Over precies een maand kan de balans van het muziekjaar 2009 worden opgemaakt. Het is misschien nog wat voorbarig, want het jaar is nog niet om, maar 2009 kan wat mij betreft de boeken in als het jaar waarin de muzikale promiscuïteit opnieuw werd uitgevonden. 2009 was het jaar van de supergroepen (Them Crooked Vultures, Monsters of Folk , The Dead Weather), maar ook de wat minder opzienbarende, maar zeker niet minder leuke, samenwerkingsverbanden tierden welig. In de laatste categorie valt ook de samenwerking tussen Will Johnson en Jason Molina. Will Johnson kennen we uiteraard van Centro-Matic, South San Gabriel en een indrukwekkende stapel solowerk; Molina is naast soloartiest de drijvende kracht achter Magnolia Electric Co. en stond hiernaast natuurlijk aan de basis van Songs:Ohia. Zowel Johnson als Molina zijn niet vies van het stevigere werk (luister maar eens naar de platen van Magnolia Electric Co. en vooral Centro-Matic), maar op hun eerste gezamenlijke plaat kiezen ze toch voornamelijk voor het wat meer ingetogen werk dat we kennen van South San Gabriel en vooral Songs:Ohia. Molina & Johnson opent nog met een redelijk aangeklede track, maar hierna is het spaarzaamheid troef en domineren uiterst sobere en in een laag tempo uitgevoerde songs. Zowel Jason Molina als Will Johnson bekijken het leven bij voorkeur door een donkere bril en het is dan ook geen verrassing dat Molina & Johnson een uiterst donkere en indringende plaat is waar de melancholie van af spat. Op voorhand had ik enige angst dat het bij elkaar zetten van twee eenlingen een ongemakkelijke en hierdoor niet bijzonder overtuigende plaat op zou leveren, maar deze angst blijkt gelukkig ongegrond. Johnson en Molina weten op hun eerste gezamenlijke plaat het beste in elkaar naar boven te halen en toveren de ene na de andere hartverscheurend mooie folksong te voorschijn. Beide heren nemen weliswaar afwisselend het voortouw, maar Molina & Johnson is ook overduidelijk een gezamenlijk project. De toch wat lastige stemmen van Will Johnson en Jason Molina passen prachtig bij elkaar en versterken het effect van de sombere en vaak behoorlijk indringende songs, waarmee het tweetal zich weet te manifesteren als de Lennon & McCartney van het genre. Een ieder die als een berg opziet tegen de "donkere dagen voor kerst" kan zijn hart ophalen aan deze verrassend sterke plaat. Erwin Zijleman
30 november 2009
29 november 2009
DeWolff - Strange Fruits and Undiscovered Plants
DeWolff is een uit Limburg afkomstige band die je misschien wel kent van het tv programma De Wereld Draait Door. De Limburgers mochten dit jaar al een aantal keren komen opdraven bij Matthijs van Nieuwkerk, wat de naamsbekendheid van de band flink ten goede is gekomen. Landelijk succes moet nu definitief worden afgedwongen met de band’s debuut Strange Fruits And Undiscovered Plants en wat mij betreft maakt DeWolff een goede kans. Het debuut van DeWolff is een plaat geworden die niet in de smaak zal vallen bij liefhebbers van muziek die vernieuwt, want aan vernieuwen heeft DeWolff een broertje dood. Strange Fruits And Undiscovered Plants neemt je direct vanaf de eerste noten mee terug naar de sixties en seventies en houdt je daar vast tot de laatste noten van de plaat wegebben. Het gebrek aan vernieuwing op het debuut van DeWolff laat mij overigens ijskoud, want wat klinkt deze plaat geweldig. Strange Fruits And Undiscovered Plants laat zich beluisteren als een mix van Deep Purple, Cream, Led Zeppelin, Jimi Hendrix en een beetje Pink Floyd en Procol Harum. Oftewel: blues, hardrock, progrock en psychedelica verwerkt in lang uitgesponnen songs met spetterend gitaarwerk en een Hammond orgel dat zowel een subtiele onderlaag als een muur van geluid kan neerzetten. Het is muziek uit een heel ver verleden, maar het is ook muziek die er vier decennia na de hoogtijdagen van de genoemde bands nog steeds toe doet. Strange Fruits And Undiscovered Plants is een plaat die ondanks de lange songs (een aantal kruipt richting de tien minuten) en de wat verouderde receptuur (ik hoor zelfs een drumsolo), niet snel gaat vervelen. Integendeel zelfs; eigenlijk wordt de muziek van DeWolff alleen maar leuker als je deze plaat vaker hoort. Strange Fruits And Undiscovered Plants is een plaat die tegen flink wat vooroordelen zal moet opboksen, maar zet deze vooroordelen opzij en je hoort tijdloze bluesy psych-rock, die nog altijd net zo lekker klinkt als in de jaren 60 en 70. Niets om je voor te schamen, wel iets om erg van te genieten. Erwin Zijleman
26 november 2009
Heavy Trash - Midnight Soul Serenade
Jon Spencer zal waarschijnlijk tot in de lengte van dagen worden geassocieerd met zijn fameuze band The Jon Spencer Blues Explosion. Tussen 1992 en 2002 maakte Spencer met zijn Blues Explosion zes memorabele platen met een mix van rauwe blues en rock ’n roll (waarvan Orange uit 1994 wat mij betreft de beste is). Waar Spencer met zijn Blues Explosion (en voorganger Pussy Galore) nooit over aandacht te klagen had, komt zijn nieuwe band er tot dusver wat bekaaid af. Deze band, Heavy Trash, bestaat naast Jon Spencer uit Matt Verta-Ray, die in een ver verleden speelde in de cultband Madder Rose, maar in een recenter verleden onder andere werkte met rhythm & blues legende Andre Williams (die in een eerder stadium overigens ook al werkte met Jon Spencer). Sinds 2005 vormen Spencer en Verta-Ray Heavy Trash en dit heeft tot dusver drie platen opgeleverd: Heavy Trash uit 2005, Going Way Out With Heavy Trash uit 2007 en het onlangs verschenen Midnight Soul Serenade. Het zijn platen die nauwelijks voor elkaar onder doen en in grote lijnen een vergelijkbaar geluid lieten horen. De muziek van Heavy Trash heeft heel af en toe wel wat raakvlakken met de muziek die Spencer met zijn Blues Explosion maakte, voornamelijk vanwege Spencer’s herkenbare rauwe vocalen, maar over het algemeen genomen is Heavy Trash toch een duidelijk andere band en Matt Verta-Ray bovendien een totaal ander gitarist dan Blues Explosion’s Judah Bauer, die de grootse rock riffs niet schuwde. Waar blues centraal stond in de muziek van The Jon Spencer Blues Explosion, vormt rockabilly het belangrijkste bestanddeel van de muziek van Heavy Trash. Het is groezelige en ongepolijste rockabilly die wordt aangevuld met zeer uiteenlopende invloeden, waaronder invloeden uit de soul, (swamp) blues, garagerock en punk. Midnight Soul Serenade is net wat minder rauw dan zijn twee (bijzonder rauwe) voorgangers en ademt nadrukkelijk de sfeer van de jaren 50; overigens zonder ook maar een moment gedateerd te klinken. Het is muziek zonder opsmuk die met veel energie op de band is gesmeten. Waar je veel hedendaagse bands kunt verwijten dat ze de essentie van de rock ’n roll uit het oog zijn verloren, weet Heavy Trash deze essentie ook op haar derde plaat weer op akelig trefzekere wijze bloot te leggen en maakt het voor de derde maal op rij rock ’n roll die klinkt zoals rock ’n roll moet klinken. Geweldig! Erwin Zijleman
25 november 2009
Martha Wainwright - Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris
