31 augustus 2011

Roosbeef - Omdat Ik Dat Wil

Ik hou helemaal niet van Nederlandstalige muziek, maar wat heb ik Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten van Roosbeef vaak beluisterd. In het begin moest ik vooral glimlachen om de charmante en vaak wat knullige popliedjes van Roos Rebergen, maar uiteindelijk koesterde ik ze als knappe kunstwerkjes vol pure emotie. Roos heeft haar roodgeverfde lokken inmiddels verruild voor natuurlijk blond, maar verder is Roosbeef gewoon Roosbeef gebleven. Omdat Ik Dat Wil, de opvolger van het zo positief ontvangen en verrassend succesvolle debuut, klinkt hierdoor direct vertrouwd in de oren, maar toch is het niet meer van hetzelfde. Vergeleken met het debuut laat Omdat Ik Dat Wil een wat voller en meer band georiënteerd geluid horen. Omdat Ik Dat Wil rammelt minder dan Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten, maar dit is gelukkig niet ten koste gegaan van de eigenzinnigheid van het geluid van Roosbeef. Ook Omdat Ik Dat Wil schiet in muzikaal opzicht vaak een onverwachte kant op en verder blijft Roos Rebergen gelukkig lekker onvast zingen en verzint ze nog altijd de ene na de andere briljante tekst. Omdat Ik Dat Wil is een veelzijdige plaat vol geweldige songs. Het zijn nog altijd persoonlijke songs die op unieke wijze het gevoelsleven van Roos Rebergen belichten. In eerste instantie moest ik er wederom vooral om glimlachen, maar ook de songs op Omdat Ik Dat Wil zijn razend knappe popliedjes die je op geraffineerde wijze weten te verleiden en al snel onmisbaar zijn. Waar Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten het vooral moest hebben van de verrassing, is Omdat Ik Dat Wil een plaat vol diepgang. Met name in de wat meer ingetogen ballads kan Roosbeef zich niet verschuilen achter muzikale uitbarstingen of grappige zinnetjes, maar ook in deze songs blijft Roosbeef met gemak overeind. Omdat Ik Dat Wil laat horen dat Roosbeef nog altijd beschikt over een uniek geluid, maar de band is gelukkig ook niet bang om uit de comfort zone te treden en nieuwe wegen in te slaan, waaronder wegen richting een bijzonder geslaagd donker en stemmig geluid. Ondanks het feit dat de basis van het geluid van Roosbeef inmiddels wel bekend is en de sensatie van de verrassing grotendeels ontbreekt, is Omdat Ik Dat Wil een veel betere plaat dan zijn voorganger. Het blijft muziek die zal moeten vechten tegen vooroordelen van een ieder die het Nederlandstalige repertoire geen warm hart toedraagt, maar ik weet zeker dat iedereen die deze plaat een kans geeft als een blok zal vallen voor de pure en heerlijk eigenwijze popliedjes van Roosbeef. Zelf durf ik de plaat inmiddels al wel te onthalen als een van de hoogtepunten uit de geschiedenis van de Nederpop. Erwin Zijleman

30 augustus 2011

Other Lives - Tamer Animals

De Amerikaanse band Other Lives schijnt een geweldig debuut op haar naam te hebben staan, maar mijn eerste kennismaking met de muziek van de band is het onlangs verschenen Tamer Animals. Tamer Animals krijgt de afgelopen weken behoorlijk wat aandacht en daar valt eigenlijk niets op af te dingen. Het titelloze debuut van de band werd in recensies vooral vergeleken met het werk van The Flaming Lips, Mercury Rev en Sigur Rós. Het zijn namen die ook weer opduiken in de recensies van Tamer Animals, maar ze worden dit keer vergezeld door opvallende namen als Radiohead en Fleet Foxes, maar ook Ennio Morricone, Philip Glass en Godspeed You Black Emperor. Ik vind het persoonlijk lastig om de muziek van Other Lives te vergelijken met de muziek van anderen. Tamer Animals klinkt wat mij betreft vooral anders, al is de muziek van Other Lives op zich niet ontoegankelijk of vervreemdend. Tamer Animals valt op door een klassiek aandoende instrumentatie waarin strijkers en blazers de hoofdrol spelen. Het geluid van de band is donker en stemmig en bij vlagen bijna bombastisch, maar aan de andere kant zijn de songs van Other Lives ook behoorlijk sober. Met name wanneer de klanken op Tamer Animals sprookjesachtig zijn, doet de muziek van Other Lives meer dan eens denken aan Deserter’s Songs van Mercury Rev, al bevat de muziek van de band uit Oklahoma meer invloeden uit de Americana en is deze bovendien een stuk organischer. Hiertegenover staan meer psychedelisch getinte stukken die zo lijken weggelopen uit het oeuvre van Pink Floyd. Tamer Animals van Other Lives is een plaat die makkelijk betovert en al snel een onuitwisbare indruk maakt, maar het is ook muziek die haar geheimen maar langzaam prijs geeft. Zeker wanneer je Tamer Animals met de koptelefoon beluistert, hoor je goed hoe knap het geluid van Other Lives is opgebouwd en hoe alle puzzelstukjes nagenoeg perfect in elkaar passen. Tamer Animals is verschenen in de zomer, maar is eigenlijk meer een plaat voor de herfst en de winter. Dan zijn de bijna desolate klanken van Other Lives waarschijnlijk nog net wat indrukwekkender en indringender. Het geeft Tamer Animals alle tijd en ruimte om uit te groeien tot een plaat voor de jaarlijstjes, want dat deze fascinerende maar ook nog eens wonderschone plaat daarin thuis hoort is me inmiddels wel duidelijk. Erwin Zijleman

29 augustus 2011

The Jayhawks - Mockingbird Time

The Jayhawks maakten in de eerste helft van de jaren 90 twee platen die moeten worden gerekend tot de beste alt-country platen die sinds de geboorte van het genre zijn verschenen. Op Hollywood Town Hall uit 1992 en Tomorrow The Green Grass uit 1995 inspireerden Gary Louris en Mark Olson elkaar tot een serie grootse songs, die ruim 15 jaar na de release van de platen misschien nog wel beter klinken dan destijds. Toen Mark Olson de band na Tomorrow The Green Grass verliet, verdween helaas ook de magie uit de muziek van The Jayhawks, hoe zeer Gary Louris ook zijn best deed. Die magie keerde terug toen Gary Louris en Mark Olson in 2008 de studio in doken voor het onder hun twee namen uitgebrachte Ready For The Flood. Een gezamenlijke tour inspireerde de twee tot een reünie van The Jayhawks en die reünie heeft op zijn beurt weer geleid tot Mockingbird Time. Mockingbird Time werd in dezelfde samenstelling gemaakt als Tomorrow The Green Grass en is, in tegenstelling tot Ready For The Flood, een echte Jayhawks plaat. Mockingbird Time laat zich het best vergelijken met Tomorrow The Green Grass, dat vergeleken met het behoorlijk traditioneel klinkende Hollywood Town Hall een wat lichtvoetiger geluid liet horen. Een ieder die, net als ik, Hollywood Town Hall en Tomorrow The Green Grass koestert als hoogtepunten uit de platenkast, zal direct worden verleid door Mockingbird Time. Mockingbird Time heeft immers alles wat de muziek van The Jayhawks zo goed en onweerstaanbaar maakt. Net als op Tomorrow The Green Grass vormt countryrock de basis van de muziek van de band, maar worden uitstapjes richting Beatlesque pop zeker niet uit de weg gegaan. De songs liggen stuk voor stuk lekker in het gehoor en er wordt uitstekend gemusiceerd, maar de ware magie van de muziek van The Jayhawks zit hem toch vooral in de geweldige harmonieën van Gary Louris en Mark Olson. De stemmen van Louris en Olson zijn duidelijk verschillend, maar lijken voor elkaar gemaakt. Ook op Mockingbird Time zorgen de Lennon en McCartney van de alt-country weer vrijwel continu voor kippenvel en lijken de songs alleen maar mooier en indrukwekkender te worden. Ondanks mijn vertrouwen in de muzikale kwaliteiten van Gary Louris en Mark Olson, had ik nooit verwacht dat The Jayhawks nog eens een plaat zouden maken die in de schaduw van Hollywood Town Hall en Tomorrow The Green Grass zou mogen staan. Mockingbird Time mag dit zeker en is zelfs veel meer dan een plaat die in de schaduw van de onvolprezen klassiekers mag staan. We hebben er heel lang op moeten wachten, maar de derde klassieker van The Jayhawks is een feit. Heerlijk. Erwin Zijleman

