De uit het Britse Norwich afkomstige Beth Orton is misschien niet heel productief, maar de platen die ze uitbrengt zijn zonder uitzondering interessant.
Het in 1996 verschenen Trailer Park en het uit 1999 stammende Central Reservation zijn volgens vrijwel iedereen haar beste platen, maar persoonlijk was ik ook zeer gecharmeerd van het vier jaar geleden verschenen Sugaring Season, waarop de Britse singer-songwriter de elektronica volledig leek te hebben afgezworen.
De traditioneel aandoende plaat vol sprookjesachtige songs klonk hierdoor totaal anders dan zijn voorgangers, waarop elektronica mooi combineerde met de folky songs van de Britse singer-songwriter.
Het gebrek aan elektronica op Sugaring Season wordt volledig gecompenseerd op de nieuwe plaat van Beth Orton, Kidsticks. Beth Orton omarmt de elektronica op haar nieuwe plaat immers weer vol overgave en levert met Kidsticks niet alleen haar meest elektronische maar ook haar meest experimentele plaat tot dusver af.
Ondanks mijn zwak voor Sugaring Season ben ik zeer te spreken over de nieuwe plaat van Beth Orton. Het elektronische klankentapijt op de plaat is bijzonder intrigerend en bestaat uit vele lagen. Een deel van deze lagen wordt gevormd door bijzondere ritmes en beats die het prima doen op de dansvloer, maar Kidsticks maakt ook indruk met prachtige atmosferische elektronische klankentapijten en met experimentele klanken, die wel wat doen denken aan de klanken die Robert Fripp ooit tot Frippertronics doopte.
De elektronische klanken op Kidsticks maken geen geheim van bewondering voor de baanbrekende muziek van Kraftwerk, maar hebben ook goed geluisterd naar de Franse elektronica van bijvoorbeeld Daft Punk of naar elektronica uit de jaren 80. De muzikanten op de nieuwe plaat van Beth Orton slaan hiernaast volop nieuwe wegen in, waardoor Kidsticks buitengewoon spannend en avontuurlijk klinkt.
Het past verrassend goed bij de mooie en bijzondere stem van Beth Orton, die het volle en vrij dominante geluid op Kidsticks voorziet van mooie vocalen en doet alsof ze een gewone folkplaat heeft gemaakt.
Ik ga er van uit dat Kidsticks voor veel liefhebbers van de muziek van Beth Orton in eerste instantie wat zwaar op de maag zal liggen, maar bij mij kwam de plaat onmiddellijk aan als de spreekwoordelijke mokerslag.
Ik hou van de fascinerende elektronische klanken op de plaat en ik hou nog meer van de fraaie en herkenbare vocalen van Beth Orton. De combinatie van deze twee ingrediënten is zeker geen voor de hand liggende, maar het eindresultaat klinkt wat mij betreft fantastisch. Kidsticks is bovendien een plaat die nog heel lang doorgroeit, waarbij steeds weer nieuwe dingen boven komen drijven in het rijke en veelzijdige klankentapijt.
Beth Orton heeft met Kidsticks een plaat gemaakt die niemand van haar had verwacht na het traditionele Sugaring Season. Het siert haar en het geeft haar al zo mooie carrière wederom een even fraaie als spannende impuls. Erwin Zijleman
31 mei 2016
30 mei 2016
Daniel Romano - Mosey
De Canadese muzikant Daniel Romano debuteerde aan het begin van 2013 officieel (hij maakte eerder twee platen in eigen beheer) met het in een flink cheesy hoes gestoken Come Cry With Me, waarop hij indruk maakte met een authentiek aandoend 70s country geluid.
De plaat, die terecht opdook in meerdere jaarlijstjes, kreeg nog geen jaar geleden een vervolg met het wat mij betreft nog veel betere If I've Only One Time Askin’, waarop wederom de country uit de jaren 70 de boventoon voerde, maar ook voorzichtig andere invloeden werden verkend.
Ook op zijn nieuwe plaat laat Daniel Romano zich weer nadrukkelijk beïnvloeden door muziek uit de jaren 60 en 70, maar dit keer domineren de invloeden uit de country zeker niet.
Daniel Romano liet zich voor Mosey inspireren door een breed palet aan genres en stijlen en verwerkt al deze invloeden tot popsongs die iets met je doen, of je dat nu wilt of niet. Het in mono opgenomen en grotendeels door Daniel Romano zelf volgespeelde Mosey doet vaak wat psychedelisch aan, lijkt zo weggelopen uit de jaren 60 en 70 en bestrijkt in geografisch opzicht een enorm gebied.
Daniel Romano noemde zelf een heel leger aan inspiratiebronnen voor zijn nieuwe plaat, maar de genoemde namen hoor ik lang niet allemaal terug. Ik hoor wel de grandeur van Lee Hazlewood, de weidse soundtracks van de Spaghetti soundtracks Ennio Morricone, de surfgitaren uit het zonnige Californië en de sfeer van het zwoele Parijs zoals Serge Gainsbourg deze zo perfect wist te vangen.
Daniel Romano smeedt al deze invloeden aan elkaar in een geluid waarin ook nog een beetje van Bob Dylan, wat van John Lennon en de nodige andere invloeden uit de monumentale 70s singer-songwriter pop voorbij komen.
Het levert een plaat op die net zo min van deze tijd is als de vorige twee platen van de Canadees en het is een plaat die minstens net zo veel indruk maakt als zijn twee voorgangers.
Daniel Romano balanceert op Mosey constant op het randje van kunst en kitsch, levert aan de lopende band volstrekt tijdloze en direct memorabele popsongs af en stopt zoveel avontuur en variëteit in zijn songs dat het je soms duizelt.
Mosey is in eerste instantie vooral goed voor een glimlach, maar hoe vaker je de plaat hoort hoe beter en indrukwekkender de nieuwe plaat van Daniel Romano wordt. Dat ook dit er weer een is voor de jaarlijstjes is voor mij dan ook zeker. Erwin Zijleman
De plaat, die terecht opdook in meerdere jaarlijstjes, kreeg nog geen jaar geleden een vervolg met het wat mij betreft nog veel betere If I've Only One Time Askin’, waarop wederom de country uit de jaren 70 de boventoon voerde, maar ook voorzichtig andere invloeden werden verkend.
Ook op zijn nieuwe plaat laat Daniel Romano zich weer nadrukkelijk beïnvloeden door muziek uit de jaren 60 en 70, maar dit keer domineren de invloeden uit de country zeker niet.
Daniel Romano liet zich voor Mosey inspireren door een breed palet aan genres en stijlen en verwerkt al deze invloeden tot popsongs die iets met je doen, of je dat nu wilt of niet. Het in mono opgenomen en grotendeels door Daniel Romano zelf volgespeelde Mosey doet vaak wat psychedelisch aan, lijkt zo weggelopen uit de jaren 60 en 70 en bestrijkt in geografisch opzicht een enorm gebied.
Daniel Romano noemde zelf een heel leger aan inspiratiebronnen voor zijn nieuwe plaat, maar de genoemde namen hoor ik lang niet allemaal terug. Ik hoor wel de grandeur van Lee Hazlewood, de weidse soundtracks van de Spaghetti soundtracks Ennio Morricone, de surfgitaren uit het zonnige Californië en de sfeer van het zwoele Parijs zoals Serge Gainsbourg deze zo perfect wist te vangen.
Daniel Romano smeedt al deze invloeden aan elkaar in een geluid waarin ook nog een beetje van Bob Dylan, wat van John Lennon en de nodige andere invloeden uit de monumentale 70s singer-songwriter pop voorbij komen.
Het levert een plaat op die net zo min van deze tijd is als de vorige twee platen van de Canadees en het is een plaat die minstens net zo veel indruk maakt als zijn twee voorgangers.
Daniel Romano balanceert op Mosey constant op het randje van kunst en kitsch, levert aan de lopende band volstrekt tijdloze en direct memorabele popsongs af en stopt zoveel avontuur en variëteit in zijn songs dat het je soms duizelt.
Mosey is in eerste instantie vooral goed voor een glimlach, maar hoe vaker je de plaat hoort hoe beter en indrukwekkender de nieuwe plaat van Daniel Romano wordt. Dat ook dit er weer een is voor de jaarlijstjes is voor mij dan ook zeker. Erwin Zijleman
29 mei 2016
Fruit Bats - Absolute Loser
De uit Chicago afkomstige band Fruit Bats ken ik alleen van het in 2003 verschenen Mouthfuls, dat ik destijds vooral een hele aangename plaat vond.
Dat geldt ook weer voor het na een pauze van vijf jaar verschenen Absolute Loser. De band rond Eric D. Johnson doet op haar zesde plaat misschien geen hele opzienbarende dingen, maar wat klinkt deze plaat lekker en wat word je vrolijk van de bijzonder aangenaam voortkabbelende pop- en rock songs van de Amerikaanse band.