Rufus Wainwright kroop de afgelopen jaren veelvuldig in de huid van zijn idool Judy Garland. Het heeft zuslief Martha mogelijk geïnspireerd tot een vergelijkbaar project, want op Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris vertolkt Martha Wainwright de songs van haar idool, Edith Piaf. Met de songs van Edith Piaf had ik lange tijd helemaal niets, tot ik de film La Vie En Rose had gezien. Sindsdien hoor ik het leed en de passie in de songs van de Française , die buitensporig veel ellende kreeg te verwerken in haar veel te korte leven. Met de keuze voor het repertoire van Edith Piaf heeft Martha Wainwright het zichzelf verre van makkelijk gemaakt. Waar haar broer een eind komt met een hoop pathos en een paar bundeltjes veren, moet Martha Wainwright zich proberen te verplaatsen in de gevoelens van een vrouw die oneindig veel meer heeft meegemaakt dan zij. Na beluistering van Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris kan ik alleen maar concluderen dat Martha Wainwright er uitstekend in geslaagd is om de songs van Edith Piaf te vertolken op een wijze die de Française recht doet. Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris werd live opgenomen in New York. De keuze voor een live setting is wat mij betreft een verstandige keuze, want het geeft deze plaat iets puurs en oprechts. Bijgestaan door een fantastische en gevoelig spelende band, vertolkt Martha Wainwright op indrukwekkende wijze de songs van de vrouw die ze al bewondert sinds haar jonge tienerjaren. Martha Wainwright heeft misschien niet meegemaakt wat Edith Piaf heeft meegemaakt, maar ze kent de songs van Piaf door en door. Op Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris blijft Martha Wainwright opvallend dicht bij de originelen van Edith Piaf. Dat is aan de ene kant jammer, want haar eigenzinnigheid is tot dusver één van Martha Wainwright’s meest doeltreffende wapens, maar aan de andere kant getuigt het ook van respect en lef om zo dicht bij songs van de nog altijd unieke Edith Piaf te blijven. Rest de vraag of je niet net zo goed een plaat van Edith Piaf op kunt zetten. Het antwoord is bevestigend. Luister naar het buitengewoon ontroerende Live At Carnegie Hall uit 1957, naar één van de vele goede verzamelaars of naar de uitstekende La Vie En Rose soundtrack en je hoort dat Edith Piaf Martha Wainwright op alle fronten minstens een stapje voor blijft. Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris is dan ook vooral een buitengewoon moedige maar zeker ook verdienstelijke poging en bovendien een opstapje naar het verkennen van het oeuvre van één van de grootheden uit de rijke muziekgeschiedenis. Erwin Zijleman
24 november 2009
Tom Waits - Glitter And Doom Live
Live albums zijn vaak overbodige tussendoortjes die uiteindelijk slechts beperkt houdbaar blijken te zijn, maar er zijn ook muzikanten aan wie je een live album wel kunt toevertrouwen. Na de twee (!) uitstekende live albums die Leonard Cohen dit jaar al heeft uitgebracht, is het wederom een ouwe rot in het vak die weet te imponeren met een live plaat die er toe doet: Tom Waits. Helemaal als een verrassing komt dit natuurlijk niet. Tom Waits maakte in zijn beginjaren al eens een live album (Nighthawks At The Diner uit 1975) dat behoort tot het zeer selecte stapeltje klassieke live platen en ook Big Time uit 1988 was veel beter dan de gemiddelde live plaat. Glitter And Doom Live is de derde live cd in het inmiddels imposante oeuvre van Tom Waits en het is er wederom een die er absoluut toe doet. Op Glitter And Doom Live is materiaal te horen dat werd opgenomen tijdens de gelijknamige tour die Waits in 2008 volop bezig hield. De nadruk ligt op het recentere werk van Tom Waits, maar ook uitstapjes richting het verre verleden worden gelukkig niet geschuwd. Iedereen die Tom Waits wel eens live aan het werk gezien heeft, weet dat de muziek van Tom Waits op het podium nog veel beter tot zijn recht komt dan op de plaat. Bovendien staat Waits bekend om de bijzondere bewerkingen die zijn songs op het podium krijgen, waardoor deze songs soms vrijwel onherkenbaar zijn. Ook Glitter And Doom Live blijkt een feest van herkenning en een feest van het ontbreken van herkenning. Waits laat zich op het podium bijstaan door een werkelijk fantastische band, die zowel uiterst subtiel kan spelen als een ongelooflijke bak herrie kan maken. Tom Waits past zich hierop aan als een muzikale kameleon en schotelt afwisselend ingetogen folky ballads, uiterst rauwe en stampende blues en theatrale potten en pannen muziek voor. Het is muziek die overrompelt door de intensiteit en hierbij maakt het niet eens zoveel uit of Waits alles uit de kast trekt, funkt als James Brown in zijn beste dagen of je diep in het hart raakt met een uiterst sobere ballad. Van zijn zeer karakteristieke stemgeluid moet je houden, maar als je er van houdt is het live vrijwel onweerstaanbaar. In een aantal van de 17 songs op blijft Waits betrekkelijk dicht bij de originelen, maar bij een aantal andere songs moest ik flink nadenken. Natuurlijk kan het niet op tegen Tom Waits in levende lijve op het podium zien, maar Glitter And Doom Live is zeker gezien de schaarste van zijn live optredens een waardig alternatief. De jaren beginnen voor Tom Waits inmiddels aardig te tellen, maar afgaande op de kwaliteit van Glitter And Doom durf ik wel te voorspellen dat Tom Waits nog wel even mee kan en vooralsnog een klasse apart zal blijven. Erwin Zijleman
23 november 2009
Brett Anderson - Slow Attack
Brett Anderson was jarenlang het boegbeeld van Suede. Deze Britse band maakte een aantal geweldige platen met vaak wat pompeuze en cabareteske muziek en had in Anderson een even opvallend als aansprekend, doch niet onomstreden, voorman. Sinds het uiteenvallen van Suede een aantal jaren geleden, maakt Anderson soloplaten; tot dusver overigens met niet al teveel succes. Persoonlijk was ik zeer gecharmeerd van zowel het met flink wat strijkers opgepoetste Brett Anderson (2007) als het uiterst sobere Wilderness (2008). Waar Brett Anderson binnen Suede zowel in muzikaal opzicht als qua persoonlijkheid uiterst extravert en soms wat over the top was, maakt hij op zijn soloplaten ingetogen en behoorlijk introverte muziek. Het is een lijn die verder wordt doorgetrokken op Anderson’s derde soloplaat Slow Attack. Ook Slow Attack is weer een plaat met voornamelijk intieme muziek, die alleen nog vanwege Anderson’s uit duizenden herkenbare stemgeluid aan de muziek van Suede doet denken. Slow Attack sluit hiermee aan op zijn twee voorgangers, al klinkt de derde soloplaat van Brett Anderson wederom anders dan zijn voorgangers. De instrumentatie op Slow Attack is atmosferisch en herinnert afwisselend aan de klanktapijten van Brian Eno en aan de muziek die Talk Talk in haar meest experimentele dagen maakte, al trekt Anderson ook dit keer zo nu en dan strijkers en blazers uit de kast. Het zijn stemmige klanken die op één of andere manier prachtig passen bij het nog altij bijzondere stemgeluid van Brett Anderson. Voor de liefhebbers van Suede blijft het natuurlijk even wennen. Waar Suede het vooral moest hebben van een groots geluid en af en toe net wat te goedkoop effectbejag, speelt Brett Anderson puur op de emotie. Op Slow Attack is Anderson wederom gegroeid als zanger en songwriter en door het gebruikte instrumentarium komen zijn songs beter dan ooit tevoren tot hun recht. Slow Attack is wel een plaat waarvoor je even moet gaan zitten. Een aantal van de toegankelijke popsongs zullen je relatief snel weten te overtuigen, maar Slow Attack bevat ook een aantal wat meer experimentele songs die pas na een tijdje doorwerken hun ware schoonheid prijs geven. Het is makkelijk om Brett Anderson af te rekenen op zijn verleden, maar luister onbevooroordeeld naar Slow Attack en je hoort een prachtige plaat van een bovengemiddeld getalenteerd singer-songwriter. Erwin Zijleman
22 november 2009
Rickie Lee Jones - Balm In Gilead
