten die aan hun tweede jeugd zijn begonnen. Het is een rockplaat zonder poespas. Gitaar, bas, drums en zang; meer heb je niet nodig om een plaat met ballen te maken. A Different Kind Of Truth is waarschijnlijk de stevigste plaat die Van Halen heeft gemaakt, al neemt de band af en toe ook wel even gas terug. Dat de leden van de band inmiddels een dagje ouder zijn hoor je vooral bij David Lee Roth, al vind ik het randje slijtage op zijn stembanden eigenlijk alleen maar mooi. De oude broertjes Van Halen gaan daarentegen tekeer als in hun wildste dagen. Beukende drums en spetterend en werkelijk razendsnel gitaarwerk zetten een geluid neer waarvan startende rockbandjes alleen maar kunnen dromen. A Different Kind Of Truth is met afstand de beste hardrockplaat die ik de laatste tijd gehoord heb. Het is bovendien een plaat die op mijn iPod een plekje verdient naast het vrijwel onaantastbare debuut van Van Halen. Iemand die me een paar maanden geleden zou hebben verteld dat Van Halen ooit nog eens een plaat zou maken die in de buurt komt van het legendarische debuut had ik absoluut voor gek verklaard, maar Alex Van Halen, Eddie Van Halen, Wolfgang Van Halen en David Lee Roth hebben het geflikt. Wat een fantastische comeback en wat een heerlijke plaat. Erwin Zijleman
14 februari 2012
Soap & Skin - Narrow
De uit Oostenrijk afkomstige Anja Plaschg debuteerde in het voorjaar van 2009 als Soap & Skin met het gitzwarte Lovetune For Vacuum; een plaat vol aardedonkere songs die Plaschg schreef toen ze pas 15 jaar oud was. Toen ik aan het eind van dat jaar de balans opmaakte, bleek het debuut van op dat moment net 20 jaar oude Oostenrijkse voor mij met afstand de meest indrukwekkende plaat van het jaar. Dat legt de lat voor de opvolger, het deze week verschenen Narrow, behoorlijk hoog. Ik heb de plaat inmiddels een week of drie in mijn bezit en had er lange tijd geen eenduidig oordeel over. Narrow klinkt deels immers totaal anders dan zijn voorganger en heeft hierdoor in eerste instantie niet de overweldigende uitwerking die Lovetune For Vacuum wel onmiddellijk had. De plaat opent met het Duitstalige Vater; een pianosong die rustig opent, maar halverwege een behoorlijk dramatische uitbarsting kent en nogal bombastisch eindigt. Anja Plaschg klinkt in deze opener eigenlijk vooral als Nico in haar minst vrolijke jaren en dat is even wennen. Ook de tweede track is bijzonder. Soap & Skin covert hierin op geheel eigen wijze het lichtvoetige Franse hitje Voyage Voyage. Ik kwam hier zelf overigens pas achter toen ze voor de tweede keer bij het refrein was aanbeland, dus verwacht geen lichtvoetig deuntje. Track nummer drie ligt nog veel verder verwijderd van het geluid dat we van Soap & Skin kennen. Deathmental valt op door bijna industrieel klinkende elektronische klanken en percussie en klinkt alsof Anja Plaschg zich laat begeleiden door Einsturzende Neubauten of andere metaalvreters. In de vijf tracks die volgen keren de industriële elektronische klanken nog één keer terug, maar verder ligt Narrow gelukkig redelijk in het verlengde van Lovetune For Vacuum. In deze tracks horen we voornamelijk donkere pianoklanken met hier en daar een strijker en uiteraard de emotievolle vocalen van Anja Plaschg. Het zijn wederom behoorlijk donkere en soms zelfs bijna naargeestige en deprimerende songs, maar het kippenvel is er onmiddellijk. Aan de meer elektronisch getinte songs kan ik nog niet echt wennen, maar de theatrale opener en de opvallende cover beginnen inmiddels flink te groeien. Narrow telt uiteindelijk slechts 8 songs en klokt in totaal nog geen half uur; niet zo gek dus dat hier en daar wordt gesproken over een EP. De vraag of Narrow een waardig opvolger is van Lovetune For Vacuum laat zich hierdoor niet heel makkelijk beantwoorden. Narrow bevat een aantal tracks die al vrij snel onmisbaar blijken te zijn, een aantal groeiers en twee tracks die op zijn minst lef tonen. Alles bij elkaar genomen neig ik dus naar een ja op de bovenstaande vraag, maar uiteindelijk mag iedereen natuurlijk zelf zijn of haar antwoord op de vraag verzinnen. Neem er wel de tijd voor, want anders zou je het op zijn minst intrigerende Narrow van Soap & Skin wel eens te kort kunnen doen. Erwin Zijleman
13 februari 2012
Ciara Sidine - Shadow Road Shining
