30 juni 2010

Marc Almond - Varieté

Toen Marc Almond in oktober 2004 bijna het leven liet na een ernstig motorongeluk, lagen zijn grote successen al vele jaren achter hem. Almond brak aan het begin van de jaren 80 door als zanger van Soft Cell en imponeerde na de breuk met Dave Ball met een serie hele goede soloplaten, waarvan The Stars We Are uit 1988 moet worden gezien als het commerciële en artistieke hoogtepunt. Gedurende de jaren 90 werden de platen van Marc Almond steeds minder interessant. Een overdosis live-platen liet horen dat Almond niet meer zo goed was als in zijn hoogtijdagen en de flirts met Franse en Russische muziek wisten maar gedeeltelijk te overtuigen. Na twee jaar revalideren keerde Almond in 2007 terug met Stardom Road; zijn zoveelste plaat met louter covers, maar wat mij betreft wel zijn beste plaat in vele, vele jaren. Ook op het vorig jaar verschenen Orpheus in Exile: Songs Of Vadim Kozin verkeerde Marc Almond weer in goede vorm, al lag de plaat wat mij betreft net wat te zwaar op de maag. Varieté is een stuk lichter verteerbaar en roept bij mij herinneringen op aan Marc Almond’s hoogtijdagen. Op Varieté vertolkt Marc Almond eindelijk weer eens eigen werk en laat hij horen dat hij zich nog altijd niet hoeft te schamen voor zijn songwriter skills, al heeft hij inmiddels meerdere malen aangegeven daar zelf anders over te denken. Varieté is een typische Marc Almond plaat. De tracks zijn vaak wat melancholisch en theatraal, vallen op door de fraaie muzikale inkleuring en worden gedragen door de uit duizenden herkenbare en nog altijd bijzonder overtuigende vocalen van Marc Almond. Varieté laat zich beluisteren als een Marc Almond verzamelaar met uitsluitend nieuw werk. De Russische invloeden van zijn laatste platen duiken meer dan eens op, maar Almond keert op Varieté ook terug naar de dagen van Mother Fist And Her Five Daughters, The Stars We Are, Jacques en Tenement Symphony. Waar Almond in de jaren voor zijn motorongeluk uitgeblust en ongeïnspireerd klonk, brandt het oude vuur op Varieté weer in alle hevigheid. Almond’s nieuwe plaat kan zich wat mij betreft meten met zijn beste platen en komt bovendien heel dicht in de buurt bij de meesterwerken die soortgenoot Gavin Friday lang geleden afleverde. Marc Almond zal waarschijnlijk voor velen een icoon uit de jaren 80 blijven, maar iedereen die de tijd neemt voor het uitstekende Varieté zal moeten concluderen dat Marc Almond ruim 20 jaar later zijn oude vorm akelig dicht benadert of zelfs overtreft. Varieté kan wat mij betreft de boeken in als één van de meest verrassende comebacks van 2010. Erwin Zijleman

28 juni 2010

The Pernice Brothers - Goodbye, Killer

Joe Pernice is nog altijd niet wereldberoemd, maar hij heeft inmiddels wel een buitengewoon fascinerend muzikaal oeuvre op zijn naam staan. Zijn carrière begon aan het begin van de jaren 90 met de cultband Scud Mountain Boys, waarmee Pernice in 1996 met Massachusetts een ware alt-country klassieker afleverde, waarna een aantal soloplaten en platen van Chappaquiddick Skyline en Big Tobacco het pad effenden voor The Pernice Brothers. The Pernice Brothers maakten tussen 1998 en 2006 een vijftal prachtige platen, met het uit 2001 stammende The World Won’t End als uitschieter. The Pernice Brothers bleken meesters in het maken van lome en gloedvolle popmuziek, die als een warme deken over je heen valt en waarbij het heerlijk wegdromen is. Ook het na een stilte van vier jaar verschenen Goodbye, Killer doet zo nu en dan dienst als muzikale warme deken, maar The Pernice Brothers komen op hun nieuwe plaat minstens net zo vaak met een ijskoude douche op de proppen. Ik weet niet door welke dalen Joe Pernice de afgelopen jaren is gegaan, maar het zijn geen beste jaren geweest vrees ik. Op Goodbye, Killer klinken de Pernice Brothers rauwer, donkerder en directer dan we van de band gewend zijn en dat is af en toe wel even wennen. In eerste instantie vond ik Goodbye, Killer dan ook een flinke tegenvaller met slechts een paar lichtpuntjes, maar na enige gewenning ben ik ook de songs van Pernice Brothers nieuwe stijl meer gaan waarderen. Ik hoor de band nog altijd het liefst het soort muziek maken waar de Pernice Brothers zo lang patent op hadden en gelukkig doen ze dit ook op Goodbye, Killer nog met enige regelmaat, maar aan de andere kant bestaat het leven niet alleen uit zonneschijn en is persoonlijk leed vaak een voedingsbodem voor mooie muziek gebleken. Eenmaal gewend aan de nieuwe stijl klinken de rauwere songs fris en oprecht en omdat ze flink contrasteren met de songs die aansluiten bij het soort songs dat The Pernice Brothers tot dusver maakten weten deze songs misschien nog wel meer dan in het verleden op te vallen door hun schoonheid. Ook Goodbye, Killer bevat weer een aantal lome alt-country songs van een bijna onwerkelijke schoonheid en dit aantal groeit. Goodbye, Killer duurt slechts een half uur en een aantal minuten hiervan is het doorbijten, maar desondanks is ook dit weer een waardevolle aanvulling op een opmerkelijk oeuvre, dat hopelijk na een veel minder langer pauze een passend vervolg krijgt. Erwin Zijleman

27 juni 2010

The Drums - The Drums

Het uit New York afkomstige The Drums maakte eind vorig jaar een bliksemstart met haar debuut EP Summertime!. Op deze EP combineerden de New Yorkers op knappe en aanstekelijke wijze zomerse Surf klanken met kille 80s new wave, 50s rock ’n roll en punky garagerock uit de 70s. Het leverde een geluid op dat was te typeren als een mix van The Ramones, The Cure, Dick Dale en Buddy Holly. Op het nu verschenen titelloze debuut van The Drums doet de band Summertime! nog eens dunnetjes over en voegt het bovendien nog het een en ander toe aan het geluid van de zo bewierookte EP. Ook bij beluistering van het volledige debuut van The Drums zal de ene na de andere naam opduiken. Alle hierboven genoemde namen zijn van de partij, maar ook de namen van The Beach Boys, The Smiths, Joy Division en The Strokes zijn nauwelijks te onderdrukken wanneer de muziek van The Drums uit de speakers knalt. Wanneer je zoekt naar vergelijkingsmateriaal van recentere datum, kom je onherroepelijk uit bij The Soft Pack; de band die wat mij betreft met haar titelloze debuut nog altijd één van de beste platen van 2010 heeft gemaakt. Ook The Drums maakt muziek waar de energie van af spat en waarin aanstekelijke songs elkaar in sneltreinvaart afwisselen. The Drums schrijft het soort popliedjes dat na één keer horen voorgoed in je hoofd zit, maar de band doet veel meer dan vermaken. Ondanks alle invloeden die hoorbaar zijn in het geluid van de band, klinkt de muziek van The Drums origineel en eigentijds. The Drums maakt muziek die is te omschrijven als surfpop, maar het is niet de surfpop die we kennen uit het verleden. Vrijwel alle songs op dit debuut klinken betrekkelijk eenvoudig, maar strooien zo nadrukkelijk met zonnige en vrijwel onweerstaanbare melodieën dat je wel van deze plaat moet houden. Natuurlijk valt er ook wel wat aan te merken op het titelloze debuut van The Drums. Zo zijn zeker niet alle songs even sterk als de inmiddels memorabele singles die de band inmiddels heeft afgeleverd en slaat na verloop van tijd de verveling heel voorzichtig toe, maar je bent dan al wel getrakteerd op een half uur popmuziek die de zon doet schijnen en het hart verwarmt. Of The Drums een blijvertje zijn durf ik niet te voorspellen, maar dit toch overwegend bijzonder memorabele debuut neemt niemand ze meer af. Erwin Zijleman