28 augustus 2011

Beirut - Rip Tide

Gulag Orkestar van Beirut was al weer vijf jaar geleden één van de eerste platen waarop invloeden uit de etnische muziek van de Balkan werden vermengd met invloeden uit de folk, psychedelica en rock. Het alter ego van de uit Albuquerque, New Mexico, afkomstige Zach Condon, voegde er ook nog eens invloeden uit de Mexicaanse muziek aan toe en slaagde er bovendien in om al deze invloeden op verrassend organische wijze met elkaar te verbinden. Gulag Orkestar was niet alleen een voorbeeld voor talloze andere bands, maar ook een nauwelijks te overtreffen mijlpaal. De enige die de afgelopen jaren in de buurt van deze mijlpaal wist te komen was Zach Condon zelf. Op de fraaie tweede plaat van Beirut, The Flying Club Cup uit 2007, verrijkte Condon de muziek van Beirut met invloeden uit de Mediterrane volksmuziek en New Age muziek, wat een niet heel erg toegankelijke, maar wel bijzonder intrigerende plaat opleverde. Op The Rip Tide hebben we lang moeten wachten, al verschenen in de tussentijd nog wel twee EP’s waarop Zach Condon achtereenvolgens experimenteerde met traditionele Mexicaanse begrafenismuziek en moderne elektronica. Wanneer je de muziek op Rip Tide vergelijkt met de platen die Beirut de afgelopen jaren maakte, kun je alleen maar concluderen dat de plaat vrij conventioneel en misschien zelfs wel wat gewoontjes klinkt. Op Rip Tide reist Zach Condon voor de afwisseling eens niet naar de uithoeken van de Balkan, rustieke Franse steden of het Mexicaanse platteland, maar blijft hij vooral in New Mexico hangen en gebruikt hij een doodgewone piano voor het componeren van de meeste songs. Rip Tide bevat op het eerste gehoor flink wat zonnig klinkende popliedjes die niet direct opzien baren maar wel lekker blijven hangen. Toch is Rip Tide geen 13 in een dozijn plaat. In de betrekkelijk conventionele popliedjes zijn op subtiele wijze de van Beirut bekende ingrediënten verwerkt, waaronder uiteraard de bijzonder melancholisch klinkende blazers en Oost-Europees klinkende strijkers. Hierdoor wordt zelfs een bijna synthpop meezinger als Santa Fe uiteindelijk nog een intrigerende song vol onderhuidse spanning. In eerste instantie zijn het vooral de langzame en donkere songs die hun geheimen prijs geven, maar uiteindelijk blijken ook de vrolijke meezingers over een dubbele bodem te beschikken. Rip Tide is zeker niet zo uniek als het nauwelijks te overtreffen Gulag Orkestar, maar het is wel weer een plaat die in positieve zin opvalt in het enorme aanbod van het moment. Een voorzichtige krent deze Rip Tide, maar het is er wel een met groeipotentie. Erwin Zijleman

26 augustus 2011

Tinariwen - Tassilli

Tinariwen dook een jaar of tien geleden op uit de Zuidelijke Sahara. De leden van de band, allemaal Tuareg nomaden uit Mali, hadden de wapens uit de rebellenkampen waarin ze verbleven verruild voor gitaren en probeerden met hun rauwe woestijnblues de wereld te veroveren. Dat is tot dusver aardig gelukt, want de bijzondere muziek van Tinariwen is omarmd door een behoorlijk breed publiek. Tinariwen heeft dit bereikt zonder concessies te hoeven doen. Ook op Tassilli vormt traditionele Afrikaanse muziek uit de Sahara de basis en klinkt Tinariwen nog net zo uniek als tien jaar geleden. Tassilli werd opgenomen in de woestijn en is vergeleken met zijn voorgangers een wat meer ingetogen plaat. Tinariwen sloeg haar tentenkamp dit keer op in het zuiden van Algerije en had haar elektrische gitaren, die het geluid van de band tot dusver zo nadrukkelijk bepaalden, zo te horen thuis gelaten. Tassilli is een bijna hypnotiserende plaat met voornamelijk akoestische gitaren en bezwerende vocalen. Je ziet de band bijna zitten voor hun tent bij een kampvuur in een verder slechts door een indrukwekkende sterrenhemel verlichte woestijn. Ondanks bijdragen van leden van Wilco, TV On The Radio en een groep blazers uit New Orleans is Tassilli waarschijnlijk de meest traditionele cd van Tinariwen tot dusver. De hypnotiserende akoestische klanken en vaak meerstemmige vocalen vragen daarom om wat meer gewenning dan de rauwe woestijnblues op de vorige platen van de band en komen het best tot hun recht wanneer je het jachtige westerse leven even vergeet en toegeeft aan het ritme van de woestijn. Veel songs op Tassilli wekken de indruk dat ze ter plekke in elkaar zijn gedraaid, maar dit gaat niet ten koste van de kwaliteit van de muziek op de plaat. Tassilli is een indringende en meeslepende plaat die minder simpel in elkaar zit dan je op het eerste gehoor zult vermoeden, waardoor de plaat een groeiende impact heeft. Heel even was ik teleurgesteld dat de band dit keer geen poging doet om Jimmy Page of Jimi Hendrix naar de kroon te steken, maar uiteindelijk raakte ik toch zeer gehecht aan dit bezwerende akoestische meesterwerk. De afgelopen jaren doken meer bands op uit de Afrikaanse woestijn, maar Tinariwen blijkt ook met Tassilli weer een klasse apart. Erwin Zijleman 

25 augustus 2011

Stephen Malkmus & The Jicks - Mirror Traffic

Stephen Malkmus is pas 45, maar heeft er inmiddels al een rijk muzikaal leven op zitten. Tussen 1992 en 1999 maakte hij met Pavement vijf invloedrijke en inmiddels tot klassiekers uitgegroeide platen, die niet alleen het genre lo-fi op de kaart wisten te zetten, maar ook moeten worden gerekend tot het beste dat de Amerikaanse indie-rock gedurende de jaren 90 heeft voortgebracht. Hiernaast deed Malkmus mooie dingen met The Silver Jews en maakte hij deel uit van cultbands als Kim’s Bedroom en The Crust Brothers. Sinds 2001 maakt Stephen Malkmus soloplaten en sinds 2003 wordt hij hierop bijgestaan door zijn band The Jicks. Op zijn platen met The Jicks weet Stephen Malkmus het hoge niveau van de muziek die hij maakte met Pavement dicht te benaderen en wat mij betreft worden de platen van Stephen Malkmus & The Jicks alleen maar beter; iets wat ook weer geldt voor het onlangs verschenen Mirror Traffic. Het is dan ook niet overdreven om Mirror Traffic te bestempelen tot de beste plaat die Stephen Malkmus sinds het uiteenvallen van Pavement heeft gemaakt en ook de vergelijking met een aantal Pavement platen durf ik nog wel aan. Mirror Traffic werd opgenomen met niemand minder dan Beck als co-producer. Het aantrekken van deze eigenzinnige muzikant (van wie we de afgelopen jaren overigens weinig tot niets gehoord hebben) is een verstandig besluit geweest. Waar de muziek van Stephen Malkmus & The Jicks in het verleden nog wel eens alle kanten op schoot of wel erg vrijblijvend klonk, heeft Beck de teugels wat strakker aangetrokken, wat heeft geresulteerd in een serie geweldige popliedjes. Het zijn popliedjes die meer dan eens doen denken aan het rijke oeuvre van Pavement en variëren van rootsy deuntjes tot stevige rocksongs. Toch zijn er ook verschillen met het werk van Pavement. Waar de lo-fi muziek van Pavement zich vaak beperkte tot flarden van songs vol verrassende wendingen, is Beck er in geslaagd om Stephen Malkmus & The Jicks in het keurslijf van de perfecte popsong te dwingen. Het is daarom niet moeilijk om van Mirror Traffic te houden. De liefde van de plaat wordt vervolgens alleen maar groter wanneer je ontdekt dat Stephen Malkmus en zijn steeds beter spelende band zich keer op keer op slinkse wijze aan het keurslijf van Beck hebben weten te ontworstelen, wat de aanstekelijke songs op Mirror Traffic voorziet van wat extra spanning en avontuur. Ik ken nogal wat mensen die beweren dat de platen van Stephen Malkmus & The Jicks na het overweldigende oeuvre van Pavement eigenlijk overbodig zijn. Ik weet bijna zeker dat deze groep haar mening herziet wanneer goed naar Mirror Traffic is geluisterd. Met Mirror Traffic behoort Stephen Malkmus immers nog altijd tot de smaakmakers van de alternatieve Amerikaanse muziekscene. Erwin Zijleman