Ciara Sidine is een Ierse singer-songwriter die tot dusver haar geld verdient met het uitgeven van boeken. Voor deze baan kan ze wat mij betreft onmiddellijk op zoek naar een vervanger, want met haar debuut Shadow Road Shining levert Ciara Sidine een grootse singer-songwriter plaat af die naar veel en veel meer smaakt. Het belangrijkste wapen van de Ierse is ongetwijfeld haar krachtige en soulvolle stem. Het is een stem die in meerdere genres uit de voeten kan en inmiddels is vergeleken met die van zo ongeveer alle grootheden uit de Amerikaanse rootsmuziek (van Lucinda Williams tot Emmylou Harris) en Ierse folkmuziek (van Eleanor McEvoy tot Mary Black). Persoonlijk vind ik de stem van Ciara Sidine overigens vooral lijken op die van Maria McKee; ook zeker een vergelijking waar je mee weg kunt komen als debuterend singer-songwriter. Shadow Road Shining valt niet alleen op door de geweldige vocalen van Ciara Sidine. De Ierse singer-songwriter heeft voor haar debuut een beroep kunnen doen op een aantal zeer ervaren Ierse muzikanten, die haar songs voorzien van een mooi, warm en stemmig klankentapijt. Invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek en met name de folk en country spelen een belangrijke rol op Shadow Road Shining, maar ook invloeden uit de Ierse volksmuziek hebben hier en daar hun weg gevonden in het gloedvolle geluid van Ciara Sidine. De Ierse beschikt over een krachtig stemgeluid met een lichte snik en is niet bang om flink uit te halen. Dat gaat me normaal gesproken snel tegenstaan, maar bij Ciara Sidine komen de emotievolle vocalen uit het hart en is iedere noot raak. De indringende verhalen die Ciara Sidine vertelt ontroeren daarom steeds dieper en haar songs winnen alleen maar aan kracht. Shadow Road Shining is een ambachtelijk gemaakte plaat die geen enkele poging doet om de authentiek klinkende rootsmuziek te voorzien van eigentijdse elementen. Dat maakt de kans op een breed publiek wat kleiner, maar vergroot de impact die de plaat heeft op de liefhebbers van pure Amerikaanse rootsmuziek (met hier en daar een Iers tintje). Shadow Road Shining doet me om meerdere redenen denken aan het briljante You Gotta Sin To Get Saved van Maria McKee uit 1993. Dat is een plaat die ik zeker mee zou nemen naar een onbewoond eiland. Zover is Shadow Road Shining van Ciara Sidine nog niet, maar omdat de plaat voorlopig maar blijft groeien sluit ik een plekje in het koffertje zeker nog niet uit. Erwin Zijleman
12 februari 2012
I.M. Whitney Houston (1963-2012)
Laat ik voorop stellen dat ik nooit iets heb gehad met de muziek van Whitney Houston. De muziek waarmee ze halverwege de jaren 80 doorbrak naar een wereldwijd publiek was zo glad als een aal en bovendien ben ik allergisch voor zangeressen die in iedere noot een paar stembuigingen verstoppen en hier was Whitney Houston een ware meester in. Desondanks had ik wel waardering voor Whitney Houston en rekende ik haar tot de grote soulzangeressen van de jaren 80 en 90. Ik heb ooit wel eens een Whitney Houston cd gekocht. Deze liet ik uit schaamte verzegelen in de platenzaak waar ik hem kocht, waarbij ik waarschijnlijk mompelde dat hij voor mijn kleine nichtje was. Op deze cd, Whitney uit 1987 (waarvan er overigens een slordige tien miljoen werden verkocht), staan een paar draken van ballads, een paar vlotte uptempo songs, maar ook een paar songs waarin Whitney Houston wat meer ruimte kreeg en liet horen wat ze in huis had. Die ruimte kreeg Whitney Houston helaas bijna nooit. Niet van haar platenmaatschappij die het commerciële succes tot de laatste druppel uitmolk, niet van haar producers die haar altijd in het gladde keurslijf dwongen en niet van haar man, de gewelddadige egotripper en nietskunner Bobby Brown (die in vocaal en muzikaal opzicht niet in de schaduw kon staan van zijn beroemde echtgenote en dat compenseerde met zijn vuisten). Wat je dan nog over houdt zijn de trouwe fans, maar ook hiermee had Whitney Houston geen geluk. Toen ze er gedurende de jaren 90 niet in slaagde om de overstap naar de dance muziek te maken, waren de meeste fans haar heel snel vergeten en toen ze het afgelopen decennium een paar maal een comeback probeerde te maken, werd ze in de meeste zalen van het podium gefloten. Wat een verschil met het onthaal dat een niets meer presterende Elvis kreeg toen hij in zijn laatste jaren hijgend en puffend het podium in Las Vegas beklom in zijn te strak zittende witte pak. Een muzikale held ben je tegenwoordig kennelijk niet meer voor eeuwig, maar hooguit voor een paar jaar. Ik zal Whitney uit 1987 vandaag niet opzetten, maar ga eens op YouTube speuren naar opnamen waarin Whitney Houston liet horen wat een geweldige zangeres ze was. In de tussentijd zingt Whitney daarboven waarschijnlijk een duetje met Sam Cooke, Otis Redding of Marvin Gaye en krijgt ze het applaus dat ze ook de afgelopen jaren zo had verdiend. Erwin Zijleman
