De muziek van The Handsome Family staat dankzij de geweldige tv-serie True Detective (aanrader) momenteel weer nadrukkelijk op de kaart, maar wat extra aandacht voor de muziek van dit illustere tweetal uit New Mexico (oorspronkelijk Chicago) is nooit weg.
Andrew Bird heeft dit goed begrepen en vertolkt daarom op zijn nieuwe plaat Things Are Really Great Here, Sort Of... uitsluitend songs van Brett en Rennie Sparks; een duo dat hij nog kent van hun plaat In The Air uit 2000, waarop Andrew Bird viool speelde.
Het resultaat is verrassend goed. Andrew Bird eert op Things Are Really Great Here, Sort Of... de geweldige songs van The Handsome Family, maar voegt ook zijn eigen dingen toe aan deze songs. Uiteraard kan Andrew Bird het niet laten om fraai te fluiten en prachtig viool te spelen, maar ook op andere manieren voegt hij wat tierelantijntjes toe aan de vaak traditioneel aandoende songs van het echtpaar Sparks.
Bij het vertolken van songs van The Handsome Family kan Andrew Bord uiteraard niet zonder vrouwenvocalen, waarvoor hij een beroep heeft gedaan op Tift Merritt; een van de betere stemmen uit het genre. Het grootste deel van de vocalen neemt Andrew Bird echter zelf voor zijn rekening, waarbij hij zo nu en dan tegen Roy Orbison aanschurkt; wat mij betreft een mooi compliment.
Bij beluistering van de platen van The Handsome Family kan ik een grote glimlach geen moment onderdrukken. Brett en Rennie Sparks stoppen altijd flink wat humor in hun songs en muziek, waardoor ze ook de grens van kunst en kitsch kunnen overschrijden zonder dat dit ten koste gaat van het niveau van hun platen. Andrew Bird pakt het wat serieuzer aan. De songs van The Handsome Family worden hierdoor zowel in muzikaal als in vocaal opzicht naar een hoger plan getild. Dit gaat misschien ten koste van de charme van de platen van Brett en Rennie Sparks, maar je krijgt er ook heel wat voor terug.
In een aantal gevallen blijft Andrew Bird dicht bij de originelen van The Handsome Family, maar in een aantal gevallen kiest hij ook voor duidelijk andere arrangementen. Zeker wanneer Andrew Bird kiest voor een betrekkelijk traditioneel countryrock geluid transformeren Brett en Rennie Sparks opeens in Gram Parsons en Emmylou Harris, zeker wanneer Andrew Bird en Tift Merritt hun stemmen samen laten smelten (bijvoorbeeld in het geweldige So Much Wine, een van de hoogtepunten op de plaat). Maar Andrew Bird manifesteert zich op Things Are Really Great Here, Sort Of... ook als een crooner van formaat.
Na beluistering van de nieuwe plaat van Andrew Bird had ik direct weer zin in de originelen van The Handsome Family, maar na verloop van tijd greep ik toch ook weer naar deze knap gemaakte plaat. Andrew Bird eert op Things Are Really Great Here, Sort Of... zoals gezegd de unieke muziek van The Handsome Family, maar hij heeft op hetzelfde moment ook een plaat gemaakt die er toe doet in zijn eigen oeuvre. Things Are Really Great Here, Sort Of... dient daarom meerdere doelen en het dient al deze doelen uitstekend. Heerlijke plaat. Erwin Zijleman
30 juni 2014
29 juni 2014
David Gray - Mutineers
De Britse singer-songwriter David Gray had al drie weinig succesvolle platen op zijn naam staan, toen hij in 1999 onverwacht doorbrak met White Ladder.
White Ladder was een plaat waarop alles op zijn plek viel en het was bovendien de juiste plaat op het juiste moment. De intieme popliedjes van David Gray klonken aan het eind van de jaren 90 anders dan de meeste andere popliedjes van het moment. De bijzondere stem van David Gray en het subtiele laagje elektronica op de plaat deden de rest.
White Ladder is nog steeds een plaat waar ik graag en veelvuldig op teruggrijp. De popliedjes van David Gray kabbelen 15 jaar later nog steeds bijzonder aangenaam voort, maar de rauwe stem van de muzikant uit Manchester en de bijzondere sfeer op de plaat geven White Ladder ook nog steeds iets urgente.
Die urgentie ontbrak nog wel eens op de platen die David Gray na White Ladder zou maken. David Gray wist de intimiteit van het op zijn slaapkamer opgenomen White Ladder niet meer te benaderen en koos bovendien voor een net wat gepolijster geluid. Bij de critici kon de opeens tot wereldster gebombardeerde David Gray natuurlijk al helemaal geen goed meer doen.
Persoonlijk vond ik het verguizen van de volgende platen van David Gray lang niet altijd terecht. A New Day At Midnight (2002), Life In Slow Motion (2005) en Draw The Line (2009) waren zeker niet zo goed als White Ladder en borduurden misschien net iets te fantasieloos voor op de doorbraakplaat van David Gray, maar slechte platen waren het zeker niet (de beste nummers van de drie platen leveren een plaat op die heel dicht in de buurt van White Ladder komt).
Met het in 2010 verschenen Foundling nam David Gray enige afstand van White Ladder. Het aangename laagje elektronica was verdwenen en in de songs keerde David Gray terug naar de essentie van de singer-songwriter muziek. Ik had persoonlijk verwacht dat het uitstekende Foundling David Gray weer terug zou brengen naar de top, maar de plaat maakte, net als zijn drie voorgangers, de verwachtingen niet waar.
De afgelopen vier jaar was het stil rond David Gray, maar bijna uit het niets is hij toch weer terug met Mutineers. Mutineers werd geproduceerd door de van Lamb bekende Andy Barlow; een verrassende keuze, al heeft Barlow inmiddels ook zijn sporen als producer verdiend. Andy Barlow heeft absoluut fraai werk afgeleverd. Mutineers klinkt heel erg mooi en heeft een geluid dat intrigeert. Het is een geluid dat anders is dan het geluid op White Ladder, maar desondanks moest ik bij beluistering van de nieuwe plaat vaak denken aan White Ladder.
Op Mutineers maakt David Gray weer intieme en aangenaam voortkabbelende popliedjes die zijn voorzien van een mooi laagje elektronica; een laagje dat overigens wel wat voller is dan het laagje op White Ladder. Op Mutineers klinken de vocalen van David Gray bovendien weer urgent en hiernaast is de Brit er in geslaagd om songs te schrijven die net dat beetje extra hebben.
De zieltjes van de critici gaat David Gray er vast niet mee terug winnen, maar dat heeft weinig te maken met de kwaliteit van Mutineers. Met Mutineers heeft David Gray een plaat gemaakt die niet al teveel onder doet voor White Ladder en heeft hij bovendien een plaat gemaakt die echt iets toevoegt aan de inmiddels vijftien jaar oude klassieker. Een heerlijke plaat om bij achterover te leunen, maar ook als je met volledige aandacht naar Mutineers luistert valt er flink wat te genieten. Knappe plaat. Hele knappe plaat zelfs. Erwin Zijleman
White Ladder was een plaat waarop alles op zijn plek viel en het was bovendien de juiste plaat op het juiste moment. De intieme popliedjes van David Gray klonken aan het eind van de jaren 90 anders dan de meeste andere popliedjes van het moment. De bijzondere stem van David Gray en het subtiele laagje elektronica op de plaat deden de rest.
White Ladder is nog steeds een plaat waar ik graag en veelvuldig op teruggrijp. De popliedjes van David Gray kabbelen 15 jaar later nog steeds bijzonder aangenaam voort, maar de rauwe stem van de muzikant uit Manchester en de bijzondere sfeer op de plaat geven White Ladder ook nog steeds iets urgente.
Die urgentie ontbrak nog wel eens op de platen die David Gray na White Ladder zou maken. David Gray wist de intimiteit van het op zijn slaapkamer opgenomen White Ladder niet meer te benaderen en koos bovendien voor een net wat gepolijster geluid. Bij de critici kon de opeens tot wereldster gebombardeerde David Gray natuurlijk al helemaal geen goed meer doen.
Persoonlijk vond ik het verguizen van de volgende platen van David Gray lang niet altijd terecht. A New Day At Midnight (2002), Life In Slow Motion (2005) en Draw The Line (2009) waren zeker niet zo goed als White Ladder en borduurden misschien net iets te fantasieloos voor op de doorbraakplaat van David Gray, maar slechte platen waren het zeker niet (de beste nummers van de drie platen leveren een plaat op die heel dicht in de buurt van White Ladder komt).
Met het in 2010 verschenen Foundling nam David Gray enige afstand van White Ladder. Het aangename laagje elektronica was verdwenen en in de songs keerde David Gray terug naar de essentie van de singer-songwriter muziek. Ik had persoonlijk verwacht dat het uitstekende Foundling David Gray weer terug zou brengen naar de top, maar de plaat maakte, net als zijn drie voorgangers, de verwachtingen niet waar.
De afgelopen vier jaar was het stil rond David Gray, maar bijna uit het niets is hij toch weer terug met Mutineers. Mutineers werd geproduceerd door de van Lamb bekende Andy Barlow; een verrassende keuze, al heeft Barlow inmiddels ook zijn sporen als producer verdiend. Andy Barlow heeft absoluut fraai werk afgeleverd. Mutineers klinkt heel erg mooi en heeft een geluid dat intrigeert. Het is een geluid dat anders is dan het geluid op White Ladder, maar desondanks moest ik bij beluistering van de nieuwe plaat vaak denken aan White Ladder.
Op Mutineers maakt David Gray weer intieme en aangenaam voortkabbelende popliedjes die zijn voorzien van een mooi laagje elektronica; een laagje dat overigens wel wat voller is dan het laagje op White Ladder. Op Mutineers klinken de vocalen van David Gray bovendien weer urgent en hiernaast is de Brit er in geslaagd om songs te schrijven die net dat beetje extra hebben.
De zieltjes van de critici gaat David Gray er vast niet mee terug winnen, maar dat heeft weinig te maken met de kwaliteit van Mutineers. Met Mutineers heeft David Gray een plaat gemaakt die niet al teveel onder doet voor White Ladder en heeft hij bovendien een plaat gemaakt die echt iets toevoegt aan de inmiddels vijftien jaar oude klassieker. Een heerlijke plaat om bij achterover te leunen, maar ook als je met volledige aandacht naar Mutineers luistert valt er flink wat te genieten. Knappe plaat. Hele knappe plaat zelfs. Erwin Zijleman
28 juni 2014
Bobby Womack 1944-2014
Eerder deze week werd Bobby Womack nog ten onrechte dood verklaard op het Internet, maar de geruchten die gisteravond opdoken bleken helaas wel op waarheid te berusten. Een van de allergrootste zangers uit de geschiedenis van de soulmuziek overleed gisteren op 70-jarige leeftijd.
In tegenstelling tot veel van zijn generatiegenoten had Bobby Womack een lange carrière, maar het was zeker geen carrière die over rozen ging. Het leven van Bobby Womack werd gekenmerkt door tegenslagen, ziekte en verslavingen. Zijn carrière door korte perioden van succes en lange perioden van stilte.