25 juni 2010

The Acorn - No Ghost

Glory Hope Mountain van de Canadese band The Acorn werd twee jaar geleden de hemel in geprezen door met name de Britse en de Amerikaanse muziekpers, die de plaat schaarden onder de klassiekers van het afgelopen decennium. De akoestische folk met een laagje Indiaanse volksmuziek uit Honduras klonk inderdaad bijzonder, maar op een of andere manier bleef de plaat bij mij toch niet echt hangen, zodat ik de klassiekerstatus wat teveel eer vond. Opvolger No Ghost moet het tot dusver doen met aanmerkelijk minder positieve reacties, maar persoonlijk vind ik dit een veel betere plaat. Waar Glory Hope Mountain wat mij betreft nogal gezapig en gekunsteld klonk, is No Ghost een stuk steviger en meer down to earth. De countryrock op de nieuwe plaat van de Canadezen schuurt af en toe dicht tegen het werk van Neil Young (al dan niet bijgestaan door Crazy Horse) aan, maar heeft, met name wanneer The Acorn bijzonder fraaie harmonieën van stal haalt, ook wel wat van Fleet Foxes. No Ghost is een stuk steviger dan zijn voorganger, maar kent ook een aantal zeer ingetogen momenten. De afwisseling tussen de ingetogen akoestische songs en de wat uitbundigere elektrische songs geeft No Ghost de dynamiek die zijn voorganger wat mij betreft ontbeerde. Op No Ghost maakt The Acorn tijdloze muziek met vooral invloeden uit de country, folk, rock en psychedelica. Het is muziek die de afgelopen jaren wel vaker is gemaakt, maar op een of andere manier slaagt The Acorn er in om zich te onderscheiden van de meeste concurrenten. No Ghost ademt de sfeer van het Canadese platteland, maar klinkt avontuurlijk dan de meeste andere plattelandsmuziek. No Ghost klinkt door het vrijwel ontbreken van muzikale invloeden uit Midden-Amerika weliswaar anders dan zijn voorganger, maar heeft, bijvoorbeeld door het op subtiele wijze inzetten van elektronica, ook de ongrijpbare en avontuurlijke momenten die Glory Hope Mountain typeerden. No Ghost is een plaat die niet direct een onuitwisbare indruk zal weten te maken, maar is een plaat die de tijd moet krijgen om te groeien. Wanneer je The Acorn deze tijd geeft zul je merken dat steeds meer songs op No Ghost je weten te pakken. De ene keer door de prachtige zang van Rolf Klausner, de andere keer door het rustgevende akoestische getokkel, de volgende keer juist door de scheurende gitaren of de eigenzinnige muzikale accenten. Met No Ghost maakt The Acorn de belofte van Glory Hope Mountain meer dan waar en heeft het wat mij betreft een plaat gemaakt waaraan de concurrentie in het genre een zware dobber zal hebben. Erwin Zijleman

24 juni 2010

Blitzen Trapper - Destroyer Of The Void

Het uit Portland, Oregon, afkomstige Blitzen Trapper heeft zich de afgelopen jaren opgewerkt van een slechts in zeer kleine kring erkende cultband tot één van de smaakmakers in het genre dat opereert op het snijvlak van indie-rock en Americana. Dit resulteerde bijna twee jaar geleden in het prachtige Furr; een plaat waarop invloeden van nogal uiteenlopende bands als The Grateful Dead, The Byrds, The Beach Boys, The Band, Buffalo Springfield, Pavement, Pink Floyd, The Velvet Underground en Beck op fascinerende wijze aan elkaar werden gesmeed. Op haar vijfde plaat, het onlangs verschenen Destroyer Of The Void, voegt Blitzen Trapper nog wat invloeden toe aan haar al zo goed gevulde muzikale palet en schuift het op hetzelfde moment wat verder op in de richting van de Americana. Destroyer Of The Void bevat een aantal prachtige countryrock tracks, die herinneren aan de hoogtijdagen van Gram Parsons (inclusief zijn duetten met Emmylou Harris wanneer niemand minder dan Alela Diane opduikt voor een duet), maar ook voor bijna bombastische rock (die herinneringen ophaalt aan E.L.O), een gitzwarte murderballad (a la 16 Horsepower) of zonnige singer-songwriter pop (zoals Paul McCartney en Harry Nilsson die konden maken) ben je bij Blitzen Trapper aan het juiste adres. Ondanks de veelheid aan stijlen en invloeden is Destroyer Of The Void een consequent klinkende plaat. Blitzen Trapper keert op Destroyer Of The Void weliswaar een goed gevulde platenkast om, maar voorziet al haar songs ook van het eigentijdse geluid dat inmiddels kenmerkend is voor vrijwel alle muziek die vanuit Portland tot ons komt. De muziek van Blitzen Trapper heeft over het algemeen genomen een wat weemoedig karakter, maar toch is Destroyer Of The Void geen sombere plaat. Sterker nog, Destroyer Of The Void is een plaat om heel vrolijk van te worden. Blitzen Trapper put op haar vijfde plaat op bijzonder fraaie wijze uit het verleden, maar weet ook te verrassen met fris klinkende muziek die met minstens één been in het heden staat. Destroyer Of The Void is een plaat vol scheurende gitaren, stemmige strijkers, emotievolle vocalen en songs om te koesteren. Blitzen Trapper heeft een plaat gemaakt waarop muzikaal vakmanschap en respect voor de grootheden uit de geschiedenis van de popmuziek hand in hand gaan met avontuur en veelzijdigheid. Destroyer Of The Void is een plaat die wel eens uit kan gaan groeien tot één van de sensaties van het jaar, net zoals dat labelgenoten Fleet Foxes twee jaar geleden lukte. Het is een plaat die je al jaren lijkt te kennen, maar het is ook een plaat die je van de eerste tot de laatste seconde blijft verrassen. Blitzen Trapper maakte tot dusver een aantal hele aardige platen, maar Destroyer Of The Void is als je het mij vraagt een onbetwist meesterwerk. Erwin Zijleman

23 juni 2010

Sarah Blasko - As Day Follows Night

Sarah Blasko dook een jaar of vijf geleden voor het eerst op en werd door haar platenmaatschappij direct stevig gepromoot als ster in wording. Met haar debuut The Overture & The Underscore viel de Australische echter tussen wal en schip. De prima popsongs op Sarah Blasko’s debuut werden voorkocht als zoete kauwgomballen, maar het bleken toverballen met een wat vreemde smaak, maar uiteindelijk de prachtigste kleuren. Door verkeerde marketing brak Sarah Blasko niet door bij het grote publiek en bleef ze bij de serieuze muziekliefhebbers onbekend, hetgeen pas echt spijtig werd toen in 2006 haar tweede plaat What The Sea Wants, The Sea Will Have verscheen. Waar Sarah Blasko op haar debuut nog redelijk toegankelijke gitaarpop maakte, koos ze op haar tweede plaat voor donkere en nogal zwaar georkestreerde muziek die zo uit de koker van Fiona Apple had kunnen komen. What The Sea Wants, The Sea Will Have bleek een prachtige plaat, die helaas vrijwel onopgemerkt bleef. Na een stilte van drie jaar probeerde Sarah Blasko het vorig jaar opnieuw met As Day Follows Night; een plaat die pas onlangs in Nederland werd uitgebracht. Ook met As Day Follows Night laat Sarah Blasko weer horen dat ze over enorm veel talent beschikt, maar dat ze niet over de juiste competenties beschikt om uit te groeien tot de nieuwe Queen Of Pop. Ook As Day Follows Night bevat immers vooral songs die je wat vaker moet horen voor je ze op de juiste waarde kunt schatten en het zijn bovendien songs waarin de hitpotentie vrijwel ontbreekt. As Day Follows Night klinkt weer wat anders dan zijn twee voorgangers. Waar op de vorige twee platen van Sarah Blasko respectievelijk gitaren en strijkers domineerden, staat op As Day Follows Night de piano centraal. Ook op haar nieuwe plaat heeft de muziek van Sarah Blasko weer raakvlakken met de muziek van Fiona Apple, al kiest Blasko over het algemeen voor wat zonnigere klanken en bestrijkt ze meer stijlen dan de altijd zwaarmoedige Fiona Apple. Vergeleken met haar vorige twee platen is As Day Follows Night een betrekkelijk sobere en ingetogen plaat, waarop de voorzichtige flirts met beats en elektronica van haar vorige twee platen volledig zijn verdwenen. Sarah Blasko is op haar derde plaat vooral een puur en oprecht klinkende singer-songwriter en dat blijkt een rol die uitstekend bij haar past. Met de subtiele songs op As Day Follows Night kan Sarah Blasko de doorbraak naar het grote publiek waarschijnlijk definitief vergeten, maar op basis van deze fraaie plaat moeten liefhebbers van de betere vrouwelijke singer-songwriters haar toch definitief in de armen gaan sluiten. Erwin Zijleman