24 augustus 2011

Jimmy Dee - Shine

Jimmy Dee is een Nederlandse singer-songwriter die de afgelopen jaren vooral heeft gewerkt aan het opbouwen van een stevige live-reputatie. De uit Maastricht afkomstige muzikant speelde in flink wat kleine zalen in binnen- en buitenland (Ierland, Australië) en deed als support act van Jason Mraz ook ervaring op in de Heineken Music Hall. Na flink wat lovende live-recensies is het nu tijd voor de eerste cd van de Limburger, Shine. Shine is een mini-cd met 5 tracks en in totaal een klein kwartier muziek en moet worden gezien als een voorproefje op een volwaardig debuut. Het is wat mij betreft een voorproefje dat naar meer smaakt. Jimmy Dee noemt zelf moderne singer-songwriters als John Mayer, Jack Johnson en de al eerder genoemde Jason Mraz als belangrijkste voorbeelden, maar klinkt op Shine toch ook behoorlijk traditioneel. Shine bevat vijf grotendeels akoestische tracks die Jimmy Dee’s bijzondere maar aangename stemgeluid en zijn akoestische gitaar als belangrijkste ingrediënten hebben. De vrij sobere aankleding is vervolgens voorzien van trefzekere accenten van onder andere harmonica, lap steel, gitaar en piano, wat de songs kleur geeft. De muziek van Jimmy Dee sluit aan op singer-songwriter tradities die inmiddels enkele decennia mee gaan, maar hebben ook een lichtvoetig eigentijds tintje. Heel veel nieuws heeft Jimmy Dee misschien niet te bieden, maar dat geldt voor vrijwel al zijn soort- en tijdgenoten. De songs op Shine klinken echter aangenaam en smaken ondanks het enorme aanbod in het genre naar meer. Nederland telt gelukkig steeds meer kwalitatief goede singer-songwriters. Jimmy Dee is er een van. In de gaten houden dus. Erwin Zijleman


De cd van Jimmy Dee is voor het luttele bedrag van 6,95 euro te bestellen op zijn website

23 augustus 2011

Fergessen - Les Accords Tacites

Ik heb het deze zomer zonder een bezoekje aan de Franse Hypermarché moeten doen, maar gelukkig kwam één van de lezers van deze BLOG (bedankt Hans) alsnog op de proppen met een Franse plaat die de zomer nieuw leven inblaast. Verantwoordelijk voor al deze zonnestralen is het Franse duo Fergessen. De naam klinkt misschien niet echt Frans, maar de muziek op Les Accords Tacites heeft alles wat Franse muziek zo onweerstaanbaar maakt. David Mignonneau (een muzikant met een hardrock verleden) en Michaela Chariau maken op Les Accords Tacites voornamelijk ingetogen folkmuziek waarin hun gezamenlijke vocalen sfeerbepalend zijn. De muziek van Fergessen lijkt niet of nauwelijks op de Franse muziek die ik de afgelopen jaren heb beluisterd en ik versta er nog steeds weinig van, maar desondanks is Les Accords Tacites een plaat die me direct te pakken had. Les Accords Tacites is met name door de teksten, maar ook zeker door de wijze waarop Franse muzikale tradities (variërend van chansons tot gypsy) in ere worden gehouden, een typisch Franse plaat, maar aan de andere kant slaat Fergessen ook zeker een brug naar de Amerikaanse folk- en countrymuziek. De muziek van Fergessen valt op door de vaak sobere en zonder uitzondering bijzonder stemmige instrumentatie. Deze beperkt zich in een aantal gevallen tot akoestische gitaren en wordt zo nu en dan aangevuld met piano, drums, strijkers en een pedal steel. Omdat de instrumentatie vrijwel zonder uitzondering ingetogen is, ligt de nadruk op Les Accords Tacites op de stemmen van David Mignonneau en Michaela Chariau en deze zijn prachtig. De stemmen van de twee kleuren mooi bij elkaar en lopen over van passie en gevoel, wat de muziek van Fergessen iets broeierigs en hypnotiserends geeft. De regen komt al de hele dag met bakken uit de hemel, maar sinds Les Akkoorden Tacites uit de speakers komt schijnt de zon. Fergessen mist misschien de sensualiteit van de Franse zuchtmeisjes, maar verleidt met haar ingetogen songs vol spanning minstens net zo makkelijk. Ook dit jaar wordt er in Frankrijk weer veel prachtige muziek gemaakt die ons volledig zal ontgaan, maar het indringende Les Accords Tacites van Fergessen is een plaat die niet gemist mag worden. Stop met hopen op een Indian Summer en negeer Erwin Kroll en Piet Paulusma. Met het bijzondere en meeslepende Les Accords Tacites van Fergessen heb je de komst van de nazomer immers volledig in eigen hand. Erwin Zijleman


In de Nederlandse platenzaken heb ik de plaat nog niet gezien, maar Les Accords Tacites is wel te bestellen bij het Franse filiaal van Amazon.

22 augustus 2011

Old 97's - The Grand Theatre Volume 2

Met The Grand Theatre Volume 1 lieten de Old 97’s vorig jaar horen waarom ze in de Verenigde Staten al jaren worden gerekend tot de beste bands in het inmiddels flink uitgedijde Americana genre. In Europa was de band, mede door het verwerken van flink wat invloeden uit de powerpop, new wave en pop, altijd wat minder populair, maar The Grand Theatre Volume 1 liet op imposante wijze horen dat de Amerikanen het al die tijd bij het juiste eind hadden en we hier in Europa hadden zitten slapen of het slachtoffer waren geworden van onze muzikale vooroordelen. Zelf ben ik helaas ook niet vrij van vooroordelen. Na het zeer geslaagde deel 1 van The Grand Theatre ging ik er van uit dat het tweede deel in de serie van mindere kwaliteit zou zijn, zo gaat dat immers wel vaker. The Grand Theatre Volume 2 kwam hierdoor wat moeilijker van de stapel, maar zodra de plaat in de cd-speler zat was ik om. Net als deel 1 is ook The Grand Theatre Volume 2 weer live opgenomen in een oud theater, wat een mooi direct geluid zonder overbodige tierelantijntjes oplevert. Volume 2 van The Grand Theatre gaat verder waar zijn voorganger vorig jaar ophield. Ook The Grand Theatre Volume 2 bevat weer een aantal lekker stevige rootsrock songs, een aantal songs waarin de band voorzichtig wat gas terugneemt en hier en daar een uitstapje richting onvervalste cowpunk. Hoewel de twee platen niet of nauwelijks voor elkaar onder doen, vind ik het tweede deel uit de serie misschien nog wel mooier en overtuigender dan het eerste deel. De Old 97’s spelen inmiddels geruime tijd in deze samenstelling (de band viert dit jaar zijn 18e verjaardag) en dat is te merken. In vrijwel alle songs speelt de band de pannen van het dak, wat nog eens wordt versterkt door de energieke live-setting. De door de band geschreven songs zijn over het algemeen degelijk, maar zitten geweldig in elkaar. Als klap op de vuurpijl is voorman Rhett Miller een fantastische zanger, die momenteel in grootse vorm is. Aan het begin van de plaat klinken de Old 97’s heel even als R.E.M. in hun beginjaren, maar uiteindelijk moet ik toch vooral denken aan een combinatie van The Replacements, The Rolling Stones en Uncle Tupelo in hun beste dagen. Dat is nogal een vergelijking, maar wat mij betreft kunnen de Old 97’s de vergelijking met deze twee geweldige platen aan. Liefhebbers van de betere rootsrock kunnen hier met geen mogelijkheid omheen. De Old 97’s zijn een wereldband met minstens twee wereldplaten op haar naam. Ik ga de rest ook maar eens ontdekken. Erwin Zijleman