Desondanks maakte Bobby Womack een enorme stapel platen, waarvan de vintage soulplaten die hij aan het begin van de jaren 70 uitbracht en het twee jaar geleden verschenen The Bravest Man In The Universe het interessantst zijn.
Womack werkte het afgelopen jaar, ondanks het nodige lichamelijke ongemak, aan een nieuwe plaat en zou over drie weken op het podium van Paradiso staan. Het is helaas niet zo ver gekomen.
Ik begon de dag met de prachtige, vorig jaar verschenen compilatie, Everything's Gonna Be Alright: The American Singles 1967-76 en grijp nu weer naar het zo bijzondere The Bravest Man In The Universe (mijn recensie van twee jaar geleden plaats ik opnieuw, wetende dat de wens aan het eind van de recensie niet uit gaat komen). Bobby Womack had samen met Damon Albarn nog veel moois kunnen maken, maar vanaf heden zingt hij weer met zijn oude maatje Sam Cooke. Zijn aardse werk zullen we echter niet zomaar vergeten. Erwin Zijleman
Bobby Womack - The Bravest Man In The Universe
Oorspronkelijke recensie geplaatst op 8 juni 2012.
Van de grote mannelijke soulzangers die tijdens de jaren 60 doorbraken is er helaas vrijwel niemand meer onder ons. Een van de weinige uitzonderingen is Bobby Womack.
Womack dook aan het begin van de jaren 60 op, nadat hij samen met zijn broers was ontdekt door Sam Cooke. Het was de start van een eigen carrière (als lid van The Valentinos), maar Bobby Womack schopte het uiteindelijk ook tot gitarist in de band van Sam Cooke.
Na de gewelddadige dood van zijn mentor verspeelde Womack al zijn krediet bij de soulliefhebbers door nog geen drie maanden na de dood van Sam Cooke in het huwelijk te treden met zijn weduwe Barbara (en er stiekem ook nog een relatie op na te houden met zijn tienerdochter Linda, die later zou trouwen met Bobby’s broer Cecil om als Womack & Womack uit te groeien tot een "one hit wonder").
De carrière van Bobby Womack verliep door de valse start, de nodige ellende (zijn broer werd vermoord en een van zijn kinderen overleed op zeer jonge leeftijd), ziekte en stevig drank- en drugsgebruik nogal chaotisch. Desondanks heeft Womack de afgelopen 45 jaar ruim 35 platen gemaakt, waaronder veel hele slechte en hooguit een handjevol echt memorabele platen (waarop hij in veel gevallen buiten de gebaande paden van de soul trad). Bovendien is Bobby Womack behoorlijk succesvol geweest als songwriter voor met name Wilson Pickett, maar hiernaast ook voor Janis Joplin, George Benson en The Rolling Stones.
Sinds zijn laatste memorabele plaat, de in 1999 verschenen en aan zijn vader opgedragen gospelplaat Back To My Roots, hebben we echter weinig meer van Bobby Womack gehoord, maar deze week keert hij terug aan de hand van voormalig Blur zanger Damon Albarn en producer Richard Russell (die ook verantwoordelijk was voor de verrassend sterke zwanenzang van Gil-Scott Heron).
The Bravest Man In The Universe is niet alleen een gewaagde en verrassende plaat, maar ook een van de betere platen die Bobby Womack gedurende zijn lange loopbaan heeft uitgebracht. De verrassing zit hem vooral in de instrumentatie. Damon Albarn en Richard Russell hadden op safe kunnen spelen door de doorleefde soulstem van Bobby Womack te combineren met een authentiek klinkend soulgeluid, maar in plaats hiervan kozen ze voor complexe hiphop- en triphop beats en ijle synthesizers. Dat is een combinatie die me op papier niet beviel, maar in de praktijk pakt het goed uit.
De beats en elektronica zijn (een enkele uitzondering daar gelaten) gelukkig niet erg opdringerig, waardoor de fascinerende stem van Bobby Womack alle ruimte krijgt. Bobby Womack heeft niet meer de soepele soulstem waarmee hij bijna 50 jaar geleden doorbrak, maar kan nog steeds heel behoorlijk zingen, waarbij het was rauwe en rasperige geluid alleen maar zorgt voor meer bezieling en doorleving.
Hoewel ik nog altijd heel benieuwd ben hoe een geïnspireerde Bobby Womack zou klinken in een vintage soulgeluid, heeft The Bravest Man In The Universe me langzaam maar zeker weten te overtuigen. De plaat is uiteindelijk veel meer dan een boeiend levensteken van een vergeten levende legende en kan wat mij betreft de boeken in als een van de betere platen van Bobby Womack en als een van de grote soulplaten van de afgelopen jaren. De eerder genoemde Gil-Scott Heron overleed niet lang na zijn glorieuze comeback. Laten we hopen dat Bobby Womack er nog een aantal grootse platen uit weet te persen. Erwin Zijleman
In tegenstelling tot veel van zijn generatiegenoten had Bobby Womack een lange carrière, maar het was zeker geen carrière die over rozen ging. Het leven van Bobby Womack werd gekenmerkt door tegenslagen, ziekte en verslavingen. Zijn carrière door korte perioden van succes en lange perioden van stilte.
Desondanks maakte Bobby Womack een enorme stapel platen, waarvan de vintage soulplaten die hij aan het begin van de jaren 70 uitbracht en het twee jaar geleden verschenen The Bravest Man In The Universe het interessantst zijn.
Womack werkte het afgelopen jaar, ondanks het nodige lichamelijke ongemak, aan een nieuwe plaat en zou over drie weken op het podium van Paradiso staan. Het is helaas niet zo ver gekomen.
Ik begon de dag met de prachtige, vorig jaar verschenen compilatie, Everything's Gonna Be Alright: The American Singles 1967-76 en grijp nu weer naar het zo bijzondere The Bravest Man In The Universe (mijn recensie van twee jaar geleden plaats ik opnieuw, wetende dat de wens aan het eind van de recensie niet uit gaat komen). Bobby Womack had samen met Damon Albarn nog veel moois kunnen maken, maar vanaf heden zingt hij weer met zijn oude maatje Sam Cooke. Zijn aardse werk zullen we echter niet zomaar vergeten. Erwin Zijleman
Bobby Womack - The Bravest Man In The Universe
Oorspronkelijke recensie geplaatst op 8 juni 2012.
Van de grote mannelijke soulzangers die tijdens de jaren 60 doorbraken is er helaas vrijwel niemand meer onder ons. Een van de weinige uitzonderingen is Bobby Womack.
Womack dook aan het begin van de jaren 60 op, nadat hij samen met zijn broers was ontdekt door Sam Cooke. Het was de start van een eigen carrière (als lid van The Valentinos), maar Bobby Womack schopte het uiteindelijk ook tot gitarist in de band van Sam Cooke.
Na de gewelddadige dood van zijn mentor verspeelde Womack al zijn krediet bij de soulliefhebbers door nog geen drie maanden na de dood van Sam Cooke in het huwelijk te treden met zijn weduwe Barbara (en er stiekem ook nog een relatie op na te houden met zijn tienerdochter Linda, die later zou trouwen met Bobby’s broer Cecil om als Womack & Womack uit te groeien tot een "one hit wonder").
De carrière van Bobby Womack verliep door de valse start, de nodige ellende (zijn broer werd vermoord en een van zijn kinderen overleed op zeer jonge leeftijd), ziekte en stevig drank- en drugsgebruik nogal chaotisch. Desondanks heeft Womack de afgelopen 45 jaar ruim 35 platen gemaakt, waaronder veel hele slechte en hooguit een handjevol echt memorabele platen (waarop hij in veel gevallen buiten de gebaande paden van de soul trad). Bovendien is Bobby Womack behoorlijk succesvol geweest als songwriter voor met name Wilson Pickett, maar hiernaast ook voor Janis Joplin, George Benson en The Rolling Stones.
Sinds zijn laatste memorabele plaat, de in 1999 verschenen en aan zijn vader opgedragen gospelplaat Back To My Roots, hebben we echter weinig meer van Bobby Womack gehoord, maar deze week keert hij terug aan de hand van voormalig Blur zanger Damon Albarn en producer Richard Russell (die ook verantwoordelijk was voor de verrassend sterke zwanenzang van Gil-Scott Heron).
The Bravest Man In The Universe is niet alleen een gewaagde en verrassende plaat, maar ook een van de betere platen die Bobby Womack gedurende zijn lange loopbaan heeft uitgebracht. De verrassing zit hem vooral in de instrumentatie. Damon Albarn en Richard Russell hadden op safe kunnen spelen door de doorleefde soulstem van Bobby Womack te combineren met een authentiek klinkend soulgeluid, maar in plaats hiervan kozen ze voor complexe hiphop- en triphop beats en ijle synthesizers. Dat is een combinatie die me op papier niet beviel, maar in de praktijk pakt het goed uit.
De beats en elektronica zijn (een enkele uitzondering daar gelaten) gelukkig niet erg opdringerig, waardoor de fascinerende stem van Bobby Womack alle ruimte krijgt. Bobby Womack heeft niet meer de soepele soulstem waarmee hij bijna 50 jaar geleden doorbrak, maar kan nog steeds heel behoorlijk zingen, waarbij het was rauwe en rasperige geluid alleen maar zorgt voor meer bezieling en doorleving.
Hoewel ik nog altijd heel benieuwd ben hoe een geïnspireerde Bobby Womack zou klinken in een vintage soulgeluid, heeft The Bravest Man In The Universe me langzaam maar zeker weten te overtuigen. De plaat is uiteindelijk veel meer dan een boeiend levensteken van een vergeten levende legende en kan wat mij betreft de boeken in als een van de betere platen van Bobby Womack en als een van de grote soulplaten van de afgelopen jaren. De eerder genoemde Gil-Scott Heron overleed niet lang na zijn glorieuze comeback. Laten we hopen dat Bobby Womack er nog een aantal grootse platen uit weet te persen. Erwin Zijleman
Justin Rutledge - Daredevil
Ik heb Justin Rutledge al weer tien jaar geleden veelvuldig de hemel in geprezen. Het debuut van de singer-songwriter uit het Canadese Toronto sloeg bij mij in 2004 immers in als een bom.
No Never Alone won het wat mij betreft van de platen die Ryan Adams in dat jaar en de omliggende jaren uitbracht en Ryan Adams behoorde in 2004 tot de absolute top van de alt-country. Hierbij moet nog worden opgemerkt dat Ryan Adams geen toevallig gekozen vergelijkingsmateriaal is.
Omdat de plaat van Justin Rutledge in Europa destijds helaas niet heel veel aandacht trok, verloor ik de Canadees langzaam maar zeker uit het oog. Devil On A Bench In Stanley Park uit 2006, ook een geweldige plaat overigens, pikte ik nog wel op, maar de drie platen die zouden volgen gingen helaas volledig aan mij voorbij.
Inmiddels heeft Justin Rutledge ook zijn zesde plaat uitgebracht en Daredevil heb ik gelukkig weer wel in handen gekregen. Direct bij beluistering van de openingstrack wist ik dat het nog steeds helemaal goed zit met de muziek van Justin Rutledge. De openingstrack van Daredevil valt op door een prachtig geluid vol dynamiek, waarin gitaren en de piano om de aandacht vechten en Justin Rutledge, zoals gewoonlijk, verrast met hele mooie, emotievolle, vocalen. Deze vocalen krijgen, zoals we kennen uit het verleden, kleur en kracht door vrouwenvocalen toe te voegen. Veel bekende ingrediënten derhalve op Daredevil, dat wat mij betreft daarom een echte Justin Rutledge plaat mag worden genoemd.