The Secret Love Parade - Mary Looking Ready
Het Nederlandse label Snowstar Records is bezig met een indrukwekkende reeks platen. Dat begon vorig jaar met de hele mooie platen van Lost Bear en I Am Oak en kreeg aan het begin van dit jaar een prachtig vervolg met het wonderschone Owls van LUIK. Ook de nieuwste release van het label mag er weer zijn. Sterker nog, ik was na één keer horen smoorverliefd op Mary Looking Ready van The Secret Love Parade. Mary Looking Ready is de tweede plaat van het vrouwelijke duo uit Amsterdam. Het debuut deed het naar verluid goed in Japan en Zuid-Korea, maar nu is de rest van de wereld aan de beurt als je het mij vraagt. The Secret Love Parade maakt op Mary Looking Ready nagenoeg onweerstaanbare elektropop, die de zon onmiddellijk laat schijnen. De combinatie van vol klinkende synths, stuurse ritmeboxen, eigenwijze gitaarloopjes en de mooie vrouwenstemmen van Aino en Janna, neemt je in eerste instantie vooral mee terug naar de jaren 80, maar wanneer je de plaat vaker hoort, merk je dat The Secret Love Parade ook moeiteloos invloeden uit de 60s, 70s, 90s, 00s en het heden meeneemt in haar betoverende muziek. De elektropop van The Secret Love Parade is zo zwoel en luchtig dat de plaat je binnen de kortste keren heeft veroverd, maar de verleidingskracht van de plaat neemt vervolgens alleen maar toe. Bij beluistering van Mary Looking Ready moest ik aan van alles en nog wat denken. In eerste instantie vooral aan Bananarama in haar meest alternatieve dagen of aan inmiddels obscure 80s singles als die van Jona Lewie en Barbara Gaskin, maar dat zijn geen vergelijkingen die heel lang stand houden. Hetzelfde geldt eigenlijk voor alle andere vergelijkingen, variërend van de new wave van de Tom Tom Club en de dreampop van Lush tot de Scandinavische elektropop van Fever Ray of de lentepop van Belle & Sebastian (en zo kan ik nog talloze andere uiteindelijk niet relevante namen noemen). Dat heeft vooral te maken met het feit dat de muziek van The Secret Love Parade complexer en veelkleuriger is dan je bij eerste beluistering zult ervaren. In eerste instantie domineren de frisse en zonnige perfecte popliedjes en pas veel later krijg je oor voor de avontuurlijke songstructuren en alle geniale vondsten die in de muziek van het Amsterdamse duo zijn verwerkt. Mary Looking Ready is een aanstekelijk en vrijwel onweerstaanbaar lenteplaatje met inhoud waarop je, net als ik, eigenlijk alleen maar heel erg verliefd kunt worden. Dat de plaat op Valentijnsdag verschijnt kan dan ook geen toeval zijn. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de constatering dat Snowstar Records weer een voltreffer heeft afgeleverd. Erwin Zijleman
10 februari 2012
Exile Parade - Hit The Zoo
Een week of twee geleden was er al het uitstekende debuut van Tribes en nu is het de beurt aan een ander stel Britse jonge honden. Exile Parade maakt geen geheim van haar belangrijkste inspiratiebron. Het debuut van de band, Hit The Zoo, heeft zich naar eigen zeggen voornamelijk laten inspireren door What’s The Story Morning Glory van Oasis, wiens gitarist Bonehead de band een paar jaar geleden al ontdekte. Dat de leden van Exile Parade goed hebben geluisterd naar de beste plaat van Oasis is af en toe wel te horen, maar ik hoor gelukkig veel en veel meer. Hit The Zoo klinkt als een omgevallen platenkast en citeert op eigenzinnige wijze uit het werk van onder andere The Stooges, The Stone Roses, The Who, The Kinks, The Sex Pistols, The Verve, T. Rex, Guns ’n Roses, Primal Scream, Placebo, U2 en .. vooruit .. Oasis. Hit The Zoo bevat 11 geweldige rocksongs, waarvan een groot aantal klaar is voor de zomerfestivals. De muziek van Exile Parade is de ene keer rauw en direct, maar de band pakt ook regelmatig uit met complexere tracks vol invloeden uit de psychedelica. Exile Parade grossiert op Hit The Zoo in compromisloze en behoorlijke stevige tracks vol galmende gitaren en stevig aangezette vocalen, maar ook van een meezinger met stadionpretenties is de band niet vies. Hit The Zoo van Exile Parade is een plaat die bijna overloopt van ambitie en grandeur, maar het is ook een plaat die de liefhebber van meer eigenzinnige rockmuziek wat te bieden heeft. Het contrast tussen de rauwe en lastig te doorgronden songs en de makkelijk in het gehoor liggende tracks geven Hit The Zoo flink wat dynamiek, wat nog eens wordt versterkt door de fraaie productie van Owen Morris (Oasis, The Verve) en Marco Migliari (Sigur Ros). Exile Parade weet niet alleen 11 tracks lang te overtuigen, maar weet minstens net zo lang te verrassen. Wanneer je alle kleuren en smaken