Ik heb de The Walkabouts een aantal jaren gevolgd, maar was de band rond Chris Eckman en Carla Torgerson de afgelopen jaren eerlijk gezegd uit het oog verloren. De band uit Seattle maakte met name in de jaren 90 een aantal geweldige platen (waarvan wat mij betreft het uit 1993 stammende Satisfied Mind de beste is), maar ook de laatste plaat die ik van de band in de kast heb staan, het in 2002 verschenen Ended Up A Stranger, was bijzonder sterk. De plaat die de band in 2005 uitbracht is me ontgaan en dat gold tot het binnenkomen van de jaarlijstjes van de lezers van deze BLOG ook voor het dit jaar verschenen Travels In The Dustland. Ik heb deze plaat inmiddels wel beluisterd en moet zeggen dat ik behoorlijk onder de indruk ben van de nieuwe plaat van de band die inmiddels al zo’n 27 jaar bestaat. Het geluid van The Walkabouts had aan het begin van de jaren 90 nog wel wat scherpe randjes en ruwe kantjes, maar werd aan het eind van de jaren 90 steeds ingetogener en stemmiger (al schijnt het in 2005 verschenen Acetylene juist behoorlijk gruizig te klinken). Wanneer ik me beperk tot The Walkabouts platen die ik ken, heeft deze lijn zich doorgezet op Travels In The Dustland. De nieuwe plaat van The Walkabouts is, een enkele track daargelaten, een buitengewoon sfeervolle plaat die zich voornamelijk beweegt binnen de kaders van de Amerikaanse rootsmuziek met invloeden uit de folk, country en een beetje rock. Travels In The Dustland heeft het leven in de woestijn als centraal thema en werkt dit muzikaal zo goed uit dat je de zware omstandigheden in deze leefomgeving bijna voelt. Een aantal tracks op de plaat heeft een bijna beeldend karakter en zou niet misstaan op de soundtrack van een duistere cultfilm. Persoonlijk vind ik The Walkabouts op hun best wanneer Chris Eckman en Carla Torgerson in vocaal opzicht de degens kruisen, maar ook de hier en daar aan Nick Cave herinnerende tracks waarin Eckman de belangrijkste vocalen voor zijn rekening neemt komen uitstekend uit de verf en hetzelfde geldt eigenlijk voor de door piano gedragen tracks waarin Carla Torgerson een poging doet om de luisteraar te ontroeren met een gevoelige song en daar glansrijk in slaagt. Inmiddels komt de, als ik goed geteld heb, dertiende cd van The Walkabouts voor de zoveelste keer voorbij en voorlopig wordt de plaat alleen maar mooier en indrukwekkender. Ik geef eerlijk toe dat ik The Walkabouts al lang had afgeschreven, maar ben inmiddels weer helemaal om. The Walkabouts bewijzen met Travels In The Dustland niet alleen dat ze nog altijd springlevend zijn, maar zijn er bovendien in geslaagd om een van hun betere platen af te leveren. Het is een jaarlijstjesplaat die ik compleet had gemist, maar dankzij de oplettende lezers duikt hij op de valreep van 2011 toch nog op op deze BLOG. Een mooier afscheid van het muziekjaar 2011 had ik me eigenlijk niet kunnen wensen. Erwin Zijleman
31 december 2011
30 december 2011
Emmett Tinley - Emmett Tinley
Ik was om allerlei redenen nog niet toegekomen aan de tweede soloplaat van de Ierse singer-songwriter Emmett Tinley, maar nu deze plaat op de eerste positie van de lezersjaarlijst over 2011 terecht is gekomen (zie de vorige post), kon ik echt niet langer wachten. Emmett Tinley is zeker geen onbekende voor me. Met zijn band The Prayer Boat maakte hij elf jaar geleden een onuitwisbare indruk. The Prayer Boat werd al in de tweede helft van de jaren 80 opgericht, bracht aan het begin van de jaren 90 een plaat uit die niet werd opgemerkt, maar sloeg in 2000 keihard terug met het wonderschone Polichinelle. Polichinelle werd vergeleken met het werk van onder andere Jeff Buckley, Coldplay en Radiohead en had wat mij betreft inmiddels dezelfde status moeten hebben als Jeff Buckley’s Grace, Coldplay’s A Rush Of Blood To The Head of Radiohead’s The Bends; oftewel een plekje tussen de klassiekers van de afgelopen 15 jaar. Polichinelle werd helaas slechts in zeer kleine kring opgepikt, maar zelf koester ik de plaat nog steeds als een van de parels in mijn platenkast. Omdat succes uitbleef voor The Prayer Boat dook Emmett Tinley in 2005 op met zijn eerste soloplaat, Attic Faith, maar ook deze plaat kreeg niet de aandacht die de plaat verdiende, al moet ik direct toegeven dat Attic Faith met name vanwege een veel te zwaar aangezette instrumentatie een stuk minder goed was dan het meesterwerk van The Prayer Boat. Op de eerder dit jaar verschenen titelloze tweede soloplaat van Emmett Tinley is de instrumentatie gelukkig weer een stuk soberder en komt Tinley weer wat meer in de buurt van het geluid van The Prayer Boat. Op de tweede soloplaat van Emmett Tinley draait weer alles om zijn geweldige stem en dat is een wijs besluit. De stem van Emmett Tinley is al vaak vergeleken met die van Jeff Buckley, Coldplay’s Chris Martin en Radiohead’s Thom Yorke, maar dat zijn slechts drie zijden van het krachtige en bijzonder veelzijdige stemgeluid van de Ier, dat soms ook wel wat heeft van Van Morrison. Tinley’s valkuil is dat hij de ruimte die door de ingetogen instrumentatie wordt opengelaten volledig wil vullen met zijn soms stevig uithalende en soms zelfs wat theatrale vocalen, maar op zijn nieuwe plaat weet hij deze valkuil aardig te omzeilen, waardoor de plaat gevoeliger en indringender klinkt dan zijn voorganger. Dit is overigens deels de verdienste van topproducer Robert Shahnazarian Jr., die voor bands als Snow Patrol en The Killers koos voor een stadion-proof geluid, maar voor Emmett Tinley juist koos voor een sober, stemmig en bijzonder trefzeker geluid. Waar Emmett Tinley zijn stem op zijn vorige plaat verzoop in een bad vol strijkers en synths, is ditmaal gekozen voor een eenvoudig akoestisch geluid met hier en daar een aanvulling waarvan de rillingen over je rug lopen (luister maar eens naar de schitterende trompetuithalen in Sooner Or Later). Emmett Tinley maakt nog altijd geen songs die stadions gaan vullen en zelfs geen songs die de radio zullen halen, maar voor de liefhebbers van smaakvolle singer-songwriter muziek vol emotie zijn er het afgelopen jaar niet veel platen verschenen die mooier zijn dan deze. En voor een ieder die na beluistering van de nieuwe plaat van Emmett Tinley nog geen genoeg heeft van de man’s bijzondere stem is er de vorig jaar verschenen en wederom totaal genegeerde reissue van Polichinelle van The Prayer Boat. Erwin Zijleman
Lezersjaarlijst 2011
Bij de publicatie van mijn eigen jaarlijst over 2011 heb ik de lezers van deze BLOG gevraagd een persoonlijke top 5 in te sturen. Uiteindelijk heb ik er bijna 70 ontvangen, waarvoor mijn dank. In de lijstjes die ik heb ontvangen vielen me drie dingen op: er zat vrij weinig overlap tussen de lijstjes (geen enkele plaat werd meer dan 5 keer genoemd), er stonden heel veel platen in die ik niet ken of er niet uit heb gepikt het afgelopen jaar en ik kwam platen tegen die ook in mijn jaarlijstje hadden moeten staan (The Black Keys, Birdy, Jessica Lea Mayfield). Met alle tips ga ik zeker aan de slag, waarbij de twee platen die uiteindelijk wat mij betreft zeer verrassend de top 5 van de lezersjaarlijst wisten te halen voorrang krijgen en de nummer 1 zelfs vandaag nog aan bod komt. Hieronder jullie top 5 over 2011. Ik wil alle lezers van deze BLOG bedanken voor de aandacht en de vele reacties die ik krijg. Op naar een nog mooier muziekjaar 2012. Erwin Zijleman
Top 5 lezers
1. Emmett Tinley - Emmett Tinley
3. The Walkabouts - Travels In The Dustland
29 december 2011
Dave Alvin - Eleven Eleven