Daredevil bevat een aantal meer ingetogen songs die tegen de alt-country aanleunen en een aantal meer dynamische en vol klinkende tracks die lastig in een hokje zijn te duwen, maar de kaders van de rootsmuziek meerdere keren ontstijgen. De instrumentatie is keer op keer wonderschoon en verrassend en de productie van de plaat (van de hand van de onder andere van Sarah Harmer bekende Dean Drouillard) is prachtig, maar het meest ben ik toch weer onder de indruk van de mooie songs van Justin Rutledge en vooral van de zang op de plaat.
De stem van Justin Rutledge is zoals gezegd prachtig, maar deze stem wordt pas echt naar grote hoogten getild als er mooie vrouwenstemmen tegenaan worden gezet. Deze komen dit keer van een heel contingent Canadese zangeressen, van wie Mary Margaret O'Hara en Jenn Grant de bekendste zijn, maar Julie Fader wat mij betreft de meeste indruk maakt.
Daredevil sleept zich door alle hoogstaande ingrediënten van hoogtepunt naar hoogtepunt, waarbij steeds weer wat anders in het oor springt. De ene keer een prachtige pedal steel, dan toch weer die geweldige vocalen, een poëtische tekst of veelkleurige arrangementen die het oor genadeloos strelen.
Justin Rutledge leverde tien jaar geleden een nauwelijks te evenaren debuut af, maar met al zijn nieuwe platen komt hij toch steeds weer in de buurt. Dat is knap. Meer dan knap zelfs. Daredevil mag een liefhebber van Amerikaanse rootsmuziek eigenlijk niet missen. Een ieder die hem laat liggen doet Justin Rutledge en uiteindelijk toch vooral zichzelf flink te kort. Erwin Zijleman
Naschrift: Op Daredevil vertolkt Justin Rutledge uitsluitend songs van de Canadese band The Tragically Hip. Is een grote onbekende in mijn platenkast en het is me daarom volledig ontgaan.
No Never Alone won het wat mij betreft van de platen die Ryan Adams in dat jaar en de omliggende jaren uitbracht en Ryan Adams behoorde in 2004 tot de absolute top van de alt-country. Hierbij moet nog worden opgemerkt dat Ryan Adams geen toevallig gekozen vergelijkingsmateriaal is.
Omdat de plaat van Justin Rutledge in Europa destijds helaas niet heel veel aandacht trok, verloor ik de Canadees langzaam maar zeker uit het oog. Devil On A Bench In Stanley Park uit 2006, ook een geweldige plaat overigens, pikte ik nog wel op, maar de drie platen die zouden volgen gingen helaas volledig aan mij voorbij.
Inmiddels heeft Justin Rutledge ook zijn zesde plaat uitgebracht en Daredevil heb ik gelukkig weer wel in handen gekregen. Direct bij beluistering van de openingstrack wist ik dat het nog steeds helemaal goed zit met de muziek van Justin Rutledge. De openingstrack van Daredevil valt op door een prachtig geluid vol dynamiek, waarin gitaren en de piano om de aandacht vechten en Justin Rutledge, zoals gewoonlijk, verrast met hele mooie, emotievolle, vocalen. Deze vocalen krijgen, zoals we kennen uit het verleden, kleur en kracht door vrouwenvocalen toe te voegen. Veel bekende ingrediënten derhalve op Daredevil, dat wat mij betreft daarom een echte Justin Rutledge plaat mag worden genoemd.
Daredevil bevat een aantal meer ingetogen songs die tegen de alt-country aanleunen en een aantal meer dynamische en vol klinkende tracks die lastig in een hokje zijn te duwen, maar de kaders van de rootsmuziek meerdere keren ontstijgen. De instrumentatie is keer op keer wonderschoon en verrassend en de productie van de plaat (van de hand van de onder andere van Sarah Harmer bekende Dean Drouillard) is prachtig, maar het meest ben ik toch weer onder de indruk van de mooie songs van Justin Rutledge en vooral van de zang op de plaat.
De stem van Justin Rutledge is zoals gezegd prachtig, maar deze stem wordt pas echt naar grote hoogten getild als er mooie vrouwenstemmen tegenaan worden gezet. Deze komen dit keer van een heel contingent Canadese zangeressen, van wie Mary Margaret O'Hara en Jenn Grant de bekendste zijn, maar Julie Fader wat mij betreft de meeste indruk maakt.
Daredevil sleept zich door alle hoogstaande ingrediënten van hoogtepunt naar hoogtepunt, waarbij steeds weer wat anders in het oor springt. De ene keer een prachtige pedal steel, dan toch weer die geweldige vocalen, een poëtische tekst of veelkleurige arrangementen die het oor genadeloos strelen.
Justin Rutledge leverde tien jaar geleden een nauwelijks te evenaren debuut af, maar met al zijn nieuwe platen komt hij toch steeds weer in de buurt. Dat is knap. Meer dan knap zelfs. Daredevil mag een liefhebber van Amerikaanse rootsmuziek eigenlijk niet missen. Een ieder die hem laat liggen doet Justin Rutledge en uiteindelijk toch vooral zichzelf flink te kort. Erwin Zijleman
Naschrift: Op Daredevil vertolkt Justin Rutledge uitsluitend songs van de Canadese band The Tragically Hip. Is een grote onbekende in mijn platenkast en het is me daarom volledig ontgaan.
27 juni 2014
White Lung - Deep Fantasy
White Lung is een viertal uit het Canadese Vancouver, dat volgens AllMusic.com is beïnvloed door riot grrrl, post-punk en hardcore punk. Dat is voor veel mensen waarschijnlijk een hele goede reden om met een grote boog om de muziek van de uit drie vrouwen en één man bestaande Canadese band heen te lopen, maar persoonlijk vind ik het een aanbeveling.
Toen de band ook nog eens werd gerelateerd aan Sleater-Kinney, L7, Bikini Kill en Hole was mijn interesse definitief gewekt. Deep Fantasy, de derde plaat van White Lung, heeft me vervolgens niet teleurgesteld.
Deep Fantasy duurt maar net twintig minuten, maar ramt je in die twintig minuten tien heerlijke punky popliedjes door de strot. Het zijn popliedjes met heerlijk overstuurde gitaarloopjes, oerdegelijke punky gitaarriffs, een energiek beukende ritmesectie, subtiele keyboards en aangenaam schreeuwerige vrouwenvocalen.
De zangeressen en de ritmesectie moeten het zeker niet hebben van groot muzikaal talent, maar compenseren dit met heel veel passie en energie. Het gitaarwerk op de plaat is daarentegen wel van hoog niveau. Naast punky riffs strooit de gitarist van de band driftig met de heerlijk inventieve, vaak in de hoogste versnelling uitgevoerde, gitaarloopjes, die iedere song op de plaat weer anders inkleuren en zorgen voor de broodnodige en in dit genre helaas wel eens zeldzame variatie.
Voor de rest is het tien tracks lang beuken. Ik geef direct toe dat ik niet altijd in de stemming ben voor dit soort muziek, maar zo op zijn tijd is het geweldig.
Wanneer ik behoefte heb aan een plaat in dit genre, greep ik tot dusver vrijwel altijd naar een plaat van Sleater-Kinney (met name Dig Me Out uit 1997 en The Woods uit 2005 zijn fantastische platen), maar ik denk dat Deep Fantasy van White Lung ook nog regelmatig voorbij gaat komen. Allereerst voor het spetterende gitaarwerk op de plaat, maar hiernaast ook vanwege de tomeloze energie van de band.
Deep Fantasy gaat 20 minuten vrijwel continu voluit. Dat lijkt kort, maar het is genoeg. Sprinten en duurloop zijn twee verschillende dingen, ook in de popmuziek. In die twintig minuten maakt White Lung op mij overigens een onuitwisbare indruk. Keer op keer. Ook toe aan een dosis muzikale energie? Grijp naar Deep Fantasy van White Lung. De plaat komt echt als een stoomwals over je heen. Dat doet even pijn, maar vervolgens wil je maar één ding: meer. Veel meer. Erwin Zijleman
Toen de band ook nog eens werd gerelateerd aan Sleater-Kinney, L7, Bikini Kill en Hole was mijn interesse definitief gewekt. Deep Fantasy, de derde plaat van White Lung, heeft me vervolgens niet teleurgesteld.
Deep Fantasy duurt maar net twintig minuten, maar ramt je in die twintig minuten tien heerlijke punky popliedjes door de strot. Het zijn popliedjes met heerlijk overstuurde gitaarloopjes, oerdegelijke punky gitaarriffs, een energiek beukende ritmesectie, subtiele keyboards en aangenaam schreeuwerige vrouwenvocalen.
De zangeressen en de ritmesectie moeten het zeker niet hebben van groot muzikaal talent, maar compenseren dit met heel veel passie en energie. Het gitaarwerk op de plaat is daarentegen wel van hoog niveau. Naast punky riffs strooit de gitarist van de band driftig met de heerlijk inventieve, vaak in de hoogste versnelling uitgevoerde, gitaarloopjes, die iedere song op de plaat weer anders inkleuren en zorgen voor de broodnodige en in dit genre helaas wel eens zeldzame variatie.
Voor de rest is het tien tracks lang beuken. Ik geef direct toe dat ik niet altijd in de stemming ben voor dit soort muziek, maar zo op zijn tijd is het geweldig.
Wanneer ik behoefte heb aan een plaat in dit genre, greep ik tot dusver vrijwel altijd naar een plaat van Sleater-Kinney (met name Dig Me Out uit 1997 en The Woods uit 2005 zijn fantastische platen), maar ik denk dat Deep Fantasy van White Lung ook nog regelmatig voorbij gaat komen. Allereerst voor het spetterende gitaarwerk op de plaat, maar hiernaast ook vanwege de tomeloze energie van de band.
Deep Fantasy gaat 20 minuten vrijwel continu voluit. Dat lijkt kort, maar het is genoeg. Sprinten en duurloop zijn twee verschillende dingen, ook in de popmuziek. In die twintig minuten maakt White Lung op mij overigens een onuitwisbare indruk. Keer op keer. Ook toe aan een dosis muzikale energie? Grijp naar Deep Fantasy van White Lung. De plaat komt echt als een stoomwals over je heen. Dat doet even pijn, maar vervolgens wil je maar één ding: meer. Veel meer. Erwin Zijleman
26 juni 2014
Popstrangers - Fortuna
Popstrangers is een oorspronkelijk uit Nieuw Zeeland afkomstige band, die inmiddels vanuit Londen opereert. De band heeft in Londen zo te horen de archieven van de Britse popmuziek omarmd, want de nieuwe plaat van de band, Fortuna, citeert rijkelijk uit alles dat de Britse popmuziek de afgelopen decennia zo leuk heeft gemaakt.
