De vijver met jonge vrouwelijke singer-songwriters met een zwak voor Nashville countrypop zit overvol, maar deze Britse muzikante springt er voor mij net wat uit
Wherever I Go van Frankie Davies klinkt op het eerste gehoor als een typische exponent van de Nashville countrypop, maar het klinkt uiteindelijk toch net wat minder braaf, wat traditioneler en tegelijkertijd wat lichtvoetiger. Frankie Davies komt dan ook niet uit Nashville, maar van het Britse eiland Jersey, waar de liefde voor de traditionele Amerikaanse countrymuziek kennelijk ook intens kan zijn. Frankie Davies kleurt veel binnen de lijntjes, maar als ze er buiten kleurt hoor ik de belofte (en een vleugje Jewel in haar jonge jaren).
Als ik had kunnen wedden op de thuisbasis van Frankie Davies, had ik waarschijnlijk flink wat geld op Nashville gezet. Op Wherever I Go, het debuut van deze Frankie Davies, hoor je immers precies wat momenteel hot is in de Amerikaanse hoofdstad van de country.
Wherever I Go staat vol met lekker in het gehoor liggende en over het algemeen lichtvoetige countrypopliedjes, maar Frankie Davies heeft ook respect voor de tradities van de traditionele countrymuziek en durft hier en daar buiten de lijntjes te kleuren, bijvoorbeeld door te kiezen voor een net wat stevigere song of juist een meer ingetogen song of een song met net meer dan een randje pop. Verder is de jonge zangeres natuurlijk voorzien van een stem die gemaakt lijkt voor dit genre en beschikt ze over de looks om ook in commercieel opzicht interessant te zijn.
Het is overigens maar goed dat ik niet kon wedden op de thuisbasis van Frankie Davies, want de jonge singer-songwriter is afkomstig van het Britse eiland Jersey, op een Britse website fraai omschreven als “think Hawaii with clotted cream and delicious potatoes”. Het is een thuisbasis die we direct weer kunnen vergeten, want de muziek van Frankie Davies ademt Amerikaanse countrymuziek.
De Britse singer-songwriter sluit hiermee zowel aan op de Nashville countrypop van het moment als op de country uit vervlogen tijden. Als ik zoek naar vergelijkingsmateriaal hoor ik wat van Jewel, wat van Ashley Monroe en in de stevigere tracks iets van Miranda Lambert, maar Frankie Davies heeft ook een herkenbaar eigen geluid.
Het is een geluid dat fraai is ingekleurd door een stel prima muzikanten, die precies weten hoe Amerikaanse countrymuziek in 2018 moet klinken. Ze voegen vervolgens wel wat eigen accenten toe aan het geluid van Frankie Davies, bijvoorbeeld door gitaarlijnen te stapelen of de pedal steel net wat eenzamer te laten huilen.
Het kleurt allemaal bijzonder fraai bij de stem van Frankie Davies, die net als haar muziek is geworteld in de Amerikaanse countrymuziek. Je kunt goed horen dat Frankie Davies in haar jeugd vooral luisterde naar Amerikaanse countrymuziek en niet naar Britse pop, want Wherever I Go klinkt geen moment Brits.
Frankie Davies heeft natuurlijk de pech dat jonge vrouwelijke singer-songwriters momenteel niet aan te slepen zijn in de Nashville countrypop, waardoor de concurrentie moordend is, maar op een of andere manier bevalt Wherever I Go me net wat beter dan de platen van de meeste soortgenoten van Frankie Davis. Ze zingt net wat beter, klinkt in muzikaal opzicht wat minder braaf, durft gas terug te nemen of gas te geven en de songs liggen erg lekker in het gehoor. Kortom, ik hoor wel flink wat belofte op deze plaat. Ik benieuwd of Frankie Davies deze belofte waar gaat maken. Erwin Zijleman
Wherever I Go van Frankie Davies is verkrijgbaar via haar eigen webshop: https://www.frankiedavies.co.uk/merch/.
31 oktober 2018
30 oktober 2018
Tess Parks & Anton Newcombe - Tess Parks & Anton Newcombe
Tess Parks stak vijf jaar geleden Mazzy Star al naar de kroon op haar debuut en doet dat op de tweede plaat met Anton Newcombe nog wat overtuigender
Mazzy Star reken ik tot mijn favoriete bands en omdat de band verre van productief is, was ik de afgelopen jaren heel blij met de soloplaat van Tess Parks en met de plaat die ze maakte met Anton Newcombe. Het tweetal heeft een nieuwe plaat uit en die is nog wat beter. Tess Parks en Anton Newcombe klinken rauwer, wakkerder en pyschedelischer dan Mazzy Star en verleiden negen songs lang meedogenloos met geweldig gitaarwerk, een loodzware ritmesectie, talloze psychedelische accenten en vooral de prachtige zang van Tess Parks, die me Hope Sandoval minstens even doet vergeten.
Tess Parks debuteerde in de herfst van 2013 met het verrassend sterke Blood Hot. Op haar debuut klonk de singer-songwriter uit het Canadese Toronto als een wakkere en wat rauwere versie van Mazzy Star en dat beviel mee zeer.
Soloplaten van Tess Parks zijn sindsdien helaas niet meer verschenen, maar in 2015 verscheen wel de eerste plaat waarop de Canadese muzikante samenwerkte met Anton Newcombe, die ooit aan de wieg stond van de Amerikaanse cultband The Brian Jonestown Massacre.
Ook samen met Anton Newcombe maakte Tess Parks muziek die deed denken aan die van Mazzy Star, waardoor de plaat aansloot op en niet onder deed voor haar zo sterke debuut van twee jaar eerder. Begin dit jaar verscheen een EP van Tess Parks en Anton Newcombe en nu is er dan het volwaardige album.
De titelloze plaat trekt de lijn van voorganger I Declare Nothing door, waardoor ook deze plaat weer flink wat associaties oproept met het werk van Mazzy Star. Waar de muziek van Mazzy Star vooral loom en zwoel is, is de muziek van Tess Parks en Anton Newcombe net wat rauwer, steviger en psychedelischer, terwijl ik ook wat vaker raakvlakken hoor met de invloedrijke muziek van The Velvet Underground.
Omdat ik hier en daar een vleugje Serge Gainsbourg oppik, ligt ook de vergelijking met de uitstekende plaat die The Limiñanas vorig jaar maakten voor de hand en als ik ook nog My Bloody Valentine noem, heb ik al het vergelijkingsmateriaal wel gehad.
Ook op de nieuwe plaat van Tess Parks en Anton Newcombe is de stem van Tess Parks de grootste verleider. De Canadese muzikante zingt prachtig zwoel en onderkoeld, maar kan ook rauw en gedreven klinken, waardoor ze als zangeres meer variatie in huis heeft dan het grote voorbeeld Hope Sandoval.
Ook in muzikaal opzicht is de nieuwe plaat van het Amerikaans/Canadese tweetal een gevarieerde plaat. De plaat bevat een aantal meer ingetogen en een aantal flink stevigere tracks en varieert bovendien de mate waarin invloeden uit de psychedelica toegang krijgen tot de muziek. De muziek van Tess Parks en Anton Newcombe kan hierdoor zowel loom als stevig klinken, maar ook zweverig of direct.
Zeker wanneer de gitaren lekker vol en gruizig klinken, de psychedelische orgeltjes piepen en kraken en de ritmesectie loodzwaar is, stijgt de stem van Tess Parks makkelijk naar grote hoogten en steekt ze het beste van Mazzy Star naar de kroon, maar ook in de andere tracks op de plaat overtuigt de Canadese singer-songwriter volop.
Als fan van Mazzy Star ben ik blij met deze plaat. Misschien nog wel blijer dan in het verleden, want wat Anton Newcombe en Tess Parks op hun nieuwe plaat laten horen is meer dan eens prachtig. Erwin Zijleman
29 oktober 2018
Julia Holter - Aviary
Julia Holter experimenteert en intrigeert anderhalf uur lang met muziek die je in een even aangename als onaangename wurggreep houdt
Makkelijk was de muziek van Julia Holter nooit, al deed haar vorige plaat flink wat geslaagde pogingen om te verleiden met een song met een kop en een staart. Dit keer slaat het experiment in alle hevigheid toe en laat de muziek die uit de speakers komt je alle hoeken van de kamer zien. Aviary is vrijwel continu ongrijpbaar, maar is dat steeds weer op een net wat andere manier. Langzaam maar zeker valt er het een en ander op zijn plek, maar dan ben je al vele luisterbeurten verder. Aviary slurpt energie, maar langzaam maar zeker betaalt het zich terug en verschijnen de contouren van een geslaagde nieuwe plaat.
Mijn eerste kennismaking met de muziek van Julia Holter stamt uit 2012, toen haar tweede plaat Ekstasis verscheen. Ekstasis was dankzij de minimalistische en behoorlijk ongrijpbare instrumentatie en meerdere lagen met al even ongrijpbare vocalen zeker geen makkelijke plaat. Ik kon er bij eerste beluistering niet zoveel mee, maar op een of andere manier intrigeerde het wel en uiteindelijk viel er veel op zijn plek.
Alles viel op zijn plek op het in 2013 verschenen Loud City Song, dat zich liet beluisteren als een ontdekkingsreis langs allerlei muziek die je nog nooit eerder had gehoord. In eerste instantie lastig te doorgronden, maar uiteindelijk van grote schoonheid.
Vergeleken met Ekstasis en Loud City Song klonk de muziek van Julia Holter op het in 2015 verschenen Have You In My Wilderness opeens verrassend toegankelijk. De plaat leek geïnspireerd door de singer-songwriter muziek uit de jaren 70, maar gelukkig drukte de muzikante uit Los Angeles er ook dit keer het eigenzinnige Julia Holter stempel op.
Sindsdien moesten we het doen met twee tussendoortjes in de vorm van een soundtrack en een live-plaat, maar deze week verscheen de echte opvolger van Have You In My Wilderness. Julia Holter trekt de lijn richting een steeds net wat toegankelijker geluid dit keer niet door, want Aviary is een behoorlijk experimentele plaat, die je anderhalf uur lang op het verkeerde been zet.
Aviary opent direct heftig met een vier minuten durende kakofonie van geluid en stevige vocale uithalen, die bij mij associaties opriepen met Björk, en daar ben ik geen liefhebber van. Het is direct even stevig doorbijten, maar na de eerste zure appel, klinkt de tweede track op het eerste gehoor voorzichtig lichtvoetig. Het is een term die met een flinke korrel zout moet worden genomen, want ook de tweede track zet je constant op het verkeerde been en bevat naast aangename passages ook passages die stevig tegen de haren in strijken.
Na twee tracks is wel duidelijk dat Julia Holter dit keer vol voor het experiment gaat en dit nog een paar stappen verder doorvoert dan op Ekstasis en Loud City Song. Aviary is een plaat die je het beste eerst een paar keer kunt beluisteren zonder te oordelen. Het is een plaat waarop iedere track weer anders klinkt. De ene keer bijna of zelfs helemaal klassiek van aard, het volgende moment toch weer opschuivend in de richting van een popsong met een kop en een staart of in zwoele muziek met vooral jazzy accenten.
Het is een plaat die bij eerste beluisteringen van de hak op de tak springt en vooral vervreemdend werkt, maar langzaam maar zeker duiken er songs op die het oor toch vooral strelen. In vocaal opzicht klinkt Julia Holter hier en daar nog wat conventioneler dan op haar singer-songwriter plaat Have You In My Wilderness, maar de instrumentatie zoekt continu het experiment en ook de vocalen kunnen zomaar een andere kant op springen.