Fruit Bats laat zich op Absolute Loser inspireren door de folk(pop) uit de jaren 70, de singer-songwriter pop uit dezelfde periode, de alt-country uit de jaren 90 en de countryrock van een aantal decennia ervoor en verpakt al deze invloeden in songs waarvan je alleen maar een brede glimlach op je gezicht kunt krijgen.
De opgewekte popsongs van Fruit Bats strijken geen moment tegen de haren in, strooien driftig met zonnestralen, klinken volstrekt tijdloos en hebben ook allemaal direct iets memorabele.
Fruit Bats doet in muzikaal opzicht misschien geen hele verassende of vernieuwende dingen, maar de songs op de plaat zijn van hoog niveau en doen niet onder voor die van de vele voorbeelden van de band.
Die voorbeelden zijn er in overvloed. Fruit Bats heeft een zwak voor mooi verzorgde en licht psychedelische folkrock zoals Love die maakte, sluit aan bij de grote platen van alt-country pioniers als The Jayhawks maar ook bij countryrock bands als The Flying Burrito Brothers en komt zo nu en dan op de proppen met songs die McCartney gemaakt zou kunnen hebben gedurende de jaren 70. Hiermee zijn we er nog niet, want Absolute Loser klinkt 10 songs lang als een omgevallen platenkast, waarin ook ruimte is voor net wat stevigere en net wat zweverigere songs.
Wat voor de songs geldt, geldt ook voor de instrumentatie en de zang op de plaat. Alles klinkt even mooi verzorgd en alles is even trefzeker. Natuurlijk kan ik vol blijven houden dat Fruit Bats geen hele bijzondere dingen doet op haar zesde plaat, maar dat doet de band uit Chicago natuurlijk wel.
Absolute Loser is immers niet alleen een ijzersterke en onweerstaanbare feelgood plaat, maar het is ook nog eens een heel knap gemaakte plaat. Mouthfuls heb ik uiteindelijk heel vaak gedraaid. Dat zal voor Absolute Loser niet anders zijn. Heerlijk. Erwin Zijleman
Dat geldt ook weer voor het na een pauze van vijf jaar verschenen Absolute Loser. De band rond Eric D. Johnson doet op haar zesde plaat misschien geen hele opzienbarende dingen, maar wat klinkt deze plaat lekker en wat word je vrolijk van de bijzonder aangenaam voortkabbelende pop- en rock songs van de Amerikaanse band.
Fruit Bats laat zich op Absolute Loser inspireren door de folk(pop) uit de jaren 70, de singer-songwriter pop uit dezelfde periode, de alt-country uit de jaren 90 en de countryrock van een aantal decennia ervoor en verpakt al deze invloeden in songs waarvan je alleen maar een brede glimlach op je gezicht kunt krijgen.
De opgewekte popsongs van Fruit Bats strijken geen moment tegen de haren in, strooien driftig met zonnestralen, klinken volstrekt tijdloos en hebben ook allemaal direct iets memorabele.
Fruit Bats doet in muzikaal opzicht misschien geen hele verassende of vernieuwende dingen, maar de songs op de plaat zijn van hoog niveau en doen niet onder voor die van de vele voorbeelden van de band.
Die voorbeelden zijn er in overvloed. Fruit Bats heeft een zwak voor mooi verzorgde en licht psychedelische folkrock zoals Love die maakte, sluit aan bij de grote platen van alt-country pioniers als The Jayhawks maar ook bij countryrock bands als The Flying Burrito Brothers en komt zo nu en dan op de proppen met songs die McCartney gemaakt zou kunnen hebben gedurende de jaren 70. Hiermee zijn we er nog niet, want Absolute Loser klinkt 10 songs lang als een omgevallen platenkast, waarin ook ruimte is voor net wat stevigere en net wat zweverigere songs.
Wat voor de songs geldt, geldt ook voor de instrumentatie en de zang op de plaat. Alles klinkt even mooi verzorgd en alles is even trefzeker. Natuurlijk kan ik vol blijven houden dat Fruit Bats geen hele bijzondere dingen doet op haar zesde plaat, maar dat doet de band uit Chicago natuurlijk wel.
Absolute Loser is immers niet alleen een ijzersterke en onweerstaanbare feelgood plaat, maar het is ook nog eens een heel knap gemaakte plaat. Mouthfuls heb ik uiteindelijk heel vaak gedraaid. Dat zal voor Absolute Loser niet anders zijn. Heerlijk. Erwin Zijleman
28 mei 2016
Case Yonkhear - Echoes
Precies drie jaar geleden maakte ik voor het eerst kennis met de muziek van Case Yonkhear. Het was een kennismaking die naar veel meer smaakte.
Op het in New York opgenomen Off The Grid verraste het alter-ego van Kees Jonkheer (!) met tijdloze popmuziek, die volop herinnerde aan de jaren 70, maar ook flink wat associaties opriep met de beste en door mij vurig gekoesterde platen van Ben Folds (Five).
Drie jaar later is Kees Jonkheer, of eigenlijk Case Yonkhear, terug met een nieuwe plaat en ook Echoes is weer een hele overtuigende plaat geworden.
Ook de nieuwe plaat werd weer opgenomen in New York, waar een aantal Amerikaanse muzikanten aanschoof. Echoes ligt deels in het verlengde van Off The Grid, maar biedt ook volop ruimte aan nieuwe ideeën.
Net als op de vorige plaat haalt Case Yonkhear een deel van de inspiratie uit de popmuziek uit de jaren 70, waarbij zoveel invloeden worden gebruikt dat het noemen van inspiratiebronnen zinloos is. Echoes bevat daarnaast ook weer een aantal tracks die herinneren aan de tijdloze popliedjes die Ben Folds in de jaren 90 maakte.
Tot zover niets nieuws onder de zon, maar op Echoes citeert Case Yonkhear ook meer dan op de vorige plaat uit de jaren 80. In de wat elektronischer klinkende songs doet Echoes me zowel vanwege de instrumentatie als door de mooie vocalen wel wat denken aan de betere songs van The Human League (iedereens die alleen de singles kent moet de platen van de band uit Sheffield er maar eens bij pakken), maar er klinken meer echo’s door vanuit de jaren 80.
Echoes is hierdoor nog net was afwisselender dan zijn al behoorlijk gevarieerde voorganger en loopt als je het mij vraagt over van de goede ideeën. Bij beluistering van Echoes heb je het idee dat je de meeste songs al jaren kent en dat is een compliment. Wanneer je goed luistert hoor je dat Case Yonkhear zijn songs op bijzonder knappe wijze in elkaar heeft geknutseld, waardoor de plaat ook na vele keren horen blijft boeien en intrigeren. En dat bijna een uur lang.
De ene keer doet Echoes dit met voorzichtig weemoedige songs, de volgende keer met uitbundige songs die de zon uitbundig laten schijnen. Het is dan ook doodzonde dat de muziek van Case Yonkhear vooralsnog zo weinig aandacht trekt. Veel beter hebben we echt niet in Nederland. Erwin Zijleman
Echoes van Case Yonkhear ligt vanaf 15 juni in de platenzaak. Tot die tijd ben je aangewezen op een digitale versie (zie de link hieronder) of probeer het even via het contactformulier op de website (http://www.caseyonkhear.com/contact.html).
Op het in New York opgenomen Off The Grid verraste het alter-ego van Kees Jonkheer (!) met tijdloze popmuziek, die volop herinnerde aan de jaren 70, maar ook flink wat associaties opriep met de beste en door mij vurig gekoesterde platen van Ben Folds (Five).
Drie jaar later is Kees Jonkheer, of eigenlijk Case Yonkhear, terug met een nieuwe plaat en ook Echoes is weer een hele overtuigende plaat geworden.
Ook de nieuwe plaat werd weer opgenomen in New York, waar een aantal Amerikaanse muzikanten aanschoof. Echoes ligt deels in het verlengde van Off The Grid, maar biedt ook volop ruimte aan nieuwe ideeën.
Net als op de vorige plaat haalt Case Yonkhear een deel van de inspiratie uit de popmuziek uit de jaren 70, waarbij zoveel invloeden worden gebruikt dat het noemen van inspiratiebronnen zinloos is. Echoes bevat daarnaast ook weer een aantal tracks die herinneren aan de tijdloze popliedjes die Ben Folds in de jaren 90 maakte.
Tot zover niets nieuws onder de zon, maar op Echoes citeert Case Yonkhear ook meer dan op de vorige plaat uit de jaren 80. In de wat elektronischer klinkende songs doet Echoes me zowel vanwege de instrumentatie als door de mooie vocalen wel wat denken aan de betere songs van The Human League (iedereens die alleen de singles kent moet de platen van de band uit Sheffield er maar eens bij pakken), maar er klinken meer echo’s door vanuit de jaren 80.
Echoes is hierdoor nog net was afwisselender dan zijn al behoorlijk gevarieerde voorganger en loopt als je het mij vraagt over van de goede ideeën. Bij beluistering van Echoes heb je het idee dat je de meeste songs al jaren kent en dat is een compliment. Wanneer je goed luistert hoor je dat Case Yonkhear zijn songs op bijzonder knappe wijze in elkaar heeft geknutseld, waardoor de plaat ook na vele keren horen blijft boeien en intrigeren. En dat bijna een uur lang.