Popstrangers heeft hierbij een voorkeur voor de jaren 60 en 70 en maakt psychedelisch aandoende gitaarpop. Het is gitaarpop die mij in eerste instantie vooral aan The La’s deed denken, al vermengt Popstrangers de Britse invloeden uiteindelijk ook met volop invloeden van de eigen muzikale helden, van wie met name de Pixies, Nirvana en Sonic Youth nadrukkelijk aanwezig zijn, en hoor ik toch ook wel wat van de eigenzinnigere gitaarbands uit Nieuw Zeeland.
Fortuna is nou typisch zo’n plaat waarover de Britse muziekpers heel erg druk zou moeten doen, maar vreemd genoeg wordt de tweede plaat van Popstrangers tot dusver vooral in de Verenigde Staten opgepikt. Dat moet snel gaan veranderen, want Fortuna is een plaat die zomaar uit kan groeien tot de soundtrack van een mooie zomer.
Popstrangers maakt gitaarpop waarvan de zon gaat schijnen, maar de band weet ook te verrassen. De zon gaat schijnen door onweerstaanbare gitaarloopjes en een vleugje 60s psychedelica, maar steeds als je denkt te weten wat voor vlees je in de kuip hebt, schiet Fortuna een weer net wat andere kant op.
In een aantal gevallen wordt het vleugje psychedelica vervangen door een flinke scheut, de volgende keer worden de 60s subtiel verruild voor invloeden uit de 90s grunge of klinkt Popstrangers opeens als Oasis in haar betere en meer experimentele dagen.
Het maakt van Fortuna uiteindelijk een gitaarplaat met vele gezichten, maar het zijn stuk voor stuk gezichten waar je als muziekliefhebber heel blij van wordt. Fortuna blinkt uit door veelzijdig en zonder uitzondering onweerstaanbaar lekker gitaarwerk, maar Popstrangers slaagt er ook nog eens in om dat gitaarwerk te verpakken in songs die na één keer horen memorabel zijn.
Popstrangers overtuigt door de zonnige gitaarlijnen en de aanstekelijke songs vrijwel onmiddellijk, maar Fortuna is ook zeker een plaat die nog even door kan groeien. Enerzijds door de vele invloeden die opduiken in de muziek van Popstrangers en anderzijds door knappe en verrassende wendingen in de muziek van de band.
Popstrangers heeft met Fortuna een plaat gemaakt die je herinnert en doet verlangen naar een hele stapel gitaarplaten uit het verleden, maar de plaat is zelf zo goed dat dit verlangen wordt onderdrukt zolang Fortuna uit de speakers komt.
De Britse hype machines draaien het hele jaar al op volle toeren, maar de leukste 'Britse' gitaarplaat van het jaar heeft men volledig gemist. Ook in Nederland krijgt Fortuna van Popstrangers tot dusver niet de aandacht die de plaat zo verdient en daarom moet ik het misschien wel van de daken gaan schreeuwen: FORTUNA VAN POPSTRANGERS IS EEN EVEN BRILJANTE ALS ONWEERSTAANBARE GITAARPLAAT ! Erwin Zijleman
Popstrangers heeft hierbij een voorkeur voor de jaren 60 en 70 en maakt psychedelisch aandoende gitaarpop. Het is gitaarpop die mij in eerste instantie vooral aan The La’s deed denken, al vermengt Popstrangers de Britse invloeden uiteindelijk ook met volop invloeden van de eigen muzikale helden, van wie met name de Pixies, Nirvana en Sonic Youth nadrukkelijk aanwezig zijn, en hoor ik toch ook wel wat van de eigenzinnigere gitaarbands uit Nieuw Zeeland.
Fortuna is nou typisch zo’n plaat waarover de Britse muziekpers heel erg druk zou moeten doen, maar vreemd genoeg wordt de tweede plaat van Popstrangers tot dusver vooral in de Verenigde Staten opgepikt. Dat moet snel gaan veranderen, want Fortuna is een plaat die zomaar uit kan groeien tot de soundtrack van een mooie zomer.
Popstrangers maakt gitaarpop waarvan de zon gaat schijnen, maar de band weet ook te verrassen. De zon gaat schijnen door onweerstaanbare gitaarloopjes en een vleugje 60s psychedelica, maar steeds als je denkt te weten wat voor vlees je in de kuip hebt, schiet Fortuna een weer net wat andere kant op.
In een aantal gevallen wordt het vleugje psychedelica vervangen door een flinke scheut, de volgende keer worden de 60s subtiel verruild voor invloeden uit de 90s grunge of klinkt Popstrangers opeens als Oasis in haar betere en meer experimentele dagen.
Het maakt van Fortuna uiteindelijk een gitaarplaat met vele gezichten, maar het zijn stuk voor stuk gezichten waar je als muziekliefhebber heel blij van wordt. Fortuna blinkt uit door veelzijdig en zonder uitzondering onweerstaanbaar lekker gitaarwerk, maar Popstrangers slaagt er ook nog eens in om dat gitaarwerk te verpakken in songs die na één keer horen memorabel zijn.
Popstrangers overtuigt door de zonnige gitaarlijnen en de aanstekelijke songs vrijwel onmiddellijk, maar Fortuna is ook zeker een plaat die nog even door kan groeien. Enerzijds door de vele invloeden die opduiken in de muziek van Popstrangers en anderzijds door knappe en verrassende wendingen in de muziek van de band.
Popstrangers heeft met Fortuna een plaat gemaakt die je herinnert en doet verlangen naar een hele stapel gitaarplaten uit het verleden, maar de plaat is zelf zo goed dat dit verlangen wordt onderdrukt zolang Fortuna uit de speakers komt.
De Britse hype machines draaien het hele jaar al op volle toeren, maar de leukste 'Britse' gitaarplaat van het jaar heeft men volledig gemist. Ook in Nederland krijgt Fortuna van Popstrangers tot dusver niet de aandacht die de plaat zo verdient en daarom moet ik het misschien wel van de daken gaan schreeuwen: FORTUNA VAN POPSTRANGERS IS EEN EVEN BRILJANTE ALS ONWEERSTAANBARE GITAARPLAAT ! Erwin Zijleman
25 juni 2014
The Shoe - I'm Okay
The Shoe is een Amerikaans duo dat bestaat uit singer-songwriter en actrice Jena Malone (die onder andere was te zien in The Hunger Games) en pianist en producer Lem Jay Ignacio.
Over zingende actrices wordt meestal nogal denigrerend gedaan, maar Jena Malone snoert direct in de openingstrack van het debuut van The Shoe de critici de mond. En hoe.
In deze openingstrack laat Jena Malone zich uitsluitend begeleiden door bijzonder subtiele pianoklanken, maar overtuigt ze met speels gemak. In deze openingstrack is ook direct duidelijk dat The Shoe niet gaat voor de makkelijkste weg. Het is geen makkelijk popliedje dat de introductie vormt tot dit Amerikaanse duo, maar dankzij de mooie en veelkleurige stem van Jena Malone was ik direct fan.
The Shoe houdt haar muziek niet de hele tijd zo ingetogen en sober als in de openingstrack en titeltrack van I’m Okay, maar heel uitbundig wordt het nooit. De instrumentatie is in het merendeel van de tracks ingetogen en zacht, zodat Jena Malone kan schitteren met haar mooie stem, die ook vaak fluisterzacht is. De instrumentatie is misschien ingetogen en zacht, maar verrast wel keer op keer door wonderschone accenten die uitblinken door subtiliteit en trefzekerheid. De stem van Jena Malone draait zich prachtig om deze instrumentatie heen en heeft een verleidingskracht om bang van te worden.
Gezien de samenstelling van The Shoe (actrice/zangeres en een getalenteerd muzikant) ligt de vergelijking met She & Him voor de hand, al is het maar omdat de stem van Jena Malone net zo honingzoet kan zijn als die van Zooey Deschanel, maar uiteindelijk is de muziek van The Shoe toch een stuk minder uitbundig en een stuk avontuurlijker.
Het valt niet mee om met slechts een beperkt aantal ingrediënten een plaat te maken die je continu in zijn greep houdt, maar het debuut van The Shoe slaagt daar inmiddels al een tijdje in. Omdat Jena Malone en Lem Jay Ignacio niet kiezen voor makkelijk in het gehoor liggende popliedjes of zelfs perfecte popsongs, blijf je maar nieuwe dingen horen in de muziek van het tweetal. Dit geldt met name voor de vocalen, die heel af en toe ook wel wat doen denken aan die van een jonge Cat Power, maar ook de prachtige instrumentatie en de bijzonder trefzekere productie weten je keer op keer weer te verleiden en te verrassen.
I’m Okay van The Shoe krijgt tot dusver 0,0 aandacht in Nederland en dat is werkelijk doodzonde. I’m Okay maakt immers iedere zondagochtend tot een ultiem moment van ontspanning en maakt iedere zomeravond tot een oase van rust.
Gezien het acteerverleden van Jena Malone wordt I’m Okay van The Shoe ook in de Verenigde Staten met de nodige reserves ontvangen. Volkomen onterecht, want er zijn de afgelopen maanden niet veel leukere indie-platen verschenen. Het indie-karakter van de muziek van The Shoe hoor je misschien nog wel het best in de wat voller klinkende songs op de plaat, waarin zowel de instrumentatie als de vocalen zich niet in een keurslijf laten dwingen en I’m Okay steeds meer sprankelt en vermaakt. Heerlijke plaat van een duo dat een plekje vol in de spotlights verdient. Erwin Zijleman
Over zingende actrices wordt meestal nogal denigrerend gedaan, maar Jena Malone snoert direct in de openingstrack van het debuut van The Shoe de critici de mond. En hoe.
In deze openingstrack laat Jena Malone zich uitsluitend begeleiden door bijzonder subtiele pianoklanken, maar overtuigt ze met speels gemak. In deze openingstrack is ook direct duidelijk dat The Shoe niet gaat voor de makkelijkste weg. Het is geen makkelijk popliedje dat de introductie vormt tot dit Amerikaanse duo, maar dankzij de mooie en veelkleurige stem van Jena Malone was ik direct fan.
The Shoe houdt haar muziek niet de hele tijd zo ingetogen en sober als in de openingstrack en titeltrack van I’m Okay, maar heel uitbundig wordt het nooit. De instrumentatie is in het merendeel van de tracks ingetogen en zacht, zodat Jena Malone kan schitteren met haar mooie stem, die ook vaak fluisterzacht is. De instrumentatie is misschien ingetogen en zacht, maar verrast wel keer op keer door wonderschone accenten die uitblinken door subtiliteit en trefzekerheid. De stem van Jena Malone draait zich prachtig om deze instrumentatie heen en heeft een verleidingskracht om bang van te worden.
Gezien de samenstelling van The Shoe (actrice/zangeres en een getalenteerd muzikant) ligt de vergelijking met She & Him voor de hand, al is het maar omdat de stem van Jena Malone net zo honingzoet kan zijn als die van Zooey Deschanel, maar uiteindelijk is de muziek van The Shoe toch een stuk minder uitbundig en een stuk avontuurlijker.