22 juni 2010

Stars - The Five Ghosts

De zomer van 2010 had wat mij betreft niet mooier kunnen beginnen, want uitgerekend op de eerste officiële zomerdag van het jaar kreeg ik de nieuwe cd van Stars in handen. De Canadese band heeft met Nightsongs (2001), Heart (2003), Set Yourself On Fire (2005) en In Our Bedroom, After The War (2007) inmiddels vier platen op haar naam staan die ik schaar onder de krenten uit de pop en ook de band’s vijfde plaat The Five Ghosts is er weer een die nadrukkelijk aanspraak maakt op dit predicaat. Waar Stars tot dusver kon rekenen op de onvoorwaardelijke steun van de critici, wordt The Five Ghosts tot dusver nogal gereserveerd ontvangen. Stars zou volgens de eerste berichten haar eigenwijsheid hebben afgeschud ten gunste van de pure pop en zou bovendien schaamteloos willen profiteren van het succes van de synthpop. Na herhaalde beluistering van de nieuwe Stars plaat moet ik toegeven dat de muziek van Stars op The Five Ghosts inderdaad wat lichtvoetiger is geworden en wat dichter tegen de pure pop aanschurkt. Bovendien valt niet te ontkennen dat synths aan terrein hebben gewonnen op de nieuwe plaat van de Canadezen en dat de hier en daar gesuggereerde raakvlakken met de muziek van onder andere La Roux en Ellie Goulding niet helemaal uit de lucht zijn gegrepen. Toch vind ik The Five Ghosts weer een typische Stars plaat. Stars maakt ook op haar nieuwe plaat weer honingzoete popliedjes met een donker randje. Het zijn popliedjes die vooral opvallen door de prachtige vocalen, die meestal in duo-vorm tot ons komen en waarbinnen de verleidelijke vocalen van Amy Millan een zeer belangrijke plaats innemen. Ondanks het feit dat Stars op The Five Ghosts kiest voor een net wat toegankelijker geluid, blijven de songs van de band wat mij betreft eigenwijs genoeg om in positieve zin op te kunnen vallen. Net als op haar vorige platen maakt Stars ook op The Five Ghosts weer popmuziek met een psychedelisch en duister randje. Het is muziek die afwisselend doet denken aan die van Belle & Sebastian, Saint Etienne, The Sundays, Metric en The Cardigans, maar tegelijkertijd toch duidelijk anders klinkt. The Five Ghosts is misschien de meest toegankelijke en de meest elektronische plaat van Stars, maar het gaat wat mij betreft veel te ver om de band maar direct te scharen onder de vaak wat eendimensionale synthpopzangeressen die momenteel de hitlijsten bevolken. Stars slaat op The Five Ghosts voorzichtig nieuwe wegen in, maar is in grote lijnen zichzelf gebleven. Hierdoor biedt ook de vijfde plaat van de band weer een selectie fraaie bitterzoete popsongs die de zomer van 2010 kleur en karakter kunnen geven. Laat je niet zomaar misleiden door de Pitchfork's van deze wereld. Je zou er zomaar een prima plaat door kunnen missen. Erwin Zijleman

21 juni 2010

Ariel Pink's Haunted Graffiti - Before Today

Ariel Pink’s Haunted Graffiti maakt al ruim vijf jaar platen die in kleine kring de hemel in zijn geprezen, maar waarvan het grote publiek geen chocola kan maken. Ik heb het zelf ook een paar keer geprobeerd met de muziek van Ariel Pink en zijn band, maar raakte iedere keer het spoor bijster in de aan alle kanten rammelende en je steeds weer op het verkeerde been zettende muziek van de band uit Los Angeles. Ook Ariel Pink’s Haunted Graffiti eerste plaat op een groter label is zeker geen lichte kost, maar desondanks zou Before Today wel eens de doorbraakplaat van de Amerikanen kunnen zijn. Het valt niet mee om de muziek op Before Today goed te beschrijven. Net als op zijn vorige platen laat Ariel Pink’s Haunted Graffiti zich beïnvloeden door zo ongeveer alle popmuziek uit de jaren 70 en 80 en worden deze invloeden vervolgens overgoten met een jaren 60 sausje. Hoewel Before Today veel minder invloeden uit de lo-fi bevat dan zijn voorgangers, is ook de nieuwe plaat van Ariel Pink’s Haunted Graffiti een bij vlagen behoorlijk ongrijpbare plaat. De meeste songs op Before Today doen me vooral aan de kille elektronische new wave uit de jaren 80 denken, maar tegelijkertijd zijn veel van de songs van Ariel Pink’s Haunted Graffiti voorzien van een sausje dat bestaat uit evenveel delen 60s psychedelica als 70s rock. Bij beluistering van Before Today komen 1001 namen bij me op, maar ze blijven geen van allen lang hangen. Soms heeft het wat van Bowie, soms wat van Beck, soms wat van 10cc, soms wat van The Human League, soms wat van het Franse Phoenix, soms wat van XTC, maar het zijn geen van allen vergelijkingen die het langer dan een songs volhouden. Before Today is aan de ene kant een plaat met uiterst toegankelijke en licht psychedelische popmuziek, maar het is ook een plaat die lekker eigenwijs tegen de stroom opvaart en meer dan eens precies datgene doet wat je net niet had verwacht. Ik ben er nog steeds niet uit of ik dit nu een briljante plaat moet vinden of niet. Ik ben er nog steeds niet uit of Ariel Pink’s Haunted Graffiti meer doet dan het omkeren van een enorme bak met invloeden uit 30 jaar popmuziek of niet. Voorlopig ga ik me er ook niet druk om maken, want Before Today is momenteel één van de platen die de zomer van 2010 kleur geeft. Voor mij is dat even meer dan genoeg. Erwin Zijleman

20 juni 2010

Teenage Fanclub - Shadows

De Schotse band Teenage Fanclub moet wat mij betreft worden gerekend tot de smaakmakers uit de jaren 90. De Schotten leverden met Bandwagonesque (1991), Thirteen (1993), Grand Prix (1995) en Songs From Northern Britain (1997) immers vier geweldige platen af, die inmiddels zijn uitgegroeid tot klassiekers. Er zijn niet veel bands die dat de Schotten in het betreffende decennium hebben nagedaan. De afgelopen tien jaar steekt Teenage Fanclub helaas in een wat minder goede vorm. De drie platen die de band tot dusver uitbracht (Howdy! Uit 2000, Words Of Wisdom And Hope uit 2002 en Man-Made uit 2005) waren zeker niet slecht, maar haalden nergens het niveau van de vier wereldplaten die de band een decennium eerder maakte. Ook het na een relatief lange periode van stilte verschenen Shadows durf ik niet direct te vergelijken met Bandwagonesque, Thirteen, Grand Prix of Songs From Northern Britain, maar tegelijkertijd kan ik maar heel weinig aanmerken op de nieuwe plaat van de Schotten. Ook op Shadows maakt Teenage Fanclub weer geen geheim van haar bewondering voor met name Big Star en The Byrds en maakt het muziek die afwisselend put uit de archieven van de country-rock, de West-Coast pop, de folk-rock en de power pop. Teenage Fanclub is nog altijd gezegend met maar liefst drie geweldige songwriters (Norman Blake, Raymond McGinley en Gerard Love), die alle drie op hun eigen manier een stempel drukken op de muziek van de Schotse band. Voor Shadows schreven Blake, McGinley en Love hun beste songs sinds de release van Songs From Northern Britain. Het zijn zoals altijd nagenoeg perfecte popliedjes met een zonnig karakter, maar waar de songs van Teenage Fanclub de urgentie leken te hebben verloren de afgelopen 13 jaar is deze urgentie op Shadows weer helemaal terug. De geweldige gitaarakkoorden op Shadows verdrijven alle wolken, waarna de hopeloos verslavende refreinen, de onweerstaanbare melodieën en de prachtige samenzang de zon in al zijn hevigheid doen schijnen. Shadows is een plaat die direct een glimlach op je gezicht tovert, maar na een paar keer horen merk je pas hoe goed deze plaat eigenlijk is. De tijd zal moeten leren of Teenage Fanclub er op haar oude dag nog in is geslaagd om een klassieker af te leveren, maar voorlopig geef ik het prachtige Shadows een goede kans. Onlangs twitterde ik nog dat ik de Braziliaanse zomerplaat van 2010 zo mistte. Voorlopig doe ik het echter wel even met de op een zilveren schijfje geperste Schotse zomer. Prachtplaat. Erwin Zijleman

18 juni 2010

Oasis - Time Flies... 1994-2009

Je kunt over Oasis zeggen wat je wilt, maar dat de band een aantal memorabele songs op haar naam heeft staan valt nauwelijks te ontkennen. Na beluistering van de verzamelaar Time Flies... 1994-2009, moet ik bekennen dat het er een stuk meer zijn dan ik had gedacht. Time Flies... 1994-2009 is aan de ene kant een feest van herkenning, maar is ook veel meer dan dat. Waar mijn mening over Oasis gedurende de jaren 90 fors werd gekleurd c.q. bijgesteld door het vervelende gedrag van de broertjes Gallagher, kan ik nu objectiever luisteren naar de songs van Oasis en hoor ik dat de arrogantie van de band nooit helemaal misplaatst was. Op Time Flies... 1994-2009 staan de in Engeland uitgebrachte singles centraal. Het is daarom op de twee schijven tevergeefs zoeken naar misschien wel de mooiste Oasis trek, Champagne Supernova, maar ook met de songs die er wel op staan is heel weinig mis. Live Forever, Wonderwall, Don’t Look Back In Anger en Whatever horen wat mij betreft thuis tussen de beste popsongs ooit, maar ook de andere tracks zijn van een torenhoog niveau. De beste tracks komen natuurlijk van Definitely Maybe (1994) en (What’s The Story?) Morning Glory (1995), maar ook de latere platen van de band hadden hun prijsnummers. Time Flies... 1994-2009 is 27 tracks lang goed. Heel goed. Oasis is lange tijd afgedaan als een Beatles kloon, maar hiermee doe je de band toch wat tekort. Invloeden van de Beatles zijn inderdaad zeer prominent aanwezig in de muziek van de band uit Manchester, maar een net wat kritischer oor hoort minstens evenveel invloeden van The Kinks, The Who, The Rolling Stones, The Small Faces, The Jam, The Smiths en The Stone Roses. Op basis van het gebodene op Time Flies... 1994-2009, kan ik alleen maar concluderen dat Oasis in dit rijtje van namen thuis hoort. Naast een serie geweldige singles bevat Time Flies... 1994-2009 indien gewenst een bonus-cd met live-tracks (plus een DVDtje met clips). Deze is (vooral dankzij de aanwezigheid van Champagne Supernova) een aardige bonus, maar ook niet meer dan dat. Natuurlijk is Time Flies... 1994-2009 niet meer dan een opgewarmde prak, maar dit is er zo een die opgewarmd misschien nog wel lekker smaakt dan de eerste keer. Ik heb mezelf nooit een Oasis fan durven noemen, maar na herhaalde beluistering van de fantastische serie songs op Time Flies... 1994-2009 voeg ik de band alsnog toe aan het lijstje bands die de popmuziek wat mij betreft hebben voorzien van een gouden randje. De broertjes Gallagher blijven arrogante klootzakken, maar muziek maken konden ze. Erwin Zijleman