21 augustus 2011

Wolf Gang - Suego Faults

Een paar dagen geleden was ik bijzonder enthousiast over de eigenwijze indiepop van de Amerikaanse band Givers en nu zit er al weer een psychedelisch poppareltje in de cd-speler. Suego Faults is het debuut van Wolf Gang, het alter ego van de Brit Max McElligott. McElligott had zijn debuutalbum een tijdje geleden al op de plank liggen, maar was zo ontevreden over het eindresultaat dat de tapes in de prullenbak verdwenen en de hele plaat opnieuw werd opgenomen met de Amerikaanse producer Dave Fridmann (Flaming Lips, Mercury Rev, Tame Impala, MGMT) achter de knoppen. Dat lijkt een verstandig besluit, want Suego Faults klinkt werkelijk fantastisch. Aan het begin van de recensie noem ik het debuut van Wolf Gang in één adem met het debuut van Givers, maar de twee platen lijken nauwelijks op elkaar, buiten het feit dat zo nu en dan de muziek van Talking Heads opduikt als inspiratiebron (bij Givers overigens vaker dan bij Wolf Gang). Vergeleken met de eigenzinnige muziek van Givers, klinkt Suego Faults van Wolf Gang bijzonder gelikt en bij vlagen zelfs overdadig. Veel songs moeten het hebben van grootse refreinen, funky bassen, pompeuze gitaarsolo's, kabbelende piano's, honingzoete koortjes en een elektronisch klankentapijt dat als een tank over je heen walst. Hierbij komen de in het oor springende stem van Max McElligott, die mij vooral aan Mika doet denken, en zijn fijne neus voor aanstekelijke popliedjes. Suego Faults doet meer dan eens denken aan MGMT, maar dan vermengd met een vleugje Talking Heads eigenwijsheid, Prince funk, Bowie glamrock, Elton John kitsch en gepolijste 70s softrock. Suego Faults is een plaat waarmee Wolf Gang met gemak plat op zijn bek had kunnen gaan, maar de plaat wordt gered door de briljante productie van Dave Fridmann, die het bombast net binnen de perken houdt en de vaak wat gladde popliedjes van Max McElligott een aangenaam ruw randje geeft. Suego Faults is nog altijd een plaat die je makkelijk op het verkeerde been zet. Luister met net even te weinig aandacht en de kans is groot dat je de plaat opzij zet als bombastische kitsch. Met voldoende aandacht luister je echter door het misschien net wat te dikke suikerlaagje heen en hoor je het ene na het andere geweldige popliedje. Zeker met de koptelefoon openbaart zich een avontuurlijk muzikaal landschap dat eigenzinniger is dan het op het eerste gehoor klinkt, waarna de popmuziek van Wolf Gang langzaam maar zeker een eigen gezicht krijgt. Suego Faults laat in eerste instantie vooral horen wat een briljante producer Dave Fridmann is, maar uiteindelijk komt toch ook de muzikale genialiteit van Max McElligott aan de oppervlakte. Ik las van de week in de krant dat 2011 het moet doen zonder echte zomerhit. Alternatieve zomerhits zijn er echter voldoende. Suego Faults van Wolf Gang is één van de aangenaamste en uiteindelijk ook één van de beste van het stel. Erwin Zijleman

19 augustus 2011

The Whatmans - Fire Up The Masses

De Ierse band The Whatmans begon een paar maanden geleden een bijzonder krachtig persoffensief. Het enthousiasme van de band en haar promotors verdiende wat mij betreft sympathie, maar zonder een goede plaat ben je natuurlijk nergens. Dat weten The Whatmans ook wel en daarom leveren ze met hun debuut Fire Up The Masses direct maar een geweldige plaat af. Het debuut van de Ieren staat vol recht voor je raap rock ’n roll die je compleet van je sokken blaast. Het is muziek die zich laat inspireren door het beste uit een paar decennia Britse rockmuziek en die met zoveel bravoure wordt gebracht dat er niet veel fantasie voor nodig is om je voor te stellen dat The Whatmans over niet al te lange tijd klaar zijn voor de grote podia, festivals en stadions. Fire Up The Masses walst als een stoomtrein over je heen met muziek die net zo makkelijk 10, 20, 30 of 40 jaar geleden gemaakt had kunnen worden, maar geen moment gedateerd klinkt. The Whatmans maakt op Fire Up The Masses spierballen rock ’n roll vol heerlijke gitaarriffs, gierende gitaarsolo’s, een lekker zeurend orgeltje, roffelende drums, stuwende basloopjes en lekker rauwe en vaak wat vervormde vocalen. Zeker wanneer de gitaren breed uitwaaien en de basloopjes heerlijk inventief zijn ligt de vergelijking met de grote Ierse broer U2 voor de hand, maar The Whatmans doet me achtereenvolgens ook denken aan The Who, The Kinks, Oasis, The Verve, Kasabian, Ride, Suede, The Cult en nog een dozijn andere smaakmakers uit de geschiedenis van de (Britse) rockmuziek. Er zijn momenteel waarschijnlijk honderden bands als The Whatmans, maar geen van deze bands slaagt er in om op de proppen te komen met een serie rocksongs die net zo goed en memorabel zijn als die op Fire Up The Masses. Bij Fire Up The Masses had ik eigenlijk hetzelfde gevoel als bij beluistering van U2’s Boy heel, heel lang geleden. Het debuut van The Whatmans is een fantastische plaat van een band die alleen maar heel groot en nog veel beter kan gaan worden. Voor het zover is moeten de platenmaatschappijen wel wakker worden, want in de Nederlandse platenzaak is het droomdebuut van The Whatmans momenteel niet eens te vinden. Desondanks ben ik er van overtuigd dat de band volgend jaar grote zalen en festivals plat speelt. Fire Up The Masses staat dan al lang in de boeken als een legendarisch debuut van een grote band. Erwin Zijleman    

Fire Up The Masses van The Whatmans ligt nog niet in de Nederlande platenzaken, maar is al wel te koop via iTunes of 7Digital.

18 augustus 2011

Maria Taylor - Overlook

Maria Taylor veroverde met de prachtige platen van Azure Ray een plekje in mijn hart, maar persoonlijk ben ik ook zeer te spreken over de soloplaten die ze de afgelopen jaren heeft gemaakt. Veel critici denken daar anders over, want met name de laatste twee platen van Maria Taylor werden in nogal wat recensies omschreven als gewoontjes of zelfs oersaai. Ik vrees dat het recent verschenen Overlook met soortgelijke woorden zal worden ontvangen (de eerste paar recensies zijn vernietigend), maar ik ben het er ook deze keer niet mee eens. Overlook is wat mij betreft een hele mooie singer-songwriter plaat met flink wat bovengemiddeld goede songs. Ook op Overlook neemt Maria Taylor afstand van haar alternatieve verleden en laat ze zich weer nadrukkelijk inspireren door de grote vrouwelijke singer-songwriters uit de jaren 70 (Carole King, Joni Mitchell, Laura Nyro). Overlook klinkt vergeleken met zijn voorgangers wel wat eigentijdser en bevat bovendien meer invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek, iets dat vast te maken heeft met Taylor’s nieuwe thuisbasis (en geboorteplaats) Birmingham in het diepzuidelijk Alabama. Overlook doet me persoonlijk erg denken aan de muziek van Natalie Merchant. Niet alleen de instrumentatie lijkt op die van de betere platen van Natalie Merchant, maar ook in vocaal opzicht hoor ik duidelijke overeenkomsten, al is de stem van Maria Taylor wel net iets warmer en wat minder expressief. De critici die beweren dat Maria Taylor niet langer muziek maakt die vernieuwt en verrast hebben op zich gelijk, maar hoe erg is dat? Overlook is een heerlijke lome plaat vol tijdloze singer-songwriter muziek. De songs zitten goed in elkaar, de instrumentatie is mooi en Maria Taylor zingt werkelijk prachtig. Dat Overlook op hetzelfde moment een plaat is die bijna onopgemerkt voorbij gaat en waarover eigenlijk niet zoveel bijzonders is te vertellen, neem ik graag voor lief. Wanneer Overlook in de cd-speler zit valt er een warme deken over me heen en kan ik volledig ontspannen. Zeker nu Natalie Merchant wat minder actief is, heb ik behoefte aan een plaat als Overlook. Dat ik iedere keer dat ik de plaat hoor wat meer ga houden van de prachtige liedjes van Maria Taylor is de kers op de taart. Erwin Zijleman

17 augustus 2011

The War On Drugs - Slave Ambient

The War On Drugs ken ik eigenlijk alleen als de band waarin singer-songwriter Kurt Vile enige tijd speelde. De vorige twee platen van de band uit Philadelphia zijn me dan ook volledig ontgaan, zodat Slave Ambient mijn eerste kennismaking is met de muziek van The War On Drugs. Het is een kennismaking die enorm veel indruk heeft gemaakt. The War On Drugs maakt buitengewoon fascinerende muziek waarin nogal uiteenlopende invloeden zijn verwerkt. Net als Kurt Vile is de overgebleven voorman van de band, Adam Granduciel, een groot fan van Bob Dylan en dat hoor je op Slave Ambient. De folk van Dylan is op Slave Ambient opgepept met de power van Bruce Springsteen, maar is vervolgens voorzien van niet direct gangbare invloeden uit de shoegaze, psychedelica, Krautrock en ambient. Dat levert een spannende mix op waarin doorleefde folk, Dylanesque vocalen en energieke rootsrock prachtig samen gaan met zweverige synths, monotone drones en galmende gitaren. De muziek van The War On Drugs is door de bijzondere combinatie van invloeden niet of nauwelijks te vergelijken met de muziek van andere bands. Gezien de eigenzinnige wijze waarop The War On Drugs rootsmuziek transformeert, ligt de vergelijking met Wilco voor de hand, maar Slave Ambient is geen Yankee Hotel Foxtrot. Zeker wanneer de ambient soundscapes een voorname rol spelen doet de muziek van The War On Drugs hier en daar denken aan de muziek die U2 maakte op The Unforgettable Fire, maar ik hoor net zo makkelijk iets van The Arcade Fire, My Bloody Valentine, Tom Petty, Yo La Tengo, Sonic Youth, The Verve, Grant Lee Buffalo of Spaceman 3. Het zijn allemaal vergelijkingen die niet heel lang stand houden, want The War On Drugs maakt toch vooral muziek zoals ik die nog niet eerder gehoord heb. Slave Ambient is een plaat die zich niet heel makkelijk laat doorgronden. Met name in eerste instantie klinkt de plaat als een lange luistertrip, waarin de koppen en staarten van de songs niet altijd even goed zijn te onderscheiden. Ondanks de zweverige songstructuren en het soms wat monotone karakter van de songs, is Slave Ambient zeker geen ontoegankelijke plaat. Wanneer je eenmaal gewend bent aan de minder gangbare combinatie van invloeden is het een plaat die snel begint te groeien. Tot duizelingwekkende hoogten kan ik inmiddels zeggen. Inmiddels durf ik wel te stellen dat The War On Drugs met Slave Ambient één van de betere alternatieve rockplaten (een beter hokje kan ik niet verzinnen) van het jaar heeft gemaakt. Neem de tijd om aan deze plaat te wennen; het betaalt zich absoluut terug. Erwin Zijleman