Vraag aan 100 liefhebbers van vrouwelijke singer-songwriters welke associatie ze hebben met Rickie Lee Jones en ik verwacht dat er minstens 90 met “Chuck E’s In Love” op de proppen komen. De single waarmee Rickie Lee Jones precies 30 jaar geleden doorbrak, is nog altijd haar bekendste song en is volgens velen ook nog eens afkomstig van haar beste plaat (Rickie Lee Jones uit 1979). Over dat laatste valt op zijn minst te twisten. Met Pirates (1981) en Girl At Her Volcano (1983) maakte Rickie Lee Jones twee platen die niet onder deden voor haar zo succesvolle debuut en ook Flying Cowboys uit 1989 kwam hier op zijn minst dicht bij in de buurt. Persoonlijk vind ik echter de platen die Rickie Lee Jones de afgelopen jaren heeft gemaakt het mooist. Na een aantal wat mindere jaren verraste Rickie Lee Jones de afgelopen jaren met uitstekende platen als The Evening Of My Best Day (2003) en The Sermon on Exposition Boulevard (2007); platen waarop Rickie Lee Jones prachtige doorleefde songs vertolkte op een manier waarop alleen zij dit kan. Het is een lijn die wordt doorgetrokken op het onlangs verschenen en tot dusver helaas nog grotendeels genegeerde Balm In Gilead. Ook Balm In Gilead is weer een plaat die hier en daar naadloos lijkt aan te haken bij de platen waarmee Rickie Lee Jones ooit debuteerde, maar die, net als zijn twee voorgangers, veel minder stijlvast is. Blues, folk en jazz spelen ook op Balm In Gilead een belangrijke rol, maar Rickie Lee Jones is dit keer ook niet vies van country, rock en vooral gospel. De songs van Rickie Lee Jones zijn nog altijd heerlijk eigenzinnig en compromisloos. Rickie Lee Jones doet zoals altijd precies waar ze zelf zin in heeft en bouwt op geheel eigen wijze aan een fraai oeuvre. Net als haar vorige platen doet ook Balm In Gilead meer dan eens denken aan de platen van Tom Waits, al is de stem van Rickie Lee Jones (gelukkig) een stuk conventioneler. Het zijn misschien niet de makkelijkste platen die Rickie Lee Jones de laatste jaren maakt, maar een ieder die kon genieten van The Evening Of My Best Day en The Sermon on Exposition Boulevard, zal ook Balm In Gilead weer kunnen waarderen als een uitstekende plaat van ongekend talent. Erwin Zijleman
20 november 2009
Dave Rawlings Machine - A Friend Of A Friend
Tussen 1996 en 2003 leek Gillian Welch de fantastische platen bijna achteloos uit haar mouw te schudden, maar na Revival (1996), Hell Among The Yearlings (1998), Time (The Revelator) (2001) en Soul Journey (2003) was het opeens op. Gillian Welch schijnt sindsdien te kampen met een writer’s block van een ongekende omvang en vooralsnog wijst niets op haar vijfde plaat. Dat is niet alleen vervelend voor Gillian Welch en de liefhebbers van haar muziek, maar zeker ook voor haar muzikale partner Dave Rawlings, die nadrukkelijk aanwezig was op al de platen van Gillian Welch. Aan de noodgedwongen muzikale pauze van Rawlings komt nu een eind met de release van A Friend Of A Friend van Dave Rawlings Machine. A Friend Of A Friend is overigens niet alleen de terugkeer van Dave Rawlings, maar ook die van Gillian Welch, die vocaal bijdraagt aan de meeste songs op deze plaat en bovendien heeft meegeschreven aan een aantal songs op deze plaat. Waar Rawlings op de platen van Gillian Welch genoegen moest nemen met een plekje op de achtergrond, zijn de rollen dit keer omgedraaid. Dave Rawlings verzorgt dit keer alle lead-vocalen; Gillian Welch draagt slechts bij aan de, bij vlagen overigens wonderschone, harmonieën. Op het eerste gehoor en kort door de bocht is A Friend Of A Friend een Gillian Welch plaat met een hoofdrol voor Dave Rawlings, maar wanneer je het debuut van Dave Rawlings Machine vaker hoort vallen ook de verschillen op. De muziek van Dave Rawlings Machine is, net als die van Gillian Welch, zo nu en dan diep geworteld in de Appalachen, maar Rawlings verkent ook invloeden uit de folk, country, rock en West Coast pop. A Friend Of A Friend doet meer dan eens denken aan de platen van Gillian Welch, maar ook invloeden van The Band, Bob Dylan, Daniel Lanois en zelfs The Rolling Stones duiken op. De muziek van Dave Rawlings Machine klinkt voor het overgrote deel betrekkelijk traditioneel, maar wordt met zoveel plezier en passie gespeeld dat het geen moment oubollig klinkt. A Friend Of A Friend is inmiddels al een tijdje niet meer uit mijn cd speler te slaan, maar blijft vooralsnog groeien. Dat Gillian Welch op de weg terug is, is natuurlijk fantastisch nieuws, maar ook de muziek van haar muzikale partner Dave Rawlings is iets om heel erg vrolijk van te worden. Een geweldige plaat van een muzikant die eindelijk zijn al zo lang verdiende plekje in de spotlights opeist. Erwin Zijleman
19 november 2009
Sonja van Hamel - Winterland
Samen met Berend Dubbe maakte Sonja van Hamel als Bauer de afgelopen jaren een aantal hele leuke platen met sprookjesachtige elektronische muziek. Het laatste wapenfeit van Bauer is inmiddels al weer enkele jaren oud, wat de vraag oproept of de band nog wel bestaat. Het antwoord op deze vraag weet ik niet, maar ik weet wel dat Sonja van Hamel onlangs een soloplaat heeft gemaakt die het wachten op een nieuwe Bauer plaat een stuk makkelijker maakt. Op Winterland doet Sonja van Hamel in grote lijnen wat ze ook met Bauer doet. Ook Winterland staat immers vol met avontuurlijke popliedjes die in staat zijn om de fantasie van de luisteraar te prikkelen en deze luisteraar vervolgens mee te voeren naar een bijna sprookjesachtige wereld. Het zijn beeldende songs die, niet geheel ontoevallig, ook de basis vormen van de muziek bij de gelijknamige speelfilm van Dick Tuinder. Tegelijkertijd klinkt Winterland absoluut niet als een nieuwe Bauer plaat. Waar bij Bauer de elektronica domineert kiest Sonja van Hamel op Winterland voor een bijna volledig organisch geluid, waarin hier en daar flink wat ruimte is gereserveerd voor strijkers en blazers. Winterland doet me meer dan eens denken aan de muziek van Aimee Mann, al hoor ik af en toe ook wel wat van Suzanne Vega; een groter compliment kan ik Sonja van Hamel nauwelijks maken. Net als Aimee Mann beschikt Sonja van Hamel over een wat eenzijdig stemgeluid, dat echter uitstekend gedijt bij een warm aanvoelende en veelzijdige instrumentatie. Winterland is een avontuurlijke plaat met popliedjes die alle kanten op schieten, de ene keer wat meer richting pop, de andere keer vanwege de bijdragen van de banjo weer wat meer richting roots. Wat al de songs op Winterland gemeen hebben, is dat ze stuk voor stuk verwarmen, maar je ook continu op het puntje van de stoel houden. Winterland is hierdoor een bijzonder aangename plaat die eigenlijk alleen maar leuker wordt. Of het met Bauer nog wat gaat worden weet ik niet, maar de avontuurlijke erfenis van de band blijkt bij Sonja van Hamel in uitstekende handen. Erwin Zijleman
17 november 2009
Emily Jane White - Victorian America
Emily Jane White had lange tijd een voorkeur voor punk en metal, maar debuteerde uiteindelijk met een sobere folkplaat die misschien nog wel het best kon worden omschreven als het vrouwelijke antwoord op Nick Drake. Dark Undercoat (2007) werd in haar tijdelijke vaderland Frankrijk op de juiste waarde geschat, maar in Nederland helaas compleet over het hoofd gezien. De geschiedenis herhaalt zich nu met haar tweede plaat Victorian America, want ook de tweede plaat van Emily Jane White, die tegenwoordig vanuit San Francisco opereert, weet tot dusver in Nederland de aandacht helaas niet te trekken. Dat is doodzonde, want Victorian America is een hele mooie plaat die in staat moet worden geacht om een breed publiek aan te spreken. Op haar tweede plaat maakt Emily Jane White uiterst stemmige muziek met invloeden uit de folk, country en blues. De instrumentatie op Victorian America bestaat voornamelijk uit een akoestische gitaar, een piano, een pedal steel en flink wat strijkers. Het geeft de muziek van Emily Jane White een warm, donker en soms wat beklemmend geluid. De smaakvolle instrumentatie draagt nadrukkelijk bij aan de kwaliteit van de tweede plaat van de Amerikaanse, maar het sterkste wapen van Emily Jane White is haar fantastische stem; een stem die de sensualiteit van Hope Sandoval lijkt te combineren met de warmte van Cat Power, de impact van Alela Diane en de passie van PJ Harvey. De combinatie van prachtige sfeervolle klanken en een stem die je absoluut mee weet te slepen, tilt veel van de songs op Victorian America naar grote hoogten, alwaar pas opvalt dat Emily Jane White ook in tekstueel en compositorisch opzicht heel veel te bieden heeft. Victorian America blijkt met name na intensieve beluistering een wonderschone plaat die flink wat impact heeft. Emily Jane White schrijft op het eerste gehoor betrekkelijk toegankelijke songs, maar wanneer je er beter naar luistert valt op dat ze het experiment niet schuwt en meer dan eens kiest voor een onverwachte wending. Victorian America is een donkere plaat die er in slaagt om je op hetzelfde moment somber en gelukkig te laten voelen; een kwaliteit die maar voor weinig platen is weggelegd. De afgelopen jaren zijn flink wat vrouwelijke singer-songwriters in dit genre als heldinnen onthaald, maar na Victorian America vele malen gehoord te hebben, begin ik me steeds nadrukkelijker af te vragen of we de meest getalenteerde van het stel tot dusver niet hebben laten lopen. Erwin Zijleman