De ene keer doet Echoes dit met voorzichtig weemoedige songs, de volgende keer met uitbundige songs die de zon uitbundig laten schijnen. Het is dan ook doodzonde dat de muziek van Case Yonkhear vooralsnog zo weinig aandacht trekt. Veel beter hebben we echt niet in Nederland. Erwin Zijleman
Echoes van Case Yonkhear ligt vanaf 15 juni in de platenzaak. Tot die tijd ben je aangewezen op een digitale versie (zie de link hieronder) of probeer het even via het contactformulier op de website (http://www.caseyonkhear.com/contact.html).
27 mei 2016
Car Seat Headrest - Teens Of Denial
Er wordt momenteel heel erg druk gedaan over Teens Of Denial van de Amerikaanse band Car Seat Headrest.
Na beluistering van de plaat kan ik alleen maar concluderen dat dit volkomen terecht is en dat zelfs aanprijzingen als ‘de gitaarplaat van het jaar’ niet heel erg overdreven zijn (al wordt de balans natuurlijk pas in december opgemaakt).
Car Seat Headrest is de band of het project van muzikant en songwriter Will Toledo uit Williamsburg, Virginia. De band bracht de afgelopen vier jaar al een dozijn (!) platen uit via haar bandcamp pagina, maar debuteerde vorig jaar met de compilatie Teens Of Style op het legendarische Matador label. Teens Of Denial is de eerste plaat met nieuw materiaal die daadwerkelijk in de winkel ligt, maar het is wat vreemd om over het debuut van de band te spreken.
Teens Of Denial van Car Seat Headrest maakt 70 minuten lang een onuitwisbare indruk met 12 songs die bol staan van de invloeden. Bij eerste beluistering van Teens Of Denial hoorde ik veel van Pavement, Pixies, Talking Heads, Guided By Voices, R.E.M., Radiohead, Television, Nirvana, Pearl Jam, Sonic Youth, Eels, The Strokes en The Cars, maar bij volgende luisterbeurten kwamen er zoveel namen bij dat vergelijken vrijwel zinloos is.
Car Seat Headrest stopt haar songs vol met invloeden uit een aantal decennia rockmuziek, maar slaagt er desondanks in om een eigen geluid te laten horen. Het is een geluid dat gruizig kan rocken of heerlijk kan rammelen, maar Will Toledo verrast ook met tijdloze popsongs, onweerstaanbare gitaarloopjes, melodieën om te zoenen, heerlijke blazers of Beach Boys achtige koortjes.
Teens Of Denial laat zich beluisteren als een ambitieuze conceptplaat over de weg naar volwassenheid van tiener Joe, maar het is net zo goed een verzameling tijdloze popsongs. In eerste instantie word je nog wat overdonderd door de veelheid aan goede ideeën of juist afgeleid door het bij vlagen erg rammelende karakter van de plaat, maar wanneer je eenmaal gewend bent aan de muziek van Car Seat Headrest overheerst de bewondering voor deze razend knappe plaat.
Teens Of Denial is een plaat die steeds weer nieuwe dingen laat horen en ook steeds meer indruk maakt. In technisch en muzikaal opzicht mankeert er van alles aan, maar wat is het een krachtig statement en wat bevat de plaat veel momenten die de muziekliefhebbers zielsgelukkig maken. Wat een geweldige plaat! Erwin Zijleman
Een fysiek exemplaar van de plaat is vooralsnog niet verkrijgbaar. Digitaal is de plaat verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://carseatheadrest.bandcamp.com/album/teens-of-denial.
Na beluistering van de plaat kan ik alleen maar concluderen dat dit volkomen terecht is en dat zelfs aanprijzingen als ‘de gitaarplaat van het jaar’ niet heel erg overdreven zijn (al wordt de balans natuurlijk pas in december opgemaakt).
Car Seat Headrest is de band of het project van muzikant en songwriter Will Toledo uit Williamsburg, Virginia. De band bracht de afgelopen vier jaar al een dozijn (!) platen uit via haar bandcamp pagina, maar debuteerde vorig jaar met de compilatie Teens Of Style op het legendarische Matador label. Teens Of Denial is de eerste plaat met nieuw materiaal die daadwerkelijk in de winkel ligt, maar het is wat vreemd om over het debuut van de band te spreken.
Teens Of Denial van Car Seat Headrest maakt 70 minuten lang een onuitwisbare indruk met 12 songs die bol staan van de invloeden. Bij eerste beluistering van Teens Of Denial hoorde ik veel van Pavement, Pixies, Talking Heads, Guided By Voices, R.E.M., Radiohead, Television, Nirvana, Pearl Jam, Sonic Youth, Eels, The Strokes en The Cars, maar bij volgende luisterbeurten kwamen er zoveel namen bij dat vergelijken vrijwel zinloos is.
Car Seat Headrest stopt haar songs vol met invloeden uit een aantal decennia rockmuziek, maar slaagt er desondanks in om een eigen geluid te laten horen. Het is een geluid dat gruizig kan rocken of heerlijk kan rammelen, maar Will Toledo verrast ook met tijdloze popsongs, onweerstaanbare gitaarloopjes, melodieën om te zoenen, heerlijke blazers of Beach Boys achtige koortjes.
Teens Of Denial laat zich beluisteren als een ambitieuze conceptplaat over de weg naar volwassenheid van tiener Joe, maar het is net zo goed een verzameling tijdloze popsongs. In eerste instantie word je nog wat overdonderd door de veelheid aan goede ideeën of juist afgeleid door het bij vlagen erg rammelende karakter van de plaat, maar wanneer je eenmaal gewend bent aan de muziek van Car Seat Headrest overheerst de bewondering voor deze razend knappe plaat.
Teens Of Denial is een plaat die steeds weer nieuwe dingen laat horen en ook steeds meer indruk maakt. In technisch en muzikaal opzicht mankeert er van alles aan, maar wat is het een krachtig statement en wat bevat de plaat veel momenten die de muziekliefhebbers zielsgelukkig maken. Wat een geweldige plaat! Erwin Zijleman
Een fysiek exemplaar van de plaat is vooralsnog niet verkrijgbaar. Digitaal is de plaat verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://carseatheadrest.bandcamp.com/album/teens-of-denial.
26 mei 2016
Marissa Nadler - Strangers
De uit Washington D.C. afkomstige maar inmiddels vanuit Boston opererende Marissa Nadler bouwt inmiddels een jaar of twaalf aan een even fraai als opvallend oeuvre.
Twee jaar geleden maakte de Amerikaanse singer-songwriter indruk met de fraaie breakup-plaat July, nu keert ze terug met het net iets luchtigere maar minstens even fraaie Strangers.
Marissa Nadler begon ooit als folkie, maar kiest tegenwoordig voor een wat bredere invalshoek. Strangers staat vol met prachtige songs en het zijn songs die wat toegankelijker klinken dan we van haar gewend zijn. Dat betekent gelukkig niet dat Marissa Nadler de strijd aan gaat met de popprinsessen van deze wereld, want ook Strangers is weer een eigenzinnige plaat van zeer hoge kwaliteit.
Strangers is voorzien van een sfeervol en atmosferisch aandoend geluid, dat meerdere kanten op kan schieten. De plaat werd net als July geproduceerd door Randall Dunn (Sunn O))), Earth, The Cave Singers) en dat is een uitstekende keuze. De mooie productie van de plaat biedt ruimte aan de folky kant van Marissa Nadler, maar geeft ook alle ruimte aan de bezwerende muziek die ze al sinds haar debuut maakt.
Door de licht zweverige instrumentatie begeven een aantal songs op de plaat zich op het terrein van Beach House, al is de instrumentatie van de muziek van Marissa Nadler subtieler en hoor ik haar stem liever. Stranger raakt echter net zo makkelijk aan de muziek van Mazzy Star of aan de intiemere songs van Lana Del Rey.
Strangers is een plaat die ik vooral met de koptelefoon erg mooi vind. Het breed uitwaaiende geluid vol strijkers, elektronica, pedaal steel en gitaren vervliegt vanuit de speakers vrij makkelijk, maar zorgt met de koptelefoon voor een fascinerende luistertrip. Het is een luistertrip die wat aan de donkere kant is, al klinkt de muziek van Marissa Nadler minder duister en beklemmend dan in het verleden.
Met July liet Marissa Nadler al horen dat ze mee kan met de betere singer-songwriters van het moment en ook Strangers is weer een plaat die makkelijk mee kan met die van de concurrentie. Dit is voor een deel de verdienste van de spannende en werkelijk wonderschone instrumentatie, maar de verleidingskracht van de vocalen van Marissa Nadler is minstens even groot. Een fraaie soundtrack voor lange en donkere avonden vol songs om steeds intenser te koesteren. Erwin Zijleman
Twee jaar geleden maakte de Amerikaanse singer-songwriter indruk met de fraaie breakup-plaat July, nu keert ze terug met het net iets luchtigere maar minstens even fraaie Strangers.