17 juni 2010

Cowboy Junkies - Renmin Park

Zo heel af en toe is er een plaat die binnen een paar minuten een onuitwisbare indruk weet te maken. Het is vaak een plaat waarvan je niet zo heel veel verwacht, maar die je vervolgens verplettert. The Trinity Sessions van Cowboy Junkies is zo’n plaat. The Trinity Sessions verscheen 22 jaar geleden, maar ik weet het nog als de dag van gisteren. Op basis van de naam van de band rekende ik op smerige garagerock of kille new wave, maar ik kreeg iets heel anders. Het korte en a capella Mining For Gold zorgde voor de verbazing, waarna Misguided Angel, Blue Moon en I’m So Lonesome I Could Cry zorgden voor een onwaarschijnlijke hoeveelheid kippenvel op een mooie zomerdag. 22 jaar later is The Trinity Sessions nog altijd een plaat van een bijna onwerkelijke schoonheid, maar het is ook de plaat die nog altijd als een molensteen om de nek van de Cowboy Junkies hangt. De Canadezen maakten sinds 1988 nog een flinke stapel platen, waaronder prima platen als The Caution Horses (1990) en Pale Sun, Crescent Moon (1993), maar de magie van The Trinity Sessions keerde nooit meer terug. De afgelopen jaren maakten de Cowboy Junkies vooral live-platen, waaronder een maar gedeeltelijk geslaagde remake van The Trinity Sessions, maar met het nu verschenen Renmin Park ligt er eindelijk weer eens een studioplaat van de band in de winkel. Renmin Park opent nogal bombastisch met een protserige fanfare, Chinese muziek en getoeter van auto’s, maar keert vervolgens snel terug naar het vertrouwde Cowboy Junkies geluid. Opener Renmin Park is een typische Cowboy Junkies song met lome en indringende klanken en nog altijd geweldige stem van Margo Timmins. Nadat de straatgeluiden zijn teruggekeerd volgt een wat rauwe en bluesy track die laat horen dat Margo Timmins niet alleen zwoel, maar ook rauw kan klinken. In de tracks die volgen blijven de Cowboy Junkies schakelen tussen nieuwe wegen en het vertrouwde geluid van de band. Lome tracks met vooral invloeden uit de folk en country worden afgewisseld met tracks waarin de band voor haar doen behoorlijk stevig rockt, maar ook invloeden uit de blues en zelfs de triphop en de Chinese muziek worden niet geschuwd. Desondanks is Renmin Park een echte Cowboy Junkies plaat. Ook met Renmin Park zal de band The Trinity Sessions niet weten te overtreffen, maar een betere plaat dan Renmin Park hebben de Cowboy Junkies sinds The Trinity Sessions niet meer gemaakt. Waar de Cowboy Junkies sinds 1988 werden verlamd door de molensteen om hun nek, hebben ze deze molensteen nu eindelijk afgeworpen. Op Renmin Park klinken de Cowboy Junkies bevrijd, geïnspireerd en gedreven. Renmin Park is een prachtige en gevarieerde plaat die fraai laat horen hoe goed de Cowboy Junkies binnen en buiten hun comfort zone zijn. Het sterkste wapen van de band blijft toch de geweldige stem van Margo Timmins, maar ook in muzikaal opzicht valt er op Renmin Park veel te genieten, zeker wanneer Michael Timmins zich mag uitleven met geweldig gitaarwerk. In 1988 leverden de Cowboy Junkies hun beste prestatie tot dusver, maar ook Renmin Park is wat mij betreft goed genoeg voor de hoogste trede van het erepodium. Voor de voetballiefhebbers onder ons hoop ik dat het Nederlands elftal deze unieke prestatie weet te herhalen de komende maand. Als dat niet mocht lukken biedt het wonderschone Renmin Park wat mij betreft meer dan voldoende troost. Erwin Zijleman

16 juni 2010

Foals - Total Life Forever

Het Britse Foals maakte twee jaar geleden met Antidotes een van de meest onderschatte platen van 2008. Een ieder die zijn oordeel te snel klaar had omschreef Foals als de zoveelste Franz Ferdinand kloon, maar iedereen die wel de tijd nam voor Antidotes kwam er achter dat Foals veel meer was dan dat. Op Antidotes namen invloeden uit de postpunk in het algemeen en invloeden van een band als Gang Of Four in het bijzonder inderdaad een belangrijke plaats in, maar hiernaast experimenteerde Foals nadrukkelijk met gitaarlijnen uit de mathrock, complexe Afrikaanse ritmes, moderne beats, perfecte popliedjes, aan minimal music rakende klankentapijten en invloeden uit de psychedelische spacerock. Bij beluistering van Antidotes moest ik misschien wel vaker denken aan Talking Heads, The Cure, The Beatles en Battles dan aan Franz Ferdinand, maar uiteindelijk draaide alles om Foals. Op de altijd lastige tweede plaat bouwt Foals nadrukkelijk voort op het geluid van het debuut van de band, maar is er toch ook veel veranderd. Waar Foals op haar debuut niet kon kiezen tussen puntige en wat zweverige tracks en de zang toch vaak een zwakke schakel was, laat Total Life Forever een evenwichtiger geluid horen en is de zang een stuk beter dan op het debuut. De tracks op Total Life Forever bestaan in de meeste gevallen uit meerdere lagen en zijn vrijwel zonder uitzondering voorzien van een ruimtelijk geluid met vaak een licht bedwelmende werking, wat de kracht en de originaliteit van de muziek van Foals zeer ten goede komt. Voorman Yannis Philippakis zal nooit een groot zanger worden, maar op Total Life Forever weet hij een belangrijk deel van zijn vocale zwakte om te zetten in vocale kracht. Net als Antidotes is ook Total Life Forever een plaat waarop invloeden uit de van oorsprong toch vrij donkere postpunk worden gecombineerd met zonnige klanken en waarop aanstekelijke popliedjes worden voorzien van onverwachte wendingen en tegendraadse klanken en lagen. Total Life Forever bevat net als zijn voorganger ingenieuze gitaarlijnen, tegendraadse beats en elektronica, zonnige Afrikaanse ritmes, hypnotiserende klankentapijten en hoekige basloopjes. Dit lijkt een mengelmoes van voor een belangrijk deel tegenstrijdige invloeden, maar zo klinkt de muziek van Foals zeker niet. Total Life Forever is een heerlijke zonnige popplaat waarop zon en plezier hand in hand gaan met avontuur en diepgang. Met Antidotes maakte Foals zoals eerder gezegd een van de meest onderschatte platen van 2008. Met een beetje pech wordt Total Life Forever een van de meest onderschatte platen van 2010. Met wat meer geluk is dit een plaat die wel eens verrassend hoog kan opduiken in de jaarlijstjes. Wat mij betreft heeft Foals op basis van de geboden kwaliteit op Total Life Forever recht op wat meer geluk. Op naar de jaarlijstjes dus. Erwin Zijleman