16 november 2009
Willard Grant Conspiracy - Paper Covers Stone
De Amerikaanse band Willard Grant Conspiracy draait inmiddels geruime tijd mee en heeft een aantal hele mooie platen op haar naam staan. Platen waarvan ik er een aantal (en dan met name Regard The End uit 2003) reken tot mijn persoonlijke favorieten, maar de afgelopen jaren wist de band me eerlijk gezegd niet meer echt te raken. Op het uit 2006 stammende Let It Roll sloeg de band rond zanger Robert Fisher nieuwe wegen in. Waar de folk-noir van Willard Grant Conspiracy tot dat moment aardedonker was geweest, was Let It Roll niet alleen een stuk steviger, maar ook net wat luchtiger en opgewekter dan we van de band gewend waren. Wolken overheersten weliswaar nog altijd, maar hier en daar zag ik toch ook wat voorzichtige zonnestralen, terwijl de band wat mij betreft op haar best is wanneer de overtrekkende wolken gitzwart zijn en noodweer dreigt. Ook het vorig jaar verschenen Pilgrim Road deed me een stuk minder dan oudere Willard Grant Conspiracy platen. Pilgrim Road bleek zwaar georkestreerd, terwijl eenvoud in het verleden meestal de kracht was van de indringende muziek van Willard Grant Conspiracy. Het onlangs verschenen Paper Covers Stone lijkt niet meer dan een tussendoortje. Op deze in slechts twee dagen opgenomen plaat, vindt Willard Grant Conspiracy een deel van haar oude werk, waaronder relatief veel werk uit de afgelopen jaren, opnieuw uit. Het is de band niet in dank afgenomen, want in de meeste recensies wordt Paper Covers Stone beschreven als een zwaktebod of zelfs als muzikale bloedarmoede. Zelf zie ik dit compleet anders. Op Paper Covers Stone klinkt Willard Grant Conspiracy eindelijk weer eens zoals de band wat mij betreft altijd mag klinken. De songs die op de vorige platen van de band nog werden omgeven door stevige gitaren of aanzwellende strijkers, klinken nu opeens ouderwets sober en zwaarmoedig en winnen hierdoor flink aan zeggingskracht. Maar ook de songs uit een verder verleden komen in het nieuwe jasje uitstekend tot hun recht. Paper Covers Stone is daarom uiteindelijk veel meer dan een tussendoortje. Het is een plaat die laat horen dat Willard Grant Conspiracy de afgelopen jaren weliswaar nieuwe wegen is ingeslagen, maar ook haar oude geluid nog niet is vergeten, ontgroeid of verleerd. De drie nieuwe songs op de plaat laten bovendien horen dat Willard Grant Conspiracy nog lang niet is versleten en de hoop op een nieuwe plaat van het niveau van bijvoorbeeld Regard The Band nog altijd realistisch is. Erwin Zijleman
15 november 2009
Them Crooked Vultures - Them Crooked Vultures
Nog niet eens zo heel lang geleden leek de supergroep een uitgestorven dinosaurus uit de jaren 70, maar de laatste tijd duiken ze opeens weer overal op. Tot dusver waren de nieuwe supergroepen nog lang niet van het kaliber van hun soortgenoten uit het verre verleden, maar met Them Crooked Vultures hebben we eindelijk weer eens een supergroep uit de A-categorie te pakken. Er wordt al maanden heel druk gedaan over de band die bestaat uit levende legendes John Paul Jones (Led Zeppelin), Dave Grohl (Nirvana/Foo Fighters) en Josh Homme (Kyuss/Queens Of The Stone Age), maar tot dusver was er buiten een serie optredens die toch niet helemaal aan de verwachtingen voldeed, eigenlijk niet zo gek veel om druk over te doen. Tot nu dan, want inmiddels ligt het debuut van Them Crooked Vultures in de winkel. Het is een plaat die moet opboksen tegen torenhoge en misschien zelfs wel irreële verwachtingen, maar dit verrassend trefzeker doet. Dave Grohl en John Paul Jones vormen een solide en energieke ritmesectie, maar het is vooral Josh Homme die zijn stempel op deze plaat drukt. Them Crooked Vultures sleept op haar debuut de complete geschiedenis van de rockmuziek achter zich aan, maar put toch het meest nadrukkelijk uit de stoner-rock die Homme met zijn bands Kyuss en Queens Of The Stone Age op de kaart heeft gezet. Een uur lang Them Crooked Vultures is op het eerste gehoor misschien wat veel van het goede, zeker omdat de meters continu in het rood lijken te slaan waardoor deze bij vlagen loodzware plaat energie vreet. In eerste instantie had ik de geweldige riffs van Josh Homme en de rake klappen van Dave Grohl daarom na een paar songs wel gehoord, maar naarmate je het debuut van Them Crooked Vultures vaker hoort, beginnen vrijwel alle songs op dit album te groeien. De eerste plaat van Them Crooked Vultures bevat muziek die je van muzikanten van dit kaliber mag verwachten en dat is nogal wat wanneer je het hebt over muzikanten die aan de basis stonden van de stoner-rock (Homme), de grunge (Grohl) of rockmuziek in het algemeen (Jones). De supergroepen uit het verleden voldeden uiteindelijk meestal niet aan de verwachtingen; Them Crooked Vultures weet ze zelfs te overtreffen met een plaat die zomaar kan uitgroeien tot de beste (stoner-)rockplaat van 2009. Erwin Zijleman
13 november 2009
The Clientele - Bonfires On The Heath
Er zijn bands die niet voor het geluk zijn geboren. Bands die meerdere geweldige platen op hun naam hebben staan en steeds weer kunnen rekenen op recensies vol superlatieven in aansprekende muziektijdschriften. Bands ook die meer dan eens worden uitgeroepen tot de smaakmakers van het afgelopen decennium. Bands kortom die prachtige muziek maken, maar die door het grote publiek keer op keer schandalig over het hoofd worden gezien. Op vrijdag de dertiende kan ik op deze site alleen maar aandacht besteden aan zo’n band. Het uit Londen afkomstige The Clientele voldoet aan alle voorwaarden. De band begon een jaar of tien geleden met het maken van onweerstaanbare en wonderschone popmuziek. Na een paar singles (bij elkaar gebracht op de singles compilatie Suburban Light uit 2000) had met name de Britse muziekpers de band al in haar armen gesloten en leek het slechts een kwestie van tijd voor The Clientele zou beginnen aan een zegetocht die uiteindelijk tot ver buiten de Britse eilanden zou gaan reiken. Zover kwam het helaas niet. De band’s echte debuut The Violet Hour (2003) voldeed weliswaar volledig aan de hooggespannen verwachtingen, maar op één of andere manier wilde het publiek maar niet luisteren. Alles zou vervolgens goed moeten komen met de band’s derde plaat Strange Geometry (2005); volgens velen één van de beste platen van het afgelopen decennium. Ook nu sloeg de licht eigenwijze, maar betoverend mooie indiepop van de Britten helaas niet op grote schaal aan, al kreeg de band in de Verenigde Staten net wat meer erkenning dan in Europa. Op haar vierde plaat God Save The Clientele (2007) koos de band voor een iets toegankelijker geluid, maar de muziek was nog altijd prachtig: Love en The Zombies op geheel Britse wijze vermengd met The Go-Betweens; het was maar één van de vele pogingen om de prachtige muziek van The Clientele te beschrijven. Inmiddels ben ik er van overtuigd dat The Clientele nooit meer echt gaat doorbreken en kan ik alleen maar hopen dat de band desondanks stug doorgaat met het maken van prachtplaten. Vooralsnog lijkt de band dit van plan, want met Bonfires On The Heath heeft The Clientele haar vijfde prachtplaat op rij gemaakt (de zesde wanneer we ook de eveneens fraaie restjesverzamelaar It’s Art, Dad uit 2005 meetellen). Ook op Bonfires On The Heath maakt The Clientele muziek die als een warme deken om je heen valt. Het is muziek die in de loop der jaren wat is opgeschoven richting chamber pop, want waar de band op haar debuut nog wel eens koos voor gitaargeweld domineren nu lieflijke klanken en op zijn tijd strijkers en blazers, maar zelf vind ik het toch meer dream pop dan chamber pop. In haar vaak wat melancholieke en licht psychedelische popliedjes laat The Clientele zich nog altijd nadrukkelijk beïnvloeden door muziek uit de jaren 60, waarbij het opvalt dat invloeden van The Beatles aan terrein hebben gewonnen. Met retro heeft het ondanks deze invloeden niet veel te maken; The Clientele maakt tijdloze popmuziek van een ongelooflijk hoog niveau. Het beluisteren van Bonfires On The Heath is overigens niet zonder risico. Wanneer je bent gevallen voor de charmes van deze plaat, en dat is nauwelijks te voorkomen, heb je direct vijf andere platen op je verlanglijstje staan. Met de komst van Sinterklaas en de Kerstman in het vooruitzicht is dat echter niet meer dan een luxe probleem. Erwin Zijleman