Zeker wanneer Julia Holter kiest voor vreemde klanken en rare geluidjes moet ik af en toe aan Kate Bush denken, al bleef die toch altijd een stuk dichter bij de popliedjes met een kop en een staart. Aviary is uiteindelijk geen moment in een hokje te duwen en ik kan er ook geen hokje voor bedenken. De plaat springt van klassiek naar avant-garde en via jazz en pop terug naar elektronica, zonder ook maar een moment echt in een van deze hokjes te passen.
“Sonic beauty and brains in a 90-minute epic” noemt The Guardian het en dat is een mooie omschrijving. Ook het uitpluizen van de teksten op de nieuwe plaat van Julia Holter is immers monnikenwerk en een ver van eenvoudige opgave. Julia Holter beschrijft de plaat zelf overigens als “the cacophony of the mind in a melting world” en lijkt de soundtrack te hebben gemaakt bij de huidige tijden.
Ik denk dat ik de plaat inmiddels een keer of 10 heb beluisterd en ik word nog steeds alle kanten op geslingerd door de muziek van Julia Holter. De ene keer vind ik het prachtig, de volgende keer verschrikkelijk en meestal hoor ik nog steeds maar de helft van alles wat er gebeurt op de nieuwe plaat van de muzikante uit Los Angeles. Op haar vorige plaat was er de smakelijke verleiding van een beproefd maar smaakvol geherinterpreteerd gerecht. De nieuwe plaat valt de smaakpapillen continu aan met nieuwe smaaksensaties en het gaat allemaal zo snel dat de hersenen het nauwelijks kunnen verwerken. Dat hier en topchef aan het werk is, is echter zonneklaar. Klaar ben ik voorlopig nog niet met deze unieke plaat van een muzikante die volop durft te experimenteren en wederom respect afdwingt. Erwin Zijleman
De digitale versie van de nieuwe plaat van Julia Holter is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://juliaholter.bandcamp.com/album/aviary.
Makkelijk was de muziek van Julia Holter nooit, al deed haar vorige plaat flink wat geslaagde pogingen om te verleiden met een song met een kop en een staart. Dit keer slaat het experiment in alle hevigheid toe en laat de muziek die uit de speakers komt je alle hoeken van de kamer zien. Aviary is vrijwel continu ongrijpbaar, maar is dat steeds weer op een net wat andere manier. Langzaam maar zeker valt er het een en ander op zijn plek, maar dan ben je al vele luisterbeurten verder. Aviary slurpt energie, maar langzaam maar zeker betaalt het zich terug en verschijnen de contouren van een geslaagde nieuwe plaat.
Mijn eerste kennismaking met de muziek van Julia Holter stamt uit 2012, toen haar tweede plaat Ekstasis verscheen. Ekstasis was dankzij de minimalistische en behoorlijk ongrijpbare instrumentatie en meerdere lagen met al even ongrijpbare vocalen zeker geen makkelijke plaat. Ik kon er bij eerste beluistering niet zoveel mee, maar op een of andere manier intrigeerde het wel en uiteindelijk viel er veel op zijn plek.
Alles viel op zijn plek op het in 2013 verschenen Loud City Song, dat zich liet beluisteren als een ontdekkingsreis langs allerlei muziek die je nog nooit eerder had gehoord. In eerste instantie lastig te doorgronden, maar uiteindelijk van grote schoonheid.
Vergeleken met Ekstasis en Loud City Song klonk de muziek van Julia Holter op het in 2015 verschenen Have You In My Wilderness opeens verrassend toegankelijk. De plaat leek geïnspireerd door de singer-songwriter muziek uit de jaren 70, maar gelukkig drukte de muzikante uit Los Angeles er ook dit keer het eigenzinnige Julia Holter stempel op.
Sindsdien moesten we het doen met twee tussendoortjes in de vorm van een soundtrack en een live-plaat, maar deze week verscheen de echte opvolger van Have You In My Wilderness. Julia Holter trekt de lijn richting een steeds net wat toegankelijker geluid dit keer niet door, want Aviary is een behoorlijk experimentele plaat, die je anderhalf uur lang op het verkeerde been zet.
Aviary opent direct heftig met een vier minuten durende kakofonie van geluid en stevige vocale uithalen, die bij mij associaties opriepen met Björk, en daar ben ik geen liefhebber van. Het is direct even stevig doorbijten, maar na de eerste zure appel, klinkt de tweede track op het eerste gehoor voorzichtig lichtvoetig. Het is een term die met een flinke korrel zout moet worden genomen, want ook de tweede track zet je constant op het verkeerde been en bevat naast aangename passages ook passages die stevig tegen de haren in strijken.
Na twee tracks is wel duidelijk dat Julia Holter dit keer vol voor het experiment gaat en dit nog een paar stappen verder doorvoert dan op Ekstasis en Loud City Song. Aviary is een plaat die je het beste eerst een paar keer kunt beluisteren zonder te oordelen. Het is een plaat waarop iedere track weer anders klinkt. De ene keer bijna of zelfs helemaal klassiek van aard, het volgende moment toch weer opschuivend in de richting van een popsong met een kop en een staart of in zwoele muziek met vooral jazzy accenten.
Het is een plaat die bij eerste beluisteringen van de hak op de tak springt en vooral vervreemdend werkt, maar langzaam maar zeker duiken er songs op die het oor toch vooral strelen. In vocaal opzicht klinkt Julia Holter hier en daar nog wat conventioneler dan op haar singer-songwriter plaat Have You In My Wilderness, maar de instrumentatie zoekt continu het experiment en ook de vocalen kunnen zomaar een andere kant op springen.
Zeker wanneer Julia Holter kiest voor vreemde klanken en rare geluidjes moet ik af en toe aan Kate Bush denken, al bleef die toch altijd een stuk dichter bij de popliedjes met een kop en een staart. Aviary is uiteindelijk geen moment in een hokje te duwen en ik kan er ook geen hokje voor bedenken. De plaat springt van klassiek naar avant-garde en via jazz en pop terug naar elektronica, zonder ook maar een moment echt in een van deze hokjes te passen.
“Sonic beauty and brains in a 90-minute epic” noemt The Guardian het en dat is een mooie omschrijving. Ook het uitpluizen van de teksten op de nieuwe plaat van Julia Holter is immers monnikenwerk en een ver van eenvoudige opgave. Julia Holter beschrijft de plaat zelf overigens als “the cacophony of the mind in a melting world” en lijkt de soundtrack te hebben gemaakt bij de huidige tijden.
Ik denk dat ik de plaat inmiddels een keer of 10 heb beluisterd en ik word nog steeds alle kanten op geslingerd door de muziek van Julia Holter. De ene keer vind ik het prachtig, de volgende keer verschrikkelijk en meestal hoor ik nog steeds maar de helft van alles wat er gebeurt op de nieuwe plaat van de muzikante uit Los Angeles. Op haar vorige plaat was er de smakelijke verleiding van een beproefd maar smaakvol geherinterpreteerd gerecht. De nieuwe plaat valt de smaakpapillen continu aan met nieuwe smaaksensaties en het gaat allemaal zo snel dat de hersenen het nauwelijks kunnen verwerken. Dat hier en topchef aan het werk is, is echter zonneklaar. Klaar ben ik voorlopig nog niet met deze unieke plaat van een muzikante die volop durft te experimenteren en wederom respect afdwingt. Erwin Zijleman
De digitale versie van de nieuwe plaat van Julia Holter is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://juliaholter.bandcamp.com/album/aviary.
28 oktober 2018
Boygenius - EP
1+1+1 is in de muziek lang niet altijd 3, maar Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus maken er 4 of 5 van
Julien Baker en Phoebe Bridgers maakten voor mij de beste twee platen van 2017, terwijl Lucy Dacus dit jaar zeker gaat meedoen in mijn jaarlijstje over 2018 met het fraaie Historian. Als Boygenius bundelen de drie de krachten en combineren ze op fraaie wijze hun bijzondere stemmen, veelkleurige gitaarspel en songwriting skills. De zes songs op Boygenius beginnen bij de individuele talenten van de drie, maar de talenten grijpen al snel in elkaar en tillen de songs op EP vervolgens naar een hoger plan. Ik nu al uit naar de nieuwe platen van de drie, maar ook deze samenwerking smaakt naar veel meer.
Julien Baker en Phoebe Bridgers bereikten vorig jaar de eerste twee posities van mijn jaarlijstje met hun albums Turn Out The Lights en Stranger In The Alps. Lucy Dacus leverde eerder dit jaar met Historian een van de betere platen van 2018 af.
Hoe mooi zou het zijn als deze drie dames hun krachten zouden bundelen en dat is precies wat Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus hebben gedaan. Als Boygenius zijn ze al een tijdje aan het toeren en nu ligt er dan ook een EP, die wat eerder opduikt dan eerder werd aangekondigd.
De EP die voor het gemak de titel EP heeft gekregen bevat zes songs en 21 minuten muziek. Het is een EP die gezien de voorgeschiedenis alleen maar prachtig kan zijn en dat is hij dan ook.
De jonge muzikanten (Phoebe Bridgers is 24, Julien Baker en Lucy Dacus zijn 23) nemen afwisselend het voortouw en drukken voorzichtig hun eigen stempel op de songs waarin de eigen rol net wat groter is. Phoebe Bridgers excelleert in akoestische songs vol melancholie, Julie Baker kan fluisterzachte zang in een paar noten laten uitbarsten in een passionele schreeuw en Lucy Dacus combineert haar prachtige stem bij voorkeur met een licht explosieve en veelkleurige instrumentatie.
De drie leden van Boygenius beschikken alle drie over een stem waar ik van hou, maar het zijn ook nog eens stemmen die prachtig bij elkaar kleuren en die elkaar weten te versterken wanneer wordt gekozen voor harmonieën, wat op EP met enige regelmaat zorgt voor kippenvel.
Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus zijn niet alleen zangeressen die me raken, maar het zijn ook prima gitaristen. Phoebe Bridgers strooit op EP met bezwerende gitaarlijnen, Julien Baker zorgt voor de ruimte en de dynamiek, terwijl Lucy Dacus vooral prachtig buiten de lijntjes kleurt.
In vocaal en muzikaal opzicht overtuigt de eerste EP van Boygenius vrij makkelijk, maar ook de songs van het drietal vallen zeker niet tegen. In vocaal en muzikaal opzicht vloeien de talenten van Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus prachtig samen en dat doen ze ook in de songs, al hoor je goed wie het voortouw neemt en is niet moeilijk om te bepalen welke songs hadden gepast op Turn Out The Lights, welke op Stranger In The Alps en welke op Historian.
Zeker wanneer de drie kiezen voor fraaie harmonieën, schuift Boygenius voorzichtig op richting de Amerikaanse rootsmuziek, wat de rocksongs van het drietal van nog wat extra diepte voorziet en de muziek van Boygenius nog wat extra meerwaarde geeft. 21 minuten zijn snel om wanneer muziek je zo weet te raken als de muziek van Boygenius doet, maar de songs zijn zo goed dat je de EP best twee of drie keer na elkaar kunt beluisteren.