16 augustus 2011

Givers - In Light

Givers is een band uit Lafayette, Louisiana, die dit jaar wel eens uit kan gaan groeien tot de smaakmakers van de alternatieve Amerikaanse bands. Het debuut van band, het onlangs verschenen In Light, staat immers vol met onweerstaanbare popliedjes die alle kanten op schieten. Openingstrack Up Up Up leunt dankzij de Afrikaanse ritmes zwaar op de muziek van Vampire Weekend, maar valt al wel op door eigenzinnige boy-girl vocalen en een aangenaam gebrek aan structuur. In de tracks die volgen laat Givers horen dat het van meerdere markten thuis is. Dit varieert van Phil Spector 60s pop en Flaming Lips psychedelica tot Sonic Youth achtige noise en shoegaze zoals My Bloody Valentine die in haar beste jaren maakte. Vermeng dit met flink wat invloeden van de Talking Heads, schudt dit om de anderhalve minuut weer helemaal door elkaar en je hebt mogelijk een idee hoe de muziek van Givers klinkt. Vanwege het hoge van de hak op de tak gehalte van de muziek van Givers, hap je zeker bij eerste beluistering naar adem, maar hoe vaker je de muziek van de band hoort, hoe leuker In Light wordt. In Light wordt na enige gewenning niet alleen een steeds leukere plaat, maar ook een steeds knappere plaat. Op het eerste gehoor lijkt Givers nog vrij willekeurig te strooien met stuwende ritmes, Afrikaanse gitaarloopjes, gruizige gitaarriffs, bezwerende hippiezang en een dun laagje elektronica, maar na een tijdje begint alles op zijn plaats te vallen. Omdat de songs van Givers zoveel kanten op schieten en geregeld elke vorm van structuur lijken te ontberen, laat In Light zich beluisteren als een lange jamsessie, maar aan de andere kant bevat de plaat ook minstens twee dozijn briljante popliedjes met een kop en een staart. Alle invloeden die Givers in haar muziek verwerkt mogen als bekend worden verondersteld en zijn de afgelopen jaren door talloze bands gebruikt, maar de combinaties van invloeden waarmee Givers op de proppen komt zijn wat mij betreft volstrekt uniek. In Light is een plaat om je over te verbazen, maar het is ook een plaat om intens van te genieten. Het is de perfecte soundtrack van de zomer van 2011 die ook op geen enkele manier voldeed aan de verwachtingen, maar desondanks best aangenaam was. De afgelopen jaren hebben flink wat Amerikaanse bands de indiepop en indierock kleur gegeven. Givers doet hier nog een schepje bovenop en het is een schepje dat iets toevoegt aan alles wat er al is. In Light is een hele boeiende en hele aangename plaat die veel meer aandacht verdient dan de plaat tot dusver krijgt. Givers heeft een muzikale toverbal gemaakt vol kleur, maar ook vol smaak. Hulde! Erwin Zijleman

15 augustus 2011

Marc Almond & Michael Cashmore - Feasting With Panthers

De carrière van Marc Almond duurt inmiddels ruim 30 jaar en kent hoge pieken en diepe dalen. Almond brak aan het begin van de jaren 80 door als zanger van het synthpop duo Soft Cell en begon na de breuk met Soft Cell collega Dave Ball aan een in eerste instantie zeer succesvolle solocarrière. Op de top van zijn roem maakte hij aan het eind van de jaren 80 zijn meest succesvolle en wat mij betreft ook beste soloplaat, The Stars We Are. Na The Stars We Are begon Marc Almond aan een mindere periode. Het succes bleef uit en dat stond niet helemaal los van de kwaliteit van de platen die hij maakte. Almond’s platen met Russische muziek werden in zeer kleine kring geprezen, maar de meeste muziekliefhebbers konden er toch niet zoveel mee. Ik persoonlijk ook niet. In de herfst van 2004 liet Almond bijna het leven bij een zwaar motorongeluk, maar na een lange revalidatie begon hij in 2006 aan zijn tweede jeugd. Dat heeft een aantal aardige platen opgeleverd, al haalde Marc Almond nooit helemaal het niveau van zijn beste platen. Dat doet hij wel op het samen met Michael Cashmore (Current 93) gemaakte Feasting With Panthers; een vervolg op de twee EP’s die de twee in het verleden al maakten. Op Feasting With Panthers zetten Marc Almond en Michael Cashmore een aantal homo-erotische gedichten op muziek. Dat klinkt heel erg pretentieus, maar het levert voor de afwisseling eens prachtige muziek op. Michael Cashmore zorgt op Feasting With Panthers voor de buitengewoon stemmige muziek. Deze is in een aantal songs geïnspireerd door invloeden uit de traditionele Britse folk, maar in de meeste andere songs bijna klassiek van aard. Het zijn klanken die Marc Almond alle ruimte geven om in vocaal opzicht te imponeren en dat doet hij. Op Feasting With Panthers laat Marc Almond horen waarom hij lange tijd werd gerekend tot de beste zangers. De vocalen op Feasting With Panthers blijven over het algemeen keurig tussen de lijntjes en missen de stevige aangezette dramatiek uit het verleden, maar dit komt de kracht van de plaat alleen maar ten goede. Feasting With Panthers is een hele stemmige plaat die ondanks de wat zwaar aangezette muziek en vocalen ook op de achtergrond aangenaam voortkabbelt, al openbaart de magie van de samenwerking tussen Marc Almond en Michael Cashmore zich pas wanneer je de plaat met aandacht beluisterd. Feasting With Panthers laat niet alleen horen dat Marc Almond definitief terug is en nog vele jaren mee kan, maar ook dat de samenwerking tussen Marc Almond en Michael Cashmore naar veel meer smaakt. Erwin Zijleman

14 augustus 2011

Fionn Regan - 100 Acres Of Sycamore

Toen de Ierse singer-songwriter Fionn Regan begin 2010 zijn aan Nick Drake herinnerende en uiterst sobere folksongs verruilde voor behoorlijk stevige rocksongs, reageerden zowel de fans als de critici verrassend of misschien zelfs wel verbijsterend heftig. De parallel met Bob Dylan die halverwege de jaren 60 zijn akoestische gitaar verruilde voor een elektrische werd veelvuldig getrokken en in nogal wat recensies werd The Shadow Of An Empire tot de grond toe afgebroken. Nu was de tweede plaat van Fionn Regan inderdaad een totaal anders klinkende plaat dan zijn uit 2006 stammende debuut The End Of History, maar na enige gewenning hoorde ik toch vooral overeenkomsten. Fionn Regan’s nieuwe plaat, het deze week verschenen 100 Acres Of Sycamore, klinkt weer heel anders dan zijn twee voorgangers, maar toch vind ik het wederom een typische Fionn Regan plaat. Een ieder die allergische reacties kreeg van Regan’s stevige rocksongs kan opgelucht adem halen. Op 100 Acres Of Sycamore kiest Fionn Regan weer voor uiterst ingetogen songs, al klinken ze totaal anders dan die op The End Of History. Dat ligt vooral aan de instrumentatie die verre van sober is. 100 Acres Of Sycamore biedt pniet alleen ruimte aan de akoestische gitaar, maar bevat ook opvallende bedragen van piano en een flinke bak strijkers. Deze strijkers pakken af en toe flink uit, waardoor de muziek van Fionn Regan me meer dan eens doet denken aan de platen die Rufus Wainwright maakte voordat hij een jurk van Judy Garland aantrok en zich compleet verloor in bombast. Ook Jeff Buckley’s Grace is zo nu en dan relevant vergelijkingsmateriaal, al blijft de muziek van Fionn Regan ondanks de af en toe opvallend volle instrumentatie veelkleurig maar uiterst sober. Vergeleken met zijn vorige twee platen heeft Fionn Regan een enorme sprong gemaakt als songwriter. Alle songs op 100 Acres Of Sycamore zitten vol verrassende wendingen en maken een diepe indruk. De derde cd van Fionn Regan is niet alleen in muzikaal en compositorisch opzicht een opzienbarende plaat, maar valt ook op door geweldige zang. De stem van Fionn Regan heeft aan kracht en veelkleurigheid gewonnen en geeft alle songs op 100 Acres Of Sycamore iets speciaals. Ik was best onder de indruk van de vorige twee platen van de Ierse singer-songwriter, maar 100 Acres Of Sycamore is tien klassen beter. Fionn Regan werd begin vorig jaar nog verguisd, maar kan nu alleen maar worden onthaald als maker van één van de mooiste platen van het jaar.100 Acres Of Sycamore is bijzonder indrukwekkend en wonderschoon. Wereldplaat! Erwin Zijleman