Marissa Nadler begon ooit als folkie, maar kiest tegenwoordig voor een wat bredere invalshoek. Strangers staat vol met prachtige songs en het zijn songs die wat toegankelijker klinken dan we van haar gewend zijn. Dat betekent gelukkig niet dat Marissa Nadler de strijd aan gaat met de popprinsessen van deze wereld, want ook Strangers is weer een eigenzinnige plaat van zeer hoge kwaliteit.
Strangers is voorzien van een sfeervol en atmosferisch aandoend geluid, dat meerdere kanten op kan schieten. De plaat werd net als July geproduceerd door Randall Dunn (Sunn O))), Earth, The Cave Singers) en dat is een uitstekende keuze. De mooie productie van de plaat biedt ruimte aan de folky kant van Marissa Nadler, maar geeft ook alle ruimte aan de bezwerende muziek die ze al sinds haar debuut maakt.
Door de licht zweverige instrumentatie begeven een aantal songs op de plaat zich op het terrein van Beach House, al is de instrumentatie van de muziek van Marissa Nadler subtieler en hoor ik haar stem liever. Stranger raakt echter net zo makkelijk aan de muziek van Mazzy Star of aan de intiemere songs van Lana Del Rey.
Strangers is een plaat die ik vooral met de koptelefoon erg mooi vind. Het breed uitwaaiende geluid vol strijkers, elektronica, pedaal steel en gitaren vervliegt vanuit de speakers vrij makkelijk, maar zorgt met de koptelefoon voor een fascinerende luistertrip. Het is een luistertrip die wat aan de donkere kant is, al klinkt de muziek van Marissa Nadler minder duister en beklemmend dan in het verleden.
Met July liet Marissa Nadler al horen dat ze mee kan met de betere singer-songwriters van het moment en ook Strangers is weer een plaat die makkelijk mee kan met die van de concurrentie. Dit is voor een deel de verdienste van de spannende en werkelijk wonderschone instrumentatie, maar de verleidingskracht van de vocalen van Marissa Nadler is minstens even groot. Een fraaie soundtrack voor lange en donkere avonden vol songs om steeds intenser te koesteren. Erwin Zijleman
25 mei 2016
Edward Sharpe & The Magnetic Zeros - Person A
Edward Sharpe & The Magnetic Zeros is een band uit Los Angeles die in 2009 debuteerde en het enorme geluk (of juist de pech) had dat IKEA een song van dit debuut uitkoos voor een wereldwijde en jarenlange reclamecampagne.
Het heeft de band waarschijnlijk geen windeieren gelegd, al haakten de critici en serieuze muziekliefhebbers massaal af.
Home, want daar gaat het om, was inderdaad een nagenoeg perfect reclameliedje (en natuurlijk ook een perfect popliedje), maar de keerzijde was dat Edward Sharpe & The Magnetic Zeros alleen nog maar werden geassocieerd met IKEA en je bij iedere nieuwe plaat van de band onbewust weer de reclame kraker van weleer hoorde.
Mede daarom heb ik ook Person A, de onlangs verschenen vierde plaat van de band, snel terzijde gelegd, maar door toeval kwam de plaat toch weer onder mijn aandacht en nu viel het kwartje wel. En hoe.
Op Person A doet de band uit Los Angeles geen serieuze poging om een nieuwe Home te maken en durft het nadrukkelijk buiten de lijntjes van het toegankelijke popliedje te kleuren. Person A bevat een beperkt aantal redelijk popsongs die je mee kunt zingen, maar veel meer songs op de plaat durven flink te experimenteren en zetten je constant op het verkeerde been.
In beide typen songs grijpen Edward Sharpe & The Magnetic Zeros nadrukkelijk terug op het verleden, waarbij de jaren 60 en 70 centraal staan. Vooral invloeden uit de folk en psychedelica spelen een belangrijke rol op de nieuwe plaat van de band, maar ook invloeden van The Beatles duiken meerdere keren op, terwijl de hoge zang ook wel wat funky of soulvol klinkt.
Het is knap hoe een band die toch vooral bekend is van een zeer toegankelijk popliedje zo durft te experimenteren. Het is nog knapper hoe de band die door velen als eendagsvlieg wordt gezien zo weet te overtuigen of zelfs weet te imponeren.
Bij eerste beluistering klinkt het af en toe nog wat fragmentarisch, maar hoe vaker je Person A hoort, hoe meer de verschillende songs op de plaat samenvloeien tot een eenheid. Iedereen die de band vanwege het lichtvoetige Home uit de weg is gegaan, weet niet wat hem of haar overkomt bij beluistering van de nieuwe plaat. Person A lijkt zo weggelopen uit een heel ver verleden, al ken ik geen plaat die lijkt op de nieuwe plaat van Edward Sharpe & The Magnetic Zeros.
Natuurlijk wordt ook deze plaat weer aangeprezen als een nieuwe plaat van de band van het IKEA liedje, maar met Person A gaat IKEA geen enkel bouwpakket verkopen. Het oor strelen doet de band des te meer. Een even heerlijke als gewaagde plaat die echt alleen maar beter wordt. Erwin Zijleman
Het heeft de band waarschijnlijk geen windeieren gelegd, al haakten de critici en serieuze muziekliefhebbers massaal af.
Home, want daar gaat het om, was inderdaad een nagenoeg perfect reclameliedje (en natuurlijk ook een perfect popliedje), maar de keerzijde was dat Edward Sharpe & The Magnetic Zeros alleen nog maar werden geassocieerd met IKEA en je bij iedere nieuwe plaat van de band onbewust weer de reclame kraker van weleer hoorde.
Mede daarom heb ik ook Person A, de onlangs verschenen vierde plaat van de band, snel terzijde gelegd, maar door toeval kwam de plaat toch weer onder mijn aandacht en nu viel het kwartje wel. En hoe.
Op Person A doet de band uit Los Angeles geen serieuze poging om een nieuwe Home te maken en durft het nadrukkelijk buiten de lijntjes van het toegankelijke popliedje te kleuren. Person A bevat een beperkt aantal redelijk popsongs die je mee kunt zingen, maar veel meer songs op de plaat durven flink te experimenteren en zetten je constant op het verkeerde been.
In beide typen songs grijpen Edward Sharpe & The Magnetic Zeros nadrukkelijk terug op het verleden, waarbij de jaren 60 en 70 centraal staan. Vooral invloeden uit de folk en psychedelica spelen een belangrijke rol op de nieuwe plaat van de band, maar ook invloeden van The Beatles duiken meerdere keren op, terwijl de hoge zang ook wel wat funky of soulvol klinkt.
Het is knap hoe een band die toch vooral bekend is van een zeer toegankelijk popliedje zo durft te experimenteren. Het is nog knapper hoe de band die door velen als eendagsvlieg wordt gezien zo weet te overtuigen of zelfs weet te imponeren.
Bij eerste beluistering klinkt het af en toe nog wat fragmentarisch, maar hoe vaker je Person A hoort, hoe meer de verschillende songs op de plaat samenvloeien tot een eenheid. Iedereen die de band vanwege het lichtvoetige Home uit de weg is gegaan, weet niet wat hem of haar overkomt bij beluistering van de nieuwe plaat. Person A lijkt zo weggelopen uit een heel ver verleden, al ken ik geen plaat die lijkt op de nieuwe plaat van Edward Sharpe & The Magnetic Zeros.
Natuurlijk wordt ook deze plaat weer aangeprezen als een nieuwe plaat van de band van het IKEA liedje, maar met Person A gaat IKEA geen enkel bouwpakket verkopen. Het oor strelen doet de band des te meer. Een even heerlijke als gewaagde plaat die echt alleen maar beter wordt. Erwin Zijleman
24 mei 2016
Bob Dylan - Fallen Angels
Vandaag precies 75 jaar geleden werd in Duluth, Minnesota, Robert Allen Zimmerman geboren. De jonge Robert Zimmerman groeide op in Hibbing, Minnesota, en kon al op jonge leeftijd overweg met de gitaar en de mondharmonica.
Op de middelbare school vormde hij een rock ’n roll bandje, maar toen hij eenmaal studeerde in Minneapolis begon hij op te treden met de gitaar en de mondharmonica die hij als kind had leren bespelen.
Omdat Robert Zimmerman niet echt lekker klonk verzon hij een artiestennaam. Het is een naam die hem een paar jaar later vanuit New York wereldberoemd zou maken: Bob Dylan.
Vanaf 1962 maakt Bob Dylan platen, de eerste jaren aan de lopende band, de laatste jaren met tussenpozen van enkele jaren. Er zijn niet veel artiesten die zoveel klassiekers en onbetwiste meesterwerken op hun naam hebben staan als Bob Dylan; ik tel er minstens 15 en dan ben ik heel streng.