15 juni 2010

James Yuill - Movement In A Storm

In de begindagen van “de krenten uit de pop”, was ik behoorlijk onder de indruk van Turning Down Water For Air van de Britse muzikant James Yuill (zie: hier). Yuill maakte op deze plaat Nick Drake achtige folkmuziek die was voorzien van een flinke bak elektronica. Omdat we aan het begin van 2009 waren overvoerd met zogenaamde folktronica, viel het niet mee om op dat moment de handen op elkaar te krijgen voor een plaat in dit genre, maar James Yuill slaagde daar wat mij betreft wonderwel in met de eerste lenteplaat van het betreffende jaar (die overigens op dat moment al een jaar of twee op de plank lag). Inmiddels zijn we anderhalf jaar verder en is de lente van 2010 al weer bijna voorbij. Aan James Yuill daarom dit keer de opdracht om de zomer van 2010 nu eens eindelijk echt te laten beginnen. Ik moet zeggen dat Movement In A Storm daar uitstekend in slaagt. Net als Turning Down Water For Air is Movement In A Storm een plaat waarop traditioneel aandoende akoestische folkmuziek wordt gecombineerd met een modern elektronisch klankentapijt. Waar beide kampen op Yuill’s vorige plaat perfect in evenwicht waren, slaat de balans dit keer licht uit in de richting van de elektronische muziek, waardoor Movement In A Storm net iets lichtvoetiger en moderner klinkt dan zijn voorganger. Op Movement In A Storm klinkt James Yuill soms wat als het Franse Air, al zijn de invloeden uit het verleden (Nick Drake) en de invloeden uit de Britse folktronica (Tunng) zeker niet verdwenen. Net als zijn voorganger is ook Movement In A Storm weer een plaat die meedogenloos kan verleiden met dromerige popliedjes vol avontuur. James Yuill beschikt over een aangenaam loom stemgeluid waarbij het heerlijk wegdromen is, maar de speelse elektronische accenten houden je continu bij de les. Waar je bij de meeste folktronica platen die de afgelopen jaren zijn verschenen snel kunt concluderen dat ze niets toevoegen aan de platen uit de beginjaren van het genre, klinken de platen van James Yuill net iets anders, al kan ik nog altijd niet goed omschrijven wat er precies anders is. James Yuill maakt ook op Movement In A Storm weer muziek die iets met je doet. Muziek die de hersenen positief prikkelen en het hart aangenaam verwarmt. In eerste instantie vond ik Movement In A Storm door het net wat meer op elektronica gerichte geluid wat minder verleidend dan zijn voorganger, maar Movement In A Storm blijkt een groeiplaatje. Folktronica lijkt als genre misschien meer dood dan levend, maar de platen van James Yuill doen er nog steeds toe. Na Turning Down Water For Air is ook Movement In A Storm weer een folktronica plaat om in te lijsten en bovendien een plaat die de zomer van 2010 een stuk mooier maakt dan hij tot dusver is. Erwin Zijleman

14 juni 2010

The Gaslight Anthem - American Slang

De Amerikaanse band The Hold Steady slaagde er de afgelopen jaren een aantal malen in om het 70s geluid van Bruce Springsteen en zijn E-Street band op geïnspireerde wijze naar het heden te halen. Sinds een jaar of twee heeft de band uit New York er een geduchte concurrent bij. Het uit Springsteen’s eigen New Jersey afkomstige The Gaslight Anthem maakte immers twee jaar geleden met The ’59 Sound een plaat die geen moment onder deed voor de prachtplaten van The Hold Steady en liet bovendien horen dat het allemaal nog best wat rauwer en energieker kon. Het nu verschenen American Slang gaat in grote lijnen verder waar The ’59 Sound twee jaar geleden ophield, maar is toch een net wat andere plaat. De waardering van de critici, de fans en The Boss zelf (Springsteen stapte zelfs een aantal malen met de band op het podium) heeft The Gaslight Anthem goed gedaan. De band klinkt op American Slang een stuk zelfverzekerder dan op haar vorige plaat en is ook in muzikaal opzicht gegroeid. Ook op American Slang laat The Gaslight Anthem zich weer stevig beïnvloeden door het geluid dat Springsteen en zijn E-Street band halverwege de jaren 70 produceerden. American Slang staat vol met stevige en Spectoriaans overvloedig klinkende rockmuziek waarin allerlei invloeden (variërend van rock ’n roll en blues tot folk en soul) en een dosis energie om bang van te worden zijn verwerkt. Toch doet The Gaslight Anthem op American Slang geen poging om het 70s geluid van Springsteen nauwgezet te reproduceren. Waar Springsteen halverwege de jaren 70 nog geen weet had van de punk, heeft The Gaslight Anthem deze invloeden wel omarmd en op creatieve wijze verwerkt in haar muziek. American Slang klinkt hierdoor soms als Springsteen met zijn E-Street band, maar kan net zo makkelijk klinken als Springsteen die zich laat begeleiden door The Clash in haar hoogtijdagen. Bij beluistering van American Slang is de vergelijking met de laatste cd van The Hold Steady bijna onontkoombaar. Naast veel overeenkomsten zijn er echter ook wel verschillen tussen beide platen. Vergeleken met de muziek van The Hold Steady is American Slang net wat rauwer, al neemt The Gaslight Anthem op haar nieuwe plaat wat vaker gas terug dan op The ’59 Sound. De critici reageerden nogal lauw op de laatste plaat van The Hold Steady en ook American Slang kan tot dusver niet rekenen op uitsluitend positieve recensies. Ik vind het echter twee hele sterke platen die niet of nauwelijks onderdoen voor hun voorgangers. Kiezen tussen Heaven Is Whenever van The Hold Steady en American Slang van The Gaslight Anthem kan ik vooralsnog niet; beiden platen hebben sterke punten en beide platen bevatten een aantal songs die na een aantal luisterbeurten memorabel blijken te zijn. Heaven Is Whenever van The Hold Steady noemde ik een paar weken geleden een krent uit de pop, The Gaslight Anthem volgt nu moeiteloos met American Slang. Nu nog een nieuwe plaat van Springsteen met zijn E-Street band en een prachtige trilogie is voltooid. Erwin Zijleman

13 juni 2010

Rox - Memoirs

Ik dacht eigenlijk dat ik voorlopig wel even genoeg neo-soul platen had gehoord, maar opeens is daar het debuut van ene Rox. Rox, oftewel Roxanne Tataei, woont in Londen maar heeft zowel Jamaicaans als Iraans bloed. Op haar debuut Memoirs maakt Rox behoorlijk wat indruk en steekt ze haar Britse collega soulzangeressen (waaronder Adele, Amy, Duffy en Joss) meer dan eens naar de kroon. Rox beschikt over een gitzwarte soulstem, die me meer dan eens doet denken aan die van Amy Winehouse. Het is een uitermate sterk wapen, maar Rox heeft meer krachtige wapens in handen. Zo is Memoirs voorzien van een geweldige productie, waarvoor de onder andere van Lauryn Hill bekende Commissioner Gordon tekende. Rox is verder niet vies van het verwerken van uiteenlopende invloeden in haar muziek. Vergeleken met haar Britse soortgenoten leunt Rox wat minder zwaar op 60s en 70s soul en invloeden uit de Motown hoek, waardoor haar muziek wat minder retro klinkt dan die van haar voornaamste concurrenten. Memoirs is een frisse en sprankelende plaat die invloeden uit de soul, combineert met invloeden uit de hiphop, R&B, gospel, pop, reggae en ska. Door de veelheid aan invloeden en de fraai klinkende productie, laat Rox de hierboven genoemde collega’s al snel achter zich, om vervolgens op te schuiven in de richting van met name Lauryn Hill, maar ook zeker Corinne Bailey Rae. Memoirs bevat een aantal bijzonder aanstekelijke popsongs (waaronder de onder andere door Jools Holland en Paul Weller zwaar gepromote single My Baby Left Me), die snel een breed publiek zullen verleiden, maar bevat ook flink wat ingetogen ballads die Rox in de gelegenheid stellen om in vocaal opzicht te schitteren. Het zijn met name deze met flink wat strijkers versierde ballads die op mij de meeste indruk maken. Zeker niet alle songs op Memoirs zijn even sterk, maar Rox slaagt er wel in om gedurende de hele speelduur van haar debuut gepassioneerd en gedreven te klinken. Net als de laatste cd van Corinne Bailey Rae, is het vrijwel uitsluitend over verbroken relaties handelende Memoirs een plaat met lekker afwisselende zomerse klanken, een mooi geluid, zo nu en dan bijzonder sterke songs, zonder uitzondering vocalen om te zoenen, maar ook de diepgang die dit soort platen zo vaak moet ontberen. Op basis van dit bij vlagen erg overtuigende debuut geef ik Rox absoluut het voordeel van de twijfel. Erwin Zijleman

11 juni 2010

Lone Wolf - The Devil And I

The Devil And I van Lone Wolf komt inmiddels voor de zoveelste keer voorbij, maar nog altijd vind ik de muziek van de Brit Paul Marshall ongrijpbaar en ondefinieerbaar en kan ik er eigenlijk geen chocola van maken. The Devil And I is een donkere en vaak wat theatrale plaat, die met een beetje fantasie ook aan het begin van de jaren 70 gemaakt had kunnen worden, maar aan de andere kant toch ook modern klinkt. Vaak omgeven door een vriendelijk klinkende muur van geluid, maakt Lone Wolf muziek die aanvoelt als een warm bad waarin zo af en toe een bak ijswater wordt gedumpt. Lone Wolf maakt muziek die aan van alles en nog wat doet denken, maar door het grote aantal namen dat opkomt bij beluistering van deze plaat (variërend van Rufus Wainwright, Fleet Foxes, Peter Gabriel, Fairport Convention, Shearwater, Sufjan Stevens, Antony & The Johnsons, Tom Waits en Nick Drake tot, ja je leest het goed, The Alan Parsons Project), lijkt de muziek van Lone Wolf net zo makkelijk op helemaal niets. Lone Wolf maakt muziek met een hypnotiserende werking. De warme vocalen van Paul Marshall zorgen voor de afleiding, waarna de bijzondere klanken en de over het algemeen griezelig donkere teksten je in een greep houden waaraan bijna niet is te ontkomen. Een aantal songs op The Devil And I kabbelt betrekkelijk rustig voort en kan ontroeren met bijna beeldende pianoklanken, maar wanneer Lone Wolf zijn demonen niet onder controle heeft kan het ook aardig spoken op deze plaat die werd geïnspireerd door een verbroken relatie. Door de instrumentatie, die soms zo lijkt weggelopen uit de jaren 70, doet The Devil And I me meer dan eens denken aan de zo indrukwekkende cd van John Grant, maar de muziek van Lone Wolf is over het algemeen genomen wel wat bombastischer en indringender. Tegelijkertijd klinkt de muziek van Lone Wolf puur en oprecht, waardoor The Devil And I vaak de indruk zal wekken een vat vol tegenstrijdigheden te zijn. Ik heb de indruk inmiddels opgegeven dat ik over deze plaat iets op kan schrijven waar de lezer echt iets aan heeft, maar inmiddels is The Devil And I wat mij betreft wel uitgegroeid tot een van de mooiste en meest intrigerende platen van het moment. The Devil And I is zeker geen lichte kost, maar een ieder die het niet een paar keer probeert met deze plaat doet zichzelf ernstig tekort. Erwin Zijleman