12 november 2009
Norah Jones - The Fall
Met Come Away With Me (2002), Feels Like Home (2004) en Not Too Late (2007) werd Norah Jones de afgelopen zeven jaar wereldberoemd. Haar lome jazzy pop met zwoele vocalen bleek bij een breed publiek in de smaak te vallen en ook de critici waren in eerste instantie vol lof. Toch was er ook altijd kritiek. De muziek van Norah Jones bleef volgens velen toch net wat te braaf en oppervlakkig om de luisteraar echt te kunnen raken en drong zich bovendien niet erg op. Dat Norah Jones meer in haar mars had, liet ze al horen in zijuitstapjes met The Little Willies, Peter Malick Group en vooral El Madmo, maar op haar soloplaten kwam het er tot dusver nog niet helemaal uit. Iedereen die Norah Jones op basis van haar vorige platen al had afgeschreven is echter te vroeg, want met The Fall levert Norah Jones de plaat af die maar weinig mensen van haar zullen hebben verwacht. Zoals zo vaak stond persoonlijke ellende aan de basis van een nieuw geluid. Norah Jones brak met haar levenspartner en omdat dit ook de bassist van haar band was, omringde ze zich bovendien met nieuwe muzikanten en koos ze voor een nieuwe producer, Jacquire King (bekend vanwege de laatste platen van Kings Of Leon, maar door Norah Jones gekozen vanwege zijn werk met Tom Waits). Op het Internet doen al maanden geruchten de ronde over het nieuwe geluid van Norah Jones, maar deze geruchten blijken wat overdreven. The Fall is wel wat rauwer en steviger dan de muziek die we tot dusver van Norah Jones kennen, maar om dit nu een rockplaat te noemen gaat me weer wat te ver. Ook op The Fall kiezen Norah Jones en haar medemuzikanten voor een betrekkelijk ingetogen instrumentatie die alle ruimte biedt aan de nog altijd aansprekende en verleidelijke vocalen van Norah Jones. The Fall laat, zeker vergeleken met zijn voorgangers, een veelzijdiger geluid horen, waarin invloeden uit de jazz wat verder naar de achtergrond zijn gedrongen, maar in muzikaal opzicht is het ook weer niet heel ver verwijderd van de muziek die we van Norah Jones kennen; het klinkt hooguit urgenter en doorleefder. Waar de muziek van Norah Jones tot dusver de neiging had om aangenaam voort te kabbelen, is The Fall een plaat die onder je huid kruipt. The Fall is een echte break-up plaat, die de luisteraar niet onberoerd zal laten. Bijgestaan door muzikale vrienden als Jesse Harris, Ryan Adams en Will Sheff (Okkervil River) heeft Norah Jones een plaat gemaakt die niet alleen in vocaal, maar ook in muzikaal, productioneel, compositorisch en emotioneel opzicht een diepe indruk weet te maken. De vorige platen van Norah Jones zet ik vaak op wanneer ik langzaam in slaap wil worden gewiegd; The Fall zet ik op wanneer ik ruw wakker geschud wil worden. The Fall is een indrukwekkend statement van een vrouw die zich met deze plaat wat mij betreft definitief schaart onder de beste vrouwelijke singer-songwriters van de afgelopen decennia. Erwin Zijleman
11 november 2009
Isbells - Isbells
Op het sportieve vlak meten we ons in Nederland het liefst met onze oosterburen, maar wanneer het gaat om confrontaties op het muzikale vlak zijn onze zuiderburen natuurlijk veel interessanter. De afgelopen decennia wonnen de Belgen deze confrontaties over het algemeen met speels gemak, maar dit jaar liggen de Nederlanders vooralsnog een straatlengte voor, al is het alleen maar vanwege de handvol geweldige platen die het Excelsior label de afgelopen maanden heeft uitgebracht. Dat ze het maken van mooie muziek ook in België niet verleerd zijn wordt bewezen door de uit Leuven afkomstige band Isbells. Op haar titelloze debuut maakt Isbells muziek die Amerikaans aandoet, maar die gelukkig ook is voorzien van de eigenzinnigheid die de Belgische popmuziek vaak zo leuk maakt. De muziek van Isbells past, zoals zoveel muziek die momenteel wordt uitgebracht, prachtig bij het jaargetijde en doet verlangen naar een open haard. Het is muziek die mij persoonlijk vooral doet denken aan die van Elliott Smith of Nick Drake in hun beste dagen, maar omdat Isbells nadrukkelijk put uit de archieven van de Americana zijn er ook zeker raakvlakken met de nog altijd groeiende prachtplaat van Bon Iver. Isbells houdt haar muziek over het algemeen sober en beperkt zich in deze gevallen tot smaakvolle accenten, maar ook flink uitpakkende harmonieën worden door de Vlamingen niet geschuwd. In het laatste geval komt de muziek van Isbells dicht in de buurt bij die van een band als Fleet Foxes, maar over het algemeen is de toon toch een stuk soberder en somberder. Isbells beweegt zich in een genre waarin de concurrentie moordend is en bovendien alles wat je maar kunt bedenken al bedacht lijkt, maar wat mij betreft slagen de Belgen er in om zich te onderscheiden van de meeste van hun soortgenoten; iets wat vooral de verdienste is van zanger Gaëtan Vandewoude, die gezegend blijkt met een stemgeluid dat niemand onberoerd zal laten. Het titelloze debuut van Isbells is een plaat die in eerste instantie vooral aangenaam vermaakt, maar die wanneer alle stukjes op hun plek vallen ook diep weet te ontroeren en te verbazen. Net als de al eerder genoemde Elliott Smith maakt Isbells muziek die weliswaar overloopt van melancholie, maar waarvan je niet direct somber wordt. Integendeel zelfs; dit is een plaat om heel erg vrolijk van te worden. Lekker binnen bij de open haard, dat dan weer wel. Erwin Zijleman
10 november 2009
Nirvana - Live At Reading
Aan het eind van 1991 brak Nirvana door met de band’s tweede plaat Nevermind. De band steeg razendsnel tot grote hoogten, maar begon iets meer dan een jaar later al aan een vrije val die uiteindelijk zou leiden tot de definitieve ondergang van de band en de dood van zanger Kurt Cobain. Tussen deze twee uitersten in was Nirvana heel even de beste rockband ter wereld. Het is allemaal prachtig te zien en vooral te horen op Live At Reading; de uit een cd en een DVD (optioneel) bestaande live-registratie van het optreden dat Nirvana gaf op het Reading festival in de zomer van 1993. Kurt Cobain was net vader geworden en was de depressies die hem uiteindelijk zouden slopen nog even de baas met flinke hoeveelheden verdovende middelen. Geruchten over de band’s op handen zijnde ondergang deden al volop de ronde, maar op Reading 1993 blijkt Nirvana nog in absolute topvorm te verkeren. Het materiaal van Nevermind en de voorproefjes op opvolger In Utero worden gespeeld met een overdosis passie en energie. Cobain trekt uiteraard de meeste aandacht naar zich toe met zijn getergde zang en zijn doeltreffenbde gitaarspel, maar ook de ritmesectie verdient meer respect dan deze tot dusver heeft gekregen. Het rammelt natuurlijk aan alle kanten, maar op één of andere manier klopt het allemaal. Live At Reading is geen plaat om heel veel woorden aan vuil te maken. Het is een plaat die je moet ondergaan. Nirvana brengt rock ’n roll op Live At Reading terug tot de essentie en doet dit op een wijze die respect en bewondering afdwingt. Er zijn niet veel live-platen waarop rauwe rock ’n roll op zo doeltreffende wijze wordt gevangen. Live At Leeds van The Who is er absoluut één en Get Yer Ya-Ya’s Out van de Stones is misschien wel het beste voorbeeld, maar ook Live At Reading van Nirvana verdient wat mij betreft een plekje tussen de memorabele live-platen in het genre. De hoogtijdagen van Nirvana duurden uiteindelijk maar heel even, maar wat was de band toen goed. Erwin Zijleman
09 november 2009
Joss Stone - Colour Me Free!