12 augustus 2011

Robert Ellis - Photographs

Robert Ellis is een Texaanse singer-songwriter die jarenlang alleen bekend was vanwege indrukwekkende liveoptredens in zijn eigen staat en een in eigen beheer uitgebracht debuutalbum. Wanneer je naar zijn officiële debuut Photographs luistert vraag je je af waarom het zo lang geduurd heeft voor de Texaan werd opgepikt door een platenlabel (in dit geval het kwaliteitslabel New West Recordings). Met Photographs heeft Robert Ellis immers een singer-songwriter plaat van grote klasse afgeleverd. Photographs opent met een aantal uiterst sobere folksongs. Het zijn songs die net zo makkelijk 40 jaar geleden gemaakt hadden kunnen worden en het moeten doen met sober getokkel op de akoestische gitaar, hier en daar wat strijkers en het bijzonder aangename stemgeluid van Robert Ellis. Het zijn songs die vooral doen denken aan die van de door Robert Ellis zeer bewonderde Townes van Zandt. Robert Ellis is zeker niet de eerste die zich laat inspireren door het werk van Townes van Zandt, maar verwerkt de invloeden van zijn beroemde staatgenoot op verdienstelijke wijze. Hoewel ook Robert Ellis niet vies is van een flinke dosis melancholie, klinken zijn songs opgewekter en lichter dan die van Townes van Zandt, zeker wanneer Robbert Ellis ook een vleugje pop in zijn songs verwerkt en raakt aan de muziek van vergeten 70s singer-songwriters als Don McLean en Jim Croce. Het tweede deel van de plaat voert het tempo wat op. Invloeden uit de folk worden verruild voor invloeden uit de country, de instrumentatie wordt net wat voller met pedal steel en piano en Townes van Zandt, Jim Croce en Don McLean maken plaats voor Willie Nelson en Gram Parsons. Persoonlijk vind ik de folky songs aan het begin van de plaat net wat sterker dan de country songs aan het eind, maar beiden weten zeer te overtuigen. Photographs is een plaat vol nostalgisch aandoende muziek van een enorme schoonheid. Direct bij eerste beluistering was ik verkocht en vele luisterbeurten later vind ik Photographs nog net zo mooi of zelfs mooier. Robert Ellis opereert in een genre waarin de concurrentie uit zowel het verleden als het heden moordend is, maar houdt zich met Photographs op bijzonder indrukwekkende wijze staande. Augustus is tot dusver de maand van de wonderschone rootsplaten, maar Photographs van Robert Ellis is wat mij betreft de mooiste van het stel. Wat een prachtplaat! Erwin Zijleman

11 augustus 2011

Colbie Caillat - All Of You

Coco, het vier jaar geleden verschenen debuut van de Amerikaanse singer-songwriter Colbie Caillat, was een zwoele en honingzoete plaat vol radiovriendelijke en typisch Amerikaanse popliedjes. Op zich helemaal niets bijzonders, maar op één of andere manier kon ik de plaat maar moeilijk weerstaan. Dat lag heel anders voor de twee jaar geleden verschenen opvolger Breakthrough, die het ene oor in ging en het andere oor uit. Na deze flinke zeperd had ik Colbie Caillat al geschaard onder de eendagsvliegen, maar met haar derde plaat, het onlangs verschenen All Of You, laat de Amerikaanse horen dat ik wat te voorbarig was. Waar Colbie Caillat op Breakthrough voornamelijk grossierde in aalgladde maar behoorlijk zouteloze pop, heeft ze haar songs op All Of You weer helemaal op smaak. Liefhebbers van popmuziek met een ruw randje hebben helemaal niets te zoeken op All Of You, want de producers die Colbie Caillat dit keer heeft ingeschakeld hebben iedere oneffenheid zorgvuldig weggevijld. All Of You is een plaat die weliswaar klinkt als een plaat vol onbevangen singer-songwriter liedjes, maar ondertussen is over ieder detail nagedacht. All Of You is hierdoor een plaat waar je tegen moet kunnen, maar als je er tegen kan valt er op de derde van Colbie Caillat verschrikkelijk veel te genieten. Zodra de eerste noten van All Of You uit de speakers of uit de oordopjes komen is het zomer en dit blijft zo tot de laatste noten weg ebben. Net als op Coco weet Colbie Caillat te verleiden met haar zwoele stem en haar organisch klinkende songs. Het zijn songs die je na één keer horen meer kunt zingen en die grotendeels inwisselbaar zijn met de hits van alle vrouwelijke singer-songwriters die haar de afgelopen jaren voor gingen in de Amerikaanse hitlijsten, maar op één of andere manier heeft Colbie Caillat iets onweerstaanbaars. Iedere keer als ik All Of You hoor ben ik meteen vrolijk en verlang ik niet alleen naar ijskoude biertjes op het strand, maar proef ik ze ook bijna. All Of You mag grotendeels bedacht zijn door de beste hitmakers die momenteel in de Verenigde Staten rondlopen, maar als Colbie Caillat zingt dat ze van me houdt geloof ik haar. Als ik luister naar All Of You hou ik ook van Colbie Caillat en deze liefde wordt vooralsnog alleen maar sterker. Ik weet dat het een zomerliefde is die opeens voorbij zal zijn, maar voorlopig geniet ik er met volle teugen van. Erwin Zijleman

10 augustus 2011

Little Dragon - Ritual Union

Het Zweedse Little Dragon maakte de afgelopen jaren twee prima platen met avontuurlijke elektronische popmuziek, waarvan vooral het in 2009 uitgebrachte Machine Dreams veel indruk maakte. Gezien het eigenzinnige karakter van haar muziek was Little Dragon tot dusver een band voor de fijnproevers, maar met haar derde cd, Ritual Union, hengelt Little Dragon nadrukkelijk naar een groter publiek. Vergeleken met Machine Dreams flirt Ritual Union nadrukkelijk met de dansvloer, al maakt de band zeker geen muziek die grote mensenmassa’s in beweging zal krijgen. De muziek van Little Dragon is ook op Ritual Union behoorlijk eigenzinnig gebleven. Dat zal het verkrijgen van wereldfaam waarschijnlijk wel wat in de weg zitten, maar het maakt muziek van de Zweedse band wel zo interessant. Het boegbeeld van Little Dragon is de van oorsprong Japanse zangeres Yukimi Nagano, die met haar prima vocalen het geluid van Little Dragon voor een belangrijk deel bepaalt. De vocalen van Yukimi Nagano worden door haar Zweedse collega’s voorzien van over het algemeen niet heel erg dominante elektronische klanken. In een aantal gevallen volstaan dubstep achtige ritmes, in andere gevallen pakt Little Dragon uit met 80s synthpop of funky bliepjes waar Prince in de vroege jaren 80 ook niet vies van was. Als ik de muziek van Little Dragon moet vergelijken met die van andere bands, kom ik in eerste instantie uit bij Moloko, al heeft Little Dragon ook wel wat van Saint Etienne, Morcheeba, Portishead en Lamb. Het zijn overigens stuk voor stuk vergelijkingen die niet heel lang stand houden, want Little Dragon klinkt uiteindelijk toch behoorlijk uniek. Ritual Union bevat vooral lome tracks, waarvan de meeste een wat vervreemdend karakter hebben. Ritual Union is misschien toegankelijker dan zijn voorgangers, maar het blijft bij vlagen toch behoorlijk experimentele kost. Ritual Union is een plaat die bij mij in eerste instantie vooral de fantasie prikkelde. Lang wist ik niet zo goed of ik de muziek van Little Dragon nou mooi moest vinden of niet, maar intrigerend vond ik het zeker. Ritual Union blijkt uiteindelijk een plaat waarin je je volledig onder moet dompelen. Dan pas vormen de op het eerste gehoor eenvoudige bliepjes een fascinerend geheel, waarin de fraaie vocalen van Yukimi Nagano alleen maar versterkt worden. Ritual Union heeft dan een bijna bedwelmend effect en blijkt de perfecte plaat om alles om je heen even te vergeten. Little Dragon is er wederom in geslaagd om betoverend mooie dromerige popmuziek te maken. Of ze er wereldberoemd mee worden betwijfel ik, al verdienen ze het met deze prima plaat eigenlijk wel. Erwin Zijleman

