De Canadese band Swan Lake zou in de jaren 70 een supergroep zijn genoemd. De drie leden van deze band, Dan Bejar, Spencer Krug en Carey Mercer, hebben immers hun sporen in de muziek meer dan verdiend als leden van aansprekende indie-bands als Destroyer, The New Pornographers, Sunset Rubdown, Frog Eyes, Blackout Beach en Wolf Parade. Gezien de staat van dienst van de leden van de band, viel het debuut van Swan Lake, het in 2006 verschenen Beast Moans, de meeste critici nogal tegen, al vond ik het persoonlijk een erg goede plaat. Ook de nu verschenen tweede plaat van de band, Enemy Mine, bevalt me weer zeer, al maken Dan Bejar, Spencer Krug en Carey Mercer het de luisteraar niet erg makkelijk. Enemy Mine is misschien nog het best te omschrijven als de plaat die David Bowie zou hebben gemaakt als hij na Low en Heroes niet zou hebben gekozen voor een wat toegankelijkere stijl (die uiteindelijk resulteerde in Lodger), maar had gekozen voor het maken van de meest experimentele plaat uit zijn Berlijnse trilogie. Enemy Mine is een nogal bombastische plaat die bij menigeen zwaar op de maag zal liggen. Na even doorbijten blijkt echter dat er op Enemy Mine veel te genieten valt. Dan Bejar, Spencer Krug en Carey Mercer zijn meesters in het maken van lekker eigenwijze popmuziek, waarin zowel plaats is voor oorstrelende momenten als voor nogal chaotisch aandoende brijen van geluid. Het duurt hierdoor even voor alles op zijn plaats valt, maar wanneer dit eenmaal gebeurd is, laat Enemy Mine zich, nog meer dan zijn voorganger, beluisteren als een bij vlagen geniale popplaat. Een popplaat die recht doet aan de muzikale staat van dienst van de leden, maar ook laat horen dat 1+1+1 best 4 of zelfs 5 kan zijn. Erwin Zijleman