10 juni 2010

Jewel - Sweet And Wild

Jewel (Kilcher) maakte zo’n 15 jaar geleden een verpletterende indruk met haar debuut Pieces Of You; een plaat die ik reken tot de beste singer-songwriter platen aller tijden. Op haar debuut verraste Jewel met intieme folksongs, fraai akoestisch gitaarspel, honingzoete vocalen en prachtige verhalen. Door Pieces Of You en de serie concerten die er op volgde, heb ik een eeuwig durend zwak voor Jewel. Het is een zwak dat sindsdien wel aardig op de proef is gesteld, want niet alles dat Jewel sinds Pieces Of You heeft gemaakt is even goed (en dat is nog voorzichtig uitgedrukt). Sinds het aardige Spirit (1998) en het wel overtuigende This Way (2001) is Jewel de weg vooral kwijt geweest, wat heeft geresulteerd in onder andere een plaat met vederlichte kauwgomballenpop (0304 uit 2003), een zouteloze countryplaat (Perfectly Clear uit 2008) en een tenenkrommende plaat met kinderliedjes (Lullaby uit 2009). De enige positieve uitschieter was het in 2006 verschenen Goodbye Alice In Wonderland, maar ook dit was geen plaat die ook maar in de buurt kwam van de klasse van Pieces Of You. Ook Jewel’s nieuwe plaat, Sweet And Wild, komt niet in de buurt van haar nauwelijks te overtreffen debuut, maar voor het eerst in jaren sprong er wel weer een vonkje over tussen Jewel en mij. Het weinig smaakvol verpakte Sweet And Wild is een plaat die meer dan eens teruggrijpt op Jewel’s oudere werk, waarbij het helaas gaat om werk uit de periode na Pieces Of You. Sweet And Wild bevat songs die raken aan de countryinvloeden van Perfectly Clear, de fraaie ballads van Goodbye Alice In Wonderland en het net wat rauwere werk van This Way. Op Sweet And Wild domineert het zoet, want Jewel’s wilde haren krijgen we op deze plaat maar zelden te zien. Een aantal songs zit duidelijk in de countryhoek, maar in de meeste songs toont Jewel toch haar kwaliteiten als veelzijdig singer-songwriter. Jewel zingt zoals vanouds verleidelijk, maar slaat dit keer gelukkig niet door in de richting van de vele barbiepoppen die momenteel met zoveel succes aan de weg timmeren. De songs op Sweet And Wild zijn vrijwel zonder uitzondering toegankelijk en ontberen het venijn dat de songs op Pieces Of You zo memorabel maakte, maar op een of andere manier blijven de songs wel hangen. Natuurlijk is Sweet And Wild geen meesterwerk, maar het is voor het eerst sinds jaren wel weer eens een stap in de goede richting. Voor mij als Jewel fan van het eerste uur is dat meer dan genoeg, zeker wanneer Jewel op de bonus cd alle songs nog een keer live en akoestisch uitvoert. Een bescheiden krent uit de pop voor de liefhebber derhalve. Erwin Zijleman

09 juni 2010

Damien Jurado - Saint Bartlett

Het is inmiddels al weer een jaar of tien geleden dat ik voor het eerst kennis maakte met de muziek van de Amerikaanse singer-songwriter Damien Jurado. Na een buitengewoon lovend artikel in een aansprekend muziektijdschrift (het zal de Mojo of de Uncut geweest zijn), trof ik bij de lokale platenboer een klein stapeltje Damien Jurado platen aan, die ik uiteindelijk allemaal in huis zou halen. Buiten het merkwaardige Postcards en Audio Letters bleken het stuk voor stuk bescheiden meesterwerken, waarvan tien jaar na dato met name Rehearsals For Departure (1999) en Ghost Of David (2000) nog altijd aanspraak maken op een plekje in de koffer met cd’s die mee mag naar een onbewoond eiland. Het zijn niet de enige platen van Damien Jurado die strijden om een plekje in deze koffer, want ook de afgelopen jaren is de muzikant uit Seattle goed voor uitstekende platen. Sinds het uit 2006 stammende And Now That I'm In Your Shadow was het even wat rustiger rond Damien Jurado, maar met het deze maand verschenen Saint Bartlett bewijst Jurado dat hij het maken van prachtplaten nog altijd niet is verleerd. Damien Jurado maakte op zijn eerste platen vooral uiterst sobere en van melancholie overlopende lo-fi folk, maar de afgelopen jaren is het geluid van de Amerikaan flink geëvolueerd. Op Saint Bartlett heeft Damien Jurado een volgende stap in deze evolutie gezet door labelgenoot Richard Swift te strikken als producer. Swift is op zijn eigen platen niet vies van een wat voller geluid en heeft ook het geluid van Damien Jurado flink opgepoetst, zeker wanneer je het vergelijkt met het geluid op Jurado’s oudere platen. Met name in de eerste tracks klinkt Damien Jurado anders dan we van hem gewend zijn en lijkt het af en toe wel of hij wordt bijgestaan door The Flaming Lips, maar na een aantal tracks wordt Jurado toch weer steeds meer zichzelf en maakt hij als vanouds indruk met sobere en vaak wat beklemmende tracks. Het zijn deze tracks die uiteindelijk toch de meeste indruk op me maken. Het licht rammelende Kansas City laat misschien wel het duidelijkst horen waartoe Damien Jurado in staat is. Het is een typische Damien Jurado songs die je dwars door de ziel snijdt op een wijze waarop Jurado dat al eerder deed op Rehearsals For Departure en Ghost Of David. Luister naar Kansas City en je bent hopeloos verloren. Iedereen die de muziek van Damien Jurado nog niet kent, moet de vuurproef maar eens ondergaan met Kansas City. Iedereen die net als ik inmiddels al zo’n tien jaar verknocht is aan de muziek van de Amerikaan, kan tevreden concluderen dat Damien Jurado met Saint Bartlett één van zijn betere platen tot dusver heeft gemaakt. Erwin Zijleman

08 juni 2010

Tift Merritt - See You On The Moon

Toen de Texaanse singer-songwriter Tift Merritt in 2002 debuteerde met het uitstekende Bramble Rose voorspelde ik haar een prachtige toekomst in de eredivisie van de alt-country. Met het door Ethan Johns geproduceerde Bramble Rose zaagde de jonge Amerikaanse nadrukkelijk aan de stoelpoten van grootheden als Lucinda Williams en Emmylou Harris en leek troonopvolging slechts een kwestie van tijd. Op één of andere manier wilde het sindsdien echter niet echt vlotten met de carrière van Tift Merritt. Het in 2004 verschenen en door George Drakoulias geproduceerde Tambourine werd weliswaar goed ontvangen, maar bleek toch wat teveel een soulplaat om in alt-country kringen de handen op elkaar te krijgen en te weinig een soulplaat om in soulkringen potten te kunnen breken. Na een stilte van vier jaar keerde Merritt in 2008 terug met het wederom door Drakoulias geproduceerde en behoorlijk overtuigende Another Country, maar deze plaat, waarop Tift Merritt nog wat verder opschoof richting mainstream pop, werd in Nederland eigenlijk nauwelijks opgemerkt. Inmiddels zijn we weer twee jaar verder en is er, bijna geruisloos, weer een plaat van Tift Merritt verschenen, See You On The Moon. Ook voor haar vierde plaat heeft Merritt een topproducer weten te strikken, want dit keer nam niemand minder dan Tucker Martine (Laura Veirs, Sufjan Stevens, The Decemberists) plaats achter de knoppen. De keuze voor Tucker Martine blijkt een verstandige, want See You On The Moon klinkt net wat frisser en avontuurlijker dan we van Tift Merritt gewend zijn, waardoor haar muziek aan zeggingskracht heeft gewonnen. Alt-country puristen zullen ook dit keer concluderen dat Tift Merritt voorgoed verloren is gegaan voor het genre, maar voor iedereen die haar de uitstapjes richting soul, pop en rock kan vergeven valt er op See You On The Moon flink wat te genieten. Tift Merritt is de afgelopen jaren steeds betere songs gaan schrijven en beschikt over een prachtige stem die in meerdere genres uitstekend tot zijn recht komt. Door de muzikale bijdragen van onder andere My Morning Jacket's Jim James and pedal steel virtuoos Greg Leisz klinkt See You On The Moon weer wat meer als een rootsplaat dan zijn twee voorganger, maar dat Tift Merritt zich niet wil laten beknotten door één genre is duidelijk. Zolang het platen van het niveau van See You On The Moon oplevert wil ik dat haar best vergeven. Met See You On The Moon dwingt Tift Merritt wat mij betreft definitief het plekje in de spotlights af dat al zo lang voor haar gereserveerd wordt. Erwin Zijleman