van de kauwgombal die Hit The Zoo heet wel denkt te kennen, verrast de band in de afsluitende track nog eens met een elektronisch klankentapijt en een bijna beangstigende sfeer waarop Underworld zo lang het patent had. Het geeft Hit The Zoo nog net wat meer zeggingskracht en allure. Ik begrijp er persoonlijk geen snars van dat Exile Parade inmiddels al een jaar of 4 bezig is met doorbreken en dat dat tot dusver niet echt opschoot. Met een plaat als Hit The Zoo in de achterzak moet het doorbreken naar een heel breed publiek echter een eitje zijn. In weken waarin iedereen vooral bezig is met het voorspellen van het weer, waag ik me aan een veel makkelijkere voorspelling: de zomer van 2012 wordt de zomer van Exile Parade. Iedereen die alvast een voorschotje wil nemen op deze zomer haalt nu alvast Hit The Zoo in huis. Erwin Zijleman
09 februari 2012
Julian Sas - Bound To Roll
Ik weet niet waar het aan ligt, maar op een of andere manier vind ik bluesrock eigenlijk altijd wel lekker klinken, maar bijna nooit echt bijzonder. Dat gold in eerste instantie ook voor Bound To Roll van Julian Sas, maar na een paar keer horen begin ik toch behoorlijk verknocht te raken aan deze plaat. Julian Sas kende ik tot voor kort eigenlijk alleen maar van naam en eerlijk gezegd dacht ik dat het een Amerikaanse hardrockgitarist was. Dat blijkt zeker niet het geval. Julian Sas is een bluesmuzikant van eigen bodem, die al jaren een trouwe schare fans heeft en zo ongeveer iedere kleinere concertzaal in Nederland al minstens één keer heeft plat gespeeld. Het is niet heel moeilijk om je dat voor te stellen wanneer je Bound To Roll hoort, want wat klinkt deze plaat lekker. Julian Sas maakt onvervalste bluesrock die naadloos aansluit bij alles wat dit genre de afgelopen decennia heeft opgeleverd. De ritmesectie legt een moddervette basis, het Hammond orgeltje zet de lijnen uit en Julian Sas mag het afmaken met zijn rauwe stem en zijn veelzijdige gitaarspel, dat zowel ruimte biedt aan meedogenloze riffs (die de basis vormden voor vele klassiekers uit de geschiedenis van de rockmuziek) als aan lange en melodieuze solo’s. De plaat bestaat uit 10 eigen tracks en vertolkingen van Dylan’s Highway 61 Revisited, het van Humble Pie bekende 30 Days In The Hole en Rory Gallagher’s Shadow Play. Heel vernieuwend is de muziek van Julian Sas misschien niet, maar de bluesrock van dit bluesmonster van eigen bodem is behoorlijk trefzeker. De band klinkt als een goed geoliede machine, het gitaarwerk is fantastisch en ook in de niet makkelijke covers blijft Julian Sas met gemak overeind. In een aantal meer ingetogen tracks verlegt Sas voorzichtig de bakens, maar hij is toch het best op dreef als de gitaren mogen scheuren. Vergelijkingsmateriaal is er door de strakke kaders van het genre in overvloed, maar wanneer ik de namen Jimi Hendrix, Rory Gallagher, Gary Moore, Robert Cray en Walter Trout er uit pik zal duidelijk zijn dat Julian Sas op Bound To Roll niet in de marge opereert. Ik kan hier nog wel wat pluimen aan toe voegen, maar bluesrock blijft toch muziek waarover je niet moet kletsen maar die je moet ondergaan. Doe dit met Bound To Roll van Julian Sas en je gaat een heerlijk uurtje tegemoet, dat al snel naar veel meer smaakt. Erwin Zijleman
08 februari 2012
Sharon Van Etten - Tramp
De Amerikaanse singer-songwriter Sharon Van Etten debuteerde bijna drie jaar geleden met de behoorlijk ingetogen folkplaat Because I Was In Love. De sobere folkliedjes op de plaat bleken uiteindelijk over heel veel groeipotentie te beschikken, maar zoveel tijd kreeg het wat Spartaans aandoende debuut van de Amerikaanse (met Nederlandse voorouders) helaas niet. Van Etten sloeg in 2010 terug met het veel voller klinkende Epic; een plaat die wel kon rekenen op positieve recensies en ook op deze BLOG zeer warm werd onthaald. Op basis van Epic gunde ik Sharon Van Etten al een plekje tussen de betere vrouwelijke singer-songwriters van het moment en dit plekje dwingt ze definitief af met haar derde plaat, Tramp. Tramp klinkt nog veel volwassener en krachtiger dan zijn voorganger en laat horen dat Sharon Van Etten binnen het koninkrijk der vrouwelijke singer-songwriters een opvallend breed palet kan bestrijken. Tramp bevat een aantal rauwe songs die net zo goed van de hand van een jonge PJ Harvey hadden kunnen zijn, maar ook voor de wat meer ingetogen songs met invloeden uit de folk en de country ben je bij de Amerikaanse aan het juiste adres. Sharon Van Etten beschikt over een hele mooie stem die zowel lieflijk als rauw kan klinken. Het is direct het sterkste wapen van de Amerikaanse, al