Het legendarische alt-country tijdschrift No Depression is inmiddels al ruim drieënhalf jaar ter ziele, maar gelukkig is de No Depression website (http://www.nodepression.com/) nog altijd springlevend. In de No Depression jaarlijst over 2011 trof ik vooral (oude) bekenden aan, maar de laatste soloplaat van Dave Alvin is me het afgelopen jaar ontgaan. Dave Alvin dook aan het begin van de jaren 80 op met zijn band The Blasters, maar maakt volgend jaar al weer 25 jaar soloplaten. Over het ruime dozijn soloplaten dat de Amerikaan inmiddels heeft afgeleverd kan ik heel kort zijn: ze zijn allemaal bovengemiddeld goed. Dat geldt ook voor het eerder dit jaar verschenen Eleven Eleven, dat niet heel veel afwijkt van vrijwel al zijn andere platen. Als ik een plaat van Dave Alvin op zet ben ik onmiddellijk overtuigd van zijn kwaliteiten, maar echt hangen blijven de meeste van zijn platen tot dusver niet. Dat heeft alles te maken met het soort muziek dat Dave Alvin maakt. De muziek van Dave Alvin valt voor het overgrote deel in de categorie oerdegelijke Amerikaanse rootsmuziek, waarbij gezegd moet worden dat Alvin in alle hoeken van het genre uitstekend uit de voeten kan. Ik heb Amerikaanse rootsmuziek echter bij voorkeur net iets spannender, waardoor ik de plaat die Alvin een paar jaar geleden maakte met een aantal zangeressen (Dave Alvin & The Guilty Women) er wel uit pikte maar de meeste van zijn soloplaten niet. Ik heb bij beluistering van Eleven Eleven het advies van No Depression om je te laten meevoeren door de indrukwekkende verhalen die Dave Alvin vertelt ter harte genomen en dat heeft geholpen. Op het eerste gehoor klinkt ook Eleven Eleven weer oerdegelijk, maar wanneer Dave Alvin je eenmaal te pakken heeft met zijn nieuwe plaat begint deze aan een indrukwekkend groeiproces. Ook op Eleven Eleven is Dave Alvin weer van vele markten thuis. De plaat bevat een aantal ingetogen folk- en countrysongs, maar pakt ook uit met lekker stevige bluesy rocksongs, waarin Dave Alvin goed laat horen hoe goed hij uit de voeten kan op de elektrische gitaar. Net als al zijn andere soloplaten illustreert Eleven Eleven op imponerende wijze het vakmanschap van Dave Alvin, maar meer dan in het verleden weet hij me ook te raken met zijn doorleefde stemgeluid en ambachtelijke songs die ergens over gaan. In rootskringen wordt Eleven Eleven gerekend tot de beste rootsplaten van 2011. Ik kan me daar na enige gewenning wel in vinden. Erwin Zijleman
28 december 2011
Destroyer - Kaputt
Het oordeel van Pitchfork (http://pitchfork.com) is niet meer zo onomstreden als een paar jaar geleden, toen een goede recensie bij Pitchfork bijna een garantie was voor wereldwijd succes, maar als een plaat de tweede plaats haalt in de Pitchfork jaarlijst over 2011, is dat voor mij nog altijd wel reden genoeg om heel snel te gaan luisteren. Kaputt van Destroyer haalde overigens in meer jaarlijsten een hoge notering, maar op een of andere manier ben ik nooit aan de plaat toe gekomen en dat ondanks het feit dat ik een jaar of vijf geleden zeer enthousiast was over het psychedelische glamrock hoogstandje Destroyer’s Rubies. Ik had om onduidelijke redenen dit keer een hele moeilijke plaat verwacht van Destroyer, maar Kaputt is alles behalve een moeilijke plaat. Het is een pure popplaat die met name citeert uit de soft-rock uit de 70s (inclusief saxofoon, trompet en andere blazers) en de 80s new wave synthpop. Deze invloeden worden gecombineerd met lome en atmosferische synthesizerklanken, prachtige gitaarpartijen, pompende discobassen, voorzichtige beats en warmbloedige man-vrouw vocalen. Bij beluistering van Kaputt moest ik aan van alles en nog wat denken, variërend van Roxy Music, Steely Dan, Prefab Sprout, Icehouse, ABC, Duran Duran, Spandau Ballet, New Order, Sade, The Pet Shop Boys, The Style Council en nog veel en veel meer. De arrangementen en instrumentatie op Kaputt zijn af en toe zo vol en zo zoet dat kitsch op de loer ligt, maar dankzij de eigenzinnigheid van Daniel Bejar (die eerder deel uit maakte van The New Pornographers en Swan Lake en Destroyer eigenlijk in zijn uppie vormt) wordt het uiteindelijk toch nog kunst. De dromerige en honingzoete pop op Kaputt luistert heerlijk weg, maar zit veel knapper in elkaar dan je op het eerste gehoor zult vermoeden. Zeker wanneer je de plaat met de koptelefoon beluistert openbaart zich een indrukwekkend gevarieerd klankentapijt waarop je alleen maar heerlijk kunt wegzweven en wegdromen. Het blijft wonderlijk dat Destroyer juist met deze plaat de lof van de eigenzinnige critici weet te oogsten, maar ik kan er niet zo gek veel op afdingen. Kaputt van Destroyer is een heerlijke plaat vol tijdloze popmuziek en combineert ook nog eens op geheel eigen wijze zeer uiteenlopende invloeden. Het is muziek die de zon laat schijnen en de wereld om ons heen weer een beetje mooier maakt, waardoor Kaputt wat mij betreft als geroepen komt in deze koude, donkere en roerige dagen. En is het ook nog een jaarlijstjesplaat? Ja, wat mij betreft wel. Erwin Zijleman
27 december 2011
James Vincent McMorrow - Early In The Morning
Onlangs wees een lezer van deze BLOG me op Early In The Morning; het debuut van de Ierse singer-songwriter James Vincent McMorrow. Het heeft wat moeite gekost om de plaat (die al in 2010 in Engeland werd uitgebracht en begin 2011 een Europese release kreeg) te bemachtigen, maar wat ben ik blij dat het uiteindelijk is gelukt. Early In The Morning lijkt wel wat op Every Kingdom van Ben Howard, de plaat die ik vorige week, ook al via een lezer van deze BLOG, ontdekte. Net als Ben Howard maakt James Vincent McMorrow behoorlijk ingetogen singer-songwriter muziek, die direct een verpletterende indruk maakt en vervolgens alleen maar mooier wordt. Uiteindelijk blijken de overeenkomsten tussen Ben Howard en James Vincent McMorrow overigens niet zo heel groot, al moet ik bij beiden meer dan eens aan John Martyn denken. James Vincent McMorrow sloot zich voor zijn debuut een aantal maanden op in een afgelegen huis aan de Ierse kust. Het bleek een voedingsbodem voor een serie prachtige songs, die diep zijn geworteld in de Ierse folk, maar ook raken aan de Amerikaanse rootsmuziek uit het heden. Naast de fraaie en trefzekere instrumentatie is het vooral de stem van McMorrow die indruk maakt. McMorrow kan vooral in de wat hogere regionen goed uit de voeten, maar klinkt ook rauw en doorleefd. Het is een stem die me zoals gezegd af en toe doet denken aan John Martyn, maar het grootste deel van de tijd hoor ik toch vooral iets van Bon Iver, Ray LaMontagne, Patrick Watson en zelfs Jeff Buckley. Early In The Morning bevat flink wat lome en ingetogen songs, maar James Vincent McMorrow is ook niet bang voor een enkele up-tempo song zoals je die in Ierse pubs hoort. In de muziek van de Ier staan akoestische gitaar en zijn mooie falsetstem centraal, maar ondanks het ingetogen karakter van de meeste songs heeft Early In The Morning een vol geluid waarin ook plaats is voor piano, drums en banjo. Vergeleken met de al eerder genoemde Ben Howard schrijft James Vincent McMorrow songs die zich niet heel makkelijk laten doorgronden en zich hierdoor ook niet direct in het geheugen nestelen, maar door de schoonheid van zijn muziek blijf je geboeid, waardoor deze muziek de kans krijgt om te groeien, wat Early In The Morning met overtuiging doet. Inmiddels is Early In The Morning al een aantal malen voorbij gekomen en vooralsnog wordt de plaat van James Vincent McMorrow alleen maar mooier en interessanter. 2011 heeft heel wat interessante jonge singer-songwriters opgeleverd. James Vincent McMorrow heeft zich met Early In The Morning niet geschaard onder de meest succesvolle van het stel, maar heeft wel een plaat afgeleverd die afdwingt dat we dit enorme talent blijven volgen. Erwin Zijleman
26 december 2011
Fucked Up - David Comes To Life