Vorig jaar imponeerde Bob Dylan met een geweldig concert in het Amsterdamse Carré. Opvallend, want het eveneens vorig jaar verschenen Shadows In The Night kon mij in eerste instantie helemaal niet bekoren. Mede door het indrukwekkende live optreden is de plaat, die moet worden gezien als een eerbetoon aan Frank Sinatra, me uiteindelijk toch dierbaar geworden, al blijft het bijzonder dat één van de grootste songwriters van deze tijd zich compleet overgeeft aan de songs van anderen.
De liefde voor Frank Sinatra is kennelijk nog niet bekoeld, want ook Fallen Angels moet weer worden gezien als een eerbetoon aan één van de beste zangers uit de Amerikaanse muziekgeschiedenis.
Fallen Angels sluit naadloos aan op de zowel bewierookte als verguisde voorganger, al kiest Dylan dit keer voor net wat luchtigere songs. Het blijft bijzonder om Bob Dylan in de voetsporen van Ol' Blue Eyes te horen treden, maar de gewenning komt dit keer sneller dan een jaar geleden. Ik hoor Dylan nog altijd het liefst zijn eigen songs vertolken, maar het blijft mooi om te horen met hoeveel liefde en bewondering Bob Dylan de songs die ooit werden vertolkt door Frank Sinatra aanpakt.
Bob Dylan staat ondanks zijn enorme staat van dienst niet bekend als groot zanger, maar in de songs op Fallen Angels klinkt zijn stem verrassend mooi en soepel. Dylan heeft niet de gouden keel van Frank Sinatra, maar de emotie die ouwe Bob in zijn stem legt is ook heel wat waard.
Een ieder die Shadows In The Night vorig jaar niet kon waarderen kan ook met deze nieuwe plaat waarschijnlijk niet uit de voeten, maar ik weet uit eigen ervaring dat de afschuw van het eerste moment wel degelijk kan omslaan in bewondering.
Op de verjaardag van Bob Dylan begin ik met zijn laatste plaat, maar vervolgens gaan er nog heel wat klassiekers voorbij komen. En ik hoop uiteraard dat er nog veel gaan volgen, want Bob Dylan in deze vorm kan nog heel veel jaren mee. Erwin Zijleman
Fallen Angels staat (nog) niet op Spotify en Deezer, maar kan wel worden beluisterd via Apple Music.
Op de middelbare school vormde hij een rock ’n roll bandje, maar toen hij eenmaal studeerde in Minneapolis begon hij op te treden met de gitaar en de mondharmonica die hij als kind had leren bespelen.
Omdat Robert Zimmerman niet echt lekker klonk verzon hij een artiestennaam. Het is een naam die hem een paar jaar later vanuit New York wereldberoemd zou maken: Bob Dylan.
Vanaf 1962 maakt Bob Dylan platen, de eerste jaren aan de lopende band, de laatste jaren met tussenpozen van enkele jaren. Er zijn niet veel artiesten die zoveel klassiekers en onbetwiste meesterwerken op hun naam hebben staan als Bob Dylan; ik tel er minstens 15 en dan ben ik heel streng.
Vorig jaar imponeerde Bob Dylan met een geweldig concert in het Amsterdamse Carré. Opvallend, want het eveneens vorig jaar verschenen Shadows In The Night kon mij in eerste instantie helemaal niet bekoren. Mede door het indrukwekkende live optreden is de plaat, die moet worden gezien als een eerbetoon aan Frank Sinatra, me uiteindelijk toch dierbaar geworden, al blijft het bijzonder dat één van de grootste songwriters van deze tijd zich compleet overgeeft aan de songs van anderen.
De liefde voor Frank Sinatra is kennelijk nog niet bekoeld, want ook Fallen Angels moet weer worden gezien als een eerbetoon aan één van de beste zangers uit de Amerikaanse muziekgeschiedenis.
Fallen Angels sluit naadloos aan op de zowel bewierookte als verguisde voorganger, al kiest Dylan dit keer voor net wat luchtigere songs. Het blijft bijzonder om Bob Dylan in de voetsporen van Ol' Blue Eyes te horen treden, maar de gewenning komt dit keer sneller dan een jaar geleden. Ik hoor Dylan nog altijd het liefst zijn eigen songs vertolken, maar het blijft mooi om te horen met hoeveel liefde en bewondering Bob Dylan de songs die ooit werden vertolkt door Frank Sinatra aanpakt.
Bob Dylan staat ondanks zijn enorme staat van dienst niet bekend als groot zanger, maar in de songs op Fallen Angels klinkt zijn stem verrassend mooi en soepel. Dylan heeft niet de gouden keel van Frank Sinatra, maar de emotie die ouwe Bob in zijn stem legt is ook heel wat waard.
Een ieder die Shadows In The Night vorig jaar niet kon waarderen kan ook met deze nieuwe plaat waarschijnlijk niet uit de voeten, maar ik weet uit eigen ervaring dat de afschuw van het eerste moment wel degelijk kan omslaan in bewondering.
Op de verjaardag van Bob Dylan begin ik met zijn laatste plaat, maar vervolgens gaan er nog heel wat klassiekers voorbij komen. En ik hoop uiteraard dat er nog veel gaan volgen, want Bob Dylan in deze vorm kan nog heel veel jaren mee. Erwin Zijleman
Fallen Angels staat (nog) niet op Spotify en Deezer, maar kan wel worden beluisterd via Apple Music.
23 mei 2016
Imarhan - Imarhan
De Afrikaanse Berber stam de Toeareg heerste ooit over de Sahara, maar deed de afgelopen decennia vooral in muzikaal opzicht van zich spreken.
De in een Libisch vluchtelingenkamp opgerichte band Tinariwen zette de Mali blues of Afrikaanse woestijn blues op de kaart en maakte indruk met muziek die op fascinerende wijze rock- en bluesmuziek uit de jaren 70 combineerde met traditionele Afrikaanse muziek.
Het genre werd door bands als Tinariwen en Tamikrest en muzikanten als Ali Farka Touré en Toumani Diabaté vervolgens razend populair. En terecht.
Tinariwen mogen we inmiddels tot de oude garde rekenen en dus is het interessant om te zien of de Afrikaanse woestijn blues ook bij een jongere generatie is geland. Die jongere garde heeft het momenteel niet makkelijk, want het is onrustig in vrijwel heel Noord-Afrika, inclusief de bakermat van de Afrikaanse woestijn blues, Mali.
Imarhan is een vanuit Tamanrasset, Algerije, opererende band met een Toeareg achtergrond. Een aantal leden van de band heeft familieleden in Tinariwen en deze inmiddels wereldberoemde band heeft de jonge Algerijnse band op sleeptouw genomen.
Imarhan borduurt op haar titelloze debuut voort op de muzikale erfenis van Tinariwen, maar kiest ook een duidelijk andere weg. Het gitaarwerk op de plaat laat zich deels beïnvloeden door de Westerse rocklegendes van weleer, maar is nog veel duidelijker geïnspireerd door het gitaarwerk van de Afrikaanse gitaarheld Ali Farka Touré.
Wat voor het gitaarwerk geldt, geldt ook voor de rest van de muziek van Imarhan. Hier en daar zijn invloeden van Tinariwen en de inspiratiebronnen van deze band hoorbaar, maar over het algemeen genomen klinkt de muziek van Imarhan Afrikaanser dan die van het grote voorbeeld.
Het debuut van Imarhan bevat een aantal bezwerende en zich langzaam voortslepende tracks, maar de band uit Algerije is ook niet vies van uptempo tracks. In deze uptempo tracks mogen de voetjes van de vloer en verrast Imarhan met bijzonder aanstekelijke ritmes, funky gitaren en melodieën die na één keer horen blijven hangen.
Het levert een plaat op die laat horen dat de Afrikaanse woestijn rock niet alleen springlevend is, maar ook vernieuwt en groeit. Bijzondere plaat! Erwin Zijleman
De in een Libisch vluchtelingenkamp opgerichte band Tinariwen zette de Mali blues of Afrikaanse woestijn blues op de kaart en maakte indruk met muziek die op fascinerende wijze rock- en bluesmuziek uit de jaren 70 combineerde met traditionele Afrikaanse muziek.
Het genre werd door bands als Tinariwen en Tamikrest en muzikanten als Ali Farka Touré en Toumani Diabaté vervolgens razend populair. En terecht.
Tinariwen mogen we inmiddels tot de oude garde rekenen en dus is het interessant om te zien of de Afrikaanse woestijn blues ook bij een jongere generatie is geland. Die jongere garde heeft het momenteel niet makkelijk, want het is onrustig in vrijwel heel Noord-Afrika, inclusief de bakermat van de Afrikaanse woestijn blues, Mali.
Imarhan is een vanuit Tamanrasset, Algerije, opererende band met een Toeareg achtergrond. Een aantal leden van de band heeft familieleden in Tinariwen en deze inmiddels wereldberoemde band heeft de jonge Algerijnse band op sleeptouw genomen.