Het valt niet mee om met slechts een beperkt aantal ingrediënten een plaat te maken die je continu in zijn greep houdt, maar het debuut van The Shoe slaagt daar inmiddels al een tijdje in. Omdat Jena Malone en Lem Jay Ignacio niet kiezen voor makkelijk in het gehoor liggende popliedjes of zelfs perfecte popsongs, blijf je maar nieuwe dingen horen in de muziek van het tweetal. Dit geldt met name voor de vocalen, die heel af en toe ook wel wat doen denken aan die van een jonge Cat Power, maar ook de prachtige instrumentatie en de bijzonder trefzekere productie weten je keer op keer weer te verleiden en te verrassen.
I’m Okay van The Shoe krijgt tot dusver 0,0 aandacht in Nederland en dat is werkelijk doodzonde. I’m Okay maakt immers iedere zondagochtend tot een ultiem moment van ontspanning en maakt iedere zomeravond tot een oase van rust.
Gezien het acteerverleden van Jena Malone wordt I’m Okay van The Shoe ook in de Verenigde Staten met de nodige reserves ontvangen. Volkomen onterecht, want er zijn de afgelopen maanden niet veel leukere indie-platen verschenen. Het indie-karakter van de muziek van The Shoe hoor je misschien nog wel het best in de wat voller klinkende songs op de plaat, waarin zowel de instrumentatie als de vocalen zich niet in een keurslijf laten dwingen en I’m Okay steeds meer sprankelt en vermaakt. Heerlijke plaat van een duo dat een plekje vol in de spotlights verdient. Erwin Zijleman
24 juni 2014
Strand Of Oaks - HEAL
HEAL van Strand Of Oaks wordt al een tijdje getipt als één van de mogelijke sensaties van het muziekjaar 2014. Dat verbaasde me eerlijk gezegd, want de band rond singer-songwriter Timothy Showalter (Strand Of Oaks is feitelijk een eenmansband) maakte tot dusver op mij nog geen onuitwisbare indruk.
Op het anderhalf jaar geleden verschenen Dark Shoares klonk Strand Of Oaks een beetje als Bruce Springsteen’s Nebraska of als de muziek die Mark Kozelek in meerdere gedaanten maakt en dat is ook de muziek die domineerde op de voorgangers van deze plaat. Uiterst sobere folk dus en muziek waar de melancholie over het algemeen van afdruipt. Daar is natuurlijk helemaal niets mis mee, maar er was tot dusver, als je het mij vraagt althans, geen reden om heel druk te doen over Strand Of Oaks.
Moet dat dan wel na beluistering van HEAL? Het antwoord is ja, of beter gezegd JA!. Op HEAL horen we een Timothy Showalter die we nog niet kenden, althans niet van zijn platen. Openingstrack Goshen ’97 hakt er meteen lekker stevig in met beukende drums, gierende gitaren, stevige riffs en groots aandoende vocalen en refreinen. De associatie met Dinosaur Jr. dringt zich onmiddellijk op en dat is niet voor niets, want niemand minder dan Dinosaur Jr. gitarist J. Mascis is te horen in de openingstrack van HEAL. Deze openingstrack zet direct de toon.
Na zo’n geweldige opener wil je niet dat Strand Of Oaks weer vervalt in het oude (verstilde folk) kunstje en dat doet Timothy Showalter ook niet. Toch slaat Strand Of Oaks in de tweede track op de plaat weer een andere weg in en imponeert het met muziek die met een beetje fantasie van New Order had kunnen zijn.
Na de geweldige eerste twee tracks kan HEAL eigenlijk al niet meer stuk en wil je alleen maar veel meer. Dat meer krijg je op de rest van de plaat en ook op de rest van de plaat blijft Strand Of Oaks verbazen met verrassende invloeden. In de derde track hoor ik zelfs een vleugje progrock, maar Strand Of Oaks combineert dit op fraaie wijze met opvallende ritmes en wederom invloeden uit de 70s, 80s en 90s, waarbij ik vaak wat hoor van Smashing Pumpkins, maar ook onder andere Springsteen, Neil Young en zelfs (ik durf het bijna niet te zeggen) U2 om de hoek komen kijken.
De meeste songs op de plaat zijn zwaar aangezet met flink wat gitaren en elektronica en vermengen eigenlijk alle hierboven genoemde invloeden. Zonder te kunnen zeggen waar het precies op lijkt, klinkt HEAL vertrouwd in de oren en slaat het op fraaie wijze een brug tussen toegankelijke en eigenzinnige popmuziek, waarbij de balans in beide richtingen door kan slaan.
HEAL klinkt aanstekelijk, maar ook eigengereid. HEAL klinkt aangenaam, maar is ook rauw en confronterend, zeker in de donkere teksten van Timothy Showalter. In het prachtige JM neemt Timothy Showalter voor het eerst gas terug en eert hij op fraaie wijze voormalig Songs:Ohia en Magnolia Electric Co. voorman Jason Molina, aan wiens trieste overlijden vorig jaar nauwelijks aandacht werd besteed. Echt gas terug nemen doet Strand Of Oaks overigens nergens, want ook JM bevat weer een prachtige gitaarsolo, waarvan er overigens heel veel op HEAL staan.
Met HEAL heeft Strand Of Oaks een grootse plaat afgeleverd. Het meesterwerk dat er misschien altijd al in zat, openbaart zich in volle glorie. HEAL is zo’n plaat die je noot voor noot wilt meezingen, maar het is ook een plaat die uitnodigt tot het doen van steeds weer nieuwe ontdekkingen en het is ook een plaat die je raakt. Keihard. Zoals gezegd al een tijdje getipt als één van de mogelijke sensaties van het muziekjaar 2014 en daar is voor de afwisseling eens niets van gelogen. Erwin Zijleman
Op het anderhalf jaar geleden verschenen Dark Shoares klonk Strand Of Oaks een beetje als Bruce Springsteen’s Nebraska of als de muziek die Mark Kozelek in meerdere gedaanten maakt en dat is ook de muziek die domineerde op de voorgangers van deze plaat. Uiterst sobere folk dus en muziek waar de melancholie over het algemeen van afdruipt. Daar is natuurlijk helemaal niets mis mee, maar er was tot dusver, als je het mij vraagt althans, geen reden om heel druk te doen over Strand Of Oaks.
Moet dat dan wel na beluistering van HEAL? Het antwoord is ja, of beter gezegd JA!. Op HEAL horen we een Timothy Showalter die we nog niet kenden, althans niet van zijn platen. Openingstrack Goshen ’97 hakt er meteen lekker stevig in met beukende drums, gierende gitaren, stevige riffs en groots aandoende vocalen en refreinen. De associatie met Dinosaur Jr. dringt zich onmiddellijk op en dat is niet voor niets, want niemand minder dan Dinosaur Jr. gitarist J. Mascis is te horen in de openingstrack van HEAL. Deze openingstrack zet direct de toon.
Na zo’n geweldige opener wil je niet dat Strand Of Oaks weer vervalt in het oude (verstilde folk) kunstje en dat doet Timothy Showalter ook niet. Toch slaat Strand Of Oaks in de tweede track op de plaat weer een andere weg in en imponeert het met muziek die met een beetje fantasie van New Order had kunnen zijn.
Na de geweldige eerste twee tracks kan HEAL eigenlijk al niet meer stuk en wil je alleen maar veel meer. Dat meer krijg je op de rest van de plaat en ook op de rest van de plaat blijft Strand Of Oaks verbazen met verrassende invloeden. In de derde track hoor ik zelfs een vleugje progrock, maar Strand Of Oaks combineert dit op fraaie wijze met opvallende ritmes en wederom invloeden uit de 70s, 80s en 90s, waarbij ik vaak wat hoor van Smashing Pumpkins, maar ook onder andere Springsteen, Neil Young en zelfs (ik durf het bijna niet te zeggen) U2 om de hoek komen kijken.
De meeste songs op de plaat zijn zwaar aangezet met flink wat gitaren en elektronica en vermengen eigenlijk alle hierboven genoemde invloeden. Zonder te kunnen zeggen waar het precies op lijkt, klinkt HEAL vertrouwd in de oren en slaat het op fraaie wijze een brug tussen toegankelijke en eigenzinnige popmuziek, waarbij de balans in beide richtingen door kan slaan.
HEAL klinkt aanstekelijk, maar ook eigengereid. HEAL klinkt aangenaam, maar is ook rauw en confronterend, zeker in de donkere teksten van Timothy Showalter. In het prachtige JM neemt Timothy Showalter voor het eerst gas terug en eert hij op fraaie wijze voormalig Songs:Ohia en Magnolia Electric Co. voorman Jason Molina, aan wiens trieste overlijden vorig jaar nauwelijks aandacht werd besteed. Echt gas terug nemen doet Strand Of Oaks overigens nergens, want ook JM bevat weer een prachtige gitaarsolo, waarvan er overigens heel veel op HEAL staan.
Met HEAL heeft Strand Of Oaks een grootse plaat afgeleverd. Het meesterwerk dat er misschien altijd al in zat, openbaart zich in volle glorie. HEAL is zo’n plaat die je noot voor noot wilt meezingen, maar het is ook een plaat die uitnodigt tot het doen van steeds weer nieuwe ontdekkingen en het is ook een plaat die je raakt. Keihard. Zoals gezegd al een tijdje getipt als één van de mogelijke sensaties van het muziekjaar 2014 en daar is voor de afwisseling eens niets van gelogen. Erwin Zijleman
23 juni 2014
The Flaming Lips - 7 Skies H3
Er is een tijd geweest waarin een nieuwe plaat van The Flaming Lips door gerenommeerde Britse muziektijdschriften als Mojo en Uncut onmiddellijk tot plaat van het jaar werd uitgeroepen. Het gebeurde met The Soft Bulletin uit 1999 en met Yoshimi Battles The Pink Robots uit 2002, waarna ook het oudere werk van de band de hemel in werd geprezen, waaronder het fascinerende Zaireeka uit 1997 dat uit vier platen bestond die eigenlijk tegelijk moesten worden afgespeeld.
De afgelopen 12 jaar waren de critici net wat minder enthousiast over de platen van The Flaming Lips, al kregen de reguliere platen als At War With The Mystics (2006), Embryonic (2009) en met name The Terror (2013) nog wel vier sterren (in plaats van vijf).
Naast reguliere platen maakten The Flaming Lips de afgelopen tien jaar ook een aantal platen die als tussendoortjes zijn te kenschetsen, waaronder een kerstplaat, een opmerkelijke remake van Pink Floyd’s The Dark Side Of The Moon en een compilatie vol opmerkelijke gastbijdragen (van Ke$ha tot Nick Cave en van Yoko Ono tot Bon Iver).
Net een jaar na het verrassend sterke The Terror en een paar maanden na de speciaal voor Record Day gelanceerde song van 24 uur (!), ligt er al weer een nieuwe plaat van The Flaming Lips in de winkel: 7 Skies H3; een kortere en in hapbare brokken geknipte versie van de eerder genoemde song van 24 uur.
De kans dat Mojo en Uncut zich dit keer laten verleiden tot het kiezen van de plaat van het jaar, ver voordat dit jaar om is, lijkt me niet zo groot. 7 Skies H3 is immers zware kost en bij vlagen hele zware kost.
Daar lijkt het in eerste instantie nog niet op. 7 Skies H3 opent met een niet erg makkelijke, maar uiteindelijk toch betoverend mooie psychedelische track, die klinkt als een monsterverbond van Pink Floyd, Tangerine Dream en Klaus Schulze, ergens aan het eind van de jaren 60 of het begin van de jaren 70.