David Comes To Life van Fucked Up is wat mij betreft één van de grote verrassingen in de jaarlijstjes over 2011. Platen waarop het labeltje punk wordt geplakt halen sinds 1977 en 1978 immers maar zelden de jaarlijstjes, al is er zo af en toe een uitzondering (waarvan ik me momenteel alleen Green Day kan herinneren). Vanwege datzelfde punk labeltje heb ik de plaat eerder dit jaar laten liggen, maar na alle gezapige kerstmuziek van de afgelopen weken was ik wel toe aan een plaat die me ruw wakker kon schudden. David Comes To Life doet dit pas na een minuut of drie, want de instrumentale openingstrack is vooral donker en mysterieus. Hierna barst David Comes To Life echter los met een heerlijke dosis energie en lawaai. De uptempo punkrock van Fucked Up klinkt direct vertrouwd in de oren, al is er ook de verrassing wanneer de bijzonder gruizige mannenstem wordt afgewisseld met een bijna zwoele vrouwenstem. David Comes To Life is een heuse conceptplaat over fabrieksarbeider David Eliade en zijn activistische liefje Veronica Boisson in het door Margaret Thatcher geregeerde Engeland, maar laat zich wat mij betreft toch vooral beluisteren als een bijna 80 minuten durende collectie fantastische punksongs. Met het label punk doe je Fucked Up overigens wel wat te kort, want de band uit het Canadese Toronto past net zo goed in hokjes als hardcore en indierock. Conceptplaten zijn vaak een excuus om eindeloos te experimenteren met stijlen, maar dat doet Fucked Up (gelukkig) niet. Na de wat afwijkende opener volgen vrijwel alle tracks hetzelfde stramien. Steeds weer wordt een buitengewoon aanstekelijke gitaarrif gecombineerd met de rauwe schreeuwzang van zanger Pink Eyes, die klinkt alsof hij al zijn strot al jaren spoelt met liters whisky, sloffen tabak en dagelijks een emmer kiezelstenen. Het zou normaal gesproken snel wat veel van het goede zijn, maar Fucked Up combineert de rauwe energie van de gitaren en de zang met onweerstaanbare refreinen en heerlijke vrouwenstemmen van onder andere Madeline Follin (bekend van het duo Cults, dat dit jaar een prima plaat uitbracht) en singer-songwriter Jennifer Castle. Het levert een plaat op die wat mij betreft terecht de jaarlijstjes heeft gehaald. Fucked Up overtuigt niet alleen met een ongekende dosis power, maar doet dit ook nog eens met songs die urgentie en vernieuwing uitstralen. De afgelopen jaren had ik wel eens het idee dat de punk op sterven na dood was, maar Fucked Up bewijst met het bijzonder overtuigende David Comes To Life het tegendeel. Een geweldige plaat om de kerstsfeer mee weg te spoelen, maar vervolgens wordt David Comes To Life waarschijnlijk alleen maar beter. Erwin Zijleman
25 december 2011
Smith & Burrows - Funny Looking Angels
Ieder jaar verschijnen er weer stapels kerstplaten, die vrijwel zonder uitzondering onmiddellijk de prullenbak in kunnen. Ook dit jaar is de inmiddels tot een klassieker uitgegroeide kerstplaat van Phil Spector weer niet overtroffen, maar de oogst aan op zijn minst enigszins interessante kerstplaten is toch groter dan de afgelopen jaren. De kerstplaten van She & Him en Emmy The Great & Tim Wheeler heb ik zonder kromme tenen en soms zelfs met plezier uit kunnen zitten, maar de mooiste kerstplaat van 2011 komt van het duo Smith & Burrows en luistert naar de titel Funny Looking Angels. Tom Smith en Andy Burrows zijn geen onbekenden in de muziek. Tom Smith kennen we natuurlijk als voorman van de band Editors, terwijl Andy Burrows tot voor kort zijn geld verdiende in Razorlight. Beiden zijn gek op kerstmis in het algemeen en kerstmuziek in het bijzonder en dragen nu met Funny Looking Angels een steentje bij aan de steeds verder groeiende stapel kerstplaten. Op Funny Looking Angels zul je tevergeefs zoeken naar de standaard kerstliedjes die op vrijwel alle andere dit jaar uitgebrachte kerstplaten domineren en dat is een verademing. Smith en Burrows schreven een aantal nieuwe winterliedjes (kerstliedjes kun je het eigenlijk niet noemen) en vertolken hiernaast songs van anderen. In twee gevallen gaat het om een echt kerstliedje (opener In The Bleak Midwinter en afsluiter The Christmas Song), maar de meeste songs hebben (gelukkig) weinig te maken met kerstmis. Funny Looking Angels mist niet alleen de gebruikelijke collectie kerstliedjes, maar doet het ook zonder de instrumentatie die min of meer gewoon is op kerstplaten. Funny Looking Angels klinkt absoluut warm, stemmig en vol, maar is niet volgepropt met kersttoeters en kerstbellen. Het zijn wat mij betreft de stemmen van Tom Smith en Andy Burrows die het meest in het oor springen. Het zijn nogal uiteenlopende stemmen (de een zwaar en donker de ander twee keer licht), maar ze kleuren prachtig bij elkaar en geven de songs op Funny Looking Angels een opvallend en onderscheidend geluid. Iets wat in afsluiter The Christmas Song nog eens extra wordt versterkt door de vocale inbreng van niemand minder dan Agnes Obel. Ik vind persoonlijk de zelf geschreven songs van Smith & Burrows het mooist, maar ook de covers van songs als Black’s Wonderful Life, Yazoo’s Only You en het van The Longpigs bekende On And On wisten me direct bij eerste beluistering te overtuigen. Funny Looking Angels bevat ook nog wel wat mindere momenten, maar blijft met gemak overeind als de leukste kerstplaat van 2011. Natuurlijk is de inmiddels al weer 48 jaar oude kerstplaat van Phil Spector veel en veel beter, maar het voordeel van Funny Looking Angels is dat je hem ook na kerst nog zonder ongemakkelijk gevoel uit de speakers kunt laten komen. Thumbs Up dus voor dit Britse tweetal; in ieder geval tot na de jaarwisseling. Erwin Zijleman
23 december 2011
Rihanna - Talk That Talk
Er wordt hier en daar wel wat geklaagd over de winterslaap van de muziekindustrie in december, maar persoonlijk heb ik er geen moeite mee en vind ik het stiekem zelfs wel lekker. Een paar weken zonder stapels nieuwe releases maakt het makkelijker om de balans op te maken, een enkele ten onrechte vergeten plaat alsnog op te pikken en eens te luisteren naar muziek die je normaal gesproken links laat liggen. Zo heb ik me de afgelopen weken eindelijk eens kunnen verdiepen in de muziek van Rihanna. De Amerikaanse superster was de afgelopen dagen in het nieuws door haar (terechte) aanval op een Nederlands vrouwenblad dat Rihanna op verwerpelijke wijze in een hokje probeerde te duwen, maar ook Rihanna’s nieuwe plaat Talk That Talk had de laatste weken niet over aandacht te klagen. Ik heb Rihanna de afgelopen jaren in meerdere niets aan de fantasie over latende outfits gezien op de verschillende nieuwssites, maar kende haar muziek, buiten een enkele single, eigenlijk nauwelijks. Rihanna is de afgelopen jaren opvallend productief geweest met zes cd’s in zes jaar. Ik heb ze inmiddels allemaal gehoord en ben toch wel onder de indruk van de muziek van de Amerikaanse, al opereert ze in genres waar ik normaal gesproken niet echt warm voor loop. Talk That Talk is van de platen die Rihanna heeft uitgebracht zeker niet de beste. Met name Good Girl Gone Bad uit 2007 en Rated R uit 2009 zijn op vrijwel alle fronten beter dan haar nieuwe plaat en ook het vorig jaar verschenen Loud spreekt me veel meer aan dan Talk That Talk. Vergeleken met haar vorige platen wordt de muziek van Rihanna op Talk That Talk keurig binnen de lijntjes gekleurd en overheerst de elektronische danspop. Dat is jammer, want er zijn meer genres die Rihanna beheerst en wat mij betreft komt ze zelfs beter tot haar recht wanneer ze de wel erg gelikte danspop met een vleugje hiphop wat vaker links laat liggen. Luister naar Loud en je begrijpt precies wat ik bedoel. Desondanks is Talk That Talk zeker geen slechte plaat. De productie is glad en gelikt, maar wel van hoog niveau en hetzelfde geldt voor de zang van Rihanna. Zowel de uptempo songs als de ballads op de plaat zijn vrijwel zonder uitzondering snelle verleiders die niet uitblinken door diepgang, maar wel doen wat ze moeten doen: vermaken. Vergelijk Talk That Talk maar met een schaaltje bitterballen. Het ziet er aantrekkelijk uit en het smaakt geweldig, maar je kunt je maag er niet mee vullen en moet ook geen tweede schaaltje bestellen. Wanneer ik de vergelijking met het schaaltje bitterballen nog even doortrek, kan ik iedereen die benieuwd is naar deze plaat adviseren om voor de luxe versie van de plaat te gaan. Deze is niet alleen voorzien van een smaakvoller hoesje, maar bevat bovendien wat extra tracks die kunnen worden gezien als de noodzakelijke mosterd bij de bitterballen. In deze tracks laat Rihanna al beter horen wat ze kan, al komt ze nog veel beter tot haar recht op veel gevarieerdere snackschotels Loud, Rated R en Good Girl Gone Bad. Rihanna serveert de snelle vette hap. Daar moet je niet teveel van eten, maar soms is het wel erg lekker. Erwin Zijleman
22 december 2011
Ben Howard - Every Kingdom