hebben ook haar vaardigheden als songwriter de afgelopen twee jaar enorm aan kracht gewonnen. Tramp valt niet alleen op door een mooie stem en sterke songs. Ook de productie en instrumentatie zijn van hoog niveau, wat de verdienste is van The National voorman Aaron Dessner, die de plaat samen met Van Etten produceerde, en een imposant legertje gastmuzikanten onder wie The Walkmen’s Matt Barrick, Doveman, Zach Condon (Beirut), Jenn Wasner (Wye Oak) en Julianna Barwick. De combinatie van sterke songs, een overtuigende stem en een trefzekere instrumentatie en productie maken van Tramp een plaat waarop de concurrentie zich zo maar stuk zou kunnen bijten. Op Tramp evenaart Sharon Van Etten immers het niveau van de top van het segment en lijkt ze afwisselend op PJ Harvey, Neko Case, Cat Power en Rachael Yamagata, al is ze door haar veelzijdigheid en eigenzinnigheid uiteindelijk toch vooral zichzelf. Of Sharon Van Etten op basis van haar derde plaat gaat doorbreken naar een breder publiek moeten we nog maar afwachten, maar Tramp is hier zeker goed genoeg voor. PJ Harvey maakte met Let England Shake volgens velen de beste plaat van 2011, maar ik had persoonlijk liever een andere plaat van haar gehoord. Sharon Van Etten heeft deze plaat gemaakt. Erwin Zijleman
07 februari 2012
Radio Carver - Wrecking Ball
Bij Wrecking Ball dacht ik tot voor kort alleen maar aan de legendarische plaat van Emmylou Harris uit 1995. Een paar weken geleden kwam daar de aankondiging van de nieuwe Springsteen plaat bij en deze week meldde ook de Belgische band Radio Carver zich met een plaat die de titel Wrecking Ball heeft gekregen. Deze plaat verscheen overigens al in November, dus de Belgen waren Springsteen ruim voor. Een wrecking ball is een sloopkogel en zo kwam de plaat van Emmylou Harris al weer bijna 17 jaar geleden ook aan. Hoe het zit met de nieuwe Springsteen plaat weten we pas in de eerste week van maart, maar de sloopkogel van het uit Antwerpen afkomstige Radio Carver mist zijn uitwerking zeker niet. Radio Carver is de band rond singer-songwriter Koen De Roovere en opereert naar eigen zeggen in het hokje alt-country. Dat hokje past nog prima in de track waarmee de plaat opent. Don’t Count The Tears neemt je even meer terug naar de hoogtijdagen van Whiskeytown, zeker wanneer zangeres Eva De Bie opduikt voor hemeltergend mooie achtergrondzang. Op de rest van de plaat blijkt Radio Carver in een veel breder hokje uit de voeten te kunnen. Een aantal tracks gaat meer de kant op van een op stoom geraakte Neil Young bijgestaan door zijn Crazy Horse en rockt stevig, terwijl een aantal andere tracks raken aan Dylan of zelfs Springsteen op een ingetogen dag. Hier blijft het zeker niet bij. Radio Carver doet op Wrecking Ball ook wel wat denken aan de donkere en stemmige klanken van een band als Tindersticks of landgenoten als Admiral Freebee en Sukilove en gaat uiteindelijk zelfs het serveren van een portie dampende funk niet uit de weg. De hoofdschotel bestaat echter voornamelijk uit Amerikaanse rootsmuziek en in dit segment moet Radio Carver concurreren met tientallen geweldige bands. Dat zal niet meevallen, maar kansloos is Radio Carver zeker niet. Wrecking Ball klinkt om te beginnen geweldig. Ik heb me zelf beperkt tot de digitale download in hoge kwaliteit, maar de plaat is ook verkrijgbaar op vinyl en dat moest haast wel fantastisch klinken. Naast het goede geluid zijn er de tijdloze songs met zo af en toe een onverwacht uitstapje, het prachtige gitaarwerk, de smaakvolle muzikale accenten en de al eerder genoemde vocalen van Koen De Roovere en Eva De Bie, die je keer op keer betoveren en elkaar naar grote hoogten tillen. Door al deze factoren komt Radio Carver steeds opnieuw uit de speakers en verdringt het de platen van de moordende concurrentie. Wrecking Ball van Radio Carver is niet direct vernieuwend, maar op een of andere manier toch anders dan de standaard rootsplaten. De negen songs op de plaat liggen heerlijk in het gehoor en worden voorlopig alleen maar beter. Als de wrecking ball van Springsteen in de buurt komt van die van Radio Carver, ben ik tevreden. Ik durf dit daarom best een droomdebuut te noemen, dus ga dit horen, in bits en bytes of vanaf ouderwets vinyl. Erwin Zijleman
Wrecking Ball van Radio Carver ligt in Nederland helaas nog niet in de winkel. Voor slechts 9 euro koop je op de Bandcamp pagina van de band echter een digitale editie van het album in een prima geluidskwaliteit, zie http://radiocarver.bandcamp.com/album/wrecking-ball. Voor de versie op vinyl verwijs ik je naar de Contact knop op deze pagina.