09 augustus 2011

John Hiatt - Dirty Jeans And Mudslide Hymns

Rootsmuzikanten komen dit jaar wat eerder uit hun zomerslaap dan de meeste andere muzikanten. Waar het aantal nieuwe releases nog altijd beperkt is, duikt immers wel de ene na de andere mooie rootsplaat op. Hieronder Dirty Jeans And Mudslide Hymns; als ik goed geteld heb al weer de 20e studioplaat van John Hiatt. John Hiatt draait inmiddels al bijna 40 jaar mee en heeft in al die jaren een bijzonder fraai oeuvre opgebouwd. Hiatt kwam wat langzaam op gang in de jaren 70, schudde in de jaren 80 het ene na het andere meesterwerk uit zijn mouw, maakte (net als bijvoorbeeld Bruce Springsteen) geen fatsoenlijke plaat in de jaren 90 en begon (wederom net als Bruce Springsteen) herboren aan het nieuwe millennium. Sinds Crossing Muddy Waters uit 2000 maakte John Hiatt nog vijf prima studioplaten, die nu worden gevolgd door het ook weer uitstekende Dirty Jeans And Mudslide Hymns. Het is bijna saai hoe constant het werk van John Hiatt de afgelopen jaren is, maar in muzikaal opzicht is ook Dirty Jeans And Mudslide Hymns gelukkig weer bijzonder opwindend. Op zijn nieuwe plaat werkt John Hiatt met producer Kevin Shirley; een producer met een hardrock en progrock verleden. Kevin Shirley heeft Dirty Jeans And Mudslide Hymns voorzien van een lekker vol geluid, maar verder is John Hiatt gelukkig John Hiatt gebleven. Ook Dirty Jeans And Mudslide Hymns is weer een plaat waarop John Hiatt bijna achteloos de ene na de andere prachtsong uit de hoge hoed tovert. De plaat opent met een track waarin de Amerikaan op indrukwekkende wijze Neil Young & The Crazy Horse naar de kroon steekt, maar hierna volgt de vertrouwde combinatie van de uit duizenden herkenbare en steeds weer hemeltergend mooie John Hiatt ballads en degelijke rootrock songs met invloeden uit de folk, blues en country. Dirty Jeans And Mudslide Hymns klinkt met name door de vol klinkende productie van Kevin Shirley wat minder sober dan laatste paar platen van John Hiatt en dat bevalt me wel. Snarenwonder Doug Lancio krijgt net wat meer ruimte dan voorheen en benut deze optimaal met prachtig gitaarwerk en hoogstandjes op diverse andere snareninstrumenten. De tand des tijd begint zo langzamerhand vat te krijgen op de schuurpapieren strot van John Hiatt, maar wat mij betreft gaat hij alleen maar beter zingen. Net als de al twee maal genoemde Bruce Springsteen, is John Hiatt een meester in het schrijven van songs waarin op zich geen opzienbarende dingen gebeuren, maar die uiteindelijk toch net wat beter blijken dan die van de concurrentie. Dirty Jeans And Mudslide Hymns staat vol met dit soort songs, waaronder een aantal die kunnen worden geschaard onder het beste dat John Hiatt tot dusver heeft gemaakt. John Hiatt wordt volgend jaar 60, maar steekt in muzikaal opzicht in de vorm van zijn leven. Dirty Jeans And Mudslide Hymns is de zoveelste parel in het oeuvre van één van de grootheden uit de geschiedenis van de rootsmuziek. Verplichte kost voor de liefhebber. Erwin Zijleman

08 augustus 2011

Bocephus KIng - Willie Dixon God Damn!

Bocephus King is het alter ego van de Canadese muzikant J.L. Perry. Aan het eind van de jaren 90 en het begin van de jaren 00 maakte hij een aantal platen die het volgens de overlevering vooral in Nederland en Italië goed deden. Desondanks zijn de platen mij volledig ontgaan, waardoor de boodschap dat het na een aantal jaren stilte uitgebrachte Willie Dixon God Damn! wel eens een van de betere rootsplaten van 2011 zou kunnen zijn vooral met de nodige scepsis werd ontvangen. Het is scepsis die heel snel plaats maakte voor diepe bewondering, want wat is Willie Dixon God Damn! een goede plaat. Bocephus King opent zijn eerste plaat in zeven jaar met een op het eerste gehoor nonchalant deuntje, maar het is een deuntje dat vervolgens niet meer uit je hoofd te krijgen is. Het is iets wat geldt voor veel songs op Willie Dixon God Damn!. Het zijn lekker in het gehoor liggende songs die binnen een bijzonder breed spectrum van de Amerikaanse rootsmuziek uit de voeten kunnen. Hier en daar hoor je duidelijk invloeden van Bruce Springsteen en zijn E-Street Band, maar in de wat stevigere rocksongs schuift Bocephus King ook moeiteloos op in de richting van Kings Of Leon. Hiertegenover staan meer ingetogen songs die geen geheim maken van bewondering voor het werk van Bob Dylan, J.J. Cale en vooral Ry Cooder. Ondanks de duidelijk herkenbare invloeden klinkt de muziek van Bocephus King anders dan die van alle genoemde inspiratiebronnen. De meeste songs op Willie Dixon God Damn! doen zwoel aan en doen hier en daar bovendien vermoeden dat Daniel Lanois achter de knoppen van de mengtafel zal (wat overigens niet zo is). Bocephus King vermengt op Willie Dixon God Damn! op uiterst knappe en opvallende wijze allerlei stijlen in songs die opvallen door de bijzondere ritmes en de steeds weer anders klinkende vocalen. Het stemgeluid van Bocephus King is net zo gevarieerd als het stijlenpalet op Willie Dixon God Damn!. In de wat stoerdere rocksongs hoor je bijna Billy Idol Eyes Without A Face zingen, maar ook een jonge Springsteen, Willy Deville, de al eerder genoemde Daniel Lanois en David Hidalgo (Los Lobos) schuiven voorbij. Het is een stem die prima past bij de vaak wat ongrijpbare, maar tegelijkertijd ook bijzonder pakkende songs van Bocephus King. J.L. Perry vertelt op Willie Dixon God Damn! prachtige verhalen waarin je steeds weer nieuwe dingen ontdekt. In een aantal songs wordt de spanning verhoogd door een ijzige viool, Afrikaanse ritmes of toegevoegde achtergrondgeluiden, maar de meeste songs moeten het hebben van hun eenvoud en pure emotie. Of ik wat gemist heb aan de eerdere platen van Bocephus King moet ik nog uitzoeken, maar Willie Dixon God Damn! is een waar meesterwerk. Waar de meeste rootsmuzikanten keurig binnen de lijntjes kleuren, maakt Bocephus King er een zwierige kliederboel van. Het is even wennen, maar ach wat is het uiteindelijk mooi. Erwin Zijleman

07 augustus 2011

Portugal. The Man - In The Mountain In The Cloud

Bijna geruisloos is vorige maand In The Mountain In The Cloud, de zesde cd van Portugal. The Man verschenen. De vorige vijf platen van de band uit Wasilla, Alaska, haalden het wereldnieuws ook niet, maar met name de laatste drie waren van een bijzonder hoog niveau en schaarden de band onder de smaakmakers van de alternatieve psychedelische popmuziek. Het zijn platen die nu stuk voor stuk worden overtroffen door het prachtige In The Mountain In The Cloud. Portugal. The Man, dat inmiddels al een aantal jaren vanuit het wat minder desolate Portland opereert, heeft de kleine labels inmiddels verruild voor het roemruchte Atlantic en zal haar nieuwe werkgever met In The Mountain In The Cloud waarschijnlijk niet teleur stellen. Vergeleken met zijn voorgangers is de zesde cd van Portugal. The Man een hele toegankelijke plaat met aanstekelijke psychedelische popmuziek. De muziek van Portugal. The Man ligt in het verlengde van die van bands als Mercury Rev, Grandaddy en The Flaming Lips, maar slaat op In The Mountain In The Cloud ook een brug met de glamrock uit de vroege jaren 70, met de muziek van David Bowie en met de muziek van bands als Scissor Sisters en MGMT. In The Mountain In The Cloud is een plaat vol grootste popsongs. Het zijn vaak wat theatrale songs die hoorbaar zijn beïnvloedt door de muziek die David Bowie en Marc Bolan aan het begin van de jaren 70 maakten, waarna de met glamrock doordrenkte songs zijn overgoten met een modern psychedelisch sausje. Waar ik de muziek van Portugal. The Man in het verleden na verloop van tijd wel wat langdradig vond, is In The Mountain In The Cloud op het eerste gehoor een lichtvoetige plaat met honingzoete melodieën, aanstekelijke refreinen, prachtige gitaarloopjes, een dikke laag synths en als smaakmaker opvallende falsetvocalen, die de hoogtijdagen van de Bee Gees doen herleven. Vergis je echter niet. Portugal. The Man is op In The Mountain In The Cloud niet gezwicht voor de commercie en maakt nog altijd muziek die overloopt van spanning en avontuur. In The Mountain In The Cloud is een plaat die direct een verpletterende indruk maakt, maar vervolgens wordt de zesde van Portugal. The Man alleen maar beter en interessanter. Portugal. The Man stond de afgelopen jaren in de schaduw van de grotere bands in dit genre, maar steekt al deze bands met het imponerende In The Mountain In The Cloud naar de kroon. De zomer laat het dit jaar helaas weg afweten, maar met deze dromerige plaat maken alle donkere wolken plaats voor een aangenaam zonnetje. Een enorme sprong voorwaarts voor Portugal. The Man; een waar genot voor de luisteraar. Erwin Zijleman