2011 was een mooi jaar voor het singer-songwriter genre. Zo mooi dat ik af en toe bewust wat singer-songwriter platen heb laten liggen om ruimte te maken voor andere genres. Ik ging er tot voor kort van uit dat ik de juiste krenten er wel uit had gepikt, maar nadat ik meerdere malen het advies had gekregen om echt eens naar Every Kingdom van Ben Howard te luisteren, heb ik deze plaat er toch maar eens bij gepakt. Na hooguit een paar minuten was me al duidelijk dat ik het boetekleed aan zal moeten trekken, want Ben Howard is een stuk interessanter dan de meeste mannelijke singer-songwriters die ik het afgelopen jaar heb onthaald als de smaakmakers van 2011. Op Every Kingdom maakt Ben Howard ingetogen singer-songwriter muziek met vooral invloeden uit de folk. Het is muziek die je in eerste instantie mee terug neemt naar de vroege jaren 70. De muziek van Ben Howard ademt de sfeer van de platen van Britse troubadours uit vervlogen tijden en doet afwisselend denken aan de muziek van Nick Drake, Tim Buckley en John Martyn. Wanneer je goed naar Every Kingdom luistert, hoor je echter al snel dat Ben Howard veel meer doet dan slechts het reproduceren van Britse folk uit de vroege jaren 70. Het geluid op Every Kingdom klinkt dankzij subtiele toevoegingen (als complexe percussie en een verdwaalde cello) behoorlijk modern en doet wel wat denken aan de muziek waarmee David Gray een jaar of tien geleden doorbrak en niet alleen omdat de stem van Ben Howard zo nu en dan erg lijkt op die van de Ierse troubadour. De muziek van Ben Howard is wel een stuk spannender dan die van David Gray. Hoewel de meeste songs op de plaat zoals gezegd ingetogen zijn, staan ze bol van de onderhuidse spanning. Deze spanning komt aan de oppervlakte wanneer de percussie aanzwelt en een bijna hypnotiserend karakter krijgt. Ook de songs die het psychedelische tintje moeten ontberen en passen in het hokje Britse folk zijn echter verre van saai. De songs van Ben Howard zijn een stuk complexer en wat minder radiovriendelijk dan die van bijvoorbeeld Ed Sheeran, maar desondanks is Every Kingdom een plaat die niet veel tijd nodig heeft om te overtuigen, ook wanneer je de folk van Nick Drake, Tim Buckley en John Martyn niet met de paplepel ingegoten hebt gekregen. Dankzij zijn geweldige vocalen, het virtuoze akoestische gitaarspel en de enorme hoeveelheid spanning en dynamiek in zijn songs, troeft Ben Howard de eveneens dit jaar opgedoken concurrentie met gemak af. Met Every Kingdom kan Ben Howard zich meten met het beste van soortgenoten als José Gonzalez, Damien Rice en de betreurde Elliott Smith en levert hij bovendien een van de memorabele debuten van 2011 af. Voor een ieder die hem net als ik gemist had is er goed nieuws; de luxe versie van de plaat die onlangs is verschenen bevat naast een bonus DVD ook nog een bonus cd met tracks die niet onder doen voor die op de plaat zelf. Erwin Zijleman
21 december 2011
St. Vincent - Strange Mercy
Guest review by indiefuzz.com
Another review we should have done months ago. St Vincent’s Annie Clark is a tiny woman with a huge musical imagination. Since hearing the dreamt up "Jazz-pop-chanson-theater music" of her second album Actor (2009) I’ve been hooked. Her solo-performance last year in the Melkweg, as opening act to Grizly Bear was equally impressive, with a surprisingly fat overdriven guitar sound, that you expect from noise-pop acts like Sleigh Bells, but not from the Texan baroque multi-instrumentalist from. Clark’s third effort, titled Strange Mercy, is no less of a musical adventure than it’s predecessor. She fuses art folk, salon-melodies and electro-rock into a fascinating musical that is wonderfully intriguing and pleasant from the first until the last act. Although she’s one of the best experimental singer-songwriters out there, her real strength is in arranging her songs in a manner that is never conventional, but is almost always easy on the ear. With the ear of a DJ she manages to mix together instrumental tracks that seem to have come from totally unrelated genres. The only difference with a DJ is that Annie Clark composes and performs virtually every track herself. The track Cruel was pre-released as a calling card to the new album. It’s a characteristic Clark song, with sugary vocals and synthy strings that could have be taken from a Disney soundtrack, supported by Italo-discobeat and sliced by an glam-guitar. Close to half of last century’s decennia are musically represented in that one song, that is at the same time indisputable 'now'. Despite the many-sidedness of a song like Cruel, it seems that compared to Actor, Clark has chosen to spread out her many musical ideas more equally over the new record. On Actor the beginning of the album was so flamboyant that the milder tracks toward the end sort of snowed under. I hate using the phrase ‘balanced’ for an exorbitant piece of art like Strange Mercy, but it is certainly easier to listen to the album in one breath than Actor. On top of her skills as an arranger and a songwriter on Strange Mercy, Clark also reveals herself as a fine singer. Most notably on the album’s title track. The song’s verses she sings comforting and alluring, then during the chorus she sounds full of suppressed anxiety. Still, both times you feel she’s more contemplative than involved. Listening to Strange Mercy you get the feeling that Annie Clark is merely an observer of the sketches she’s pieced together. Incidently, this is also the way she likes to portrait herself in her video clips. What makes Clark a bit odd is exactly what makes her music and lyrics so interesting. It’s the sort of soothing madness she shares with the likes of Björk, PJ Harvey and comeback girl, Kate Bush. It also partly explains why I initially misheard the lyrics of the chorus of Cheerleader as: 'I-I-I don’t want to be chimney anymore.' For a very small part. Manou Chen
This contribution was also posted on indiefuzz.com.
Another review we should have done months ago. St Vincent’s Annie Clark is a tiny woman with a huge musical imagination. Since hearing the dreamt up "Jazz-pop-chanson-theater music" of her second album Actor (2009) I’ve been hooked. Her solo-performance last year in the Melkweg, as opening act to Grizly Bear was equally impressive, with a surprisingly fat overdriven guitar sound, that you expect from noise-pop acts like Sleigh Bells, but not from the Texan baroque multi-instrumentalist from. Clark’s third effort, titled Strange Mercy, is no less of a musical adventure than it’s predecessor. She fuses art folk, salon-melodies and electro-rock into a fascinating musical that is wonderfully intriguing and pleasant from the first until the last act. Although she’s one of the best experimental singer-songwriters out there, her real strength is in arranging her songs in a manner that is never conventional, but is almost always easy on the ear. With the ear of a DJ she manages to mix together instrumental tracks that seem to have come from totally unrelated genres. The only difference with a DJ is that Annie Clark composes and performs virtually every track herself. The track Cruel was pre-released as a calling card to the new album. It’s a characteristic Clark song, with sugary vocals and synthy strings that could have be taken from a Disney soundtrack, supported by Italo-discobeat and sliced by an glam-guitar. Close to half of last century’s decennia are musically represented in that one song, that is at the same time indisputable 'now'. Despite the many-sidedness of a song like Cruel, it seems that compared to Actor, Clark has chosen to spread out her many musical ideas more equally over the new record. On Actor the beginning of the album was so flamboyant that the milder tracks toward the end sort of snowed under. I hate using the phrase ‘balanced’ for an exorbitant piece of art like Strange Mercy, but it is certainly easier to listen to the album in one breath than Actor. On top of her skills as an arranger and a songwriter on Strange Mercy, Clark also reveals herself as a fine singer. Most notably on the album’s title track. The song’s verses she sings comforting and alluring, then during the chorus she sounds full of suppressed anxiety. Still, both times you feel she’s more contemplative than involved. Listening to Strange Mercy you get the feeling that Annie Clark is merely an observer of the sketches she’s pieced together. Incidently, this is also the way she likes to portrait herself in her video clips. What makes Clark a bit odd is exactly what makes her music and lyrics so interesting. It’s the sort of soothing madness she shares with the likes of Björk, PJ Harvey and comeback girl, Kate Bush. It also partly explains why I initially misheard the lyrics of the chorus of Cheerleader as: 'I-I-I don’t want to be chimney anymore.' For a very small part. Manou Chen
This contribution was also posted on indiefuzz.com.