Op voorhand hoopte ik natuurlijk dat Boygenius het beste van de drie platen die ik zo koester zou verenigen, maar 1+1+1 is in de muziek lang niet altijd 3. EP van Boygenius begon bij mij echter direct bij ruim 3, maar de 4 of zelfs de 5 zijn inmiddels binnen handbereik. Natuurlijk moeten Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus hun eigen platen blijven maken, maar dat Boygenius levensvatbaar is lijkt me duidelijk. Laat maar snel komen dat volwaardige debuut. Erwin Zijleman
De digitale versie van de EP van Boygenius is ook verkrijgbaar via hun bandcamp pagina: https://xboygeniusx.bandcamp.com.
Julien Baker en Phoebe Bridgers maakten voor mij de beste twee platen van 2017, terwijl Lucy Dacus dit jaar zeker gaat meedoen in mijn jaarlijstje over 2018 met het fraaie Historian. Als Boygenius bundelen de drie de krachten en combineren ze op fraaie wijze hun bijzondere stemmen, veelkleurige gitaarspel en songwriting skills. De zes songs op Boygenius beginnen bij de individuele talenten van de drie, maar de talenten grijpen al snel in elkaar en tillen de songs op EP vervolgens naar een hoger plan. Ik nu al uit naar de nieuwe platen van de drie, maar ook deze samenwerking smaakt naar veel meer.
Julien Baker en Phoebe Bridgers bereikten vorig jaar de eerste twee posities van mijn jaarlijstje met hun albums Turn Out The Lights en Stranger In The Alps. Lucy Dacus leverde eerder dit jaar met Historian een van de betere platen van 2018 af.
Hoe mooi zou het zijn als deze drie dames hun krachten zouden bundelen en dat is precies wat Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus hebben gedaan. Als Boygenius zijn ze al een tijdje aan het toeren en nu ligt er dan ook een EP, die wat eerder opduikt dan eerder werd aangekondigd.
De EP die voor het gemak de titel EP heeft gekregen bevat zes songs en 21 minuten muziek. Het is een EP die gezien de voorgeschiedenis alleen maar prachtig kan zijn en dat is hij dan ook.
De jonge muzikanten (Phoebe Bridgers is 24, Julien Baker en Lucy Dacus zijn 23) nemen afwisselend het voortouw en drukken voorzichtig hun eigen stempel op de songs waarin de eigen rol net wat groter is. Phoebe Bridgers excelleert in akoestische songs vol melancholie, Julie Baker kan fluisterzachte zang in een paar noten laten uitbarsten in een passionele schreeuw en Lucy Dacus combineert haar prachtige stem bij voorkeur met een licht explosieve en veelkleurige instrumentatie.
De drie leden van Boygenius beschikken alle drie over een stem waar ik van hou, maar het zijn ook nog eens stemmen die prachtig bij elkaar kleuren en die elkaar weten te versterken wanneer wordt gekozen voor harmonieën, wat op EP met enige regelmaat zorgt voor kippenvel.
Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus zijn niet alleen zangeressen die me raken, maar het zijn ook prima gitaristen. Phoebe Bridgers strooit op EP met bezwerende gitaarlijnen, Julien Baker zorgt voor de ruimte en de dynamiek, terwijl Lucy Dacus vooral prachtig buiten de lijntjes kleurt.
In vocaal en muzikaal opzicht overtuigt de eerste EP van Boygenius vrij makkelijk, maar ook de songs van het drietal vallen zeker niet tegen. In vocaal en muzikaal opzicht vloeien de talenten van Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus prachtig samen en dat doen ze ook in de songs, al hoor je goed wie het voortouw neemt en is niet moeilijk om te bepalen welke songs hadden gepast op Turn Out The Lights, welke op Stranger In The Alps en welke op Historian.
Zeker wanneer de drie kiezen voor fraaie harmonieën, schuift Boygenius voorzichtig op richting de Amerikaanse rootsmuziek, wat de rocksongs van het drietal van nog wat extra diepte voorziet en de muziek van Boygenius nog wat extra meerwaarde geeft. 21 minuten zijn snel om wanneer muziek je zo weet te raken als de muziek van Boygenius doet, maar de songs zijn zo goed dat je de EP best twee of drie keer na elkaar kunt beluisteren.
Op voorhand hoopte ik natuurlijk dat Boygenius het beste van de drie platen die ik zo koester zou verenigen, maar 1+1+1 is in de muziek lang niet altijd 3. EP van Boygenius begon bij mij echter direct bij ruim 3, maar de 4 of zelfs de 5 zijn inmiddels binnen handbereik. Natuurlijk moeten Julien Baker, Phoebe Bridgers en Lucy Dacus hun eigen platen blijven maken, maar dat Boygenius levensvatbaar is lijkt me duidelijk. Laat maar snel komen dat volwaardige debuut. Erwin Zijleman
De digitale versie van de EP van Boygenius is ook verkrijgbaar via hun bandcamp pagina: https://xboygeniusx.bandcamp.com.
Laura Gibson - Goners
Laura Gibson betovert met fraaie herfstachtige arrangementen op een intieme plaat over verlies en verdriet
Laura Gibson dook alweer twaalf jaar geleden op als ingetogen folkie, maar heeft haar songs in de loop der jaren voorzien van steeds rijkere arrangementen. De arrangementen op haar nieuwe plaat Goners zijn prachtig, maar staan volledig in dienst van de songs, die thema’s als verlies en verdriet bezingen. Het levert een aantal aanstekelijk klinkende songs op, die voorzichtig opschuiven richting pop, maar Laura Gibson is ook haar folkroots niet vergeten of kan opschuiven richting ambient. De schoonheid in de instrumentatie contrasteert hier en daar wat met de bijzondere stem van de Amerikaanse, maar ik heb er wel wat mee. Mooie plaat.
De herfst is er eindelijk in geslaagd om de bijna eindeloze zomer te verdrijven. Dat zie je niet alleen als je naar buiten kijkt, maar hoor je ook op flink wat van de nieuwe albums die deze week zijn verschenen. Luister bijvoorbeeld maar eens naar Goners van Laura Gibson.
Goners is alweer de vijfde plaat van de singer-songwriter uit Portland, Oregon, die in 2006 voor het eerst opdook met If You Come To Greet Me. Op haar debuut maakte Laura Gibson muziek die aan de ene kant klonk als traditionele Amerikaanse folk, maar het was wel folk met een twist, waardoor de plaat ook werd omarmd door de liefhebbers van de alt-folk die in eerste instantie door Devendra Banhart op de kaart werd gezet.
Op de platen die volgden voorzag Laura Gibson haar songs van steeds rijkere arrangementen, al schuwde ze de intieme folksong ook nog steeds niet. Goners is de opvolger van Empire Builder, dat werd gemaakt nadat een gasexplosie het huizenblok in New York waar Laura Gibson woonde verwoeste en ze al haar persoonlijke spullen en de nodige instrumenten, teksten en muziek verloren zag gaan.
Goners werd opgenomen in Portland, Oregon, waar Laura Gibson opnieuw samenwerkte met producer John Askew, die ook bij de vorige plaat achter de knoppen zat. Samen met een aantal bevriende muzikanten, onder wie Death Cab For Cutie gitarist Dave Depper, werden de ruwe schetsen van songs voorzien van bijzonder fraaie arrangementen.
Goners is een plaat die zoals gezegd fraai kleurt bij de herfst. De plaat is voorzien van atmosferische klanken, waarin met name de piano en vleugel van Laura Gibson worden verrijkt met flink wat synths, percussie en hele mooie bijdragen van strijkers en blazers. Zeker wanneer de arrangementen stevig worden aangezet vult de ruimte zich met donkere en atmosferische of zelfs zweverige klanken, wat goed aansluit op de bijzonder mooie teksten van de songs, die verlies en verdriet als centraal thema hebben.
In de rijk ingekleurde songs drijft Laura Gibson flink af van de traditionele folk waarmee ze ooit doorbrak en dat doet ze ook in de wat moderner klinkende songs, waarin avontuurlijke percussie de songs van de Amerikaanse singer-songwriter een aanstekelijke of zelfs hitgevoelige twist geeft. Laura Gibson is de folk echter niet helemaal vergeten en gooit er af en toe ook nog een uiterst ingetogen song doorheen. Het zijn songs waarin ze vrijwel volledig moet vertrouwen op haar stem. Het is een stem die in het verleden is vergeleken met die van Karen Dalton en Joanna Newsom, maar ik vind de stem van Laura Gibson toch een stuk aangenamer en meestal gewoon mooi.
Laura Gibson is er wederom in geslaagd om een plaat te maken die net wat anders klinkt dan zijn voorgangers en ik vind hem weer net wat beter, zeker als de regen met bakken naar beneden komt, zoals tijdens het intypen van deze recensie. Erwin Zijleman
Laura Gibson dook alweer twaalf jaar geleden op als ingetogen folkie, maar heeft haar songs in de loop der jaren voorzien van steeds rijkere arrangementen. De arrangementen op haar nieuwe plaat Goners zijn prachtig, maar staan volledig in dienst van de songs, die thema’s als verlies en verdriet bezingen. Het levert een aantal aanstekelijk klinkende songs op, die voorzichtig opschuiven richting pop, maar Laura Gibson is ook haar folkroots niet vergeten of kan opschuiven richting ambient. De schoonheid in de instrumentatie contrasteert hier en daar wat met de bijzondere stem van de Amerikaanse, maar ik heb er wel wat mee. Mooie plaat.
De herfst is er eindelijk in geslaagd om de bijna eindeloze zomer te verdrijven. Dat zie je niet alleen als je naar buiten kijkt, maar hoor je ook op flink wat van de nieuwe albums die deze week zijn verschenen. Luister bijvoorbeeld maar eens naar Goners van Laura Gibson.
Goners is alweer de vijfde plaat van de singer-songwriter uit Portland, Oregon, die in 2006 voor het eerst opdook met If You Come To Greet Me. Op haar debuut maakte Laura Gibson muziek die aan de ene kant klonk als traditionele Amerikaanse folk, maar het was wel folk met een twist, waardoor de plaat ook werd omarmd door de liefhebbers van de alt-folk die in eerste instantie door Devendra Banhart op de kaart werd gezet.
Op de platen die volgden voorzag Laura Gibson haar songs van steeds rijkere arrangementen, al schuwde ze de intieme folksong ook nog steeds niet. Goners is de opvolger van Empire Builder, dat werd gemaakt nadat een gasexplosie het huizenblok in New York waar Laura Gibson woonde verwoeste en ze al haar persoonlijke spullen en de nodige instrumenten, teksten en muziek verloren zag gaan.
Goners werd opgenomen in Portland, Oregon, waar Laura Gibson opnieuw samenwerkte met producer John Askew, die ook bij de vorige plaat achter de knoppen zat. Samen met een aantal bevriende muzikanten, onder wie Death Cab For Cutie gitarist Dave Depper, werden de ruwe schetsen van songs voorzien van bijzonder fraaie arrangementen.
Goners is een plaat die zoals gezegd fraai kleurt bij de herfst. De plaat is voorzien van atmosferische klanken, waarin met name de piano en vleugel van Laura Gibson worden verrijkt met flink wat synths, percussie en hele mooie bijdragen van strijkers en blazers. Zeker wanneer de arrangementen stevig worden aangezet vult de ruimte zich met donkere en atmosferische of zelfs zweverige klanken, wat goed aansluit op de bijzonder mooie teksten van de songs, die verlies en verdriet als centraal thema hebben.