Imarhan borduurt op haar titelloze debuut voort op de muzikale erfenis van Tinariwen, maar kiest ook een duidelijk andere weg. Het gitaarwerk op de plaat laat zich deels beïnvloeden door de Westerse rocklegendes van weleer, maar is nog veel duidelijker geïnspireerd door het gitaarwerk van de Afrikaanse gitaarheld Ali Farka Touré.
Wat voor het gitaarwerk geldt, geldt ook voor de rest van de muziek van Imarhan. Hier en daar zijn invloeden van Tinariwen en de inspiratiebronnen van deze band hoorbaar, maar over het algemeen genomen klinkt de muziek van Imarhan Afrikaanser dan die van het grote voorbeeld.
Het debuut van Imarhan bevat een aantal bezwerende en zich langzaam voortslepende tracks, maar de band uit Algerije is ook niet vies van uptempo tracks. In deze uptempo tracks mogen de voetjes van de vloer en verrast Imarhan met bijzonder aanstekelijke ritmes, funky gitaren en melodieën die na één keer horen blijven hangen.
Het levert een plaat op die laat horen dat de Afrikaanse woestijn rock niet alleen springlevend is, maar ook vernieuwt en groeit. Bijzondere plaat! Erwin Zijleman
22 mei 2016
Alice Phoebe Lou - Orbit
Alice Phoebe Lou werd 21 jaar geleden geboren in Zuid-Afrika en kreeg de muziek dankzij de goedgevulde platenkast van haar ouders met de paplepel ingegoten.
Op haar 16e reisde ze voor het eerst naar Europa en raakte ze in Amsterdam en Parijs geïnteresseerd in het muzikantenbestaan.
Na het voltooien van haar opleiding verruilde Alice Phoebe Lou het kleine Kommetjie in Zuid Afrika voor het dynamische Berlijn en begon ze te schaven aan een eigen geluid.
Dat eigen geluid heeft vorm gekregen op het deels in Berlijn en deels in Kaapstad opgenomen debuut van de Zuid-Afrikaanse singer-songwriter. Het is een debuut om te koesteren.
Op Orbit verrast de jonge Alice Phoebe Lou met een eigenzinnig en volwassen geluid dat 9 songs en 37 minuten intrigeert en imponeert. Op Orbit maakte Alice Phoebe Lou allereerst indruk met een uiterst subtiele instrumentatie. Het is een instrumentatie die op geheel eigen wijze citeert uit de folk, blues en jazz.
De intieme songs van Alice Phoebe Lou zijn uiterst subtiel maar ook bijzonder smaakvol ingekleurd. De instrumentatie is loom en dromerig, blijft meestal wat op de achtergrond, maar is ook bijzonder trefzeker.
Hetzelfde kan gezegd worden over de vocalen van de jonge Zuid-Afrikaanse. Alice Phoebe Lou kan prachtig fluisterzacht zingen, maar kan ook jazzy verleiden of emotioneel uithalen. De variëteit in de vocalen keert terug in de instrumentatie, waarin net zo makkelijk gitaren, strijkers, blazers of toetsen zorgen voor buitengewoon smaakvolle accenten.
Alice Phoebe Lou is misschien pas 21, maar dat hoor je niet af aan haar songs die knap in elkaar steken en nergens de makkelijkste weg kiezen. Orbit is hierdoor een plaat die je even op je in moet laten werken (al strijkt de plaat ook bij eerste beluistering niet tegen de haren in), maar vervolgens snel een onuitwisbare indruk maakt.
Zelf ben ik inmiddels behoorlijk gehecht geraakt aan de bijzondere popliedjes van de Zuid-Afrikaanse singer-songwriter. Orbit is een plaat vol lef, avontuur en emotie. Het is een plaat die buiten de bestaande hokjes durft te denken en waarop gevoel en muzikaliteit overheersen.
Heel jammer dat ze een paar weken geleden niet op haar vaste plekje stond bij het WarschauerStrasse S-Bahn station in Berlijn, waar ik tijdens mijn recente verblijf in Berlijn geregeld kwam, maar beluistering van het prachtige Orbit maakt alles goed. Erwin Zijleman
Op haar 16e reisde ze voor het eerst naar Europa en raakte ze in Amsterdam en Parijs geïnteresseerd in het muzikantenbestaan.
Na het voltooien van haar opleiding verruilde Alice Phoebe Lou het kleine Kommetjie in Zuid Afrika voor het dynamische Berlijn en begon ze te schaven aan een eigen geluid.
Dat eigen geluid heeft vorm gekregen op het deels in Berlijn en deels in Kaapstad opgenomen debuut van de Zuid-Afrikaanse singer-songwriter. Het is een debuut om te koesteren.
Op Orbit verrast de jonge Alice Phoebe Lou met een eigenzinnig en volwassen geluid dat 9 songs en 37 minuten intrigeert en imponeert. Op Orbit maakte Alice Phoebe Lou allereerst indruk met een uiterst subtiele instrumentatie. Het is een instrumentatie die op geheel eigen wijze citeert uit de folk, blues en jazz.
De intieme songs van Alice Phoebe Lou zijn uiterst subtiel maar ook bijzonder smaakvol ingekleurd. De instrumentatie is loom en dromerig, blijft meestal wat op de achtergrond, maar is ook bijzonder trefzeker.
Hetzelfde kan gezegd worden over de vocalen van de jonge Zuid-Afrikaanse. Alice Phoebe Lou kan prachtig fluisterzacht zingen, maar kan ook jazzy verleiden of emotioneel uithalen. De variëteit in de vocalen keert terug in de instrumentatie, waarin net zo makkelijk gitaren, strijkers, blazers of toetsen zorgen voor buitengewoon smaakvolle accenten.
Alice Phoebe Lou is misschien pas 21, maar dat hoor je niet af aan haar songs die knap in elkaar steken en nergens de makkelijkste weg kiezen. Orbit is hierdoor een plaat die je even op je in moet laten werken (al strijkt de plaat ook bij eerste beluistering niet tegen de haren in), maar vervolgens snel een onuitwisbare indruk maakt.
Zelf ben ik inmiddels behoorlijk gehecht geraakt aan de bijzondere popliedjes van de Zuid-Afrikaanse singer-songwriter. Orbit is een plaat vol lef, avontuur en emotie. Het is een plaat die buiten de bestaande hokjes durft te denken en waarop gevoel en muzikaliteit overheersen.
Heel jammer dat ze een paar weken geleden niet op haar vaste plekje stond bij het WarschauerStrasse S-Bahn station in Berlijn, waar ik tijdens mijn recente verblijf in Berlijn geregeld kwam, maar beluistering van het prachtige Orbit maakt alles goed. Erwin Zijleman
21 mei 2016
Eagulls - Ullages
De uit Leeds afkomstige band Eagulls debuteerde iets meer dan twee jaar geleden met een titelloze plaat, die zich stevig liet inspireren door de vroege punk en postpunk.
We zijn inmiddels twee jaar verder en ook Eagulls is opgeschoven met haar muziek. Waar het debuut van de band je mee terug nam naar 1977, zijn we inmiddels op zijn minst in 1980 beland.
Het is het jaar waarin The Cure Seventeen Seconds uitbracht en met The Cure hebben we direct de belangrijkste inspiratiebron voor het tweede album van Eagulls te pakken.
Eagulls heeft op Ullages de wat rauwere punk en postpunk verruild voor de postpunk en new wave zoals die in de jaren 80 werd gemaakt. De tweede plaat van de Britse band klinkt hierdoor een stuk minder energiek en boos dan zijn voorganger en strooit driftig met mooie melodieën.
Op Ullages domineren de donkere gitaarwolken en zingt zanger George Mitchell alsof hij het jonge broertje van Cure zanger Robert Smith is. Voor een ieder die het debuut van Eagulls twee jaar geleden heeft omarmd, is het waarschijnlijk even wennen of slikken, maar voor liefhebbers van wat minder rauwe postpunk en new wave is Ullages een prima plaat.
Ullages borduurt nadrukkelijk voort op de platen van The Cure. Ik hoor vooral veel van de platen die de band aan het begin van de jaren 80 maakte (naast Seventeen Seconds ook Faith en Pornography), maar ook Disintegration uit 1989 klinkt nadrukkelijk door.
Hier blijft het echter niet bij. De prachtige gitaarloopjes doen meer dan eens denken aan de loopjes die Johnny Marr op de platen van The Smiths slingerde, een aantal songs had zo op de eerste platen van Echo & The Bunnymen gekund en tenslotte klinken af en toe echo’s uit de beginjaren van Simple Minds door.
Ullages is hier en daar al bestempeld als een complete en/of goedkope Cure rip-off, maar dat vind ik veel te kort door de bocht. Ullages klinkt misschien wat minder urgent dan zijn bejubelde voorganger (die ik zelf overigens helemaal niet zo goed vond), maar bevat voor mij meer dan genoeg moois om de hele speelduur de aandacht vast te houden en meer dan eens te betoveren. Ik ben al met al helemaal niet ontevreden over de koerswijziging van Eagulls. Erwin Zijleman
We zijn inmiddels twee jaar verder en ook Eagulls is opgeschoven met haar muziek. Waar het debuut van de band je mee terug nam naar 1977, zijn we inmiddels op zijn minst in 1980 beland.