20 december 2011
Mara Carlyle - Floreat
In de samengestelde jaarlijsten van muziektijdschriften en muzieksites kom ik vooralsnog niet heel veel verrassingen tegen, maar in de onderliggende individuele lijstjes duikt toch af en toe een plaat op die me heel nieuwsgierig maakt. Floreat van Mara Carlyle is zo’n plaat. Mara Carlyle dook een jaar of zeven op in het kielzog van de destijds stevige gehypte maar inmiddels compleet vergeten Matthew Herbert en maakte met The Lovely een buitengewoon fascinerende soloplaat vol muziek, die zich uiteindelijk nog het best liet omschrijven als sprookjesjazz. De opvolger van The Lovely lag jarenlang op de plank, maar kreeg eerder dit jaar dan toch nog een release als Floreat. Ik kan me niet herinneren dat ik ook maar iets heb gelezen over de plaat die inmiddels roemloos ten onder lijkt gegaan, maar wat is het een fantastische plaat. Bijgestaan door topproducer Dan Carey (Hot Chip, Emiliana Torrini, Oh Land) heeft Mara Carlyle de perfecte plaat voor vele gelegenheden gemaakt. Floreat zal het niet slecht doen tijdens het kerstdiner, maar maakt ook een slome zondagochtend of een bruisende zaterdagavond tot een feest. Net als op The Lovely maakt Mara Carlyle op Floreat muziek die niet past in een van de bestaande hokjes. De songs zijn vaak ouderwets jazzy, de instrumentatie modern en sprookjesachtig, de songstructuren even aangenaam en loom als ongrijpbaar en sprankelend. Het ene moment ben je geneigd om Mara Carlyle in te delen bij de eigentijdse jazz-zangeressen, het volgende moment is het toch meer een Scandinavische ijsprinses, om uiteindelijk toch weer te transformeren in een nieuwe soul- of hiphop diva. Mara Carlyle is in Engeland al onthaald als de Amy Winehouse van het conservatorium, maar daarmee wordt slechts één van de vele zijden van haar muziek belicht. Waar Mara Carlyle op The Lovely nog wel eens kopje onder ging door te overdadige arrangementen, zijn de instrumentatie en productie op Floreat stemmig en buitengewoon smaakvol. De heerlijke stem van Mara Carlyle komt hierdoor geweldig tot zijn recht en tilt alle songs op Floreat naar een opvallend hoog niveau. Mara Carlyle komt op de proppen met een serie niet heel erg makkelijke songs en ook de instrumentatie waarin klassieke muziek en hiphop hand in hand gaan zal de nodige barrières opwerpen. Voor een ieder die wel de tijd neemt voor de tweede plaat van Mara Carlyle openbaart zich echter al snel een fascinerend muzikaal landschap, waarin Mara Carlyle je liefdevol aan de hand neemt en overtuigt met het ene na het andere pareltje. Het doorspitten van 1001 jaarlijstjes is over het algemeen geen plezierige bezigheid, maar als het prachtplaten als Floreat van Mara Carlyle oplevert ben ik blij dat ik het gedaan heb. Floreat van Mara Carlyle is één van de miskende meesterwerken van 2011, maar ook een fantastische plaat voor het seizoen waar we nu middenin zitten. Erwin Zijleman
19 december 2011
Anthony Hamilton - Back To Love
Het aantal interessante nieuwe releases is deze weken uiterst klein, maar voor de liefhebbers van Neo-soul ligt er deze week nog een belangrijke nieuwe plaat in de winkel. Anthony Hamilton, want om zijn nieuwe plaat gaat het, timmerde gedurende de jaren 90 zonder ook maar enig succes aan de weg, maar werd aan het begin van het nieuwe millennium onthaald als één van de belangrijkste mannelijke Neo-soul artiesten. Die positie had Hamilton voor een deel te danken aan het uitblijven van nieuwe platen van de pioniers in het genre als Maxwell, D’Angelo (bij wie Anthony Hamilton ooit debuteerde als achtergrondzanger) en Van Hunt, maar ook op de kwaliteit van de platen van Hamilton viel weinig tot niets af te dingen Na een aantal geweldige platen (Comin' From Where I'm From uit 2003 en Ain't Nobody Worryin' uit 2005 mogen wat mij betreft best Neo-soul klassiekers worden genoemd) viel het precies drie jaar geleden verschenen The Point Of It All me persoonlijk wat tegen. Het was zeker geen slechte plaat, maar op één of andere manier maakten de songs toch minder indruk dan die op de genoemde klassiekers binnen zijn oeuvre. Na een stilte van precies drie jaar revancheert Anthony Hamilton zich gelukkig met het wel weer erg sterke Back To Love. Back To Love ligt, net als Point Of It All, in het verlengde van de platen waarmee Anthony Hamilton vlak na de millenniumwissel doorbrak, maar klinkt wat mij betreft geïnspireerder dan zijn voorganger. Zoals het een Neo-soul artiest betaamt, bevat ook Back To Love weer een fraaie mix van klassieke soulinvloeden en modernere invloeden uit voornamelijk de R&B. Die laatste invloeden hebben op Back To Love wat aan terrein gewonnen en daar ben ik persoonlijk niet heel blij mee, maar gelukkig wordt het niet overdreven. Ook op Back To Love put Anthony Hamilton weer rijkelijk uit de archieven van de Philly soul, Southern soul en de muziek die met name Bill Withers aan het begin van de jaren 70 maakte. Hiernaast hebben invloeden uit de blues en zelfs de country hun weg gevonden naar de muziek van de Amerikaan, wat voldoende tegenwicht biedt aan de invloeden uit de moderne dansmuziek. Door het R&B shot dat de plaat heeft gekregen klinkt Back To Love lekker eigentijds, wat het succes van de plaat waarschijnlijk een flinke impuls zal geven. Ook voor de traditioneler ingestelde soulliefhebber valt er op Back To Love echter meer dan genoeg te genieten. Zowel instrumentaal als productioneel klinkt Back To Love als een klok en ook in compositorisch opzicht steekt de plaat knap in elkaar. Omdat de vocalen van Anthony Hamilton behoren tot de beste in het genre is Back To Love uiteindelijk een Neo-soul plaat die zich moeiteloos schaart onder de hoogtepunten in het genre dit jaar. Het maakt de schamele Neo-soul oogst in 2011 een beetje goed. Erwin Zijleman
17 december 2011
Jaarlijstje 2011
Hoewel ik het maken van jaarlijstjes altijd zeer serieus heb genomen, is het eigenlijk een vrij zinloze bezigheid. Een nauwkeurig samengestelde top 10 ziet er een dag later in de meeste gevallen anders uit, al is het maar omdat de keuze voor een belangrijk deel wordt bepaald door je gemoedstoestand en conditie. Hiernaast zijn er de platen die je gemist hebt en de platen die je hebt onderschat of overschat. Kortom, het is een leuke momentopname, maar ook niet meer dan dat.
Omdat ook ik behoefte heb aan ordening, heb ik, net als vorig jaar, alle platen die me echt wisten te raken op een rijtje gezet. Net als vorig jaar bleken het er precies 50. Je vindt de lijst hieronder. Toch wil ik ook nog wel een poging doen om nog wat meer ordening aan te brengen. Daarom kies ik uit de lijst van 50 ook de vijf platen waaraan ik het meeste plezier heb beleefd. Het zijn niet noodzakelijk de beste of meest vernieuwende platen, maar wel de platen waarvan ik heel vrolijk ben geworden en nog steeds heel vrolijk van word. 2011 was achteraf bezien een mooi en opvallend muziekjaar. Ik hoop dat 2012 nog veel mooier wordt.
De smaakmakers van 2011:
1.
Lia Ices –
Grown Unknown
Singer-songwriter muziek is maar zelden echt vernieuwend. Is dat erg? Nee, wat mij betreft niet. Borduur voort op het beste dat dit genre heeft voortgebracht, vertolk je songs met hart en ziel en ik ben om. Lia Ices heeft dit op bijzonder fraaie en aangename wijze gedaan, maar ze slaagt er ook nog eens in om te vernieuwen in het genre. Het levert een avontuurlijke plaat op die sprankelt van de eerste tot de laatste noot. Je hoort helaas helemaal niemand meer over Grown Unknown van Lia Ices, maar ik vind het echt één van de sensaties van 2011.
2.
Over The Rhine –
The Long Surrender
Over The Rhine maakte al een handvol onbetwiste meesterwerken, maar helaas is de band slechts in zeer kleine kring bekend. Ondanks het feit dat niemand minder dan Joe Henry The Long Surrender produceerde, was er eigenlijk niemand die deze plaat uit wilde brengen en daarom heeft helaas bijna niemand hem gehoord. Doodzonde, want de met enorm veel gevoel en passie gemaakte Americana (in de allerbreedste zin van het woord) van Over The Rhine is dit jaar qua schoonheid als je het mij vraagt niet vaak overtroffen. Misschien wel helemaal niet zelfs.