In de rijk ingekleurde songs drijft Laura Gibson flink af van de traditionele folk waarmee ze ooit doorbrak en dat doet ze ook in de wat moderner klinkende songs, waarin avontuurlijke percussie de songs van de Amerikaanse singer-songwriter een aanstekelijke of zelfs hitgevoelige twist geeft. Laura Gibson is de folk echter niet helemaal vergeten en gooit er af en toe ook nog een uiterst ingetogen song doorheen. Het zijn songs waarin ze vrijwel volledig moet vertrouwen op haar stem. Het is een stem die in het verleden is vergeleken met die van Karen Dalton en Joanna Newsom, maar ik vind de stem van Laura Gibson toch een stuk aangenamer en meestal gewoon mooi.
Laura Gibson is er wederom in geslaagd om een plaat te maken die net wat anders klinkt dan zijn voorgangers en ik vind hem weer net wat beter, zeker als de regen met bakken naar beneden komt, zoals tijdens het intypen van deze recensie. Erwin Zijleman
27 oktober 2018
Soap&Skin - From Gas to Solid/You Are My Friend
Soap&Skin was zes jaar weg, maar keert terug met een avontuurlijke, beangstigende en bloedstollend mooie plaat
Ik ben zeker niet bang voor donkere muziek, maar het debuut van Soap&Skin vond ik ruim negen jaar geleden wel erg donker. Na enige gewenning kwam echter de schoonheid aan de oppervlakte en groeide het gitzwarte Lovetune For Vacuum uit tot een jaarlijstjesplaat. Anja Plaschg bekijkt het leven nog altijd niet door een roze bril, maar wat heeft ze een avontuurlijke, beangstigende en bloedstollend mooie plaat gemaakt. From Gas To Solid/You Are My Friend schakelt op fascinerende wijze tussen genres en maakt muziek die goed is voor kippenvel van zowel angst, emotie als schoonheid.
Soap&Skin, het alter ego van de Oostenrijkse singer-songwriter Anja Plaschg, debuteerde in het voorjaar van 2009 met het werkelijk aardedonkere Lovetune For Vacuum. De op dat moment pas 18 jaar oude muzikante, greep je op haar debuut bij de strot met beklemmende en bijna beangstigend donkere songs, waarin ze een piano, klassiek aandoende arrangementen en wat verdwaalde elektronica combineerde met een stem vol weemoed.
De songs voor haar debuut schreef Anja Plaschg voor een belangrijk deel toen ze pas 15 jaar oud was; een leeftijd waarop je het leven toch vooral door een roze bril moet bekijken. Die roze bril was geen moment aanwezig op een plaat die je met het predicaat gitzwart nog veel te zonnig omschreef. Lovetune For Vacuum was zo donker en melancholisch dat luisteren bijna pijn deed, maar wanneer je door de pijn heen beet, merkte je dat de songs van de jonge Oostenrijkse muzikante ook wonderschoon waren. Bij mij dook de plaat dan ook op in de hoogste regionen van mijn jaarlijstje over 2009.
Aan het begin van 2012 verscheen de tweede plaat van Soap&Skin, Narrow. Narrow borduurde deels voort op het zo indrukwekkende debuut, maar koos in een aantal tracks ook voor een veel zwaarder aangezet of veel elektronischer geluid. Narrow was wat mij betreft wat minder indrukwekkend dan het debuut, maar nog altijd een bijzondere plaat.
Sinds de release van Narrow was het helaas stil rond Anja Plaschg. Ik was eerlijk gezegd bang dat ze zich nog wat verder had afgezonderd in haar persoonlijke misère of nog erger, maar naar nu blijkt was ze de afgelopen jaren een succesvol actrice en werd ze moeder en lag de focus dus gewoon even ergens anders. Met From Gas To Solid/You Are My Friend keert Anja Plaschg terug naar de muziek en dat levert een wonderschone plaat op.
Direct in de openingstrack hoor je het zo typische Soap&Skin geluid. Donkere pianoklanken, sombere strijkers en het weemoedige stemgeluid van Anja Plaschg zetten de toon. Het is nog altijd geen muziek om vrolijk van te worden, maar het raakt me weer direct.
Bij oppervlakkige beluistering borduurt From Gas To Solid/You Are My Friend voort op het debuut van Soap&Skin, maar in muzikaal opzicht is de nieuwe plaat vele malen interessanter. Zeker bij beluistering met de koptelefoon hoor je hoe knap Anja Plaschg klassiek aandoende en opvallend rijke arrangementen combineert met uiteenlopende spannende accenten. De ene keer een bijzonder ritme, de volgende keer een elektronische laag, maar altijd is er ook de basis van piano, strijkers en de bijzondere stem van de Oostenrijkse muzikante.
Het maakt van From Gas To Solid/You Are My Friend een plaat die je tot in de kleinste details wilt ontdekken en ervaren. Hierbij moet je ook door de zure appel van hele donkere tinten en heel veel melancholie heen bijten, al kleuren de stemmige klanken natuurlijk ook prachtig bij de schoonheid van de herfst.
From Gas To Solid/You Are My Friend is ook een plaat die je moet laten groeien. Op het eerste gehoor komt het nog wat zwaar en overweldigend over, maar eenmaal gewend aan het donkere geluid van Soap&Skin komt er steeds meer schoonheid aan de oppervlakte. Soap&Skin voegt nog flink wat dimensies toe aan het bijzondere geluid van de vorige twee platen en slaat op fascinerende wijze een brug tussen klassieke muziek, filmmuziek, ambient, New Age, popmuziek en de muziek van de Scandinavische ijsprinsessen.
From Gas To Solid/You Are My Friend staat vol met muziek met een opvallend beeldend karakter, waarbij uiteindelijk naast donkere tinten ook allerlei kleuren opduiken. Ik heb de nieuwe Soap&Skin pas een paar keer gehoord en heb het idee dat mijn oordeel nog moet groeien, maar vooralsnog vind ik het al een van de meest bijzondere platen die dit jaar is verschenen. Erwin Zijleman
Ik ben zeker niet bang voor donkere muziek, maar het debuut van Soap&Skin vond ik ruim negen jaar geleden wel erg donker. Na enige gewenning kwam echter de schoonheid aan de oppervlakte en groeide het gitzwarte Lovetune For Vacuum uit tot een jaarlijstjesplaat. Anja Plaschg bekijkt het leven nog altijd niet door een roze bril, maar wat heeft ze een avontuurlijke, beangstigende en bloedstollend mooie plaat gemaakt. From Gas To Solid/You Are My Friend schakelt op fascinerende wijze tussen genres en maakt muziek die goed is voor kippenvel van zowel angst, emotie als schoonheid.
Soap&Skin, het alter ego van de Oostenrijkse singer-songwriter Anja Plaschg, debuteerde in het voorjaar van 2009 met het werkelijk aardedonkere Lovetune For Vacuum. De op dat moment pas 18 jaar oude muzikante, greep je op haar debuut bij de strot met beklemmende en bijna beangstigend donkere songs, waarin ze een piano, klassiek aandoende arrangementen en wat verdwaalde elektronica combineerde met een stem vol weemoed.
De songs voor haar debuut schreef Anja Plaschg voor een belangrijk deel toen ze pas 15 jaar oud was; een leeftijd waarop je het leven toch vooral door een roze bril moet bekijken. Die roze bril was geen moment aanwezig op een plaat die je met het predicaat gitzwart nog veel te zonnig omschreef. Lovetune For Vacuum was zo donker en melancholisch dat luisteren bijna pijn deed, maar wanneer je door de pijn heen beet, merkte je dat de songs van de jonge Oostenrijkse muzikante ook wonderschoon waren. Bij mij dook de plaat dan ook op in de hoogste regionen van mijn jaarlijstje over 2009.
Aan het begin van 2012 verscheen de tweede plaat van Soap&Skin, Narrow. Narrow borduurde deels voort op het zo indrukwekkende debuut, maar koos in een aantal tracks ook voor een veel zwaarder aangezet of veel elektronischer geluid. Narrow was wat mij betreft wat minder indrukwekkend dan het debuut, maar nog altijd een bijzondere plaat.
Sinds de release van Narrow was het helaas stil rond Anja Plaschg. Ik was eerlijk gezegd bang dat ze zich nog wat verder had afgezonderd in haar persoonlijke misère of nog erger, maar naar nu blijkt was ze de afgelopen jaren een succesvol actrice en werd ze moeder en lag de focus dus gewoon even ergens anders. Met From Gas To Solid/You Are My Friend keert Anja Plaschg terug naar de muziek en dat levert een wonderschone plaat op.
Direct in de openingstrack hoor je het zo typische Soap&Skin geluid. Donkere pianoklanken, sombere strijkers en het weemoedige stemgeluid van Anja Plaschg zetten de toon. Het is nog altijd geen muziek om vrolijk van te worden, maar het raakt me weer direct.
Bij oppervlakkige beluistering borduurt From Gas To Solid/You Are My Friend voort op het debuut van Soap&Skin, maar in muzikaal opzicht is de nieuwe plaat vele malen interessanter. Zeker bij beluistering met de koptelefoon hoor je hoe knap Anja Plaschg klassiek aandoende en opvallend rijke arrangementen combineert met uiteenlopende spannende accenten. De ene keer een bijzonder ritme, de volgende keer een elektronische laag, maar altijd is er ook de basis van piano, strijkers en de bijzondere stem van de Oostenrijkse muzikante.
Het maakt van From Gas To Solid/You Are My Friend een plaat die je tot in de kleinste details wilt ontdekken en ervaren. Hierbij moet je ook door de zure appel van hele donkere tinten en heel veel melancholie heen bijten, al kleuren de stemmige klanken natuurlijk ook prachtig bij de schoonheid van de herfst.
From Gas To Solid/You Are My Friend is ook een plaat die je moet laten groeien. Op het eerste gehoor komt het nog wat zwaar en overweldigend over, maar eenmaal gewend aan het donkere geluid van Soap&Skin komt er steeds meer schoonheid aan de oppervlakte. Soap&Skin voegt nog flink wat dimensies toe aan het bijzondere geluid van de vorige twee platen en slaat op fascinerende wijze een brug tussen klassieke muziek, filmmuziek, ambient, New Age, popmuziek en de muziek van de Scandinavische ijsprinsessen.
From Gas To Solid/You Are My Friend staat vol met muziek met een opvallend beeldend karakter, waarbij uiteindelijk naast donkere tinten ook allerlei kleuren opduiken. Ik heb de nieuwe Soap&Skin pas een paar keer gehoord en heb het idee dat mijn oordeel nog moet groeien, maar vooralsnog vind ik het al een van de meest bijzondere platen die dit jaar is verschenen. Erwin Zijleman
26 oktober 2018
Connan Mockasin - Jassbusters
Nieuw-Zeelandse muzikant kiest voor een toegankelijker en laid-back geluid dat vermaakt en intrigeert
Ik had nog nooit van Connan Mockasin gehoord, maar de Nieuw-Zeelandse muzikant blijkt een cultheld die goed is voor meesterwerken. Dat hoor ik niet direct op zijn bewierookte platen uit het verleden, maar wel op zijn nieuwe plaat, die een loom en laid-back geluid laat horen met bijzonder gitaarspel en veel meer avontuur dan je op het eerste gehoor kunt vermoeden. Jassbusters is broeierig en jazzy en maakt nergens een geheim van een diepe bewondering voor Prince, maar Connan Mockasin doet ook nadrukkelijk zijn eigen ding. Het levert een plaat die door kan groeien richting iets heel moois.