Het is het jaar waarin The Cure Seventeen Seconds uitbracht en met The Cure hebben we direct de belangrijkste inspiratiebron voor het tweede album van Eagulls te pakken.
Eagulls heeft op Ullages de wat rauwere punk en postpunk verruild voor de postpunk en new wave zoals die in de jaren 80 werd gemaakt. De tweede plaat van de Britse band klinkt hierdoor een stuk minder energiek en boos dan zijn voorganger en strooit driftig met mooie melodieën.
Op Ullages domineren de donkere gitaarwolken en zingt zanger George Mitchell alsof hij het jonge broertje van Cure zanger Robert Smith is. Voor een ieder die het debuut van Eagulls twee jaar geleden heeft omarmd, is het waarschijnlijk even wennen of slikken, maar voor liefhebbers van wat minder rauwe postpunk en new wave is Ullages een prima plaat.
Ullages borduurt nadrukkelijk voort op de platen van The Cure. Ik hoor vooral veel van de platen die de band aan het begin van de jaren 80 maakte (naast Seventeen Seconds ook Faith en Pornography), maar ook Disintegration uit 1989 klinkt nadrukkelijk door.
Hier blijft het echter niet bij. De prachtige gitaarloopjes doen meer dan eens denken aan de loopjes die Johnny Marr op de platen van The Smiths slingerde, een aantal songs had zo op de eerste platen van Echo & The Bunnymen gekund en tenslotte klinken af en toe echo’s uit de beginjaren van Simple Minds door.
Ullages is hier en daar al bestempeld als een complete en/of goedkope Cure rip-off, maar dat vind ik veel te kort door de bocht. Ullages klinkt misschien wat minder urgent dan zijn bejubelde voorganger (die ik zelf overigens helemaal niet zo goed vond), maar bevat voor mij meer dan genoeg moois om de hele speelduur de aandacht vast te houden en meer dan eens te betoveren. Ik ben al met al helemaal niet ontevreden over de koerswijziging van Eagulls. Erwin Zijleman
20 mei 2016
Lera Lynn - Resistor
De Amerikaanse singer-songwriter Lera Lynn maakte een onuitwisbare indruk in het tweede seizoen van de buitengewoon beklemmende en donkere HBO serie True Detective, waarin ze als nachtclubzangeres zwaar deprimerende maar ook wonderschone songs vertolkte.
Het zette me op het spoor van twee eerder uitgebrachte platen, die misschien niet zo verstild en aardedonker klonken als de songs in True Detective, maar me zeker nieuwsgierig maakten naar de volgende plaat van de talentvolle singer-songwriter uit Texas.
Resistor opent met een uptempo song die vooral invloeden uit de rock bevat en wel wat doet denken aan PJ Harvey, maar in de tracks die volgen gaat Lera Lynn toch weer het duistere pad op en uiteindelijk verwerkt ze ook weer invloeden uit de country in haar muziek.
De songs op Resistor zijn lang niet zo ingetogen of verstild als de songs op de True Detective soundtrack, maar hebben een minstens net zo bezwerende uitwerking. De wat vollere en bijna spookachtige instrumentatie geeft de songs van Lera Lynn nog wat extra lading, maar de meeste impact heeft Lera Lynn toch met haar stem, die ook op Resistor weer meerdere malen goed is voor kippenvel.
Resistor is misschien niet de meest geschikte plaat voor een mooie lentedag, maar als de zon eenmaal onder is begint de muziek van Lera Lynn aan kracht te winnen. Zowel de instrumentatie als de vocalen op Resistor geven de muziek van Lera Lynn een opvallend eigen geluid. Het is een geluid om bijna bang van te worden, maar ook dit keer verrast Lera Lynn met muziek van een bijna onwerkelijke schoonheid, maar is ze ook niet bang voor bijna hitgevoelige songs.
De songs op Resistor klinken misschien anders dan de songs die Lera Lynn ‘beroemd’ hebben gemaakt, maar hebben minstens net zoveel impact. Ook het soms wat meer uptempo en met donker klinkende gitaren opgetuigde geluid op Resistor sleept je immers vrij makkelijk de duisternis in.
Vergeleken met de door de ziel snijdende songs van de True Detective soundtrack hebben de songs op Resistor misschien net wat meer tijd nodig om een onuitwisbare indruk te maken, maar na een paar keer horen was ik volledig overtuigd van de kwaliteiten van Resistor. Hoogste tijd dus om Lera Lynn niet langer te zien als de zwaar melancholische nachtclubzangeres uit True Detective, maar te omarmen als een van de grotere talenten van het moment. Erwin Zijleman
Het zette me op het spoor van twee eerder uitgebrachte platen, die misschien niet zo verstild en aardedonker klonken als de songs in True Detective, maar me zeker nieuwsgierig maakten naar de volgende plaat van de talentvolle singer-songwriter uit Texas.
Resistor opent met een uptempo song die vooral invloeden uit de rock bevat en wel wat doet denken aan PJ Harvey, maar in de tracks die volgen gaat Lera Lynn toch weer het duistere pad op en uiteindelijk verwerkt ze ook weer invloeden uit de country in haar muziek.
De songs op Resistor zijn lang niet zo ingetogen of verstild als de songs op de True Detective soundtrack, maar hebben een minstens net zo bezwerende uitwerking. De wat vollere en bijna spookachtige instrumentatie geeft de songs van Lera Lynn nog wat extra lading, maar de meeste impact heeft Lera Lynn toch met haar stem, die ook op Resistor weer meerdere malen goed is voor kippenvel.
Resistor is misschien niet de meest geschikte plaat voor een mooie lentedag, maar als de zon eenmaal onder is begint de muziek van Lera Lynn aan kracht te winnen. Zowel de instrumentatie als de vocalen op Resistor geven de muziek van Lera Lynn een opvallend eigen geluid. Het is een geluid om bijna bang van te worden, maar ook dit keer verrast Lera Lynn met muziek van een bijna onwerkelijke schoonheid, maar is ze ook niet bang voor bijna hitgevoelige songs.
De songs op Resistor klinken misschien anders dan de songs die Lera Lynn ‘beroemd’ hebben gemaakt, maar hebben minstens net zoveel impact. Ook het soms wat meer uptempo en met donker klinkende gitaren opgetuigde geluid op Resistor sleept je immers vrij makkelijk de duisternis in.
Vergeleken met de door de ziel snijdende songs van de True Detective soundtrack hebben de songs op Resistor misschien net wat meer tijd nodig om een onuitwisbare indruk te maken, maar na een paar keer horen was ik volledig overtuigd van de kwaliteiten van Resistor. Hoogste tijd dus om Lera Lynn niet langer te zien als de zwaar melancholische nachtclubzangeres uit True Detective, maar te omarmen als een van de grotere talenten van het moment. Erwin Zijleman
19 mei 2016
Mary Chapin Carpenter - The Things That We Are Made Of
Mary Chapin Carpenter debuteerde in 1987 en draait inmiddels dus al bijna 30 jaar mee. In die 30 jaar bouwde de singer-songwriter uit Princeton, New Jersey, een imposant oeuvre op, dat inmiddels bestaat uit zo’n 15 platen.
De platen van Mary Chapin Carpenter zijn vrijwel zonder uitzondering van een bijzonder hoog niveau, maar desondanks ontbreekt de Amerikaanse singer-songwriter in menig goed gevulde platenkast.
In mijn platenkast kan ze op een plekje rekenen sinds het uit 2001 stammende Time* Sex* Love*, maar ook bij mij moet iedere nieuwe plaat van de Amerikaanse om onduidelijke redenen weer vechten om aandacht.
The Things That We Are Made Of is de opvolger van het begin 2014 verschenen Songs From The Movie en is een totaal andere plaat dan zijn voorganger. Op haar vorige plaat koos Mary Chapin Carpenter nog voor een bijzonder rijke orkestratie door een uit de kluiten gewassen orkest, dit keer is de sfeer een stuk intiemer, al duikt er af en toe nog wel een strijker op.
Mary Chapin Carpenter laat zich dit keer bijstaan door de momenteel zeer succesvolle producer Dave Cobb (Sturgill Simpson, Chris Stapleton, Jason Isbell) en dat blijkt een uitstekende keuze.
Dave Cobb heeft The Things That We Are Made Of voorzien van een prachtig en stemmig instrumentarium en heeft er bovendien voor gezorgd dat de mooie en bijzondere stem van Mary Chapin Carpenter centraal staat. Het min of meer standaard roots instrumentarium kleurt prachtig bij de warme en doorleefde stem van de Amerikaanse, die steeds beter gaat zingen en nog altijd beschikt over een geluid dat anders klinkt dan dat van haar soortgenoten.