Wrecking Ball van Radio Carver ligt in Nederland helaas nog niet in de winkel. Voor slechts 9 euro koop je op de Bandcamp pagina van de band echter een digitale editie van het album in een prima geluidskwaliteit, zie http://radiocarver.bandcamp.com/album/wrecking-ball. Voor de versie op vinyl verwijs ik je naar de Contact knop op deze pagina.
06 februari 2012
Nada Surf - The Stars Are Indifferent To Astronomy
Volgens het wekelijkse krantje dat mijn kinderen lezen is het toppunt van ongeluk een eendagsvlieg die zijn dag niet heeft. Dat is inderdaad triest, maar de eendagsvliegen in de popmuziek hebben het volgens mij nog veel zwaarder, zeker wanneer dit plakkertje ten onrechte is opgeplakt. Nada Surf zal waarschijnlijk voor altijd de band van de single Popular zijn, maar met de benaming eendagsvlieg (of "one hit wonder") doe je de band uit New York als je het mij vraagt heel veel te kort. Popular, afkomstig van het debuut van de band uit 1996 (High/Low), was inderdaad een briljante single, maar Nada Surf heeft sindsdien veel meer muziek gemaakt die er toe doet. De eerste twee platen van de New Yorkers vielen als geheel nog wat tegen, maar Let Go uit 2002, The Weight Is A Gift uit 2005 en Lucky uit 2008 kunnen wat mij betreft de boeken in als platen waarop eigenlijk niets was aan te werken, terwijl het twee jaar geleden verschenen If I Had A Hi-Fi een stuk leuker was dan de gemiddelde tegenwoordig bijna verplichte plaat met louter covers. Ook met het begin dit jaar verschenen The Stars Are Indifferent To Astronomy laat Nada Surf weer horen dat het nog altijd moet worden gerekend tot de beste gitaarbands die de VS rijk is. Ook op haar nieuwe plaat klinkt Nada Surf weer als het beste van The Kinks, Cheap Trick, The Cars, The Replacements, Hüsker Dü, Big Star, R.E.M., Pixies en Weezer, om maar eens een aantal grote namen te noemen. The Stars Are Indifferent To Astronomy staat vol met volstrekt onweerstaanbare rocksongs die zijn beïnvloedt door Britse poprock uit de jaren 60, new wave uit de jaren 70, powerpop en American Underground uit de jaren 80 en indierock en punkpop uit de jaren 90. Een aantal songs zijn behoorlijk stevig met licht vervormde gitaren, maar hiertegenover staan een aantal wat meer ingetogen en bijzonder melodieuze songs. Het klinkt allemaal direct vertrouwd in de oren, maar het zijn zeker geen songs die je terzijde schuift omdat je het allemaal al eens eerder gehoord hebt. Dat Nada Surf de kunst van het schrijven van perfecte popliedjes tot in de puntje beheerst weet ik al sinds het debuut van de band, maar nog niet eerder klonk het allemaal zo lekker als op The Stars Are Indifferent To Astronomy. De nieuwe van Nada Surf is een tijdloze plaat vol muziek die de zon doet schijnen, ook al vriest het dat het kraakt. Prachtige koortjes, honingzoete refreinen, aanstekelijke gitaarloopjes en melodieen om van te watertanden; alles op deze plaat klopt. Dat is niet alleen razend knap, maar ook nog eens onweerstaanbaar lekker. Niet slecht voor de eendagsvlieg die velen nog steeds in Nada Surf zien. De ware liefhebber kiest overigens voor de luxe versie van de plaat en krijgt een bonus-cd met 5 akoestische versies van songs van de plaat cadeau. Erwin Zijleman
05 februari 2012
Radical Face - Family Tree Presents ... The Roots
Een lezer van deze BLOG wees me onlangs op een onbetwiste jaarlijstjesplaat die ik had laten liggen: Family Tree Presents ... The Roots van Radical Face. Na beluistering van de plaat kan ik alleen maar concluderen dat deze lezer gelijk had. Ik kan bovendien concluderen dat het missen van de plaat vorig jaar een geluk bij een ongeluk is geweest, want deze maand ligt de plaat in een werkelijk prachtig verpakte nieuwe uitgave in de winkel, compleet met boek. Radical Face is een project van de Amerikaan Ben Cooper, die in het verleden al hele mooie dingen deed met Electric President (de drie platen van de band zijn stuk voor stuk aanraders voor de liefhebbers van ingetogen popmuziek waarin akoestische en elektronische klanken worden geïntegreerd). Het debuut van Radical Face, Ghost, intrigeerde me vijf jaar geleden ook al enorm en heb ik vaak gedraaid, maar desondanks was ik Radical Face helemaal vergeten en is Family Tree Presents ... The Roots mij in eerste instantie ontgaan (mede omdat de plaat tot dusver niet in Nederland is uitgebracht). The Roots is het eerste deel van het uiteindelijk uit drie delen bestaande Family Presents; een conceptplaat over het wel en wee van een fictieve Amerikaanse familie rond 1800. De plaat staat vol met ingetogen folkmuziek die zich nergens aan de conventies van de ingetogen