Ik had tot voor kort nog nooit van Connan Mockasin gehoord, maar als één van mijn favoriete Britse muziektijdschriften de man’s nieuwe plaat tot album van de maand uitroept, ben ik nieuwsgierig.
Op het Internet wordt deze plaat overigens veel minder enthousiast onthaald dan zijn twee voorgangers, die in 2011 en 2013 zijn overladen met superlatieven.
Ik ben daarom maar eens begonnen met Forever Dolphin Love uit 2011 en Caramel uit 2013, maar was niet direct enthousiast. Ik hoor op deze platen af en toe wel leuke of interessante dingen, zeker wanneer uitstapjes richting psychedelica en funk worden gemaakt, maar het pakt me niet. Connan Mockasin’s nieuwe plaat Jassbusters vond ik wel direct goed en pakt me wel, waardoor ik me zoals zo vaak kan vinden in de lovende woorden van Uncut.
Connan Mockasin is overigens een uit Wellington, Nieuw-Zeeland, afkomstige muzikant, die in het verleden furore maakte met zijn bands Connan & The Mockasins en Soft Hair en onder andere samenwerkte met James Blake en Charlotte Gainsbourg.
Zijn nieuwe plaat opent met een song die gaat over de onderbroek van ene Charlotte, wat wel haast de onderbroek van Charlotte Gainsbourg moet zijn. Het is een heerlijk lome track met jazzy gitaarwerk, die zowel associaties oproept met de muziek van J.J. Cale als met die van Prince (en er tussenin hoor ik ook nog wat van Eric Clapton of zelfs Dire Straits). Het is een track waarvoor Connan Mockasin maar liefst 9 minuten reserveert en het zijn 9 minuten die aangenaam voortkabbelen, maar op een of andere manier prikkelt de Nieuw-Zeelandse muzikant ook de fantasie.
Dat doet hij ook in de tweede track, waarin bijzonder klinkende gitaarakkoorden worden gecombineerd met wat onvaste vocalen en gastvocalen die opschuiven richting Antony (of Anohni). Het is wederom een track die jazzy klanken combineert met 70s softrock en het is een track die het oor aangenaam streelt, maar ook tegen de haren instrijkt. Ik kan me goed voorstellen dat veel muziekliefhebbers de plaat na deze eerste twee tracks terzijde schuiven, maar ik was na deze tracks alleen maar nieuwsgieriger geworden naar de muzikale verrichtingen van Connan Mockasin.
Ook in de derde track kiest de muzikant uit Wellington weer voor lome klanken, die beter passen bij de nacht dan bij de dag. Hij voegt nu wat soul toe aan de jazzy klanken en schuift flink op richting Prince. Vergeleken met Prince is Connan Mockasin een beduidend minder goede zanger, maar na enige gewenning heeft het wat.
Het bijzondere van Jassbusters is dat er bij oppervlakkige beluistering niet zo gek veel gebeurt of lijkt te gebeuren in de muziek van de Nieuw-Zeelandse muzikant, maar dat er bij aandachtige beluistering heel veel te genieten valt. Het tempo ligt laag, de instrumentatie is subtiel, maar het is ook een instrumentatie vol bijzondere klanken en details en het is een instrumentatie die de ruimte vult met broeierige klanken, wat contrasteert met de eigenzinnige zang.
En zo slust de Nieuw-Zeelandse muzikant je in slaap, maat hij je ruw wakker en zet hij je op het verkeerde been. Het vermaakt, het schuurt en het intrigeert hopeloos. Ik ben voorlopig nog niet klaar met Jassbusters van Connan Mockasin. Erwin Zijleman
De muziek van Connan Mockasin is ook verkrijgbaar via zijn bandcamp pagina: https://connanmockasin.bandcamp.com/album/jassbusters.
Ik had nog nooit van Connan Mockasin gehoord, maar de Nieuw-Zeelandse muzikant blijkt een cultheld die goed is voor meesterwerken. Dat hoor ik niet direct op zijn bewierookte platen uit het verleden, maar wel op zijn nieuwe plaat, die een loom en laid-back geluid laat horen met bijzonder gitaarspel en veel meer avontuur dan je op het eerste gehoor kunt vermoeden. Jassbusters is broeierig en jazzy en maakt nergens een geheim van een diepe bewondering voor Prince, maar Connan Mockasin doet ook nadrukkelijk zijn eigen ding. Het levert een plaat die door kan groeien richting iets heel moois.
Ik had tot voor kort nog nooit van Connan Mockasin gehoord, maar als één van mijn favoriete Britse muziektijdschriften de man’s nieuwe plaat tot album van de maand uitroept, ben ik nieuwsgierig.
Op het Internet wordt deze plaat overigens veel minder enthousiast onthaald dan zijn twee voorgangers, die in 2011 en 2013 zijn overladen met superlatieven.
Ik ben daarom maar eens begonnen met Forever Dolphin Love uit 2011 en Caramel uit 2013, maar was niet direct enthousiast. Ik hoor op deze platen af en toe wel leuke of interessante dingen, zeker wanneer uitstapjes richting psychedelica en funk worden gemaakt, maar het pakt me niet. Connan Mockasin’s nieuwe plaat Jassbusters vond ik wel direct goed en pakt me wel, waardoor ik me zoals zo vaak kan vinden in de lovende woorden van Uncut.
Connan Mockasin is overigens een uit Wellington, Nieuw-Zeeland, afkomstige muzikant, die in het verleden furore maakte met zijn bands Connan & The Mockasins en Soft Hair en onder andere samenwerkte met James Blake en Charlotte Gainsbourg.
Zijn nieuwe plaat opent met een song die gaat over de onderbroek van ene Charlotte, wat wel haast de onderbroek van Charlotte Gainsbourg moet zijn. Het is een heerlijk lome track met jazzy gitaarwerk, die zowel associaties oproept met de muziek van J.J. Cale als met die van Prince (en er tussenin hoor ik ook nog wat van Eric Clapton of zelfs Dire Straits). Het is een track waarvoor Connan Mockasin maar liefst 9 minuten reserveert en het zijn 9 minuten die aangenaam voortkabbelen, maar op een of andere manier prikkelt de Nieuw-Zeelandse muzikant ook de fantasie.
Dat doet hij ook in de tweede track, waarin bijzonder klinkende gitaarakkoorden worden gecombineerd met wat onvaste vocalen en gastvocalen die opschuiven richting Antony (of Anohni). Het is wederom een track die jazzy klanken combineert met 70s softrock en het is een track die het oor aangenaam streelt, maar ook tegen de haren instrijkt. Ik kan me goed voorstellen dat veel muziekliefhebbers de plaat na deze eerste twee tracks terzijde schuiven, maar ik was na deze tracks alleen maar nieuwsgieriger geworden naar de muzikale verrichtingen van Connan Mockasin.
Ook in de derde track kiest de muzikant uit Wellington weer voor lome klanken, die beter passen bij de nacht dan bij de dag. Hij voegt nu wat soul toe aan de jazzy klanken en schuift flink op richting Prince. Vergeleken met Prince is Connan Mockasin een beduidend minder goede zanger, maar na enige gewenning heeft het wat.
Het bijzondere van Jassbusters is dat er bij oppervlakkige beluistering niet zo gek veel gebeurt of lijkt te gebeuren in de muziek van de Nieuw-Zeelandse muzikant, maar dat er bij aandachtige beluistering heel veel te genieten valt. Het tempo ligt laag, de instrumentatie is subtiel, maar het is ook een instrumentatie vol bijzondere klanken en details en het is een instrumentatie die de ruimte vult met broeierige klanken, wat contrasteert met de eigenzinnige zang.
En zo slust de Nieuw-Zeelandse muzikant je in slaap, maat hij je ruw wakker en zet hij je op het verkeerde been. Het vermaakt, het schuurt en het intrigeert hopeloos. Ik ben voorlopig nog niet klaar met Jassbusters van Connan Mockasin. Erwin Zijleman
De muziek van Connan Mockasin is ook verkrijgbaar via zijn bandcamp pagina: https://connanmockasin.bandcamp.com/album/jassbusters.
Tony Joe White (1943-2018)
Gisteren werd bekend dat afgelopen woensdag Tony Joe White is overleden. Tony Joe White zal de geschiedenisboeken in gaan als de grondlegger van de swamp-rock, maar hij is ook de man achter de wereldhit Rainy Night In Georgia.
Tony Joe White dook halverwege de jaren 60 op in Nashville en debuteerde uiteindelijk in 1969 met een veelbelovende eerste plaat. Een jaar later schreef hij zijn bekendste song, Rainy Night In Georgia, en kreeg zijn carrière in de muziek een vliegende start.
Tony Joe White maakte met name aan het begin van de jaren 70 een aantal geweldige platen, waarvan Tony Joe White uit 1971 wat mij betreft de beste is. Hij zou uiteindelijk een geheel eigen geluid ontwikkelen en het is een geluid dat inmiddels bekend staat onder de naam swamp-rock.
De carrière van Tony Joe White ging lang niet altijd over rozen. In de jaren 80 en 90 kwam hij nauwelijks aan de bak en zijn echt goede vorm vond hij eigenlijk pas weer aan het begin van het nieuwe millennium. Sindsdien toverde de Amerikaanse muzikant weer de ene na de andere prachtplaat uit de hoge hoed, met het schitterende The Heroines uit 2004 als mijn persoonlijke favoriet.
Nog geen maand geleden verscheen zijn laatste plaat Bad Mouthin'. Op deze plaat omarmde Tony Joe White voor de afwisseling eens de blues. Vergeleken met zijn oudere werk klonk de inmiddels 75 jaar oude Amerikaan wel wat kwetsbaarder, maar niets wees er op dat het zijn zwanenzang zou worden. De inkt van de recensie die ik er over schreef is nog nat: http://dekrentenuitdepop.blogspot.com/2018/10/tony-joe-white-bad-mouthin.html.
Tony Joe White laat een bijzonder fraai oeuvre na, al is het wel wat zoeken in de enorme stapel platen die hij maakte. Als grondlegger van de swamp-rock zullen we hem niet snel vergeten. Erwin Zijleman
Tony Joe White dook halverwege de jaren 60 op in Nashville en debuteerde uiteindelijk in 1969 met een veelbelovende eerste plaat. Een jaar later schreef hij zijn bekendste song, Rainy Night In Georgia, en kreeg zijn carrière in de muziek een vliegende start.
Tony Joe White maakte met name aan het begin van de jaren 70 een aantal geweldige platen, waarvan Tony Joe White uit 1971 wat mij betreft de beste is. Hij zou uiteindelijk een geheel eigen geluid ontwikkelen en het is een geluid dat inmiddels bekend staat onder de naam swamp-rock.
De carrière van Tony Joe White ging lang niet altijd over rozen. In de jaren 80 en 90 kwam hij nauwelijks aan de bak en zijn echt goede vorm vond hij eigenlijk pas weer aan het begin van het nieuwe millennium. Sindsdien toverde de Amerikaanse muzikant weer de ene na de andere prachtplaat uit de hoge hoed, met het schitterende The Heroines uit 2004 als mijn persoonlijke favoriet.
Nog geen maand geleden verscheen zijn laatste plaat Bad Mouthin'. Op deze plaat omarmde Tony Joe White voor de afwisseling eens de blues. Vergeleken met zijn oudere werk klonk de inmiddels 75 jaar oude Amerikaan wel wat kwetsbaarder, maar niets wees er op dat het zijn zwanenzang zou worden. De inkt van de recensie die ik er over schreef is nog nat: http://dekrentenuitdepop.blogspot.com/2018/10/tony-joe-white-bad-mouthin.html.