Met “min of meer standaard roots instrumentarium” doe ik Dave Cobb overigens flink tekort, want wat klinkt The Things That We Are Made Of mooi en gloedvol en wat zijn mooie accenten verstopt in de instrumentatie (let vooral op de gitaren en de piano).
Mary Chapin Carpenter voelde zich in de studio in Nashville als een vis in het water en tekent voor haar beste vocalen in jaren. The Things That We Are Made Of is hierdoor en door de ijzersterke songs een plaat die de aandacht opeist en die vervolgens alleen maar beter wordt.
Ik geef eerlijk toe dat ik bij het maken van een lijstje van mijn favoriete singer-songwriters waarschijnlijk niet snel bij Mary Chapin Carpenter uit zal komen, maar The Things That We Are Made Of is een plaat waarvoor de groten in het genre zich niet zouden schamen, integendeel. Hoe vaker ik hem hoor, des te meer ik er van overtuigd raak dat Mary Chapin Carpenter een bescheiden meesterwerk heeft afgeleverd. Erwin Zijleman
De platen van Mary Chapin Carpenter zijn vrijwel zonder uitzondering van een bijzonder hoog niveau, maar desondanks ontbreekt de Amerikaanse singer-songwriter in menig goed gevulde platenkast.
In mijn platenkast kan ze op een plekje rekenen sinds het uit 2001 stammende Time* Sex* Love*, maar ook bij mij moet iedere nieuwe plaat van de Amerikaanse om onduidelijke redenen weer vechten om aandacht.
The Things That We Are Made Of is de opvolger van het begin 2014 verschenen Songs From The Movie en is een totaal andere plaat dan zijn voorganger. Op haar vorige plaat koos Mary Chapin Carpenter nog voor een bijzonder rijke orkestratie door een uit de kluiten gewassen orkest, dit keer is de sfeer een stuk intiemer, al duikt er af en toe nog wel een strijker op.
Mary Chapin Carpenter laat zich dit keer bijstaan door de momenteel zeer succesvolle producer Dave Cobb (Sturgill Simpson, Chris Stapleton, Jason Isbell) en dat blijkt een uitstekende keuze.
Dave Cobb heeft The Things That We Are Made Of voorzien van een prachtig en stemmig instrumentarium en heeft er bovendien voor gezorgd dat de mooie en bijzondere stem van Mary Chapin Carpenter centraal staat. Het min of meer standaard roots instrumentarium kleurt prachtig bij de warme en doorleefde stem van de Amerikaanse, die steeds beter gaat zingen en nog altijd beschikt over een geluid dat anders klinkt dan dat van haar soortgenoten.
Met “min of meer standaard roots instrumentarium” doe ik Dave Cobb overigens flink tekort, want wat klinkt The Things That We Are Made Of mooi en gloedvol en wat zijn mooie accenten verstopt in de instrumentatie (let vooral op de gitaren en de piano).
Mary Chapin Carpenter voelde zich in de studio in Nashville als een vis in het water en tekent voor haar beste vocalen in jaren. The Things That We Are Made Of is hierdoor en door de ijzersterke songs een plaat die de aandacht opeist en die vervolgens alleen maar beter wordt.
Ik geef eerlijk toe dat ik bij het maken van een lijstje van mijn favoriete singer-songwriters waarschijnlijk niet snel bij Mary Chapin Carpenter uit zal komen, maar The Things That We Are Made Of is een plaat waarvoor de groten in het genre zich niet zouden schamen, integendeel. Hoe vaker ik hem hoor, des te meer ik er van overtuigd raak dat Mary Chapin Carpenter een bescheiden meesterwerk heeft afgeleverd. Erwin Zijleman
18 mei 2016
Oscar - Cut And Paste
Ik heb redelijk zicht op de wekelijkse bak met nieuwe releases, maar voor de zekerheid loop ik ook nog altijd even door het bakje dat Spotify wekelijks klaar zet. Dat levert meestal geen verassingen op en het komt dan ook niet vaak voor dat een op voorhand onbekende plaat langer dan een paar minuten uit de speakers komt.
Cut And Paste van ene Oscar kwam echter van de eerste tot de laatste noot door deze speakers. Dat heeft deels te maken met het feit dat het plafond gewit moest worden en ik dus op een trap stond met een verfroller in mijn hand, maar het heeft ook zeker met de kwaliteit van de plaat te maken.
De Britse Oscar (Scheller) maakt geen geheim van zijn werkwijze. Cut And Paste is in tegenstelling tot zijn debuut niet op zijn slaapkamer opgenomen, maar ook in de studio knutselde de Brit er vrolijk op los op zijn computer, waarna alle puzzelstukjes aan elkaar werden geplakt. Het resultaat mag er zijn.
Cut And Paste is geen plaat vol muzikale hoogstandjes, maar de popliedjes van Oscar zijn popliedjes om te koesteren. De Britse muzikant heeft een uitstekend gevoel voor onweerstaanbare melodieën en stopt zijn DIY popliedjes ook nog eens vol met al even onweerstaanbare accenten.
Cut And Paste is dan ook een eerste klas feelgood plaat, die zelfs het witten van een plafond tot een feestje maakt. Oscar citeert hierbij stevig uit de archieven van de Britpop (denk vooral aan Blur), maar grijpt ook terug op de synthpop uit de jaren 80.
Bij beluistering van Cut And Paste had ik meer dan eens associaties met de muziek van The Human League. Dat heeft deels te maken met het stemgeluid van Oscar, dat soms als twee druppels water lijkt op dat van Human League zanger Phil Oakey, maar ook de honingzoete popliedjes op Cut And Paste hadden, ondanks een veel belangrijkere rol voor gitaren, niet misstaan op de platen die de band uit Sheffield in de jaren 80 maakte.
Cut And Paste rammelt onder de oppervlakte aan alle kanten, maar aan de oppervlakte zie je alleen maar zonnestralen. Het is knap hoe Oscar invloeden uit een aantal decennia popmuziek aan elkaar weet te smeden tot een toch wel eigenzinnig geluid. Het is nog knapper hoe de jonge Brit er in slaagt om het ene na het andere memorabele popliedje uit de hoge hoed te toveren.
In 34 minuten komen 10 songs voorbij en ze zijn allemaal even leuk. Het gaat allemaal nergens over en er mankeert absoluut van alles aan, maar wat klinkt het allemaal lekker en onweerstaanbaar. Het plafond is inmiddels weer stralend wit, maar Cut And Paste van Oscar is voorlopig een blijvertje. Wat een leuke plaat. Erwin Zijleman
Cut And Paste van ene Oscar kwam echter van de eerste tot de laatste noot door deze speakers. Dat heeft deels te maken met het feit dat het plafond gewit moest worden en ik dus op een trap stond met een verfroller in mijn hand, maar het heeft ook zeker met de kwaliteit van de plaat te maken.
De Britse Oscar (Scheller) maakt geen geheim van zijn werkwijze. Cut And Paste is in tegenstelling tot zijn debuut niet op zijn slaapkamer opgenomen, maar ook in de studio knutselde de Brit er vrolijk op los op zijn computer, waarna alle puzzelstukjes aan elkaar werden geplakt. Het resultaat mag er zijn.
Cut And Paste is geen plaat vol muzikale hoogstandjes, maar de popliedjes van Oscar zijn popliedjes om te koesteren. De Britse muzikant heeft een uitstekend gevoel voor onweerstaanbare melodieën en stopt zijn DIY popliedjes ook nog eens vol met al even onweerstaanbare accenten.
Cut And Paste is dan ook een eerste klas feelgood plaat, die zelfs het witten van een plafond tot een feestje maakt. Oscar citeert hierbij stevig uit de archieven van de Britpop (denk vooral aan Blur), maar grijpt ook terug op de synthpop uit de jaren 80.
Bij beluistering van Cut And Paste had ik meer dan eens associaties met de muziek van The Human League. Dat heeft deels te maken met het stemgeluid van Oscar, dat soms als twee druppels water lijkt op dat van Human League zanger Phil Oakey, maar ook de honingzoete popliedjes op Cut And Paste hadden, ondanks een veel belangrijkere rol voor gitaren, niet misstaan op de platen die de band uit Sheffield in de jaren 80 maakte.
Cut And Paste rammelt onder de oppervlakte aan alle kanten, maar aan de oppervlakte zie je alleen maar zonnestralen. Het is knap hoe Oscar invloeden uit een aantal decennia popmuziek aan elkaar weet te smeden tot een toch wel eigenzinnig geluid. Het is nog knapper hoe de jonge Brit er in slaagt om het ene na het andere memorabele popliedje uit de hoge hoed te toveren.
In 34 minuten komen 10 songs voorbij en ze zijn allemaal even leuk. Het gaat allemaal nergens over en er mankeert absoluut van alles aan, maar wat klinkt het allemaal lekker en onweerstaanbaar. Het plafond is inmiddels weer stralend wit, maar Cut And Paste van Oscar is voorlopig een blijvertje. Wat een leuke plaat. Erwin Zijleman
Abonneren op:
Posts (Atom)