In de tweede track wordt het al lastiger wanneer vervormde elektronica wat hogere drempels opwerpt, waarna de band los gaat in de derde track, die klinkt als ‘Underworld on speed’ voorzien van een tandartsboor voor extra luisterplezier. Ik kan wel tegen muziek die de lat voor de luisteraar wat hoger legt, maar als The Flaming Lips de oren gaat pijnigen haak ik af.
In de vierde track keert de structuur gelukkig langzaam terug en komen we weer uit bij 60s psychedelica. The Flaming Lips kiezen nog altijd niet voor de makkelijkste weg, maar het begint weer te intrigeren, zeker als in track 5, 6 en 7 de fraaie klanken uit de openingstrack langzaam terug keren. Liefhebbers van de briljante popsongs die de band in het verleden wel eens maakte, komen nog zeker niet aan hun trekken, want de grotendeels instrumentale tracks springen nog steeds van de hak op de tak.
In de achtste track slaat de gekte weer toe. Riot In My Brain!! vraagt inderdaad om een dwangbuis en een kalmerend spuitje en is nauwelijks te doorstaan. De volhouder wordt beloond met de twee slottracks, die net als de openingstrack een prachtig, dromerig en meeslepend psychedelisch geluid laten horen en verder gaan waar de eerste track zo fraai ophield.
Op basis van het bovenstaande zou je kunnen concluderen dat The Flaming Lips een matige plaat hebben gemaakt, maar dat is toch niet het geval. De mooiste tracks op de plaat (1, 9 en 10) duren bij elkaar ruim 23 minuten. Zet deze achter elkaar en voeg de op zijn minst intrigerende tracks (4, 5, 6 en 7) toe en je hebt een minuut of veertig prachtige muziek. Niet al te makkelijk, maar dat hoeft ook niet altijd. De rest is even doorbijten en soms even afzien, maar misschien draagt het uiteindelijk wel bij aan de schoonheid van de rest; in het geval van The Flaming Lips durf ik niets uit te sluiten.
Ik weet zeker dat The Flaming Lips met een beetje goede wil nog steeds jaarlijstjesplaten kunnen maken, maar de eigenzinnigheid van het recente werk siert de band. Beluistering is op eigen risico, maar dat zal inmiddels duidelijk zijn. Erwin Zijleman
De afgelopen 12 jaar waren de critici net wat minder enthousiast over de platen van The Flaming Lips, al kregen de reguliere platen als At War With The Mystics (2006), Embryonic (2009) en met name The Terror (2013) nog wel vier sterren (in plaats van vijf).
Naast reguliere platen maakten The Flaming Lips de afgelopen tien jaar ook een aantal platen die als tussendoortjes zijn te kenschetsen, waaronder een kerstplaat, een opmerkelijke remake van Pink Floyd’s The Dark Side Of The Moon en een compilatie vol opmerkelijke gastbijdragen (van Ke$ha tot Nick Cave en van Yoko Ono tot Bon Iver).
Net een jaar na het verrassend sterke The Terror en een paar maanden na de speciaal voor Record Day gelanceerde song van 24 uur (!), ligt er al weer een nieuwe plaat van The Flaming Lips in de winkel: 7 Skies H3; een kortere en in hapbare brokken geknipte versie van de eerder genoemde song van 24 uur.
De kans dat Mojo en Uncut zich dit keer laten verleiden tot het kiezen van de plaat van het jaar, ver voordat dit jaar om is, lijkt me niet zo groot. 7 Skies H3 is immers zware kost en bij vlagen hele zware kost.
Daar lijkt het in eerste instantie nog niet op. 7 Skies H3 opent met een niet erg makkelijke, maar uiteindelijk toch betoverend mooie psychedelische track, die klinkt als een monsterverbond van Pink Floyd, Tangerine Dream en Klaus Schulze, ergens aan het eind van de jaren 60 of het begin van de jaren 70.
In de tweede track wordt het al lastiger wanneer vervormde elektronica wat hogere drempels opwerpt, waarna de band los gaat in de derde track, die klinkt als ‘Underworld on speed’ voorzien van een tandartsboor voor extra luisterplezier. Ik kan wel tegen muziek die de lat voor de luisteraar wat hoger legt, maar als The Flaming Lips de oren gaat pijnigen haak ik af.
In de vierde track keert de structuur gelukkig langzaam terug en komen we weer uit bij 60s psychedelica. The Flaming Lips kiezen nog altijd niet voor de makkelijkste weg, maar het begint weer te intrigeren, zeker als in track 5, 6 en 7 de fraaie klanken uit de openingstrack langzaam terug keren. Liefhebbers van de briljante popsongs die de band in het verleden wel eens maakte, komen nog zeker niet aan hun trekken, want de grotendeels instrumentale tracks springen nog steeds van de hak op de tak.
In de achtste track slaat de gekte weer toe. Riot In My Brain!! vraagt inderdaad om een dwangbuis en een kalmerend spuitje en is nauwelijks te doorstaan. De volhouder wordt beloond met de twee slottracks, die net als de openingstrack een prachtig, dromerig en meeslepend psychedelisch geluid laten horen en verder gaan waar de eerste track zo fraai ophield.
Op basis van het bovenstaande zou je kunnen concluderen dat The Flaming Lips een matige plaat hebben gemaakt, maar dat is toch niet het geval. De mooiste tracks op de plaat (1, 9 en 10) duren bij elkaar ruim 23 minuten. Zet deze achter elkaar en voeg de op zijn minst intrigerende tracks (4, 5, 6 en 7) toe en je hebt een minuut of veertig prachtige muziek. Niet al te makkelijk, maar dat hoeft ook niet altijd. De rest is even doorbijten en soms even afzien, maar misschien draagt het uiteindelijk wel bij aan de schoonheid van de rest; in het geval van The Flaming Lips durf ik niets uit te sluiten.
Ik weet zeker dat The Flaming Lips met een beetje goede wil nog steeds jaarlijstjesplaten kunnen maken, maar de eigenzinnigheid van het recente werk siert de band. Beluistering is op eigen risico, maar dat zal inmiddels duidelijk zijn. Erwin Zijleman
22 juni 2014
9Bach - Tincian
Een tip op de steeds waardevoller wordende muzieksite musicmeter.nl attendeerde me onlangs op Tincian van 9Bach.
9Bach is een band uit Noord-Wales die hele bijzondere muziek maakt. Dat bijzondere wordt voor een belangrijk deel bepaald door de teksten, die in het Welsh (Cymraeg) worden gezongen. Een enkeling zal de taal misschien kennen van het album (Mwng) waarop de Super Furry Animals zich volledig tot het Welsh beperkten en verder raakt de taal stevig aan het Iers-Gaelisch, dat in het verleden vaak door Clannad werd gebruikt. Het is een taal die geen enkel aanknopingspunt biedt, maar het is ook een taal die zich prima leent voor het maken van muziek.
Het eerder genoemde Clannad is ook direct belangrijk vergelijkingsmateriaal voor de muziek van 9Bach, dat net als Clannad flink wat invloeden uit de Keltische volksmuziek en de New Age verwerkt in haar muziek.
Net als Clannad beschikt 9Bach bovendien over een zeer getalenteerde zangeres. Deze zangeres, Lisa Jen, beschikt over een prachtig en opvallend helder stemgeluid en een bijzondere techniek. In eerste instantie deed Tincian me door de zang vooral denken aan Portugese Fado platen die ik in huis heb, al zet de afwijkende instrumentatie je bij deze vergelijking keer op keer op het verkeerde been.
Deze instrumentatie gaat een stuk verder dan hetgeen dat gebruikelijk is in de Keltische volksmuziek en de New Age. 9Bach verwerkt ook op subtiele wijze elektronica in haar muziek en experimenteert hiernaast flink met het combineren van meerdere lagen vocalen (wat één keer een bijna Laurie Anderson achtige song oplevert).
Zeker wanneer de elektronica wat zwaarder wordt aangezet en wordt gekozen voor opvallende ritmes, doet Tincian me in muzikaal opzicht voorzichtig denken aan Portishead in haar meest ingetogen momenten, maar door de totaal andere vocalen blijft er van deze vergelijking uiteindelijk weinig overeind. Tincian roept bij beluistering constant meerdere associaties op (ik moet ook nog steeds heel vaak aan Kate Bush denken), maar de muziek van 9Bach is uiteindelijk uniek.
Je zou verwachten dat muziek met teksten in een absoluut niet te volgen taal veel tijd nodig heeft, maar dat valt in de praktijk erg mee. Ik was eigenlijk direct bij eerste beluistering verkocht en koester Tincian van 9Bach sindsdien.
De kracht van de muziek van 9Bach schuilt voor een belangrijk deel in de prachtige stem van Lisa Jen, maar de avontuurlijke instrumentatie, die steeds weer anders maar altijd verrassend klinkt en uiteindelijk ook opvalt door prachtige gitaarlijnen en onnavolgbare pianoloopjes, draagt zeker bij aan het bijzondere effect dat de muziek van 9Bach sorteert.
Omdat 9Bach niet goed of eigenlijk helemaal niet in een hokje valt te duwen, zal het niet meevallen om aandacht te trekken met Tincian, maar deze plaat verdient echt een zetje in de rug. 9Bach maakt op Tincian immers avontuurlijke en tegelijkertijd wonderschone muziek. Het is muziek die zijn gelijke niet kent, die eenvoudig overtuigt en vervolgens nog heel lang beter wordt.
Absoluut één van de meest bijzondere platen van het moment dus en als je het mij vraagt ook één van de beste. Ik heb mijn voordeel gedaan met de fraaie tip op MusicMeter (Willem bedankt) en dit verdient navolging. Op grote schaal. Erwin Zijleman
9Bach is een band uit Noord-Wales die hele bijzondere muziek maakt. Dat bijzondere wordt voor een belangrijk deel bepaald door de teksten, die in het Welsh (Cymraeg) worden gezongen. Een enkeling zal de taal misschien kennen van het album (Mwng) waarop de Super Furry Animals zich volledig tot het Welsh beperkten en verder raakt de taal stevig aan het Iers-Gaelisch, dat in het verleden vaak door Clannad werd gebruikt. Het is een taal die geen enkel aanknopingspunt biedt, maar het is ook een taal die zich prima leent voor het maken van muziek.
Het eerder genoemde Clannad is ook direct belangrijk vergelijkingsmateriaal voor de muziek van 9Bach, dat net als Clannad flink wat invloeden uit de Keltische volksmuziek en de New Age verwerkt in haar muziek.
Net als Clannad beschikt 9Bach bovendien over een zeer getalenteerde zangeres. Deze zangeres, Lisa Jen, beschikt over een prachtig en opvallend helder stemgeluid en een bijzondere techniek. In eerste instantie deed Tincian me door de zang vooral denken aan Portugese Fado platen die ik in huis heb, al zet de afwijkende instrumentatie je bij deze vergelijking keer op keer op het verkeerde been.
Deze instrumentatie gaat een stuk verder dan hetgeen dat gebruikelijk is in de Keltische volksmuziek en de New Age. 9Bach verwerkt ook op subtiele wijze elektronica in haar muziek en experimenteert hiernaast flink met het combineren van meerdere lagen vocalen (wat één keer een bijna Laurie Anderson achtige song oplevert).