Tony Joe White laat een bijzonder fraai oeuvre na, al is het wel wat zoeken in de enorme stapel platen die hij maakte. Als grondlegger van de swamp-rock zullen we hem niet snel vergeten. Erwin Zijleman
25 oktober 2018
Stereolab - Switched On, Volumes 1-3
Britse band schiet op deze verzamelaars werkelijk alle kanten op en dan hebben we nog maar zes jaar Stereolab te pakken
Ik had echt nog nooit naar Stereolab geluisterd en wist dus niet wat ik moest verwachten toen ik begon aan deze compilatie. Het is maar goed ook, want de band uit Londen zou zelfs mijn stoutste verwachtingen hebben overtroffen. Stereolab verwerkt in haar muziek zoveel invloeden dat het soms duizelt en schakelt bijna achteloos tussen zwoele verleiding en ongrijpbaar experiment. De songs van de Britse band bestaan steeds weer uit vele lagen en combineren muzikaal vuurwerk met wonderschone vocalen. Ik heb de band altijd links laten liggen, maar ben nu fan.
Hoe het kan weet ik niet, maar ik had tot vorige week nog nooit naar de muziek van de Britse band Stereolab geluisterd.
In de jaren 90 hield ik van gitaren en ging ik er van uit dat Stereolab zich beperkte tot elektronica, terwijl ik in het eerste decennium van de 21e eeuw vooral geïnteresseerd was in singer-songwriters en Amerikaanse rootsmuziek, terwijl ik Stereolab in het hokje pop duwde.
Van het ruime dozijn platen dat Stereolab maakte tussen 1992 en 2010 ken ik er daarom niet een, waardoor de vorige week verschenen compilatie Switched On Volumes 1 – 3 mijn eerste kennismaking was met de muziek van de inmiddels in brede kring geprezen band.
Nieuw is deze compilatie overigens niet, want de afzonderlijke delen van Switched On verschenen respectievelijk in 1992, 1995 en 1998. Uiteraard is alles wel opgepoetst, fraai verpakt en voor de liefhebber ook op vinyl verschenen, zei het in een beperkte oplage en tegen een stevige prijs.
Switched On Volumes 1 – 3 vat de eerste zes jaar van Stereolab samen en bevat naast alle singles van de band outtakes en rarities. Het levert alles bij elkaar bijna 50 tracks en drie uur en drie kwartier muziek op. Het is muziek die me van mijn sokken heeft geblazen.
Zoals ik al vermoedde zet Stereolab met enige regelmaat elektronica in en is het niet vies van pop, maar hiermee vertel ik maar een fractie van het verhaal van de muziek van de band uit Londen. De band rond Laetitia Sadier en Tim Gane maakt, in ieder geval in haar eerste zes jaar, muziek die bestaat uit vele lagen en die bol staat van de invloeden.
Alle kanten op schietende elektronica wordt gecombineerd met gruizige gitaren en lagen met bijna bedwelmende klanken, terwijl pop en rock worden verbonden met alles tussen aan de ene kant Krautrock, West Coast pop en psychedelica en aan de andere kant dreampop, indie-pop, ambient en post-rock.
Stereolab kan lichtvoetig klinken met rijk georkestreerde en honingzoete popliedjes met bijna pastoraal klinkende vocalen, maar de band kan ook imponeren met donkere en behoorlijk ongrijpbare songs die het experiment geen moment schuwen.
Alleen al op het eerste deel van deze compilatie word je alle kanten op geslingerd, maar wat is het allemaal mooi en bijzonder. Ik weet natuurlijk wel dat Stereolab vaak wordt genoemd als belangrijke inspiratiebron voor muziek die de afgelopen 15 jaar is gemaakt, maar ik begrijp nu waarom.
Stereolab heeft op haar eerste platen een veelheid aan invloeden en kleuren verwerkt tot een geheel eigen geluid. Het is een geluid waarin je afwisselend iets hoort van The Velvet Underground, Can, The Beach Boys, Kraftwerk en Neu!, om het rijtje namen maar tot een minimum te beperken, maar de band uit Londen heeft al heel snel een geheel eigen geluid, waarin het vervolgens net zo makkelijk invloeden uit de Franse pop als uit de avant garde verwerkt.
Het is knap hoe Stereolab het ene moment genadeloos kan verleiden met honingzoete popliedjes met wat Franse zwoelheid en een song later compleet kan omslaan in de richting van bezwerende en aardedonkere klanken vol experiment. Onder welke steen ik heb gezeten in de jaren 90 weet ik niet meer, maar bij eerste beluistering kende ik echt helemaal niets van de drie uur en drie kwartier muziek op Switched On Volumes 1 – 3. Na een paar keer horen hou ik van vrijwel iedere song op deze compilaties. Stereolab. Wow. Erwin Zijleman
De muziek van Stereolab is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://stereolab.bandcamp.com/album/switched-on-volumes-1-3-2.
Ik had echt nog nooit naar Stereolab geluisterd en wist dus niet wat ik moest verwachten toen ik begon aan deze compilatie. Het is maar goed ook, want de band uit Londen zou zelfs mijn stoutste verwachtingen hebben overtroffen. Stereolab verwerkt in haar muziek zoveel invloeden dat het soms duizelt en schakelt bijna achteloos tussen zwoele verleiding en ongrijpbaar experiment. De songs van de Britse band bestaan steeds weer uit vele lagen en combineren muzikaal vuurwerk met wonderschone vocalen. Ik heb de band altijd links laten liggen, maar ben nu fan.
Hoe het kan weet ik niet, maar ik had tot vorige week nog nooit naar de muziek van de Britse band Stereolab geluisterd.
In de jaren 90 hield ik van gitaren en ging ik er van uit dat Stereolab zich beperkte tot elektronica, terwijl ik in het eerste decennium van de 21e eeuw vooral geïnteresseerd was in singer-songwriters en Amerikaanse rootsmuziek, terwijl ik Stereolab in het hokje pop duwde.
Van het ruime dozijn platen dat Stereolab maakte tussen 1992 en 2010 ken ik er daarom niet een, waardoor de vorige week verschenen compilatie Switched On Volumes 1 – 3 mijn eerste kennismaking was met de muziek van de inmiddels in brede kring geprezen band.
Nieuw is deze compilatie overigens niet, want de afzonderlijke delen van Switched On verschenen respectievelijk in 1992, 1995 en 1998. Uiteraard is alles wel opgepoetst, fraai verpakt en voor de liefhebber ook op vinyl verschenen, zei het in een beperkte oplage en tegen een stevige prijs.
Switched On Volumes 1 – 3 vat de eerste zes jaar van Stereolab samen en bevat naast alle singles van de band outtakes en rarities. Het levert alles bij elkaar bijna 50 tracks en drie uur en drie kwartier muziek op. Het is muziek die me van mijn sokken heeft geblazen.
Zoals ik al vermoedde zet Stereolab met enige regelmaat elektronica in en is het niet vies van pop, maar hiermee vertel ik maar een fractie van het verhaal van de muziek van de band uit Londen. De band rond Laetitia Sadier en Tim Gane maakt, in ieder geval in haar eerste zes jaar, muziek die bestaat uit vele lagen en die bol staat van de invloeden.
Alle kanten op schietende elektronica wordt gecombineerd met gruizige gitaren en lagen met bijna bedwelmende klanken, terwijl pop en rock worden verbonden met alles tussen aan de ene kant Krautrock, West Coast pop en psychedelica en aan de andere kant dreampop, indie-pop, ambient en post-rock.
Stereolab kan lichtvoetig klinken met rijk georkestreerde en honingzoete popliedjes met bijna pastoraal klinkende vocalen, maar de band kan ook imponeren met donkere en behoorlijk ongrijpbare songs die het experiment geen moment schuwen.
Alleen al op het eerste deel van deze compilatie word je alle kanten op geslingerd, maar wat is het allemaal mooi en bijzonder. Ik weet natuurlijk wel dat Stereolab vaak wordt genoemd als belangrijke inspiratiebron voor muziek die de afgelopen 15 jaar is gemaakt, maar ik begrijp nu waarom.
Stereolab heeft op haar eerste platen een veelheid aan invloeden en kleuren verwerkt tot een geheel eigen geluid. Het is een geluid waarin je afwisselend iets hoort van The Velvet Underground, Can, The Beach Boys, Kraftwerk en Neu!, om het rijtje namen maar tot een minimum te beperken, maar de band uit Londen heeft al heel snel een geheel eigen geluid, waarin het vervolgens net zo makkelijk invloeden uit de Franse pop als uit de avant garde verwerkt.
Het is knap hoe Stereolab het ene moment genadeloos kan verleiden met honingzoete popliedjes met wat Franse zwoelheid en een song later compleet kan omslaan in de richting van bezwerende en aardedonkere klanken vol experiment. Onder welke steen ik heb gezeten in de jaren 90 weet ik niet meer, maar bij eerste beluistering kende ik echt helemaal niets van de drie uur en drie kwartier muziek op Switched On Volumes 1 – 3. Na een paar keer horen hou ik van vrijwel iedere song op deze compilaties. Stereolab. Wow. Erwin Zijleman
De muziek van Stereolab is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://stereolab.bandcamp.com/album/switched-on-volumes-1-3-2.
Dawn Landes - Meet Me At The River
De nieuwe van Dawn Landes verdween bijna tussen wal en schip, maar blijkt een parel binnen de rootsmuziek van het moment
De vorige van Dawn Landes viel me eerlijk gezegd wat tegen, wat er vast aan heeft bijgedragen dat Meet Me At The River niet onmiddellijk boven op de stapel lag. Toen de plaat hier eenmaal lag werd me snel duidelijk dat de Amerikaanse singer-songwriter een prachtplaat heeft gemaakt. Meet Me At The River laat zich beluisteren als een klassieke 70s countryplaat met hier en daar een snufje alt-country en imponeert zowel in productioneel, muzikaal als vocaal opzicht met songs die stuk voor stuk blijven hangen en je langzaam maar zeker steeds dierbaarder worden.
Er verschijnen momenteel zo idioot veel platen dat het niet te voorkomen is dat er af en toe één tussen wal en schip valt. Het was bijna gebeurd met Meet Me At The River van Dawn Landes, wat deels ook wel te maken heeft met het feit dat de plaat pas in Nederland werd uitgebracht toen de internationale aandacht voor de plaat al weer grotendeels was verstomd.
Meet Me At The River stond dan ook niet meer op mijn lijstje, tot ik de bijzonder lovende recensie in het Britse muziektijdschrift Uncut nog eens doorlas en toch wel nieuwsgierig werd naar de nieuwe plaat van de singer-songwriter uit Nashville, Tennessee, die door Uncut met een zeldzame 9 werd beloond.
Dawn Landes komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. De in Louisville, Kentucky, geboren muzikante debuteerde in 2005 en leverde de afgelopen tien jaar met Fireproof, Sweet Heart Rodeo en Bluebird drie platen af die warm werden onthaald door zowel de liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek als de critici. Sinds Bluebird was het lang stil, maar afgelopen zomer dook Dawn Landes eindelijk weer op met een nieuwe plaat. Persoonlijk vond ik Sweet Heart Rodeo een uitstekende plaat, maar viel het uiterst ingetogen en wel erg voortkabbelende Bluebird, waarop Dawn Landes het einde van haar huwelijk met muzikant Josh Ritter verwerkte, me toch wat tegen.