3.
Rachael Yamagata -
Chesapeake
The Cars –
Move Like This
De meest opzienbarende comeback van het jaar is voor mij die van The Cars (al komen The Bangles de laatste dagen nog angstig dicht in de buurt). Ze maakten in een heel ver verleden volstrekt onweerstaanbare powerpopliedjes, maar waren sindsdien van de aardbodem verdwenen. Dit jaar waren ze opeens terug met een plaat die hun beste werk met gemak overtrof. Een keer horen is genoeg om van Move Like This te houden en hierna wordt de liefde voor de perfecte popmuziek van The Cars alleen maar groter. Het maken van goede popmuziek lijkt op Move Like This kinderlijk eenvoudig, maar wat is het knap.
5.
The Felice Brothers –
Celebration, Florida
The Felice Brothers deden een aantal platen op fascinerend goede wijze The Band na. Daar was niets mis mee, maar ik was dit jaar wel toe aan iets anders. Van iets als Celebration, Florida had ik echter nooit durven dromen. Op Celebration, Florida, gaan The Felice Brothers verder met de Americana waarmee ze doorbraken, maar verrijken ze het genre met de meest uiteenlopende invloeden (tot hiphop en synthpop aan toe). Wilco werd er ooit de hemel voor in geprezen, maar Celebration, Florida, lijkt iedereen al weer vergeten. Doodzonde en zeer onterecht. Dit is echt een van de belangrijke platen van 2011. Zeker in het rootssegment.
De complete lijst:
1. A.A. Bondy - Believers
2. Adele - 21
3. Anna Calvi – Anna Calvi
4. Birdy - Birdy
5. Bocephus King – Willie Dixon God Damn!
6. Bon Iver – Bon Iver, Bon Iver
7. British Sea Power – Valhalla Dancehall
8. Charles Bradley – No Time For Dreaming
9. Cloud Control – Bliss Release
10. Cowboy Junkies – Sing In My Meadow
11. Drive-By Truckers – Go-Go Boots
12. Elbow – Build A Rocket Boys!
13. Eleanor Friedberger – Last Summer
14. Fleet Foxes – Helplessness Blues
15. Gavin Friday - Catholic
16. Gillian Welch – The Harrow And The Harvest
17. Hannah Peel – The Broken Wave
18. Iron & Wine – Kiss Each Other Clean
19. James Blake – James Blake
20. Jonathan Wilson – Gentle Spirit
21. Josh T. Pearson – Last Of The Country Gentlemen
22. Julianna Barwick – The Magic Place
23. Kurt Vile – Smoke Ring For My Halo
24. Lia Ices – Grown Unknown
25. Lindsey Buckingham – Seeds We Sow
26. Lykke Li – Wounded Rhymes
27. Other Lives – Tamer Animals
28. Over The Rhine – The Long Surrender
29. Paul Simon – So Beautiful Or So What
30. Peaking Lights - 936
31. PJ Harvey – Let England Shake
32. Rachael Yamagata - Chesapeake
33. Real Estate - Days
34. Rodney DeCroo – Queen Mary Trash
35. Shelby Lynne – Revelation Road
36. Spokes – Everyone I Ever Met
37. Stevie Nicks – In Your Dreams
38. Still Corners – Creatures Of An Hour
39. The Bangles – Sweetheart Of The Sun
40. The Cars – Move Like This
41. The Decemberists – The King Is Dead
42. The Felice Brothers – Celebration, Florida
43. The Horrors - Skying
44. The Low Anthem – Smart Flesh
45. The Naked & Famous – Passive Me, Agressive You
46. The Vaccines – What Did You Expect From The Vaccines?
47. White Denim - D
48. Wild Beasts - Smother
49. Wild Flag – Wild Flag
50. Yuck – Yuck
En natuurlijk verschenen er ook weer heel veel mooie reissues. Die van Mickey Newbury is me het meest bijgebleven, al is het maar omdat ik zijn werk voor de prachtige reissue helemaal niet kende. Erwin Zijleman
Omdat ook ik behoefte heb aan ordening, heb ik, net als vorig jaar, alle platen die me echt wisten te raken op een rijtje gezet. Net als vorig jaar bleken het er precies 50. Je vindt de lijst hieronder. Toch wil ik ook nog wel een poging doen om nog wat meer ordening aan te brengen. Daarom kies ik uit de lijst van 50 ook de vijf platen waaraan ik het meeste plezier heb beleefd. Het zijn niet noodzakelijk de beste of meest vernieuwende platen, maar wel de platen waarvan ik heel vrolijk ben geworden en nog steeds heel vrolijk van word. 2011 was achteraf bezien een mooi en opvallend muziekjaar. Ik hoop dat 2012 nog veel mooier wordt.
Natuurlijk ben ik ook benieuwd naar jullie lijstjes. Stuur je top 5 naar dekrentenuitdepop@xs4all.nl. Bij voldoende inzendingen maak ik er een lezersjaarlijst van.
De smaakmakers van 2011:
1.
Lia Ices –
Grown Unknown
Singer-songwriter muziek is maar zelden echt vernieuwend. Is dat erg? Nee, wat mij betreft niet. Borduur voort op het beste dat dit genre heeft voortgebracht, vertolk je songs met hart en ziel en ik ben om. Lia Ices heeft dit op bijzonder fraaie en aangename wijze gedaan, maar ze slaagt er ook nog eens in om te vernieuwen in het genre. Het levert een avontuurlijke plaat op die sprankelt van de eerste tot de laatste noot. Je hoort helaas helemaal niemand meer over Grown Unknown van Lia Ices, maar ik vind het echt één van de sensaties van 2011.
2.
Over The Rhine –
The Long Surrender
Over The Rhine maakte al een handvol onbetwiste meesterwerken, maar helaas is de band slechts in zeer kleine kring bekend. Ondanks het feit dat niemand minder dan Joe Henry The Long Surrender produceerde, was er eigenlijk niemand die deze plaat uit wilde brengen en daarom heeft helaas bijna niemand hem gehoord. Doodzonde, want de met enorm veel gevoel en passie gemaakte Americana (in de allerbreedste zin van het woord) van Over The Rhine is dit jaar qua schoonheid als je het mij vraagt niet vaak overtroffen. Misschien wel helemaal niet zelfs.
3.
Rachael Yamagata -
Chesapeake
Rachael Yamagata maakte al twee keer eerder een plaat die alle andere platen in mijn jaarlijstje aan kon en met Chesapeake doet ze het opnieuw. Rachael Yamagata beschikt over een van de mooiste stemmen in het genre, schrijft prachtige indringende popsongs vol emotie en voorziet deze van een instrumentatie die bijdraagt aan nog veel meer kippenvel. Chesapeake wijkt niet heel erg af van haar vorige twee platen, maar doet er qua niveau niet voor onder. Dat Rachael Yamagata hier totaal onbekend is is voor mij een van de grote mysteries uit de popmuziek. Het beste van Fiona Apple, Laura Nyro, Dat Power en PJ Harvey samengebracht in één vrouw. Volstrekt onweerstaanbaar.
4.
4.
The Cars –
Move Like This
De meest opzienbarende comeback van het jaar is voor mij die van The Cars (al komen The Bangles de laatste dagen nog angstig dicht in de buurt). Ze maakten in een heel ver verleden volstrekt onweerstaanbare powerpopliedjes, maar waren sindsdien van de aardbodem verdwenen. Dit jaar waren ze opeens terug met een plaat die hun beste werk met gemak overtrof. Een keer horen is genoeg om van Move Like This te houden en hierna wordt de liefde voor de perfecte popmuziek van The Cars alleen maar groter. Het maken van goede popmuziek lijkt op Move Like This kinderlijk eenvoudig, maar wat is het knap.
5.
The Felice Brothers –
Celebration, Florida
The Felice Brothers deden een aantal platen op fascinerend goede wijze The Band na. Daar was niets mis mee, maar ik was dit jaar wel toe aan iets anders. Van iets als Celebration, Florida had ik echter nooit durven dromen. Op Celebration, Florida, gaan The Felice Brothers verder met de Americana waarmee ze doorbraken, maar verrijken ze het genre met de meest uiteenlopende invloeden (tot hiphop en synthpop aan toe). Wilco werd er ooit de hemel voor in geprezen, maar Celebration, Florida, lijkt iedereen al weer vergeten. Doodzonde en zeer onterecht. Dit is echt een van de belangrijke platen van 2011. Zeker in het rootssegment.