05 augustus 2011

William Elliott Whitmore - Field Songs

De Amerikaanse singer-songwriter William Elliott Whitmore maakt inmiddels een jaar of acht platen die allemaal ongeveer hetzelfde klinken, maar ook allemaal een onuitwisbare indruk maken. Dit geldt ook weer voor zijn nieuwe plaat Field Songs. Field Songs is een uiterst sobere plaat waarop Elliott Whitmore zich alleen laat bijstaan door een akoestische gitaar of een banjo en hier een daar een bassdrum. Hierbij komt uiteraard de doorleefde stem van William Elliott Whitmore, die nog altijd klinkt als een oude bluesman of een stokoude predikant uit het diepe Zuiden van de Verenigde Staten. Het zijn minimale middelen die William Elliott Whitmore gebruikt op Field Songs, maar het effect is maximaal. Field Songs is een behoorlijk persoonlijke plaat, maar William Elliott Whitmore schuwt dit keer ook de politieke protestsongs niet. Field Songs staat vol met songs die je bij de strot grijpen en zorgen voor een dikke laag kippenvel. De fluitende vogeltjes en zoemende krekels die aan de mix zijn toegevoegd suggereren misschien dat William Elliott Whitmore doodnormale plattelandsmuziek maakt, maar dat is zeker niet het geval. Field Songs is een plaat waarover op zich niet zoveel te vertellen valt. De songs van William Elliott Whitmore zijn op zich eenvoudig. Het zijn songs van het platteland van de Verenigde Staten waarin invloeden uit de country, gospel en vooral folk en blues zijn verwerkt. William Elliott Whitmore vertolkt deze songs echter met zoveel gevoel en passie dat je alleen maar diep onder de indruk kunt zijn van deze plaat. Field Songs is zo’n plaat waarvoor je direct bij eerste beluistering al als een blok valt, maar de ware kracht van de songs van William Elliott Whitmore ontdek je pas wanneer je Field Songs vele malen hebt gehoord. Field Songs is het meesterwerk dat Bruce Springsteen voor de afwisseling eens niet heeft gemaakt dit jaar. Het is een plaat waarop eenvoud regeert, maar de uitwerking van de plaat is diep en veelkleurig. De beste plaat van William Elliott Whitmore tot dusver en dat zegt veel. Heel veel. Erwin Zijleman

04 augustus 2011

Jonathan Wilson - Gentle Spirit

De Amerikaanse singer-songwriter Jonathan Wilson maakt in interviews geen geheim van zijn bewondering voor de muziek die aan het begin van de jaren 70 in de Laurel Canyon bij Los Angeles werd gemaakt (overigens prachtig beschreven in het boek Hotel California van Barney Hoskyns). Het is muziek die ook nadrukkelijk doorklinkt op zijn officiële debuut Gentle Spirit, dat zo lijkt weggelopen uit vervlogen tijden. In de tweede helft van de jaren 90 probeerde Jonathan Wilson het ook al eens met zijn muziek, maar de plaat (Frankie Ray) die hij toen maakte zou nooit worden uitgebracht. Wilson ging vervolgens aan de slag als producer en was hiermee wel succesvol. Jonathan Wilson werkte met onder andere Chris Robinson (The Black Crowes), Andy Cabic (Vetiver) en Will Oldham en stond op het podium met grootheden als Jackson Browne, Robbie Robertson en recent nog Elvis Costello en Erykah Badu. Flink wat muzikale vrienden geven acte de présence op Wilson’s officiële debuut Gentle Spirit, maar desondanks is het een betrekkelijk ingetogen plaat zonder al te veel opsmuk geworden. Jonathan Wilson verzamelde de afgelopen jaren flink wat apparatuur die aan het eind van de jaren 60 en het begin van de jaren 70 in de Laurel Canyon werd gebruikt en doet op zijn debuut een poging om het geluid uit de hoogtijdagen van de singer-songwriter muziek te reproduceren. Daar slaagt hij uitstekend in. Gentle Spirit laat zich beluisteren als een vergeten parel uit de geschiedenis van de popmuziek en staat vol met psychedelische singer-songwriter muziek van hoog niveau. Jonathan Wilson heeft een voorkeur voor lange songs. Flink wat songs op Gentle Spirit duren langer dan zes minuten (één zelfs langer dan 10 minuten) en het merendeel hiervan sleept zich langzaam voort. De instrumentatie is in de meeste gevallen sober maar bedwelmend. In muzikaal opzicht raakt de muziek van Jonathan Wilson aan die van Laurel Canyon legendes als Crosby, Stills & Nash, Jackson Browne en Neil Young, maar Jonathan Wilson is ook niet vies van de psychedelica die Pink Floyd in haar beginjaren maakte en sluit bovendien moeiteloos aan bij psych-folkies als Devendra Banhart en Andy Cabic. Het levert een hypnotiserende plaat vol tijdloze psychedelische singer-songwriter muziek op. Toen Jonathan Wilson in 1977 werd geboren was de Laurel Canyon muziek niet meer dan een herinnering. Jonathan Wilson brengt deze herinnering bijna 35 jaar later op bijzonder indrukwekkende wijze tot leven. Het levert een plaat op die zomaar uit kan groeien tot de sensaties van 2011. Erwin Zijleman

02 augustus 2011

Francis International Airport - In The Woods

Bij goede popmuziek denk ik niet direct aan Oostenrijk. Wanneer ik graaf in mijn geheugen kom ik in eerste instantie niet veel verder dan Falco en Opus, tot ik me opeens het prachtige Lovetune For Vacuum van Soap & Skin herinner; een plaat die ik reken tot de beste platen van 2009. Interessante popmuziek en Oostenrijk gaan dus wel degelijk samen en dit wordt nog eens onderstreept door In The Woods van Francis International Airport. Francis International Airport maakt op In The Woods lekker vol klinkende indiepop die op van alles en nog wat lijkt, maar door de enorme berg vergelijkingsmateriaal ook volkomen uniek klinkt. Bij de eerste noten van openingstrack All Your Lines End In Me moest ik heel even denken aan de muziek van Genesis (nog met Peter Gabriel) die ik in een heel ver verleden koesterde, niet veel later hoorde ik opeens wat van Elbow, om via Coldplay uiteindelijk weer bij Genesis uit te komen. Bij iedere volgende track kwamen er alleen maar invloeden bij: The Arcade Fire, Editors, Radiohead, The National en zo kan ik nog wel even doorgaan. Net als alle bovengenoemde bands maakt Francis International Airport popmuziek die uit vele lagen bestaat. Zeker wanneer je de plaat met de koptelefoon beluistert hoor je goed hoe knap het allemaal in elkaar steekt en vooral ook hoe alles klopt. Het is meteen ook een pluim voor de voor mij onbekende producer Zebo Adam, die een waar kunststukje heeft afgeleverd; luister bijvoorbeeld maar eens naar de strijkers. Francis International Airport schuwt het bombast zeker niet, maar het is altijd functioneel bombast. Tegenover een ware wall of sound staan ook de nodige ingetogen momenten, waardoor In The Woods een plaat vol dynamiek is. Francis International Airport moet met In The Woods concurreren met een aantal hele grote bands, maar kan deze concurrentie wat mij betreft aan. De Oostenrijkers komen niet alleen op de proppen met een aantal hele goede songs, maar vullen bovendien de leegte tussen aan de ene kant Radiohead, Arcade Fire en Elbow en aan de andere kant Editors en Coldplay. De muziek van Francis International Airport is toegankelijker dan die van de eerstgenoemde bands, maar avontuurlijker en minder voor de hand liggend dan die van de laatstgenoemde bands. Zeker in combinatie met de subtiele invloeden uit de progrock (ik blijf maar invloeden uit het vroege werk van Genesis tegen komen) levert dit een eigen geluid op waar de Oostenrijkers best trots op mogen zijn. In The Woods van Francis International Airport is een spannende plaat met wonderschone songs vol avontuur en groeipotentie. Een van de leukere en betere indieplaten van het jaar komt uit Oostenrijk; het is raar maar waar. Erwin Zijleman

Francis International Airport staat op 6 oktober in de Melkweg.