De Britse zangeres Joss Stone was pas 16 jaar oud toen ze in 2003 debuteerde met The Soul Sessions; een plaat die wat mij betreft nog altijd moet worden gerekend tot de meest memorabele debuten van het nog jonge millennium. Op The Soul Sessions vertolkte de piepjonge Joss Stone, begeleid door een aantal oude rotten uit het vak, op opvallend overtuigende en verbazingwekkend doorleefde wijze vintage soul. Ik krijg nog altijd koude rillingen als ik de plaat hoor. Joss Stone werd vervolgens volwassen en ging op zoek naar een eigen geluid. Dit werd haar niet in dank afgenomen door de critici, die al dat geflirt met hiphop en r&b maar niets vonden en het liefst The Soul Sessions part II en part III hadden gehoord. Natuurlijk vond ook ik Mind, Body & Soul uit 2004 en Introducing Joss Stone uit 2007 veel minder dan The Soul Sessions, maar Joss Stone verdiende in mijn ogen krediet, al was het maar omdat ze in vocaal opzicht nog altijd de vloer aanveegde met al haar concurrenten. Inmiddels zijn we toe aan de vierde Joss Stone plaat, Colour Me Free!. Colour Me Free! kwam er overigens niet zonder slag of stoot. Joss Stone’s persoonlijke leven ging langs een aantal diepe dalen en bovendien kreeg ze het flink aan de stok met haar platenmaatschappij, die haar nadrukkelijk in de R&B hoek probeerde te duwen en zich deze in commercieel opzicht aantrekkelijke melkkoe niet zomaar liet ontnemen. Colour Me Free! werd hierdoor flink vertraagd, maar gelukkig heeft Joss Stone de strijd met de achter de feiten aan lopende platenbonzen vooralsnog gewonnen en doet ze op haar vierde plaat precies waar ze zelf zin in heeft. Colour Me Free! keert voor een deel terug naar de retro soul van The Soul Sessions, maar bevat ook volop invloeden uit de jazz, blues, pop, r&b en hiphop. Het levert een plaat op die niet over de hele linie weet te overtuigen, maar wel een aantal geweldige songs bevat. Met name in de songs waarin Joss Stone kiest voor oude soul of rauwe blues hoor ik eindelijk weer het vuur dat The Soul Sessions een paar jaar geleden zo indrukwekkend maakte, maar ook in de songs met wat meer eigentijdse invloeden klinkt het plezier door dat op de vorige platen nog wel eens ontbrak. Het helaas in een foeilelijke hoes gestoken Colour Me Free! is daarom wat mij betreft de start van een nieuwe fase in de carrière van Joss Stone. Ze is er nog lang niet, maar het plekje in de eregalerij van de soul lonkt nog altijd. Erwin Zijleman
08 november 2009
Devendra Banhart - What Will We Be
Devendra Banhart stond met de release van zijn debuut Oh Me Oh My... uit 2002 aan de basis van alles wat de afgelopen jaren in hokjes als alt-folk, psych-folk of freak-folk is geduwd. Op zijn debuut knoopte de Amerikaan op destijds vernieuwende wijze invloeden uit de folk, psychedelica en lo-fi aan elkaar en bleek hij een inspiratiebron voor velen. Waar veel van zijn volgelingen tot op de dag van vandaag vast houden aan het geluid van de eerste platen van Devendra Banhart, sloeg Banhart zelf na drie, overigens uitstekende, platen nieuwe wegen in. Op zijn voorlopige meesterwerk, het zwaar psychedelische Cripple Crow uit 2005, klonk de muziek van Devendra Banhart opeens een stuk veelzijdiger en was voor het eerst hoorbaar aandacht besteed aan de productie. Deze lijn werd doorgetrokken op het twee jaar geleden verschenen Smokey Rolls Down Thunder Canyon; een rijk georkestreerde plaat met zo af en toe loodzware jams die alle kanten op schoot en in vrijwel niets meer deed denken aan de platen waarmee Devendra Banhart in de jaren ervoor een nieuw genre op de kaart had gezet. Met What Will We Be debuteert Devendra Banhart bij een major en beschikt hij voor het eerst over de middelen die nodig zijn om een plaat precies te laten klinken als hij dat wil. Ik was eerlijk gezegd bang dat Banhart hierdoor over the top zou schieten, maar die angst blijkt gelukkig ongegrond. Waar Banhart op Smokey Rolls Down Thunder Canyon de song met een kop en een staart volledig uit het oog leek verloren, staat deze song op What Will We Be weer volledig centraal. Kosten noch moeite lijken gespaard om deze plaat perfect te laten klinken en dat doet hij dan ook. Net als op zijn vorige twee platen strooit Devendra Banhart driftig met invloeden, maar de songs blijven dit keer betrekkelijk laid-back en luchtig. What Will We Be klinkt hierdoor bijzonder aangenaam en raakt hier en daar zelfs aan de feelgood muziek van Jack Johnson en consorten. De inmiddels veelgehoorde kritiek dat Devendra Banhart op zijn nieuwe plaat wel erg braaf en conventioneel klinkt, is dan ook niet helemaal onterecht, maar zo lang Devendra Banhart muziek maakt die aanvoelt als een aangenaam brandend lentezonnetje maak ik me daar absoluut niet druk om. Erwin Zijleman
07 november 2009
Annie - Don't Stop
De Noorse Annie maakte een paar jaar geleden met Anniemal een vrijwel perfecte popplaat. Een plaat met lichtvoetige kauwgomballenpop waar je alleen maar verschrikkelijk verliefd op kon worden. En verliefd werden we allemaal op Annie. Zelfs de meest zure critici die naar eigen zeggen al decennia geen fatsoenlijke plaat meer hadden gehoord, vielen als een blok voor de in zoete elektronische popsongs verpakte charmes van de Noorse, die ook nog eens over veel meer diepgang bleek te beschikken dan we in eerste instantie konden vermoeden. Ook de grote platenmaatschappijen lieten zich verleiden door de perfecte popmuziek van Annie en wapperden met vette contracten. De afgelopen jaren bleek echter maar weer eens hoe vergankelijk roem is. Annie’s platenmaatschappij zag niets in de tweede plaat van de Noorse en liet hem jaren op de plank liggen. Don’t Stop leek veroordeeld tot een bestaan op stoffige planken, maar ligt dankzij de inspanningen van Annie nu toch nog in de winkel. Gezien de aarzeling van haar vorige platenmaatschappij was ik even bang dat Annie op haar tweede plaat andere wegen zou zijn ingeslagen, maar dat blijkt gelukkig niet het geval. Ook Don’t Stop is immers weer een plaat vol onweerstaanbare popliedjes. Annie bouwt op Don’t Stop nadrukkelijk voort op de Scandinavische muzikale tradities die ooit tot volle wasdom kwamen bij Abba en betovert met verbazingwekkend aanstekelijke popliedjes die je na één keer horen mee zingt en vervolgens nooit meer wilt vergeten. Het is popmuziek zonder pretenties die alleen maar bedoelt lijkt om te vermaken en dat doet Don’t Stop dan ook op grootse wijze. De afgelopen week was zelfs ik door het belabberde weer vatbaar voor herfstdepressies, maar Annie’s Don’t Stop bleek een bijzonder doeltreffend medicijn. Natuurlijk is Annie een one-trick pony, maar het ene kunstje dat ze beheerst is niet het makkelijkste kunstje en bovendien beheerst Annie dit kunstje verdomd goed. Wederom een plaat om te koesteren dus. Erwin Zijleman