De complete lijst:
1. A.A. Bondy - Believers
2. Adele - 21
3. Anna Calvi – Anna Calvi
4. Birdy - Birdy
5. Bocephus King – Willie Dixon God Damn!
6. Bon Iver – Bon Iver, Bon Iver
7. British Sea Power – Valhalla Dancehall
8. Charles Bradley – No Time For Dreaming
9. Cloud Control – Bliss Release
10. Cowboy Junkies – Sing In My Meadow
11. Drive-By Truckers – Go-Go Boots
12. Elbow – Build A Rocket Boys!
13. Eleanor Friedberger – Last Summer
14. Fleet Foxes – Helplessness Blues
15. Gavin Friday - Catholic
16. Gillian Welch – The Harrow And The Harvest
17. Hannah Peel – The Broken Wave
18. Iron & Wine – Kiss Each Other Clean
19. James Blake – James Blake
20. Jonathan Wilson – Gentle Spirit
21. Josh T. Pearson – Last Of The Country Gentlemen
22. Julianna Barwick – The Magic Place
23. Kurt Vile – Smoke Ring For My Halo
24. Lia Ices – Grown Unknown
25. Lindsey Buckingham – Seeds We Sow
26. Lykke Li – Wounded Rhymes
27. Other Lives – Tamer Animals
28. Over The Rhine – The Long Surrender
29. Paul Simon – So Beautiful Or So What
30. Peaking Lights - 936
31. PJ Harvey – Let England Shake
32. Rachael Yamagata - Chesapeake
33. Real Estate - Days
34. Rodney DeCroo – Queen Mary Trash
35. Shelby Lynne – Revelation Road
36. Spokes – Everyone I Ever Met
37. Stevie Nicks – In Your Dreams
38. Still Corners – Creatures Of An Hour
39. The Bangles – Sweetheart Of The Sun
40. The Cars – Move Like This
41. The Decemberists – The King Is Dead
42. The Felice Brothers – Celebration, Florida
43. The Horrors - Skying
44. The Low Anthem – Smart Flesh
45. The Naked & Famous – Passive Me, Agressive You
46. The Vaccines – What Did You Expect From The Vaccines?
47. White Denim - D
48. Wild Beasts - Smother
49. Wild Flag – Wild Flag
50. Yuck – Yuck
En natuurlijk verschenen er ook weer heel veel mooie reissues. Die van Mickey Newbury is me het meest bijgebleven, al is het maar omdat ik zijn werk voor de prachtige reissue helemaal niet kende. Erwin Zijleman
16 december 2011
The Real Tuesday Weld - The Last Werewolf
Het zijn geen makkelijke platen die de Britse band The Real Tuesday Weld maakt. De band rond singer-songwriter Stephen Coates heeft inmiddels een stuk of zeven platen op haar naam staan, maar is ondanks de vele warme aanbevelingen door de critici de cultstatus nooit ontgroeid. Ik beet me zelf ooit eens vast in de derde plaat van de band, het in 2004 verschenen I, Lucifer, en heb daar geen seconde spijt van gehad. Desondanks heb ik de platen die The Real Tuesday Weld sindsdien heeft uitgebracht gemist en ben ik pas weer aangehaakt bij het onlangs verschenen The Last Werewolf. I, Lucifer was een conceptplaat gebaseerd op een boek van Glen Duncan over de terugkeer van de duivel op aarde en liet muziek horen die varieerde van grotesk cabaret uit de jaren 30 tot de muziek die Tom Waits maakte voor hij zich vergreep aan potten en pannen en van zwoele 70s filmmuziek tot kille 90s synthpop. Voor The Last Werewolf koos The Real Tuesday Weld wederom de samenwerking met Glen Duncan. Dit heeft geleid tot een volgend conceptalbum, waarin dit keer niet de duivel maar een 200 jaar oude weerwolf met zelfmoordneigingen centraal staat. De plaat heeft als ondertitel A Soundtrack en laat zich inderdaad beluisteren als muziek bij een film, maar deze film is voor zover ik weer nog niet gemaakt. In thematisch opzicht is The Last Werewolf net wat minder ambitieus dan I, Lucifer, maar in muzikaal opzicht is de nieuwe plaat van The Real Tuesday Weld juist een stuk ambitieuzer. Voor The Last Werewolf werden een aantal gastmuzikanten opgetrommeld, onder wie The Puppini Sisters, Piney Gir en Pinkie Maclure (die in een ver verleden een aantal bijzonder fascinerende platen maakte) en werd gekozen voor een collectie songs die werkelijk alle kanten op schiet. The Last Werewolf wordt hier een daar een rockopera genoemd, maar wijkt zo af van de rockopera’s die ik ken dat ik dit etiket eigenlijk niet vind passen. Net als op I, Lucifer is The Last Werewolf beïnvloedt door stokoud cabaret, de muziek van Tom Waits, Franse filmmuziek en moderne synthpop, maar de nieuwe plaat van The Real Tuesday Weld voegt hier nog de nodige invloeden aan toe, waaronder met name invloeden uit de jazz, soul, dance, triphop en chamber pop. The Last Werewolf springt zo van de hak op de tak dat ik me afvraag of het boek van Glen Ducan ook maar enigszins leesbaar is. Ook in muzikaal opzicht ben ik de draad wel eens kwijt of weet ik niet hoe snel ik naar de volgende track moet springen, maar hier staan flink wat tracks die juist zeer de moeite waard zijn tegenover. The Real Tuesday Weld laat op The Last Werewolf nog maar eens horen dat het heel wat trucjes beheerst en de meeste nog verdomd goed ook. Het levert een avontuurlijke plaat op met alle kleuren van de regenboog en voor elke smaakpapil wat lekkers. Dat de plaat ook wel wat diepe dalen bevat neem ik graag voor lief; dat hoort nu eenmaal bij de hoge pieken die op The Last Werewolf ook ruim voorhanden zijn. Erwin Zijleman
15 december 2011
The Bangles - Sweetheart Of The Sun
Het is bijna niet te geloven, maar het is dit jaar al weer 27 jaar geleden dat het debuut van The Bangles verscheen. All Over The Place was direct ook de beste plaat van het viertal, dat met opvolgers Different Light (1986) en Everything (1988) en wereldhits als Manic Monday, Walk Like An Egyptian, In Your Room en Eternal Flame wist uit te groeien tot de kassuccessen van de jaren 80. Vergeleken met het rauwe en psychedelische powerpop geluid van All Over The Place waren de opvolgers behoorlijk gladjes, maar desondanks wisten The Bangles vele muziekliefhebbers te verleiden, wat voor een belangrijk deel was te danken aan de verleidingskracht van Susanna Hoffs, wiens zwoele vocalen ik persoonlijk ook met geen mogelijkheid kon weerstaan. The Bangles vielen aan het eind van de jaren 80 uit elkaar en keerden in 2003 terug met het nogal teleurstellende Doll Revolution. Met Sweetheart Of The Sun probeert de tot een trio uitgedunde band (naast Susanna Hoffs zijn beide zusjes Peterson nog van de partij) het nu nog eens. Ik had er geen hoge verwachtingen van, maar Sweetheart Of The Sun blijkt een uitstekende en ook nog eens bijzonder aangename plaat. Matthew Sweet, die de plaat produceerde, is er in geslaagd om The Bangles terug te laten keren naar het frisse geluid van hun debuut. Sweetheart Of The Sun is rauwer, steviger en minder gepolijst dan de succesplaten van The Bangles, maar bevat nog altijd popliedjes waarvan je niet alleen heel vrolijk wordt, maar die de zon ook nog eens flink doen schijnen. Susanna Hoffs is inmiddels al aardig op leeftijd, maar klinkt nog even verleidelijk als 25 jaar geleden. Het spetterende, sprankelende en bij vlagen scheurende gitaarwerk van Vicki Peterson, de zuivere harmonieën van het drietal, en de eveneens uitstekende lead vocalen van de Peterson zusjes doen de rest. Sweetheart Of The Sun is veel meer dan een feelgood plaatje van een band die zijn beste tijd al lang gehad heeft. Vrijwel alle songs op de plaat stralen urgentie uit, vallen op door de geïnspireerde wijze waarop muziek wordt gemaakt en doen qua niveau niet onder voor het beste werk van The Bangles. De tijdloze productie van Matthew Sweet tilt de plaat naar een nog wat hoger niveau. Liefhebbers van een frisse en aanstekelijke mix van powerpop, psychedelica en West-Coast pop kunnen als je het mij vraagt met geen mogelijkheid om deze verrassende comeback van The Bangles heen. Veel beter heb ik het in dit genre immers niet gehoord het afgelopen jaar. Vergeet de winter en haal de zomer in huis. Erwin Zijleman
14 december 2011
Charlotte Gainsbourg - Stage Whisper