07 juni 2010

Jack Johnson - To The Sea

Toen ik de nieuwe cd van Jack Johnson een week of twee geleden voor het eerst hoorde kwam de regen met bakken uit de lucht, was het aardedonker en stokte de thermometer bij een graad of twaalf. Na een kwartiertje had ik To The Sea wel gehoord en was ik zeker niet onder de indruk van de nieuwe cd van de Amerikaan die de afgelopen jaren met zoveel succes aan de weg timmerde. Afgelopen zaterdag probeerde ik het bij volop zonnestralen en een graad of 25 nog eens en nu kon To The Sea me opeens wel vermaken. Jack Johnson maakt kennelijk muziek die het best gedijt bij aangename temperaturen. Geen opzienbarende conclusie, want deze vlieger ging ook op voor al zijn vorige platen. Sinds Jack Johnson in 2001 doorbrak met zijn debuut Brushfire Fairytales is er eigenlijk niet zo heel veel veranderd in de muziek van de Amerikaanse surfer. Johnson maakt laid-back popmuziek zonder al teveel pretenties. Het is muziek waarvoor het kampvuur ooit is uitgevonden. Jack Johnson beheerst misschien maar één trucje, maar dit trucje beheerst hij wel verdomd goed en stukken beter dan zijn belangrijkste concurrenten. Het is een trucje dat ook op To The Sea weer genadeloos wordt uitgebuit. To The Sea is voor een belangrijk deel meer van hetzelfde, maar blijkt, net als zijn voorgangers, lastig te weerstaan wanneer de zon eenmaal gaat schijnen. Ook To The Sea staat weer vol met aangenaam voortkabbelende popliedjes die doen denken aan koude biertjes op het strand, een barbecue vol sappige steaks, een mooie zonsondergang en een kampvuur waarbij tijdloze popliedjes worden gespeeld. To The Sea is de soundtrack van een mooie zomerdag; vitamine D samengeperst op een zilveren schijfje. Jack Johnson maakt muziek die je onder de juiste omstandigheden genadeloos verleidt en het leven even flink wat aangenamer maakt. Het recept is inmiddels misschien bekend, maar Jack Johnson flikt het iedere keer toch maar weer. Waneer de zon eenmaal onder is en je To The Sea nog maar eens voorbij laat komen, blijkt dat het dit keer niet alleen maar meer van hetzelfde is. To The Sea is toch net wat minder lichtvoetig dan zijn voorgangers en weet ook in vocaal opzicht net iets meer te overtuigen. Een aantal songs op To The Sea is net wat steviger dan we van Jack Johnson gewend zijn en in muzikaal opzicht klinkt alles net wat voller, zeker wanneer zijn band voorzichtig mag jammen. To The Sea zet de stap die voorganger Sleep Through The Static niet durfde te zetten en doet dit zonder al teveel concessies te doen aan het feel-good karakter van de muziek van Jack Johnson. Nu de zon het even een paar dagen af laat weten laat ik To The Sea in de kast staan, maar zodra de zon weer gaat schijnen gaat deze prima plaat overuren maken in de cd-speler. Erwin Zijleman

06 juni 2010

Elin Ruth Sigvardsson - Cookatoo Friends

Voor een land met maar net 9 miljoen inwoners heeft Zweden een verrassend groot aantal aansprekende popmuzikanten voortgebracht. Hierbij zal vrijwel iedereen onmiddellijk denken aan Abba, maar met onder andere Ane Brun, Nina Kinert, The Hives, The Knife, Jose Gonzalez en Robyn, bracht het Scandinavische land ook de afgelopen paar jaar een onevenredig groot aantal muzikale talenten voort. Hieronder schaart zich nu ook ene Elin Ruth Sigvardsson, die met Cookatoo Friends een heerlijk sprankelende plaat heeft afgeleverd. Sigvardsson komt zeker niet uit de lucht vallen, want in eigen lang timmert ze inmiddels al een aantal jaren aan de weg en heeft ze inmiddels drie bijzonder succesvolle platen op haar naam staan. Waarom het zo lang geduurd heeft voordat de rest van Europa kennis mag maken met haar muziek weet ik niet, want net als haart soortgenoten Ane Brun en Nina Kinert maakt Elin Ruth Sigvardsson muziek die in brede kring warm zal worden ontvangen. Cookatoo Friends is een plaat met lichtvoetige en toegankelijke popmuziek met een licht melancholische ondertoon. De muziek van Elin Ruth Sigvardsson raakt afwisselend aan die van Ane Brun en Nina Kinert, heeft soms ook wel wat van Emiliana Torrini, maar heeft ook een duidelijk eigen geluid. Cookatoo Friends is een plaat die makkelijk verleidt met aanstekelijke popliedjes, maar je hoort pas hoe goed deze plaat is wanneer hij een aantal malen voorbij is gekomen. Elin Ruth Sigvardsson beschikt over een krachtig stemgeluid, waar je even aan moet wennen, maar dat hierna steeds meer gaat overtuigen. De popsongs op Cookatoo Friends liggen allemaal lekker in het gehoor, maar zijn verder behoorlijk afwisselend. Elin Ruth Sigvardsson heeft hier en daar wat rootsinvloeden in haar muziek gestopt en kan af en toe flink uitpakken met toeters en bellen, maar ook in de wat meer ingetogen songs op Cookatoo Friends houdt ze zich moeiteloos staande. Ik was eigenlijk direct gecharmeerd van deze plaat, maar had mijn twijfels over de houdbaarheid van de muziek van de Zweedse. Een aantal luisterbeurten verder durf ik wel te concluderen dat Elin Ruth Sigvardsson net als zoveel van haar landgenoten muziek maakt die verleidt als een mooie zomerdag, maar die ook interessant blijft als de zon ondergaat of schuil gaat achter donkere wolken. Met de toekomst van Elin Ruth Sigvardsson zit het wel goed. Erwin Zijleman

04 juni 2010

Suzanne Vega - Close Up, Volume 1: Love Songs

Het is dit jaar precies 25 jaar geleden dat Suzanne Vega voor het eerst opdook met het van haar titelloze debuutalbum afkomstige Marlene On The Wall. De Amerikaanse was in de 25 jaar die volgden niet buitengewoon productief, maar alles wat ze uitbracht was wel van bijzonder hoge kwaliteit en klonk bovendien steeds net weer iets anders. Om haar 25-jarig jubileum te vieren heeft Suzanne Vega een deel van haar werk opnieuw geïnterpreteerd en opgenomen. Het eerste deel van deze nieuwe opnamen staat op Close Up, Volume 1: Love Songs; een cd die in de Verenigde Staten al aan het begin van het jaar in de winkel lag, maar nu gelukkig ook eindelijk in Nederland wordt uitgebracht. Ondanks het feit dat we alle songs van het eerste deel van Close Up al kennen, klinkt ook deze Suzanne Vega plaat weer net iets anders dan haar andere platen. De meeste songs op Close Up moeten het doen met een grotendeels akoestische en over het algemeen genomen betrekkelijk sobere instrumentatie, zodat de nog altijd heerlijk zwoele vocalen van Suzanne Vega optimaal tot hun recht komen. Omdat Suzanne Vega aan het begin van haar carrière ook grotendeels akoestische en ingetogen muziek maakte, blijven met name de songs van haar eerste twee albums betrekkelijk dicht bij de originelen, maar dit is anders voor de songs van bijvoorbeeld Nine Objects Of Desire, dat destijds opviel door complexe ritmes en invloeden uit de Caribische muziek. Ik ben over het algemeen niet zo gek op het recyclen van eigen materiaal, maar in het geval van Suzanne Vega pakt het verrassend goed uit. Close Up, Volume 1: Love Songs is een plaat die het uitstekend doet bij de opeens ruim voorradige zonnestralen en omdat alles net iets anders klinkt dan we gewend zijn is het veel meer dan een opgewarmde prak uit de koelkast. Met name de songs die het moeten doen met een eenvoudige akoestische instrumentatie komen geweldig uit de verf, al zorgen de enkele uitstapjes in de richting van een wat voller geluid wel voor de zo noodzakelijke afwisseling. Door het zo karakteristieke stemgeluid van Suzanne Vega is Close Up, Volume 1: Love Songs aan de ene kant een warm bad, maar aan de andere kant prikkelt deze plaat door de net iets andere invalshoeken. Close Up, Volume 1: Love Songs is misschien niet meer dan een tussendoortje, maar het is wel een smakelijk en verantwoord tussendoortje dat smaakt naar veel meer. Suzanne Vega laat op deze remake van eigen werk niet alleen horen dat ze inmiddels een oeuvre heeft opgebouwd dat er toe doet, maar laat bovendien horen dat ze zichzelf nog altijd kan vernieuwen en verbeteren. Alle reden dus om uit te zien naar haar nieuwe plaat en de volgende 25 jaar Suzanne Vega. In afwachting van dit alles, is dit aangename zomerplaatje er een om te koesteren. Erwin Zijleman

