De afgelopen jaren wonnen de jonge Amerikaanse bands het op alle fronten van de jonge Britse bands, maar dit jaar is het vooralsnog spannend. Na een prima eerste slagbeurt van de Britten onder leiding van The Vaccines en The Crookes, zijn nu de Amerikanen aan slag. Met het debuut van het uit Seattle afkomstige The Head And The Heart brengen de Amerikanen direct een van hun meest veelbelovende spelers in het veld en, laat ik maar met de deur in huis vallen, wordt meteen een mokerslag uitgedeeld. Op het titelloze debuut klinkt The Head And The Heart als The Beatles die jammen met The Band en Crosby, Stills & Nash. De band uit Seattle heeft absoluut een zwak voor Beatlesque popliedjes, maar verpakt deze in zo uit de jaren 70 weggelopen countryrock en folkpop, waarna een dun eigentijds jasje zorgt voor het zo broodnodige eigen geluid. Het is moeilijk te geloven dat The Head And The Heart dit debuut ruim een jaar geleden al eens zonder veel succes (al verkocht de band nog 10.000 exemplaren) in eigen beheer uitbracht, want dit is zo’n debuut waarop eigenlijk alles klopt; iets wat het roemruchte Sub Pop label gelukkig ook zag. The Head And The Heart grossiert niet alleen in geweldige popliedjes, maar voert deze ook nog eens prachtig en gloedvol uit. In Europa wordt de muziek van de band vooral omschreven als folkpop, terwijl in de Verenigde Staten het etiket alt-country het meest wordt gebruikt om een stempel te drukken op de muziek van The Head & The Heart. Zelf hoor ik beide invloeden terug. Vanwege de folky popsongs en de bijzonder fraaie harmonieën ligt de vergelijking met de folkpop van stadgenoten Fleet Foxes voor de hand, maar de muziek van The Head & The Heart doet me misschien nog wel vaker denken aan de alt-country van The Jayhawks en vooral Whiskeytown (luister maar eens naar de man-vrouw vocalen en de vioolbijdragen), terwijl ik er ook wel wat van het eigenzinnige en eigentijdse van The Low Anthem (maar ook zeker The Avett Brothers) in terug hoor. Het debuut van The Head And The Heart is zoals gezegd een plaat waarop alles klopt, maar dat is niet het eerste dat opvalt bij beluistering van deze plaat. Bij eerste beluistering klinken de songs van The Head And The Heart vooral heel erg lekker en valt op met hoeveel passie en enthousiasme ze worden gespeeld, wat de band waarschijnlijk ook de vergelijking met Mumford & Sons heeft opgeleverd. Spin Magazine sluit haar recensie af met de bewering dat je het kampvuur bijna kunt ruiken en dat is precies zoals het is. Wanneer de nagenoeg perfecte popsongs van de band na verloop van tijd ook nog eens volstrekt onweerstaanbaar lijken en bovendien steeds nieuwe dingen laten horen en razend knap in elkaar blijken te steken, is de conclusie dat we hier te maken hebben met een bescheiden meesterwerk wat mij betreft gerechtvaardigd. Het debuut van The Head And The Heart is een ongelooflijk leuke, een ongelooflijk aangename en een ongelooflijk goede plaat. Vooralsnog een van de grootste en aangenaamste verrassingen van het al zo mooie muziekjaar 2011. Erwin Zijleman