Volgens de overlevering hebben Marylin Monroe en Albert Einstein elkaar ergens in de jaren 50 eens ontmoet op een feestje. Marylin Monroe verzuchtte dat het fantastisch zou zijn als ze samen kinderen zouden krijgen. De combinatie van haar looks en zijn brains zouden kinderen opleveren die de wereld moeiteloos aan hun voeten zouden krijgen. Albert Einstein dacht er heel even over na en sprak vervolgens de angst uit dat het kinderen zouden worden met zijn looks en haar brains. Wat dat betreft liepen Serge Gainsbourg en Jane Birkin heel wat minder risico toen ze aan het begin van de jaren 70 vorm gaven aan hun gezamenlijke kinderwens. In het beste geval zou hun kind het moeten doen met het muzikale talent van vader en het acteertalent en de looks van moeder, maar ook met het acteertalent en de looks van vader en het muzikale talent van moeder zou de gezamenlijke nakomeling niet slecht af zijn. Het heeft er alle schijn van dat Charlotte Gainsbourg het beste van haar ouders heeft geërfd. Ze is muzikaal, kan acteren, ziet er prachtig uit en heeft ook nog eens de uitstraling van haar vader. Persoonlijk heb ik haar muzikale talenten het hoogst zitten. Haar debuut Lemon Incest uit 1986 moeten we misschien maar even vergeten, maar het in 2006 verschenen 5:55 en het uit 2010 stammende IRM zijn geweldige platen. Op 5:55 maakte Charlotte samen met de leden van Air en Pulp’s Jarvis Cocker zwoele Franse (maar grotendeels Engelstalige) pop met inhoud, terwijl ze op IRM aan de hand van Beck avontuurlijke elektronische popmuziek maakte. Stage Whisper is helaas niet de echte opvolger van IRM, maar meer een plaat die de luierperiode van haar kinderen moet overbruggen. De 19 tracks tellende cd bestaat uit twee delen. Aan de ene kant horen we nieuw materiaal, aan de andere kant live-opnamen. Bij het nieuwe materiaal gaat het uitsluitend om restmateriaal van de IRM-sessies, terwijl het live-materiaal ook teruggrijpt op 5:55 en bovendien ruimte biedt aan twee covers. Ik zal niet bestrijden dat Stage Whisper een tussendoortje is, want dat is het, maar ik vind het wel een interessant tussendoortje. Het restmateriaal van de IRM sessies is niet altijd even sterk als het materiaal dat de plaat wel wist te halen, maar er zitten een aantal opvallende tracks tussen. Net als op IRM vallen de meeste tracks in de categorie avontuurlijke electropop, maar de diversiteit is groot en met name de wat lomere en zwoelere tracks overtuigen makkelijk. Ook het live-werk valt me zeker niet tegen. Met name de tracks van 5:55 klinken net wat voller dan op de plaat en dat komt de intensiteit en dynamiek van de songs ten goede. Als bonus krijgen we fraaie cover versies van het van Beck bekende In The End en Dylan’s Just Like A Woman. Natuurlijk had ik liever een echt nieuwe plaat van Charlotte Gainsbourg gehad, maar als ik kan kiezen tussen geen plaat en het heel behoorlijke Stage Whisper weet ik het wel. Erwin Zijleman
13 december 2011
Peaking Lights - 936
Man-vrouw duo’s die heerlijk zweverige muziek vol avontuur maken; we zijn er het afgelopen jaar mee dood gegooid. Het legt de lat voor nieuwkomers in dit hokje (een genre durf ik het eigenlijk niet te noemen) op een ontiegelijk hoog niveau, maar het man-vrouw duo Peaking Lights slecht de lat met groot gemak. Indra Dunis en Aaron Coyes maken muziek die afwijkt van de muziek van al hun soortgenoten. 936 is een plaat met diepe bassen die je normaal gesproken alleen in de dub hoort. Deze bassen worden gecombineerd met vast tikkende drummachines, een zweverig Hammond orgeltje, psychedelische gitaarlijnen, breed uitwaaiende synths en spaarzame dromerige vocalen. Peaking Lights maakt bedwelmende muziek die je vrijwel onmiddellijk meesleept naar hogere sferen. Het is muziek die op het eerste gehoor nogal lastig te combineren invloeden, waaronder invloeden uit de dub, reggae, Krautrock, postpunk, psychedelica, lo-fi en synthpop, op even fraaie als originele wijze integreert in een geluid dat aan de ene kant fris en vernieuwend klinkt, maar aan de andere kant toch ook thuis lijkt te horen in de jaren 70 en 80 (waarbij de muziek van The Slits belangrijk vergelijkingsmateriaal aanreikt, al heeft 936 ook wel wat weg van Stereolab). De meeste tracks op 936 zijn lang (zes van de acht tracks op de plaat duren langer dan 5 minuten) en bevatten nauwelijks variatie, maar desondanks verveelt de muziek van Peaking Lights me geen moment. Wanneer je je laat meevoeren door de diepe bassen, zorgen de gitaar- en orgellijnen voor de spannende accenten en de vocalen voor de structuur. Ik was een beetje bang dat 936 na de eerste verrassing snel zou gaan vervelen, maar dat is zeker niet het geval. De bedwelmende klanken van Peaking Lights worden bij herhaalde beluistering eigenlijk alleen maar mooier en indringender en geven bovendien steeds meer geheimen prijs. Het is muziek die dankzij het lage tempo en het psychedelische karakter vooral geschikt is voor lome buien. Na een drukke dag zorgt 936 van Peaking Lights voor onmiddellijke ontspanning, al dwingt de muziek van het tweetal je ook om bij de les te blijven. 2011 lijkt de boeken in te gaan als een mooi muziekjaar waarin de originaliteit helaas nog wel eens ontbrak. 936 van Peaking Lights voegt op de valreep nog wat originaliteit toe en is hierdoor een nadrukkelijke jaarlijstjes kandidaat voor een ieder die in muzikaal opzicht graag buiten de gebaande paden treedt. Erwin Zijleman
12 december 2011
Slade - Sladest
Iedereen heeft zijn jeugdzonden. Zelf ben ik niet altijd even trots op mijn oude liefde voor de bombastische symfonische rock van Genesis, Yes en nog zweverigere soortgenoten, maar mijn eerste liefde in de popmuziek is misschien nog wel verwerpelijker. Ik zat nog op de basisschool toen ik de Britse band Slade omarmde. Aan het begin van de jaren 70 was de band even heel populair, maar tegenwoordig hoor je eigenlijk alleen hun, in het genre niet eens zo slechte, kersthit nog. Na een boeiend artikel in de Uncut van vorige maand werd ik toch wel weer nieuwsgierig naar de muziek van de band. Mijn oude Slade lp’s (met complete plakboeken in de klaphoezen) heb ik helaas al lang niet meer, maar de verzamelaar Sladest is na de reissue van vorige maand redelijk makkelijk op de kop te tikken. De hernieuwde kennismaking met de band is me niet eens slecht bevallen. De betrekkelijk simpele rocksongs als Cum On Feel The Noize, Gudbye T’ Jane en Mama Weer All Crazy Now (de vereenvoudigde spelling haalde destijds zelfs de basisschool) zaten nog opgeslagen in het met enige moeite weer benaderbare geheugen, maar in muzikaal opzicht veel interessante tracks als het poppy Look Wot You Dun en het fraai ingetogen Coz I Love You was ik helemaal vergeten. Wanneer ik de muziek van Slade beluister met de kennis van nu, kan ik eigenlijk alleen maar concluderen dat de band haar tijd zo nu en dan vooruit was en veel beter was dan iedereen destijds kon vermoeden. De muziek van Slade werd aan het begin van de jaren 70 vooral vergeleken met de glamrock van T. Rex, The Sweet en de afgrijselijke Gary Glitter, maar in muzikaal opzicht lag de band veel dichter bij The Kinks, The Who, The Rolling Stones en Cream. Slade trok misschien vooral de aandacht met rechttoe rechtaan rocksongs die een onuitwisbare indruk moeten hebben gemaakt op de heren van Status Quo, maar de minder bekende tracks op Sladest laten een voorliefde voor rauwe bluesy rocksongs en ingenieuze popliedjes horen. Bij beluistering van Sladest hoor je eigenlijk al waar de popmuziek in de jaren die zouden volgen naar toe zou gaan. In de meest rauwe tracks neemt Slade een voorschotje op de eerste punkgolf, op haar theatraalst doet de band voorwerk voor de muziek van Queen, terwijl The Rolling Stones nog jaren vooruit zouden kunnen met de bluesy rock die ook op Sladest goed is vertegenwoordigd. Het gaat te ver om Slade alsnog uit te roepen tot de grootheden uit de geschiedenis van de popmuziek, maar duidelijk is wel dat ik me niet langer hoef te schamen voor de eerste band die ik als muziekliefhebber omarmde. Met dank aan de Uncut en de reissue van deze tot voor kort behoorlijk obscure verzamelaar uit het begin van de jaren 70. Erwin Zijleman