Het is wat mij betreft dan ook goed nieuws dat Dawn Landes op Meet Me At The River heeft gekozen voor een voller en wat meer uptempo geluid. De singer-songwriter uit Nashville deed voor de productie van haar nieuwe plaat een beroep op de legendarische Nashville producer Fred Foster, die in de Amerikaanse country hoofdstad werkte met de groten der aarde.
Fred Foster heeft Meet Me At The River voorzien van een warm en rijk countrygeluid, dat je mee terugneemt naar de country zoals die in de jaren 70 werd gemaakt. Het is een geluid dat fraai wordt ingekleurd door een aantal prima muzikanten uit de Nashville scene en waarin de pedal steel uiteraard niet ontbreekt. Het is ook een geluid waarin de uitstekende stem van Dawn Landes beter gedijt dan in het vrij sobere geluid op haar vorige plaat.
De singer-songwriter die lang het leven van een nomade heeft geleefd en via Kentucky, Missouri en New York uiteindelijk in Nashville is terecht gekomen, klinkt op haar nieuwe plaat als een van de grote countryzangeressen uit de country van weleer en doet er qua stem niet voor onder.
De fraaie instrumentatie, tijdloze productie en de krachtige stem van Dawn Landes zijn de belangrijkste ingrediënten van Meet Me At The River, maar Dawn Landes vertelt ook nog eens mooie persoonlijke verhalen en schrijft aansprekende songs, die ook nog eens makkelijk blijven hangen. Het heeft er voor gezorgd dat de nieuwe plaat van Dawn Landes me heel snel dierbaar is geworden.
Het maakt het extra pijnlijk dat de plaat lange tijd onopgemerkt dreigde te blijven en in Nederland sowieso weinig aandacht krijgt, maar gelukkig zette Uncut me weer op het juiste spoor. Het is dringen in het genre op het moment, maar deze moet wat mij betreft gehoord worden als een van de smaakmakers van het moment. Erwin Zijleman
Meet Me At The River is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van Dawn Landes: https://dawnlandesofficial.bandcamp.com/album/meet-me-at-the-river.
De vorige van Dawn Landes viel me eerlijk gezegd wat tegen, wat er vast aan heeft bijgedragen dat Meet Me At The River niet onmiddellijk boven op de stapel lag. Toen de plaat hier eenmaal lag werd me snel duidelijk dat de Amerikaanse singer-songwriter een prachtplaat heeft gemaakt. Meet Me At The River laat zich beluisteren als een klassieke 70s countryplaat met hier en daar een snufje alt-country en imponeert zowel in productioneel, muzikaal als vocaal opzicht met songs die stuk voor stuk blijven hangen en je langzaam maar zeker steeds dierbaarder worden.
Er verschijnen momenteel zo idioot veel platen dat het niet te voorkomen is dat er af en toe één tussen wal en schip valt. Het was bijna gebeurd met Meet Me At The River van Dawn Landes, wat deels ook wel te maken heeft met het feit dat de plaat pas in Nederland werd uitgebracht toen de internationale aandacht voor de plaat al weer grotendeels was verstomd.
Meet Me At The River stond dan ook niet meer op mijn lijstje, tot ik de bijzonder lovende recensie in het Britse muziektijdschrift Uncut nog eens doorlas en toch wel nieuwsgierig werd naar de nieuwe plaat van de singer-songwriter uit Nashville, Tennessee, die door Uncut met een zeldzame 9 werd beloond.
Dawn Landes komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. De in Louisville, Kentucky, geboren muzikante debuteerde in 2005 en leverde de afgelopen tien jaar met Fireproof, Sweet Heart Rodeo en Bluebird drie platen af die warm werden onthaald door zowel de liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek als de critici. Sinds Bluebird was het lang stil, maar afgelopen zomer dook Dawn Landes eindelijk weer op met een nieuwe plaat. Persoonlijk vond ik Sweet Heart Rodeo een uitstekende plaat, maar viel het uiterst ingetogen en wel erg voortkabbelende Bluebird, waarop Dawn Landes het einde van haar huwelijk met muzikant Josh Ritter verwerkte, me toch wat tegen.
Het is wat mij betreft dan ook goed nieuws dat Dawn Landes op Meet Me At The River heeft gekozen voor een voller en wat meer uptempo geluid. De singer-songwriter uit Nashville deed voor de productie van haar nieuwe plaat een beroep op de legendarische Nashville producer Fred Foster, die in de Amerikaanse country hoofdstad werkte met de groten der aarde.
Fred Foster heeft Meet Me At The River voorzien van een warm en rijk countrygeluid, dat je mee terugneemt naar de country zoals die in de jaren 70 werd gemaakt. Het is een geluid dat fraai wordt ingekleurd door een aantal prima muzikanten uit de Nashville scene en waarin de pedal steel uiteraard niet ontbreekt. Het is ook een geluid waarin de uitstekende stem van Dawn Landes beter gedijt dan in het vrij sobere geluid op haar vorige plaat.
De singer-songwriter die lang het leven van een nomade heeft geleefd en via Kentucky, Missouri en New York uiteindelijk in Nashville is terecht gekomen, klinkt op haar nieuwe plaat als een van de grote countryzangeressen uit de country van weleer en doet er qua stem niet voor onder.
De fraaie instrumentatie, tijdloze productie en de krachtige stem van Dawn Landes zijn de belangrijkste ingrediënten van Meet Me At The River, maar Dawn Landes vertelt ook nog eens mooie persoonlijke verhalen en schrijft aansprekende songs, die ook nog eens makkelijk blijven hangen. Het heeft er voor gezorgd dat de nieuwe plaat van Dawn Landes me heel snel dierbaar is geworden.
Het maakt het extra pijnlijk dat de plaat lange tijd onopgemerkt dreigde te blijven en in Nederland sowieso weinig aandacht krijgt, maar gelukkig zette Uncut me weer op het juiste spoor. Het is dringen in het genre op het moment, maar deze moet wat mij betreft gehoord worden als een van de smaakmakers van het moment. Erwin Zijleman
Meet Me At The River is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van Dawn Landes: https://dawnlandesofficial.bandcamp.com/album/meet-me-at-the-river.
24 oktober 2018
Sarah Borges and The Broken Singles - Love's Middle Name
Sarah Borges lijkt dit keer voor de rock te kiezen, maar als de roots er in sluipt stijgt ze naar grote hoogten
Het is al weer een tijd geleden dat Sarah Borges voor het eerst overtuigde met een rauwe en energieke mix van roots en rock ’n roll. Sindsdien verschijnt er af en toe een plaat van de Amerikaanse muzikante en ze zijn allemaal goed. Het geldt ook weer voor Love’s Middle Name dat in eerste instantie vol voor de rock lijkt te kiezen, maar de roots sluipt er langzaam in. Het levert een plaat op met geweldige songs en het is een plaat met ballen. Als rockchick grijpt Sarah Borges je makkelijk bij de strot, als de country in haar muziek sluipt komt de emotie.
Sarah Borges debuteerde in 2005 met het verbluffend goede Silver City. Op haar debuut vermengde de singer-songwriter uit Boston, Massachusetts, invloeden uit de Americana met flink wat rock ’n roll en rockabilly, wat haar muziek voorzag van veel passie en energie en bovendien van een heerlijk rauw randje.
Silver City werd twee jaar later gevolgd door het al even goede en misschien zelfs wel nog wat betere Diamonds In The Dark. De plaat deed, net als het zo goede debuut, helaas weinig, waarna de Amerikaanse muzikante op het in 2009 verschenen The Stars Are Out opschoof richting rock.
Na een paar jaar tijd te hebben gestoken in het moederschap keerde Sarah Borges op het in 2014 verschenen Radio Sweetheart weer wat terug naar de roots en nu is er dan Love’s Middle Name.
Het debuut van Sarah Borges en de plaat die ze vier jaar geleden uitbracht werden onder haar eigen naam uitgebracht, terwijl op de andere platen ook de naam van haar band The Broken Singles prijkt, wat zorgt voor een wat versnipperd bestaan op Spotify. Voor Love’s Middle Name zoek je op Sarah Borges and The Broken Singles en de plaat is sinds afgelopen week te vinden op de streaming dienst.
In de openingstrack lijkt Sarah Borges direct duidelijk te maken welke kant het dit keer op gaat. Love’s Middle Name opent met een lekker stevigere rocktrack, die het goed zal doen op de Amerikaanse radiostations die zijn gespecialiseerd in rock. Lekker rauwe gitaarriffs kleuren prachtig bij de nog altijd uitstekende stem van Sarah Borges, die sinds haar debuut langzaam maar zeker is voorzien van een laagje gruis.
Sarah Borges liet in het verleden al vaker horen dat ze uitstekend uit de voeten kan in de rock en Love’s Middle Name laat horen dat ze hier alleen maar beter in is geworden. The Broken Singles spelen hecht en grossieren in riffs die er lekker in hakken. Het zijn riffs die Sarah Borges in vocaal opzicht makkelijk aan kan, zodat haar krachtige stem er vrij makkelijk boven uit steekt.
Persoonlijk vond ik de balans tussen Americana en rock ’n roll en rockabilly in de songs van Sarah Borges een van haar sterkste wapens en het is een wapen dat op Love’s Middle Name pas na verloop van tijd wordt ingezet. Naarmate de plaat vordert winnen invloeden uit de roots aan kracht en overtuigt Sarah Borges me nog wat meer dan in de overigens bijzonder lekker in het gehoor liggende rocksongs.
Wanneer Sarah Borges wat gas terug neemt hoor je dat ze een geweldig (alt-)country album zou kunnen maken en Lucinda Williams naar de kroon kan steken, maar als ze rockt veegt ze de vloer aan met heel wat rockbands en imponeert ze met bluesy rocksongs vol energie en kracht. De cover van een song van The J. Geils Band verraadt al wat de ouders van Sarah Borges in de kast hadden staan en ik weet zeker dat er een flink rijtje Rolling Stones naast stond.
Love’s Middle Name schiet na een rauwe start alle kanten op, met hier en daar flink wat invloeden uit de roots, en overtuigt uiteindelijk nog net wat meer dan de laatste paar platen van Sarah Borges. Erwin Zijleman
De nieuwe plaat van Sarah Borges is verkrijgbaar via haar eigen webstore (van de shopping tarieven vanuit de VS word je ook dit keer niet vrolijk): https://stores.portmerch.com/sarahborges/.
Het is al weer een tijd geleden dat Sarah Borges voor het eerst overtuigde met een rauwe en energieke mix van roots en rock ’n roll. Sindsdien verschijnt er af en toe een plaat van de Amerikaanse muzikante en ze zijn allemaal goed. Het geldt ook weer voor Love’s Middle Name dat in eerste instantie vol voor de rock lijkt te kiezen, maar de roots sluipt er langzaam in. Het levert een plaat op met geweldige songs en het is een plaat met ballen. Als rockchick grijpt Sarah Borges je makkelijk bij de strot, als de country in haar muziek sluipt komt de emotie.
Sarah Borges debuteerde in 2005 met het verbluffend goede Silver City. Op haar debuut vermengde de singer-songwriter uit Boston, Massachusetts, invloeden uit de Americana met flink wat rock ’n roll en rockabilly, wat haar muziek voorzag van veel passie en energie en bovendien van een heerlijk rauw randje.