Zeker wanneer de elektronica wat zwaarder wordt aangezet en wordt gekozen voor opvallende ritmes, doet Tincian me in muzikaal opzicht voorzichtig denken aan Portishead in haar meest ingetogen momenten, maar door de totaal andere vocalen blijft er van deze vergelijking uiteindelijk weinig overeind. Tincian roept bij beluistering constant meerdere associaties op (ik moet ook nog steeds heel vaak aan Kate Bush denken), maar de muziek van 9Bach is uiteindelijk uniek.
Je zou verwachten dat muziek met teksten in een absoluut niet te volgen taal veel tijd nodig heeft, maar dat valt in de praktijk erg mee. Ik was eigenlijk direct bij eerste beluistering verkocht en koester Tincian van 9Bach sindsdien.
De kracht van de muziek van 9Bach schuilt voor een belangrijk deel in de prachtige stem van Lisa Jen, maar de avontuurlijke instrumentatie, die steeds weer anders maar altijd verrassend klinkt en uiteindelijk ook opvalt door prachtige gitaarlijnen en onnavolgbare pianoloopjes, draagt zeker bij aan het bijzondere effect dat de muziek van 9Bach sorteert.
Omdat 9Bach niet goed of eigenlijk helemaal niet in een hokje valt te duwen, zal het niet meevallen om aandacht te trekken met Tincian, maar deze plaat verdient echt een zetje in de rug. 9Bach maakt op Tincian immers avontuurlijke en tegelijkertijd wonderschone muziek. Het is muziek die zijn gelijke niet kent, die eenvoudig overtuigt en vervolgens nog heel lang beter wordt.
Absoluut één van de meest bijzondere platen van het moment dus en als je het mij vraagt ook één van de beste. Ik heb mijn voordeel gedaan met de fraaie tip op MusicMeter (Willem bedankt) en dit verdient navolging. Op grote schaal. Erwin Zijleman
21 juni 2014
Zoe Muth - World Of Strangers
In de categorie minder bekend of zelfs miskend talent in het rootssegment deze week aandacht voor Zoe Muth. De oorspronkelijk uit het Amerikaanse Seattle afkomstige singer-songwriter schaarde ik op basis van haar twee eerder verschenen platen (en een minstens even goede EP met covers) al onder de grote beloften van de Amerikaanse rootsmuziek, maar met haar nieuwe plaat World Of Strangers is Zoe Muth definitief klaar voor het grote werk.
Voor de Nederlandse liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek komt Zoe Muth misschien wat uit de lucht vallen, maar in Seattle en omstreken heeft de Amerikaanse singer-songwriter inmiddels een uitstekende reputatie opgebouwd, die haar onder andere de bijnaam ‘Seattle’s Emmylou’ (Emmylou Harris natuurlijk) heeft opgeleverd.
Voor World Of Strangers heeft Zoe Muth datzelfde Seattle overigens achter zich gelaten, waarna ze zich heeft gevestigd in één van de hoofdsteden van de Amerikaanse rootsmuziek, Austin in Texas. Haar band The Lost High Rollers werd versterkt met ervaren krachten uit de muziekscene van Austin en dat hoor je.
Zoe Muth maakte tot dusver muziek met folk als belangrijkste bestanddeel, maar heeft dit inmiddels verruild voor country. World Of Strangers is voorzien van het rootsgeluid waar Austin bekend om staat en het is een geluid dat Zoe Muth past als een oude jas.
Op basis van de bijnaam ‘Seattle’s Emmylou’ had de oplettende lezer waarschijnlijk al geconcludeerd dat Zoe Muth beschikt over een mooi stemgeluid, maar met die typering doe je Zoe Muth flink wat tekort. Zoe Muth beschikt als je het mij vraagt immers over één van de mooiste stemmen in het rootssegment.
Het is een stem die steeds weer net wat anders klinkt en hierdoor in meerdere genres uit de voeten kan. Het is bovendien een stem die warm klinkt, maar het is ook een stem vol emotie die de luisteraar vastgrijpt en meeneemt. Het is tenslotte een stem die de prachtige teksten van Zoe Muth tot leven weet te brengen.
Met een stem als die van Zoe Muth maak je geen slechte plaat, maar op World Of Strangers klopt eigenlijk alles. De Austin versie van The Lost High Rollers zet een oerdegelijk rootsgeluid neer, waarin verschillende instrumenten mogen schitteren, al staat uiteindelijk alles in dienst van de stem van Zoe Muth. Invloeden uit de country staan centraal op de nieuwe plaat van Zoe Muth, maar het is wel country zoals die in Austin wordt gemaakt, wat betekent dat de gitaren zo af en toe mogen ronken en de traditionele snik achterwege mag blijven. De vocale capaciteiten van Zoe Muth zijn inmiddels geprezen, maar ook haar songwriting skills mogen er zijn.
Op World Of Strangers maakt Zoe Muth een gelouterde indruk en legt ze de lat hoog voor al haar concurrenten, inclusief Emmylou en wat mij betreft Lucinda Williams, aan wie Zoe Muth mij veel vaker doet denken.
En het mooie is dat deze geweldige rootsplaat voor de afwisseling eens gewoon in Nederland in de winkel ligt. Wordt 2014 het jaar van de definitieve doorbraak van Zoe Muth? Op basis van de kwaliteit van World Of Strangers geef ik haar een hele goede kans. Erwin Zijleman
Voor de Nederlandse liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek komt Zoe Muth misschien wat uit de lucht vallen, maar in Seattle en omstreken heeft de Amerikaanse singer-songwriter inmiddels een uitstekende reputatie opgebouwd, die haar onder andere de bijnaam ‘Seattle’s Emmylou’ (Emmylou Harris natuurlijk) heeft opgeleverd.
Voor World Of Strangers heeft Zoe Muth datzelfde Seattle overigens achter zich gelaten, waarna ze zich heeft gevestigd in één van de hoofdsteden van de Amerikaanse rootsmuziek, Austin in Texas. Haar band The Lost High Rollers werd versterkt met ervaren krachten uit de muziekscene van Austin en dat hoor je.
Zoe Muth maakte tot dusver muziek met folk als belangrijkste bestanddeel, maar heeft dit inmiddels verruild voor country. World Of Strangers is voorzien van het rootsgeluid waar Austin bekend om staat en het is een geluid dat Zoe Muth past als een oude jas.
Op basis van de bijnaam ‘Seattle’s Emmylou’ had de oplettende lezer waarschijnlijk al geconcludeerd dat Zoe Muth beschikt over een mooi stemgeluid, maar met die typering doe je Zoe Muth flink wat tekort. Zoe Muth beschikt als je het mij vraagt immers over één van de mooiste stemmen in het rootssegment.
Het is een stem die steeds weer net wat anders klinkt en hierdoor in meerdere genres uit de voeten kan. Het is bovendien een stem die warm klinkt, maar het is ook een stem vol emotie die de luisteraar vastgrijpt en meeneemt. Het is tenslotte een stem die de prachtige teksten van Zoe Muth tot leven weet te brengen.
Met een stem als die van Zoe Muth maak je geen slechte plaat, maar op World Of Strangers klopt eigenlijk alles. De Austin versie van The Lost High Rollers zet een oerdegelijk rootsgeluid neer, waarin verschillende instrumenten mogen schitteren, al staat uiteindelijk alles in dienst van de stem van Zoe Muth. Invloeden uit de country staan centraal op de nieuwe plaat van Zoe Muth, maar het is wel country zoals die in Austin wordt gemaakt, wat betekent dat de gitaren zo af en toe mogen ronken en de traditionele snik achterwege mag blijven. De vocale capaciteiten van Zoe Muth zijn inmiddels geprezen, maar ook haar songwriting skills mogen er zijn.
Op World Of Strangers maakt Zoe Muth een gelouterde indruk en legt ze de lat hoog voor al haar concurrenten, inclusief Emmylou en wat mij betreft Lucinda Williams, aan wie Zoe Muth mij veel vaker doet denken.
En het mooie is dat deze geweldige rootsplaat voor de afwisseling eens gewoon in Nederland in de winkel ligt. Wordt 2014 het jaar van de definitieve doorbraak van Zoe Muth? Op basis van de kwaliteit van World Of Strangers geef ik haar een hele goede kans. Erwin Zijleman
20 juni 2014
The Antlers - Familiars
Het is al weer bijna vijf jaar geleden dat ik compleet werd verrast door Hospice van de uit Brooklyn afkomstige band The Antlers.
Bij beluistering van Hospice, overigens de tweede plaat van de band rond Peter Silberman, hoorde ik, volgens de recensie op deze BLOG, de experimenteerdrift van Radiohead, de emotie van Jeff Buckley, de desolaatheid van Bon Iver, de stem van Antony, het bombast van The Arcade Fire, de arrangementen van Patrick Watson, het rammelende van Neutral Milk Hotel en de psychedelische inslag van bands als The Flaming Lips, Grandaddy en Grizzly Bear. Dat is een behoorlijk indrukwekkend rijtje namen en Hospice was dan ook een behoorlijk goede plaat.
Vraag me niet waarom ik de opvolger van Hospice in 2011 heb gemist, want ik weet het echt niet. Ik weet wel dat het over het hoofd geziene Burst Apart inmiddels een opvolger heeft gekregen en ook dat is weer een hele bijzondere plaat.
Familiars is, net als zijn voorgangers, een plaat die doet verlangen naar donkere herfstavonden en koude winteravonden, maar The Antlers brengen hun platen tot dusver bij voorkeur in de zomer uit. Absoluut geen reden om de platen van de band te laten liggen, want ook in de zomer wordt het een keer donker.
Wanneer ik Familiars vergelijk met Hospice valt op dat het geluid van The Antlers in de afgelopen jaren wel wat is veranderd. The Antlers maken nog steeds geen makkelijke muziek, maar de experimenteerdrift van Hospice is toch grotendeels verdwenen en hetzelfde geldt voor het rammelende karakter van de muziek van de band.
Familiars is een vooral ingetogen plaat, waarop prachtige stemmige klanken de overhand hebben. Het zijn klanken die rijkelijk zijn versierd met bijzonder fraaie blazers, een wat psychedelische sfeer en hele mooie vocalen van Peter Silberman, die nog altijd klinkt als de genoemde voorbeelden, maar inmiddels een geluid heeft gevonden dat weinig weerstand op zal roepen (waar ik bijvoorbeeld bij Antony altijd na een paar tracks last van krijg).
Waar ik in het vooral luisterde naar de blazers en de electronica, heb ik inmiddels ook het gitaarspel op de plaat ontdekt. Dit gitaarspel varieert van jazzy tot psychedelisch en kleurt de ruime vlakken die worden aangedragen door de blazers en de elektronica keer op keer prachtig in.
Een deel van het bovenstaande rijtje biedt nog steeds treffend vergelijkingsmateriaal voor de muziek van The Antlers, maar bij beluistering van Familiars komen toch vooral andere namen op. Denk hierbij aan het verstilde van Talk Talk, het zweverige van Sigur Ros, het dromerige van Mercury Rev, het bezwerende van Boards Of Canada of zelfs het meeslepende van Pink Floyd, maar Familiars klinkt net zo makkelijk als Calexico op valium of als nachtclubjazz zonder nachtclubjazz zangeres.
