Een maand of twee geleden was het heel warm in Nederland en ontdekte ik het debuut van Swimming Tapes. Een heerlijk gitaaralbum zonder scherpe kantjes, maar dat is op zijn tijd wel zo lekker. De afgelopen week was het weer heel warm in Nederland en raakte ik verknocht aan het debuut van The Night Cafe. Het debuut van de band, 0151, is een album dat opvalt door prachtig ingekleurde en zeer melodieuze songs die op fraaie wijze citeren uit een aantal decennia Britse popmuziek. Het zijn songs die zich in eerste instantie niet heel erg opdringen, tot je door hebt dat de ene na de andere song van dit debuut zich voorgoed in het brein heeft genesteld en aangenaam kietelt.
Je hebt jonge gitaarbands die wild tegen de haren instrijken en je hebt jonge gitaarbands die de ruimte vullen met zonnige gitaarloopjes en verzorgde of zelfs bijna lieflijke klanken. De eerste groep gitaarbands kan over het algemeen rekenen op meer sympathie van de critici en ook ik hoor meestal liever jonge honden die tegen de stroom inroeien en zich afzetten tegen de gevestigde orde dan nieuwe bandjes die zich conformeren aan alles dat er al is.
Zo nu en dan is het echter best lekker om ook eens een gitaarplaat te horen die netjes binnen de lijnen kleurt, maar toch vermaakt. Het uit Londen afkomstige Swimming Tapes maakte een maand of twee geleden zo’n plaat (Morningside) en het is een plaat die ik omarmde toen hij op een dag waarop de thermometer de 30 graden aantikte uit de speakers kwam. Het debuut van Swimming Tapes heeft vervolgens nog meer zomerdagen ingekleurd en krijgt nu concurrentie van 0151 van The Night Cafe, overigens ook een album dat mij wist te overtuigen op een dag die in de boeken is gekomen als zeer zomers.
The Night Cafe is een band uit Liverpool die inmiddels aardig wat aandacht trekt in Engeland en al een tijdje in de gaten wordt gehouden door een deel van de Britse muziekpers. Dat is niet zo gek, want de Britse band grossiert op haar debuut in buitengewoon aangename gitaarsongs.
Het zijn gitaarsongs die opvallen door geweldige melodieën, pakkende refreinen, verslavende gitaarloopjes en lome en zonnige klanken. Het zijn ook gitaarsongs met flink wat echo’s uit de geschiedenis van de Britse popmuziek, waarbij The Night Cafe zich geen beperkingen heeft opgelegd. 0151 doet vaak denken aan popmuziek uit de jaren 80, maar flirt ook hier en daar met postpunk van een paar jaar eerder of met de mooi verzorgde gitaarmuziek zoals die vanaf de jaren 90 is gemaakt. Het doet in een aantal songs wel wat denken aan het (nog wel) interessante debuut van Coldplay, maar ik hoor ook flarden van bands als Aztec Camera, Travis en zo kan ik nog wel even door gaan, zo lang dat het nauwelijks zinvol is.
The Night Cafe maakt muziek die te snel als braaf zal worden bestempeld, maar ondertussen klinkt het allemaal bijzonder aangenaam en is iedere song op het album raak. Hier en daar klinkt het net wat steviger, maar over het algemeen is de muziek van The Night Cafe vooral te omschrijven als loom. Het is lome muziek waarin niets heel erg opvalt, al is het gitaarwerk hier en daar van een bijzondere schoonheid, maar ondertussen klopt alles in de songs van de band uit Liverpool en is het geluid van de band prachtig in balans.
In eerste instantie leek het me vooral een aardig tussendoortje voor warme dagen, maar inmiddels is 0151 van The Night Cafe toch flink doorgegroeid en begrijp ik de superlatieven die een deel van de Britse pers over heeft voor de band. Zo geliefd als Fontaine D.C. zal The Night Cafe waarschijnlijk niet worden, zeker niet bij de alternatievere muziekpers, maar het debuut van de band uit Liverpool mag er zeker zijn en groeit voorlopig nog wel even door. Erwin Zijleman