folkmuziek houdt. Radical Face maakt op haar tweede plaat muziek die associaties oproept met die van onder andere Sufjan Stevens, Bon Iver, Elliott Smith en Sparklehorse, maar echt overtuigende vergelijkingen zijn het geen van allen. Waar Ben Cooper zich in het verleden altijd liet verleiden tot het combineren van akoestische en elektronische klanken, beperkt hij zich dit keer tot de eerste; op zich ook wel logisch als je een verhaal vertelt dat in 1800 speelt. Het geluid op het eerste deel van The Family Tree Presents wordt bepaald door akoestische gitaren, hier en daar wat strijkers, in tempo wisselende percussie en vooral door prachtige pianoklanken. Het levert muziek van een hier en daar bijna onwerkelijke schoonheid op, die goed past bij de ingetogen vocalen van Ben Cooper en de bijna hemelse achtergrondkoortjes die zijn toegevoegd. Ondanks de beperkte middelen zijn het zeker geen sobere folksongs die Radical Face ons voorschotelt, maar prachtige popliedjes die overlopen van (door de percussie en piano aangebrachte) dynamiek en stuk voor stuk uit meerdere lagen bestaan en hierdoor steeds weer andere dingen laten horen. Met name de songs waarin de pianoklanken breed uitwaaien zijn zo verschrikkelijk mooi dat het bijna pijn doet. Dat Family Tree Presents ... The Roots van Radical Face behoort tot de mooiste platen van 2011 staat voor mij inmiddels als een paal boven water. Dat de plaat dit kunstje in 2012 zal herhalen ook. En dan hebben we ook nog eens twee volgende delen in deze serie te goed. Crisis! What Crisis? Erwin Zijleman
03 februari 2012
Mark Lanegan Band - Blues Funeral
De Amerikaanse muzikant Mark Lanegan heeft de afgelopen 25 jaar een behoorlijk imposant oeuvre opgebouwd. Lanegan maakte een zevental geweldige platen met de legendarische rockband Screaming Trees, nam een plaat op met The Queens Of The Stone Age (Songs For The Deaf), maakte samen met Afghan Whigs voorman Greg Dulli een plaat als The Gutter Twins, nam een elektronische plaat op met Soulsavers, imponeerde op twee prachtige platen met Belle And Sebastian's Isobel Campbell en bracht ook nog eens zes soloplaten van hoog niveau uit. De laatste hiervan, Bubblegum uit 2004, was de eerste van de Mark Lanegan band en deze krijgt nu eindelijk een vervolg. Ook op Blues Funeral prijkt de naam Mark Lanegan Band, maar net als op Bubblegum is Lanegan zelf de enige constante factor. De gastenlijst is dit keer wat minder imposant dan op de voorganger, maar Lanegan hoeft zich niet te schamen voor de aanwezigheid van de al eerder genoemde Greg Dulli en QOTSA-voorman Josh Homme. Blues Funeral opent met een track die je van Mark Lanegan verwacht. The Gravedigger’s Song grijpt je meteen bij de strot met donkere en dreigende klanken, uithalende gitaren, loodzware bassen en drums en uiteraard de rauwe en doorleefde stem van Lanegan. Het is de mix van blues, gospel en rock die we van Mark Lanegan kennen en in een aantal tracks op de plaat terug horen. Blues Funeral laat echter ook een andere Mark Lanegan horen. In flink wat tracks wordt stevig uitgepakt met elektronica en verrijkt Lanegan zijn rauwe gospelbluesrock met invloeden uit de synthpop, glamrock en de muziek die hij met Soulsavers maakte. Ik vrees dat niet iedereen hier blij mee zal zijn, maar persoonlijk bevallen de uitstapjes van Mark Lanegan richting elektronische muziek me wel, al is het maar omdat ook deze uitstapjes vol zitten met invloeden uit de blues, geweldig gitaarwerk en fantastische vocalen. Het doet af en toe wel wat denken aan de muziek die Marc Almond maakte in zijn beste jaren en de muziek zoals die door Gavin Friday wordt gemaakt, al is de muziek van Mark Lanegan nog wel wat zwaarder en steviger en neigt deze gelukkig ook nog steeds naar die van Nick Cave en andere vertolkers van de songs van de nacht. Blues Funeral is even wennen en heel af en toe net wat te lichtvoetig, maar als geheel weet de plaat toch weer zeer te overtuigen; net als alle hierboven genoemde andere platen waaraan Mark Lanegan zijn naam heeft verbonden. Neem de titel van de plaat daarom niet te letterlijk, want ook de blues van Mark Lanegan is op Blues Funeral nog springlevend en weer van hoog niveau. Erwin Zijleman
02 februari 2012
Cate Le Bon - Cyrk