03 juni 2010

Leela James - My Soul

De uit Los Angeles afkomstige (neo) soulzangeres Leela James debuteerde vijf jaar geleden met het uitstekende A Change Is Gonna Come. Ondanks de productionele credits van grootheden als Kanye West en Raphael Saadiq, klonk de muziek van Leela James op haar debuut vooral oorspronkelijk. A Change Is Gonna Come verwees nadrukkelijk naar de grote soulzangeressen uit de jaren 60 en 70 en liet zich beluisteren als de perfecte mix van Aretha Franklin, Chaka Khan, Betty Wright en Roberta Flack; dit alles gegoten in een niet al te opzichtig modern jasje. Tien jaar eerder zou A Change Is Gonna Come de boeken in zijn gegaan als een klassieker, maar in 2005 was de belangstelling voor neo-soul kennelijk zo beperkt dat A Change Is Gonna Come bij lange na niet het onthaal kreeg dat de plaat zo hartstochtelijk verdiende. Het was mede daarom bijna vier jaar stil rond Leela James, tot ze vorig jaar terugkeerde met de aardige, maar zeker niet opzienbarende en ook niet over de hele linie geslaagde coverplaat Let’s Do It Again. Op de zoete wraak van Leela James hebben we nog een jaar langer moeten wachten, maar met het nu verschenen My Soul is deze zoete wraak eindelijk daar. Het op het legendarische Stax label verschenen My Soul is een vrijwel perfecte soulplaat. Punt. Net als op haar vorige twee platen zingt Leela James op My Soul de pannen van het dak en overtuigt ze met een hoeveelheid soul waarvan Amy, Adele en Duffy alleen maar kunnen dromen. Ook met de, dit keer voor het merendeel door Leela James zelf geschreven, songs op My Soul is helemaal niets mis. De songs liggen zonder uitzondering lekker in het gehoor en appelleren zowel aan de hoogtijdagen van de 60s en 70s soul als aan de met invloeden uit de hiphop en R&B doorspekte soulmuziek van recentere datum. My Soul klinkt zowel authentiek als modern en is meer dan zijn twee voorgangers een echte neo-soul plaat. De muzikanten en producers die Leela James op My Soul begeleiden weten want wanten, maar zijn nergens te dominant, waardoor de fantastische stem van Leela James alle ruimte krijgt. Natuurlijk zullen er mensen zijn die Leela James liever de kant van de vintage soul of juist de kant van de hiphop en R&B op horen gaan, maar wat mij betreft heeft Leela James op My Soul het perfecte evenwicht tussen beiden gevonden. My Soul is absoluut één van de betere soulplaten van het moment en onderstreept nogmaals dat we in het geval van Leela James te maken hebben met een uitzonderlijk talent. Is er dan helemaal niets aan te merken op My Soul? Jawel, het artwork bij deze plaat is werkelijk spuuglelijk. Het is wat mij betreft het enige smetje op deze krent uit de pop. Erwin Zijleman

02 juni 2010

The New Pornographers - Together

De Canadese gelegenheidsband The New Pornographers behoorde lange tijd tot de lievelingen van de critici. De vier platen die de band tussen 2000 en 2007 uitbracht konden stuk voor stuk rekenen op buitengewoon lovende recensies en wat mij betreft viel daar weinig tot niets op af te dingen. Het vorige maand verschenen Together werd echter opeens betrekkelijk koeltjes ontvangen door de critici, waardoor ik de plaat bewust of onbewust ook wat langer heb laten liggen dan normaal het geval was bij nieuw werk van de Canadezen. Na beluistering van Together begrijp ik eerlijk gezegd niet zo veel van de relatief koele ontvangst van de vijfde plaat van de band uit Vancouver. Op Together is namelijk nauwelijks iets veranderd. Ook Together is weer een plaat met geweldig klinkende powerpop, die optimaal profiteert van de capaciteiten van de leden van de band. A.C. Newman heeft nog altijd patent op volstrekt onweerstaanbare popliedjes, Destroyer’s Dan Bejar is goed voor menige onverwachte wending en Neko Case zingt nog altijd de sterren van de hemel. Leden van Beirut, St. Vincent, The Dap Kings en Okkervil River zorgen dit keer voor de slagroom op een ook zonder toefje room fantastisch smakende taart. Net als de vorige platen van The New Pornographers laat ook Together zich weer beluisteren als een eigentijdse remake van Fleetwood Mac’s Rumours en zijn er raakvlakken met de muziek van onder andere Belle And Sebastian, The Beatles, The Cars en The Zombies. Hiernaast horen we gelukkig ook dit keer het typische New Pornographers geluid dat de muziek van de band zo onweerstaanbaar maakt. Als ik verschillen moet blootleggen tussen Together en de vorige platen van de band, valt op dat Together hier en daar net wat steviger is dan zijn voorgangers en dat de individuele hand van de verschillende kapiteins van dit schip wat minder duidelijk waarneembaar is, maar wat mij betreft spreekt dit alleen maar in het voordeel van Together en bovendien zijn de verschillen met de vorige platen van de band relatief klein. Kortom, ook Together is weer een New Pornographers plaat van het niveau dat we inmiddels van de band gewend zijn. Iedereen die de band al kent gaat vroeg of laat ook voor Together overstag, maar eigenlijk zou de band met deze plaat eens moeten doorbreken naar een veel groter publiek. The New Pornographers maken immers ook op Together weer Perfecte Power Pop met drie keer een hoofdletter P. Er zijn maar heel weinig bands die hen dat op dit niveau nadoen. Erwin Zijleman

01 juni 2010

Jim Kerr - Lostboy! A.K.A Jim Kerr

Ik denk niet dat ik ooit naar een soloplaat van Simple Minds zanger Jim Kerr heb uitgekeken. Zelfs toen ik de band aan het begin van de jaren 80 heel hoog had zitten, was ik zeker niet kapot van zijn vocale capaciteiten en gingen mijn nekharen zelfs recht overeind staan van zijn Messias neigingen op het podium. Toen ik de Simple Minds een jaar of twee geleden zag worstelen op een benefietconcert op tv, had ik nog enig mededogen met de muzikanten van de band, maar genoot ik stilletjes van de ondergang van Jim Kerr. Jim Kerr’s wraak bleek nog geen jaar later echter mierzoet. Met Graffiti Soul leverden de Simple Minds vorig jaar een geweldige plaat af. Graffiti Soul bleek niet alleen een plaat die zich kon meten met het beste werk van de Simple Minds, maar het bleek bovendien een plaat die de meeste jonge honden in het genre het nakijken gaf. In afwachting van de opvolger van Graffiti Soul, lanceert Jim Kerr nu Lostboy! A.K.A Jim Kerr, de man’s eerste soloplaat. Het is een plaat waar ik met de nodige scepsis aan begon, maar voor de tweede keer binnen een jaar weet Jim Kerr me te overtuigen. Het verschil tussen een soloplaat van Jim Kerr en een plaat van de Simple Minds blijkt in de praktijk niet zo heel groot. In muzikaal opzicht klinkt het allemaal misschien net iets anders, maar door de herkenbare vocalen van Jim Kerr klinkt Lostboy! A.K.A Jim Kerr toch vooral als de Simple Minds met een andere toetsenist en gitarist. Kerr’s eerste soloplaat ligt duidelijk in het verlengde van Graffiti Soul, al grijpt Kerr solo misschien net wat meer terug op het vroege Simple Minds werk (denk aan Life In A Day, Reel To Real Cacophony, Empires And Dance en vooral Sister Feelings Call en Sons And Fascination). Het zijn platen waarop de Simple Minds nog wat nadrukkelijker teruggrijpen op muzikale helden als Magazine, Lou Reed, Roxy Music en David Bowie en bovendien flirten met invloeden uit de dansmuziek. Het zijn allemaal invloeden die ook op Lostboy! A.K.A Jim Kerr hoorbaar zijn. Met de beste wil van de wereld durf ik Lostboy! A.K.A Jim Kerr geen vernieuwende plaat te noemen, maar Kerr klinkt wel weer gedreven en gepassioneerd en niet zo uitgeblust als op de platen die de Simple Minds tussen 1987 en 2009 hebben gemaakt. Lostboy! A.K.A Jim Kerr is wat mij betreft een prima plaat, die je enerzijds mee terugneemt naar de creatieve hoogtijdagen van één van de belangrijkste bands uit de jaren 80, maar anderzijds ook behoorlijk eigentijds klinkt. Een plaat waar niet heel druk over hoeft te worden gedaan, maar die je op de een of andere manier wel steeds weer op zet. De muzikale wederopstanding van Jim Kerr duurt inmiddels meer dan een jaar en dwingt als je het mij vraagt respect af. Erwin Zijleman