06 november 2009
The Swell Season - Strict Joy
The Swell Season is een project van Glen Hansard, de voorman van de in eigen land ongekend populaire, maar daarbuiten zwaar onderschatte Ierse band The Frames en de Tsjechische zangeres Markéta Irglová. Een jaar of drie geleden debuteerde dit tweetal met het prachtige The Swell Season; een plaat die wereldwijd werd geprezen en, mede dankzij de aanwezigheid van beiden in de cultfilm Once, opvallend veel aandacht kreeg. De relatie van Hansard en Irglová is inmiddels op de klippen gelopen, maar in muzikaal opzicht weten de twee muzikanten elkaar gelukkig nog altijd te inspireren. Strict Joy, de tweede plaat van het duo, is een logisch vervolg op het debuut, maar laat tegelijkertijd de nodige groei horen. Liefdesverdriet wens ik niemand toe, maar zoals zo vaak is het een voedingsbodem gebleken voor hele mooie muziek. Glen Hansard schrijft op Strict Joy zijn verdriet op fraaie wijze van zich af, waardoor de songs op de tweede plaat van The Swell Season extra lading krijgen. Glen Hansard verloochent hierbij zijn Ierse roots geen moment en laat zich ook op de tweede plaat van The Swell Season weer nadrukkelijk inspireren door het soulvolle werk van Van Morrison. Het levert een imposant geluid op dat prachtig contrasteert met de breekbare vocalen van Markéta Irglová. Hansard en Irglová hebben weliswaar een punt gezet achter hun relatie, maar de intimiteit is niet verdwenen. Strict Joy is hierdoor een sfeervolle en emotievolle plaat, die, net als zijn voorganger, diepe indruk weet te maken. Het is een plaat die door de sobere songs, de nadrukkelijke bijdrage van strijkers en de enorme dosis melancholie, prachtig kleurt bij het seizoen, maar die net als het debuut van het tweetal veel langer houdbaar zal blijken te zijn. Fans van The Frames zullen het inmiddels wel de hoogste tijd vinden voor nieuw materiaal van deze band (die overigens in vrijwel volledige bezetting op Strict Joy te horen is), maar wat mij betreft sluiten Hansard en Irglová zich direct op in de studio voor een vervolg op deze uitstekende plaat. Erwin Zijleman
05 november 2009
King Crimson - In The Court Of The Crimson King
Ik was denk ik een jaar of 14 toen ik de LP In The Court Of The Crimson King van King Crimson kocht. Tot dat moment kocht ik alleen maar platen van Kiss, maar die had ik inmiddels allemaal wel. Waarom ik koos voor het debuut van King Crimson weet ik niet meer, maar ik denkt dat het vooral de indrukwekkende hoes was die me tot aanschaf van deze plaat wist te verleiden. In muzikaal opzicht vond ik het maar zware kost en tussen mij en In The Court Of The Crimson King is het dan ook nooit wat geworden. Deze maand ligt de 40th Anniversary Edition van het debuut van King Crimson in de winkel en heb ik, voor het eerst met oren die meer gewend zijn dan Kiss, nog eens goed naar deze plaat geluisterd. Hoewel In The Court Of The Crimson King inmiddels 40 jaar oud is, heeft de muziek de tand des tijd opvallend goed doorstaan, al is dat mede door het feit dat progrock sinds een aantal jaren geen scheldwoord meer is. In The Court Of The Crimson King bevat een aantal tracks die aan de basis stonden van de progrock die met name in de eerste helft van de jaren 70 populair was, maar met alleen het etiket progrock doe je het debuut van King Crimson flink tekort. De nog altijd prachtige opener 21st Century Schizoid Man zit vol met invloeden uit de (toen ook nog niet uitgevonden) hardrock en de psychedelica en met name de laatste invloeden horen we veel vaker terug op deze plaat, soms gecombineerd met invloeden uit de avant garde en de jazzrock. Gitarist Robert Fripp, die later de vreemdste klanken uit zijn gitaar zou halen, is op deze plaat nog een betrekkelijk conventioneel maar absoluut begenadigd gitarist, terwijl Greg Lake zonder de bombast van Emerson, Lake & Palmer een bijzonder gevoelig zanger blijkt. Hoewel het wel weer even wennen is aan het veelvuldige gebruik van de mellotron, een instrument dat onlosmakelijk is verbonden met de progrock uit de jaren 70, is In The Court Of The Crimson King een veel spannendere plaat dan ik op basis van mijn jeugdherinneringen had verwacht; iets wat nog eens wordt verstrekt door de fraaie teksten en de bijna beklemmende sfeer op deze plaat, die voor de gelegenheid prachtig is geremastered. King Crimson zou zich in de decennia die volgden blijven vernieuwen en heeft meerdere klassiekers op zijn naam staan. In The Court Of The Crimson King is er absoluut een van. Erwin Zijleman
04 november 2009
Grant Lee Phillips - Little Moon
Grant Lee Phillips dook een jaar of twintig geleden voor het eerst op met Shiva Burlesque; een band die twee prachtige platen met een mix van post-punk en folk maakte. Het zijn platen die een paar jaar later in brede kring zouden zijn omarmd, maar aan het eind van de jaren 80 was de wereld nog niet klaar voor de muziek van Shiva Burlesque. Met zijn nieuwe band Grant Lee Buffalo oogstte Grant Lee Phillips wel in betrekkelijk kleine kring succes, maar de vier prachtige platen van de band, waaronder de onbetwiste klassieker Mighty Joe Moon (2004), verdienden veel meer. Sinds Grant Lee Phillips in 2000 begon aan een solocarrière opereert de Amerikaan helaas weer in de anonimiteit. Hij heeft inmiddels vijf soloplaten op zijn naam staan, maar de meeste van deze platen vonden, ondanks de hoge kwaliteit, nauwelijks gehoor. Little Moon is de nieuwste aanwinst in het oeuvre van Grant Lee Phillips en ook dit is weer een hele mooie plaat. De stem van Grant-Lee Phillips is ook op Little Moon weer zijn sterkste wapen. Phillips heeft nog altijd een enorm bereik en een uit duizenden herkenbaar geluid, waarin vooral de hogere toonladders opvallen. Waar Grant Lee Phillips op zijn vorige platen nog wel eens een voorkeur had voor breed uitwaaiende en vaak wat mystieke klanken, klinkt Little Moon opvallend direct en basic. Little Moon is een plaat met vooral eerlijke en pure popsongs zonder al te veel opsmuk. Het zijn knap geconstrueerde en lekker klinkende popsongs waaraan een gemiddelde zanger al nauwelijks iets kan verpesten, maar die door de prachtige vocalen van Grant Lee Phillips en het beetje extra van de prima muzikanten die hem begeleiden naar grote hoogten worden getild. In eerste instantie was ik nog even bang voor snelle verveling, maar na enkele keren horen kan ik concluderen dat de back to basic approach op Little Moon uitstekend houdbaar is. Voor iedereen die, net als ik, al sinds het debuut van Grant Lee Buffalo een zwak heeft voor de muziek van Grant Lee Phillips, is ook Little Moon weer verplichte kost, maar ik hoop eigenlijk dat dit keer meer mensen kennis nemen van de mooie muziek die Grant Lee Phillips inmiddels al zo’n 20 jaar maakt. Erwin Zijleman