Silver City werd twee jaar later gevolgd door het al even goede en misschien zelfs wel nog wat betere Diamonds In The Dark. De plaat deed, net als het zo goede debuut, helaas weinig, waarna de Amerikaanse muzikante op het in 2009 verschenen The Stars Are Out opschoof richting rock.
Na een paar jaar tijd te hebben gestoken in het moederschap keerde Sarah Borges op het in 2014 verschenen Radio Sweetheart weer wat terug naar de roots en nu is er dan Love’s Middle Name.
Het debuut van Sarah Borges en de plaat die ze vier jaar geleden uitbracht werden onder haar eigen naam uitgebracht, terwijl op de andere platen ook de naam van haar band The Broken Singles prijkt, wat zorgt voor een wat versnipperd bestaan op Spotify. Voor Love’s Middle Name zoek je op Sarah Borges and The Broken Singles en de plaat is sinds afgelopen week te vinden op de streaming dienst.
In de openingstrack lijkt Sarah Borges direct duidelijk te maken welke kant het dit keer op gaat. Love’s Middle Name opent met een lekker stevigere rocktrack, die het goed zal doen op de Amerikaanse radiostations die zijn gespecialiseerd in rock. Lekker rauwe gitaarriffs kleuren prachtig bij de nog altijd uitstekende stem van Sarah Borges, die sinds haar debuut langzaam maar zeker is voorzien van een laagje gruis.
Sarah Borges liet in het verleden al vaker horen dat ze uitstekend uit de voeten kan in de rock en Love’s Middle Name laat horen dat ze hier alleen maar beter in is geworden. The Broken Singles spelen hecht en grossieren in riffs die er lekker in hakken. Het zijn riffs die Sarah Borges in vocaal opzicht makkelijk aan kan, zodat haar krachtige stem er vrij makkelijk boven uit steekt.
Persoonlijk vond ik de balans tussen Americana en rock ’n roll en rockabilly in de songs van Sarah Borges een van haar sterkste wapens en het is een wapen dat op Love’s Middle Name pas na verloop van tijd wordt ingezet. Naarmate de plaat vordert winnen invloeden uit de roots aan kracht en overtuigt Sarah Borges me nog wat meer dan in de overigens bijzonder lekker in het gehoor liggende rocksongs.
Wanneer Sarah Borges wat gas terug neemt hoor je dat ze een geweldig (alt-)country album zou kunnen maken en Lucinda Williams naar de kroon kan steken, maar als ze rockt veegt ze de vloer aan met heel wat rockbands en imponeert ze met bluesy rocksongs vol energie en kracht. De cover van een song van The J. Geils Band verraadt al wat de ouders van Sarah Borges in de kast hadden staan en ik weet zeker dat er een flink rijtje Rolling Stones naast stond.
Love’s Middle Name schiet na een rauwe start alle kanten op, met hier en daar flink wat invloeden uit de roots, en overtuigt uiteindelijk nog net wat meer dan de laatste paar platen van Sarah Borges. Erwin Zijleman
De nieuwe plaat van Sarah Borges is verkrijgbaar via haar eigen webstore (van de shopping tarieven vanuit de VS word je ook dit keer niet vrolijk): https://stores.portmerch.com/sarahborges/.
23 oktober 2018
Scram C Baby - Give Us A Kiss
Acht jaar stilte wordt gevolgd door een mokerslag vol briljante gitaarsongs met het eigenzinnige stempel van Scram C Baby
Wat kun je nog verwachten van een band die acht jaar stil is geweest en inmiddels haar 25e verjaardag viert. Meestal niet zo veel of helemaal niets, maar het kan ook anders. Het Amsterdamse Scram C Baby levert na een stilte van acht jaar een beest van een gitaarplaat af. Give Us A Kiss is twaalf songs lang raak en schiet ook nog eens alle kanten op. Soms rauw en meedogenloos, soms melodieus en aanstekelijk, maar altijd verrassend en uitermate trefzeker. Hun laatste wapenfeit van acht jaar geleden vond ik tot dusver hun beste, maar de nieuwe plaat gaat er overheen en niet zo’n klein beetje ook.
Iets meer dan acht jaar geleden, was ik op deze BLOG, die toen nog in de kinderschoenen stond, zeer positief over Slow Mirror, Wicked Chair van de Nederlandse band Scram C Baby.
Scram C Baby bestond op dat moment al een jaar of 18 en had een handvol platen op haar naam staan, waarvan The Thing That Wears My Ring uit 2007 op dat moment mijn favoriet was. Het zijn platen waarop de geest van Pavement altijd rond waarde, maar Scram C Baby ontwikkelde ook een steeds meer eigen geluid.
Het kwam allemaal samen op Slow Mirror, Wicked Chair, dat vrijwel onmiddellijk mijn favoriete Scram C Baby plaat werd en deed verlangen naar veel en veel meer. Op dat meer hebben we net iets meer dan acht jaar moeten wachten en dat is lang, heel lang. Er zijn niet veel bands die na een stilte van meer dan vijf jaar nog op enigszins interessante wijze tot leven komen, maar Scram C Baby heeft altijd al verrast en doet dat nu nog eens.
Laat ik maar met de deur in huis vallen. Give Us A Kiss is wat mij betreft de beste plaat van de Amsterdamse band tot dusver en vat ook nog eens mooi samen waartoe Scram C Baby de afgelopen 25 jaar in staat was. Give Us A Kiss bevat flink wat van de rammelende rocksongs, die nog steeds associaties oproepen met de muziek van Pavement, maar de Amsterdammers komen dit keer op de proppen met songs die beter zijn uitgewerkt en ook nog een stuk aanstekelijker zijn dan die van hun voormalige Amerikaanse voorbeeld.
Een andere naam die opkomt bij beluistering van Give Us A Kiss is de naam van dEUS. Net als de Belgische band, die in de jaren 90 haar beste platen maakte, kan Scram C Baby een aanstekelijk popliedje opeens tegendraads laten klinken of een tegendraads popliedje transformeren in een bijzonder aanstekelijke rocksong. Uiteindelijk doet bij beluistering en beoordeling van Give Us A Kiss er maar één naam toe en dat is die van Scram C Baby. De band heeft na acht jaar stilte een fantastische gitaarplaat afgeleverd, die je 12 songs en 35 minuten lang in een wurggreep houdt.
De Amsterdamse band maakt het je nog lang niet altijd makkelijk en blijft ver verwijderd van de collega bands op het Excelsior label die in het verleden tekenden voor een mooie lente of Indian Summer. Scram C Baby maakt af en toe een gitaarliedje dat de zon opeens weer doet schijnen, maar de band kan je ook van de sokken blazen met opvallend rauwe en ontsporende gitaarsongs of met gitaarsongs die de fantasie meedogenloos prikkelen.
Het zijn songs die deels citeren uit het decennium waarin de wieg van de band stond, maar de muziek van Scram C Baby klinkt 25 jaar later nog altijd verrassend fris en urgent en laat op hetzelfde moment invloeden uit de new wave van de late jaren 70 of flarden Rocy Music uit haar meest creatieve periode horen.
Laat Give Us A Kiss uit de speakers komen en de ene na de andere briljante gitaarsong komt voorbij. Er zijn in 2018 gelukkig weer wat meer goede gitaarplaten gemaakt dan in de afgelopen jaren en deze van Scram C Baby kan wat mij betreft met de allerbesten mee. Wat een comeback. Erwin Zijleman
Wat kun je nog verwachten van een band die acht jaar stil is geweest en inmiddels haar 25e verjaardag viert. Meestal niet zo veel of helemaal niets, maar het kan ook anders. Het Amsterdamse Scram C Baby levert na een stilte van acht jaar een beest van een gitaarplaat af. Give Us A Kiss is twaalf songs lang raak en schiet ook nog eens alle kanten op. Soms rauw en meedogenloos, soms melodieus en aanstekelijk, maar altijd verrassend en uitermate trefzeker. Hun laatste wapenfeit van acht jaar geleden vond ik tot dusver hun beste, maar de nieuwe plaat gaat er overheen en niet zo’n klein beetje ook.
Iets meer dan acht jaar geleden, was ik op deze BLOG, die toen nog in de kinderschoenen stond, zeer positief over Slow Mirror, Wicked Chair van de Nederlandse band Scram C Baby.
Scram C Baby bestond op dat moment al een jaar of 18 en had een handvol platen op haar naam staan, waarvan The Thing That Wears My Ring uit 2007 op dat moment mijn favoriet was. Het zijn platen waarop de geest van Pavement altijd rond waarde, maar Scram C Baby ontwikkelde ook een steeds meer eigen geluid.
Het kwam allemaal samen op Slow Mirror, Wicked Chair, dat vrijwel onmiddellijk mijn favoriete Scram C Baby plaat werd en deed verlangen naar veel en veel meer. Op dat meer hebben we net iets meer dan acht jaar moeten wachten en dat is lang, heel lang. Er zijn niet veel bands die na een stilte van meer dan vijf jaar nog op enigszins interessante wijze tot leven komen, maar Scram C Baby heeft altijd al verrast en doet dat nu nog eens.
Laat ik maar met de deur in huis vallen. Give Us A Kiss is wat mij betreft de beste plaat van de Amsterdamse band tot dusver en vat ook nog eens mooi samen waartoe Scram C Baby de afgelopen 25 jaar in staat was. Give Us A Kiss bevat flink wat van de rammelende rocksongs, die nog steeds associaties oproepen met de muziek van Pavement, maar de Amsterdammers komen dit keer op de proppen met songs die beter zijn uitgewerkt en ook nog een stuk aanstekelijker zijn dan die van hun voormalige Amerikaanse voorbeeld.
Een andere naam die opkomt bij beluistering van Give Us A Kiss is de naam van dEUS. Net als de Belgische band, die in de jaren 90 haar beste platen maakte, kan Scram C Baby een aanstekelijk popliedje opeens tegendraads laten klinken of een tegendraads popliedje transformeren in een bijzonder aanstekelijke rocksong. Uiteindelijk doet bij beluistering en beoordeling van Give Us A Kiss er maar één naam toe en dat is die van Scram C Baby. De band heeft na acht jaar stilte een fantastische gitaarplaat afgeleverd, die je 12 songs en 35 minuten lang in een wurggreep houdt.
De Amsterdamse band maakt het je nog lang niet altijd makkelijk en blijft ver verwijderd van de collega bands op het Excelsior label die in het verleden tekenden voor een mooie lente of Indian Summer. Scram C Baby maakt af en toe een gitaarliedje dat de zon opeens weer doet schijnen, maar de band kan je ook van de sokken blazen met opvallend rauwe en ontsporende gitaarsongs of met gitaarsongs die de fantasie meedogenloos prikkelen.
Het zijn songs die deels citeren uit het decennium waarin de wieg van de band stond, maar de muziek van Scram C Baby klinkt 25 jaar later nog altijd verrassend fris en urgent en laat op hetzelfde moment invloeden uit de new wave van de late jaren 70 of flarden Rocy Music uit haar meest creatieve periode horen.
Laat Give Us A Kiss uit de speakers komen en de ene na de andere briljante gitaarsong komt voorbij. Er zijn in 2018 gelukkig weer wat meer goede gitaarplaten gemaakt dan in de afgelopen jaren en deze van Scram C Baby kan wat mij betreft met de allerbesten mee. Wat een comeback. Erwin Zijleman