Cate Le Bon (geen familie van Duran Duran zanger Simon Le Bon) is een jonge singer-songwriter uit Wales, die een paar jaar geleden een opvallend debuut (Me Oh My uit 2009) afleverde, maar pas echt indruk maakt met haar tweede plaat, het onlangs verschenen Cyrk. De muziek van Cate Le Bon is zeker niet alledaags. Haar mix van oude folk, psychedelica, lo-fi, psych-folk en Krautrock klinkt als Nico geproduceerd door Syd Barrett, als PJ Harvey die met een tijdmachine is afgereisd naar de hoogtijdagen van de Krautrock of als Sandy Denny die verstrikt is geraakt in het web van Devendra Banhart. Cyrk staat vol met gruizige en vaak wat rammelende popliedjes met inventieve gitaarlijnen, een drammerig orgeltje, spaarzame maar trefzekere accenten van andere instrumenten en de bijna pastoraal aandoende vocalen van de singer-songwriter uit Wales. Het is muziek die met een beetje fantasie uit de jaren 60 had kunnen stammen, al kan alle eigenzinnigheid die er in is te horen alleen maar uit het heden komen. Bij oppervlakkige beluistering blijft de muziek van Cate Le Bon op Cyrk niet echt hangen, maar wanneer je de tijd neemt voor deze plaat openbaart zich een prachtig dromerig geluid dat een bijna hypnotiserende uitwerking heeft. De stem van Cate Le Bon heeft wel iets van die van Nico, maar is wel een stuk toegankelijker en aangenamer en wint bovendien aan kracht wanneer je eenmaal gewend bent aan de op het eerste gehoor lastig te doorgronden muziek. Cyrk doet me af en toe wel wat denken aan de meest eigenzinnige platen van het ook uit Wales afkomstige Super Furry Animals, maar gaat hiernaast net zo makkelijk terug naar de Britse folk uit de jaren 70, de eerste platen van The Velvet Underground of de Berlijnse trilogie van David Bowie. Beluister het ruime half uur muziek van Cate Le Bon bij voorkeur meerdere keren achter elkaar. Dan immers merk je dat de avontuurlijke popliedjes één voor één opstaan en de impact krijgen die bij eerste beluistering is uitgebleven. Een groot publiek zal Cate Le Bon met Cyrk niet weten te bereiken, maar voor de fijnproever die niet vies is van wat experimenteerdrift is dit echt een plaatje om in te lijsten. Erwin Zijleman
01 februari 2012
Kathleen Edwards - Voyageur
Sinds haar prachtige debuut Failer uit 2003 ben ik een groot fan van de Canadese singer-songwriter Kathleen Edwards. Omdat de platen die volgden (Back To Me uit 2005 en Asking For Flowers uit 2008) bijna net zo mooi waren als het vrijwel onbereikbare debuut, waren mijn verwachtingen met betrekking tot de vierde studioplaat van de Canadese na vier lange jaren wachten hooggespannen. Voyageur wordt tot dusver niet bepaald warm onthaald. Met name op de sites die zich specialiseren op Amerikaanse rootsmuziek, wordt de nieuwe plaat van Kathleen Edwards keihard onderuit gehaald en haar nieuwe producer neergesabeld. Edwards zou haar vaderland en haar genre hebben verloochend en is hier en daar al als Judas bestempeld (en dat anno 2012). Op Voyageur werkt Kathleen Edwards nauw samen met Justin Vernon, die we beter kennen als Bon Iver. Dat deze intieme samenwerking zich niet tot de studio heeft beperkt maar inmiddels tot de lakens reikt, wordt in de pers breed uitgemeten, maar is voor de beoordeling van Voyageur absoluut niet relevant. Ik heb Voyageur inmiddels vele malen gehoord en begrijp niet wat er mis is met de plaat. Sterker nog, ik vind Voyageur een hele mooie plaat, die prachtig past in het oeuvre van Kathleen Edwards. Vergeleken met de vorige platen klinkt Voyageur hooguit wat voller en wat minder traditioneel, maar de bewering dat Kathleen Edwards commerciële uitverkoop heeft gehouden is nergens op gebaseerd en wat mij betreft grote onzin. De meeste songs op Voyageur zijn stemmige alt-country songs waarin de sobere maar bijzonder sfeervolle instrumentatie volledig in dienst staat van de prachtige vocalen van Kathleen Edwards; als je het mij vraagt een van de mooiste stemmen in het genre. In de meeste songs is de productionele hand van Bon Iver zichtbaar of beter gezegd hoorbaar. Voor Kathleen Edwards begrippen klinkt Voyageur daarom behoorlijk vol, maar van overdaad is vrijwel nergens sprake. Hooguit in de wat stevigere songs schuift Kathleen Edwards misschien net iets teveel op richting de radiovriendelijke pop van Sheryll Crow, maar ook in deze songs behoudt Kathleen Edwards haar eigen identiteit en zeggingskracht. Hoewel Voyageur in tekstueel opzicht een breakup plaat kan worden genoemd, is het in muzikaal opzicht een heerlijk dromerige plaat met een vaak wat atmosferisch geluid, dat complexer en eigenzinniger is dan je op het eerste gehoor zult vermoeden. Dat de echte alt-country puristen het niks vinden kan ik me nog wel voorstellen, maar verder mag niemand zich ook maar iets aantrekken van de felle en negatieve recensies waarmee Voyageur tot dusver wordt onthaald. Luister gewoon zelf en de kans is groot dat je Voyageur zult omarmen als het volgende hoogtepunt in het inmiddels vierkoppige en prachtige oeuvre van Kathleen Edwards. Erwin Zijleman