03 november 2009
Brandi Carlile - Give Up The Ghost
Sinds de release van haar titelloze debuut in 2005 heb ik een zwak voor de Amerikaanse singer-songwriter Brandi Carlile. Op dit debuut maakte de destijds pas 23-jarige muzikante uit Washington State indruk met rootsy popmuziek van niveau en imponeerde ze met een stem die verrassend doorleefd klonk voor iemand van haar leeftijd en bij vlagen wel wat deed denken aan die van Patsy Cline. Brandi Carlile’s debuut, dat ook meer dan eens werd vergeleken met het werk van Jeff Buckley, ontlokte AllMusic.com destijds de volgende uitspraak: “The best thing about Brandi Carlile is that it not only doesn't sound like a debut, it sounds like a record that exists out of time and place - which means it's not only a superb debut, it's a hell of a record by any measure.” Het is een uitspraak die wat mij betreft op geen enkele wijze overdrijft. Brandi Carlile’s tweede plaat, The Story uit 2007, vond ik, deels vanwege de prachtige productie van T-Bone Burnett, minstens net zo mooi als haar debuut. Ook deze plaat werd in de Verenigde Staten in brede kring bewierookt, maar kreeg in Nederland helaas nauwelijks aandacht. Inmiddels zijn we weer twee jaar verder en ligt Brandi Carlile’s derde plaat in de winkel. Ook Give Up The Ghost zal in Nederland waarschijnlijk geen potten gaan breken, maar in Amerika behoort Brandi Carlile inmiddels tot de groten. Voor Give Up The Ghost wist de Amerikaanse daarom enkele gastmuzikanten van naam en faam te strikken (onder wie Chad Smith van de Red Hot Chili Peppers, Benmont Tench (Tom Petty), Amy Ray (Indigo Girls) en Elton John en zijn vaste arrangeur), terwijl niemand minder dan levende legende Rick Rubin tekende voor de productie. Op Give Up The Ghost trekt Brandi Carlile de al op de Story ingezette lijn door en hebben de invloeden uit de folk en country, die op haar debuut nog domineerden, terrein verloren aan de veelheid aan invloeden die op Give Up The Ghost is geïntegreerd in een veelzijdig klinkend rockgeluid. Ook op Give Up The Ghost maakt Brandi Carlile muziek die Amerikaans aan doet, maar gelukkig niets te maken heeft met de aalgladde radiorock die in de VS gemeengoed is. Give Up The Ghost is een mooie en overtuigende plaat van een singer-songwriter die niet alleen gezegend is met een fantastische stem, maar die ook overweg kan in meerdere genres en die bovendien songs schrijft die je absoluut zullen weten te raken. Give Up The Ghost is al weer de derde prachtplaat van Brandi Carlile, maar vooralsnog slapen we in Nederland helaas gewoon door. Erwin Zijleman
02 november 2009
R.E.M. - Live At The Olympia In Dublin
R.E.M. bracht in de eerste 25 jaar van haar bestaan geen live-plaat uit, maar bracht hier twee jaar geleden eindelijk verandering in met het bij vlagen aardige R.E.M. Live. Nog geen twee jaar later ligt er, toch wel enigszins tot mijn verbazing, al weer een live-plaat van de band uit Athens, Georgia, in de winkel. Sinds de release van R.E.M. Live is er met betrekking tot R.E.M. natuurlijk wel het een en ander veranderd. Twee jaar geleden maakte R.E.M. een uitgebluste indruk. Met het in 2004 uitgebrachte en wat mij betreft slaapverwekkende Around The Sun, maakte de band met afstand haar slechtste plaat en ook live was het lang niet meer zo opwindend als het ooit geweest was. R.E.M. Live liet een voorzichtig herstel horen, maar het echte herstel kwam pas met het vorig jaar verschenen Accelerate. Accelerate bleek de beste R.E.M. plaat in vele jaren en bleek bovendien de start van de tweede jeugd van de band. Hoe het R.E.M. in haar tweede jeugd vergaat, is goed te horen op Live At The Olympia In Dublin. Live At The Olympia werd, overigens net als R.E.M. Live, opgenomen in het Ierse Dublin. Waar R.E.M. Live een nogal gepolijste “Greatest Hits show” uit 2006 liet horen, bevat Live At The Olympia opnamen van try-outs voor de Accelerate tour. Tijdens deze try-outs op vijf zomeravonden in 2007 lag de nadruk op het nieuwe werk van het destijds nog lang niet verschenen Accelerate en op de vergeten parels uit het imposante oeuvre van de band. R.E.M. schaaft op Live At The Olympia nog hoorbaar aan de nieuwe songs en speelt hiernaast op bijzonder gloedvolle wijze materiaal van met name de eerste platen van de band. Waar R.E.M. op R.E.M. Live nog klonk als een gearriveerde rockband op zijn retour, horen we op Live At The Olympia een gepassioneerd stel (oudere) jonge honden aan het werk. Live At The Olympia bevat maar liefst 39 tracks en overlapt nauwelijks met R.E.M. Live. Je zult tevergeefs zoeken naar de grote hits van R.E.M., maar wat valt er veel te genieten. Live At Olympia laat op fraaie en overtuigende wijze horen dat R.E.M. nog lang niet versleten is en doet absoluut uitzien naar de opvolger van Accelerate. Erwin Zijleman
01 november 2009
Klein - A Devil's Bargain
Klein is de afgelopen weken al meerdere malen ”de Nederlandse Portishead” genoemd. Dat is aan de ene kant jammer, want hiermee wordt de band rond zangeres Merel Wijnberg en singer-songwriter Roel Kleintjens direct in een hokje geduwd, terwijl Klein op haar debuut muziek maakt die eigenlijk niet goed in een hokje past. Aan de andere kant heeft A Devil’s Bargain wel wat raakvlakken met de muziek van Portishead. Zo raakt de stem van Merel Wijnberg wel wat aan de stem van Beth Gibbons en maakt Klein stemmige muziek die na verloop van tijd een bijna bezwerende werking krijgt. Waar de muziek van Portishead redelijk zwaar leunt op triphop en elektronica, wordt de basis van de muziek van Klein echter gevormd door jazz en akoestische instrumenten. A Devil’s Bargain bevat een serie prachtige, donker gekleurde, jazzy popliedjes, die het vooral uitstekend doen op de late avond. Het is muziek die lekker voortkabbelt op de achtergrond, maar A Devil’s Bargain geeft zijn ware geheimen pas prijs wanneer je er echt voor gaat zitten. Dan hoor je hoe heerlijk loom en soulvol de stem van Merel Wijnberg is, hoe smaakvol de instrumentatie is en hoe Klein steeds weer op subtiele wijze buiten de gebaande paden treedt. Het is knap hoe Klein op A Devil’s Bargain muziek maakt die betrekkelijk leeg en sober is. Waar Portishead iedere lege plek in haar muziek opvult met elektronica, gebruikt Klein deze lege plekken om haar muziek meer kracht te geven; iets waar de band overigens uitstekend in slaagt. Ik heb A Devil’s Bargain inmiddels vele malen gehoord en weet het inmiddels zeker: Klein is niet de Nederlandse Portishead, maar een band die op geheel eigen wijze muziek maakt die zowel stemmig en loom als avontuurlijk en spannend is. Wat mij betreft is A Devil’s Bargain van Klein één van de betere debuten van de laatste maanden. Een product van eigen bodem dat respect en trots afdwingt. Erwin Zijleman