De tracks zijn zoals gezegd lang en slepen zich maar zeer langzaam voort. The Antlers blijft op Familiars daarom ver verwijderd van aanstekelijke popmuziek, maar ontoegankelijk is de plaat zeker niet. Familiars is een plaat waarvoor je even moet gaan zitten, maar als je dit eenmaal hebt gedaan, blijf je ook zitten. Vervolgens hoor je de intrigerende muziek van de band uit new York alleen maar mooier en fascinerender worden en vooralsnog is deze groei maar niet te stoppen. The Antlers maakten bijna vijf jaar geleden al een hele bijzonder plaat, maar met Familiars leveren ze nu een unieke plaat af. Een unieke plaat van een bijna onwerkelijke schoonheid. Erwin Zijleman
Bij beluistering van Hospice, overigens de tweede plaat van de band rond Peter Silberman, hoorde ik, volgens de recensie op deze BLOG, de experimenteerdrift van Radiohead, de emotie van Jeff Buckley, de desolaatheid van Bon Iver, de stem van Antony, het bombast van The Arcade Fire, de arrangementen van Patrick Watson, het rammelende van Neutral Milk Hotel en de psychedelische inslag van bands als The Flaming Lips, Grandaddy en Grizzly Bear. Dat is een behoorlijk indrukwekkend rijtje namen en Hospice was dan ook een behoorlijk goede plaat.
Vraag me niet waarom ik de opvolger van Hospice in 2011 heb gemist, want ik weet het echt niet. Ik weet wel dat het over het hoofd geziene Burst Apart inmiddels een opvolger heeft gekregen en ook dat is weer een hele bijzondere plaat.
Familiars is, net als zijn voorgangers, een plaat die doet verlangen naar donkere herfstavonden en koude winteravonden, maar The Antlers brengen hun platen tot dusver bij voorkeur in de zomer uit. Absoluut geen reden om de platen van de band te laten liggen, want ook in de zomer wordt het een keer donker.
Wanneer ik Familiars vergelijk met Hospice valt op dat het geluid van The Antlers in de afgelopen jaren wel wat is veranderd. The Antlers maken nog steeds geen makkelijke muziek, maar de experimenteerdrift van Hospice is toch grotendeels verdwenen en hetzelfde geldt voor het rammelende karakter van de muziek van de band.
Familiars is een vooral ingetogen plaat, waarop prachtige stemmige klanken de overhand hebben. Het zijn klanken die rijkelijk zijn versierd met bijzonder fraaie blazers, een wat psychedelische sfeer en hele mooie vocalen van Peter Silberman, die nog altijd klinkt als de genoemde voorbeelden, maar inmiddels een geluid heeft gevonden dat weinig weerstand op zal roepen (waar ik bijvoorbeeld bij Antony altijd na een paar tracks last van krijg).
Waar ik in het vooral luisterde naar de blazers en de electronica, heb ik inmiddels ook het gitaarspel op de plaat ontdekt. Dit gitaarspel varieert van jazzy tot psychedelisch en kleurt de ruime vlakken die worden aangedragen door de blazers en de elektronica keer op keer prachtig in.
Een deel van het bovenstaande rijtje biedt nog steeds treffend vergelijkingsmateriaal voor de muziek van The Antlers, maar bij beluistering van Familiars komen toch vooral andere namen op. Denk hierbij aan het verstilde van Talk Talk, het zweverige van Sigur Ros, het dromerige van Mercury Rev, het bezwerende van Boards Of Canada of zelfs het meeslepende van Pink Floyd, maar Familiars klinkt net zo makkelijk als Calexico op valium of als nachtclubjazz zonder nachtclubjazz zangeres.
De tracks zijn zoals gezegd lang en slepen zich maar zeer langzaam voort. The Antlers blijft op Familiars daarom ver verwijderd van aanstekelijke popmuziek, maar ontoegankelijk is de plaat zeker niet. Familiars is een plaat waarvoor je even moet gaan zitten, maar als je dit eenmaal hebt gedaan, blijf je ook zitten. Vervolgens hoor je de intrigerende muziek van de band uit new York alleen maar mooier en fascinerender worden en vooralsnog is deze groei maar niet te stoppen. The Antlers maakten bijna vijf jaar geleden al een hele bijzonder plaat, maar met Familiars leveren ze nu een unieke plaat af. Een unieke plaat van een bijna onwerkelijke schoonheid. Erwin Zijleman
19 juni 2014
Lee Fields & The Expressions - Emma Jean
Lee Fields klinkt als een klassieke soulzanger uit de jaren 70. Stop Emma Jean van Lee Fields & The Expressions in de cd speler en je wordt onmiddellijk mee terug genomen naar de hoogtijdagen van Marvin Gaye, Al Green, Otis Redding, Wilson Pickett, James Brown, Curtis Mayfield en noem ze maar op.
Lee Fields debuteerde, net als alle genoemde grote soulzangers, aan het eind van de jaren 60, maar kreeg destijds geen poot aan de grond. Dit is ook wel enigszins begrijpelijk, want de concurrentie was destijds moordend.
Fields verdween daarom na een paar singles en een toch nog uitgebracht debuutalbum in 1979 bijna volledig uit beeld en was in de jaren 80 nauwelijks zichtbaar. In de jaren 90 kwam Fields wel weer boven drijven en maakte hij op het fameuze ACE label een aantal prima Southern soul platen.
De echte doorbraak van Lee Fields kwam echter pas in 2009 toen het fantastische My World verscheen. My World werd in 2012 gevolgd door het eveneens uitstekende Faithful Man en nu ligt dan Emma Jean in de winkel.
Ik zal er niet omheen draaien: Emma Jean is de beste plaat die Lee Fields tot dusver heeft afgeleverd. Dat heeft hij voor een deel te danken aan zijn fantastische band The Expressions. Net als The Dap Kings van Sharon Jones (en ook de band achter Amy Winehouse) slagen de jonge muzikanten rond Lee Fields er in om een dampend soulgeluid neer te zetten.
Het is een soulgeluid dat heerlijk authentiek klinkt, maar het is ook een soulgeluid dat citeert uit nagenoeg alle stromingen uit de soulmuziek. The Expressions kiezen over het algemeen voor een broeierig soulgeluid met krachtige blazers, maar zijn ook niet vies van zompige Southern soul, Motown soul met een vleugje disco, of juist indringende soul waarin ook invloeden uit de country, blues en psychedelica hun weg hebben gevonden.
Emma Jean is in muzikaal opzicht een fantastische en vooral ook veelkleurige plaat, waarop het ene moment plaats is voor een feestje of krachtpatserij, maar het volgende moment de intimiteit regeert.
De muziek op de nieuwe plaat van Lee Fields & The Expressions is al genoeg reden om deze prachtplaat in huis te halen, maar het mooist van alles is de werkelijk geweldige stem van Lee Fields. Fields zingt op deze plaat alsof zijn leven er van af hangt en steekt de grote voorbeelden uit het verleden naar de kroon met zang vol soul, emotie en doorleving.
Net als zijn band kan Lee Fields uitstekend doseren. In tegenstelling tot de meeste jonge soulzangers van het moment gaat Fields niet de hele tijd voluit, maar wisselt hij vocale uitbarstingen af met ingetogen momenten. Het resultaat is hemeltergend mooi.
Emma Jean overtuigt 11 tracks met een gemak dat je maar zelden ziet. Direct vanaf de eerste noten lijk je te luisteren naar een vergeten soulklassieker en het is een vergeten soulklassieker van wereldklasse. Keer op keer legt de band een geweldig geluid neer, waarop Lee Fields vervolgens mag schitteren. En dat doet hij. Lee Fields zorgt op Emma Jean voor bijna 45 minuten kippenvel. Keer op keer. Absoluut een van de beste soulplaten van het moment, maar ook in de kast staan er bij mij niet zo gek veel die zo goed zijn als deze van Lee Fields & The Expressions. Wow. Erwin Zijleman
Lee Fields debuteerde, net als alle genoemde grote soulzangers, aan het eind van de jaren 60, maar kreeg destijds geen poot aan de grond. Dit is ook wel enigszins begrijpelijk, want de concurrentie was destijds moordend.
Fields verdween daarom na een paar singles en een toch nog uitgebracht debuutalbum in 1979 bijna volledig uit beeld en was in de jaren 80 nauwelijks zichtbaar. In de jaren 90 kwam Fields wel weer boven drijven en maakte hij op het fameuze ACE label een aantal prima Southern soul platen.
De echte doorbraak van Lee Fields kwam echter pas in 2009 toen het fantastische My World verscheen. My World werd in 2012 gevolgd door het eveneens uitstekende Faithful Man en nu ligt dan Emma Jean in de winkel.
Ik zal er niet omheen draaien: Emma Jean is de beste plaat die Lee Fields tot dusver heeft afgeleverd. Dat heeft hij voor een deel te danken aan zijn fantastische band The Expressions. Net als The Dap Kings van Sharon Jones (en ook de band achter Amy Winehouse) slagen de jonge muzikanten rond Lee Fields er in om een dampend soulgeluid neer te zetten.
Het is een soulgeluid dat heerlijk authentiek klinkt, maar het is ook een soulgeluid dat citeert uit nagenoeg alle stromingen uit de soulmuziek. The Expressions kiezen over het algemeen voor een broeierig soulgeluid met krachtige blazers, maar zijn ook niet vies van zompige Southern soul, Motown soul met een vleugje disco, of juist indringende soul waarin ook invloeden uit de country, blues en psychedelica hun weg hebben gevonden.
Emma Jean is in muzikaal opzicht een fantastische en vooral ook veelkleurige plaat, waarop het ene moment plaats is voor een feestje of krachtpatserij, maar het volgende moment de intimiteit regeert.
De muziek op de nieuwe plaat van Lee Fields & The Expressions is al genoeg reden om deze prachtplaat in huis te halen, maar het mooist van alles is de werkelijk geweldige stem van Lee Fields. Fields zingt op deze plaat alsof zijn leven er van af hangt en steekt de grote voorbeelden uit het verleden naar de kroon met zang vol soul, emotie en doorleving.
Net als zijn band kan Lee Fields uitstekend doseren. In tegenstelling tot de meeste jonge soulzangers van het moment gaat Fields niet de hele tijd voluit, maar wisselt hij vocale uitbarstingen af met ingetogen momenten. Het resultaat is hemeltergend mooi.
Emma Jean overtuigt 11 tracks met een gemak dat je maar zelden ziet. Direct vanaf de eerste noten lijk je te luisteren naar een vergeten soulklassieker en het is een vergeten soulklassieker van wereldklasse. Keer op keer legt de band een geweldig geluid neer, waarop Lee Fields vervolgens mag schitteren. En dat doet hij. Lee Fields zorgt op Emma Jean voor bijna 45 minuten kippenvel. Keer op keer. Absoluut een van de beste soulplaten van het moment, maar ook in de kast staan er bij mij niet zo gek veel die zo goed zijn als deze van Lee Fields & The Expressions. Wow. Erwin Zijleman
18 juni 2014
Lana Del Rey - Ultraviolence
Dat roem in de popmuziek nog net wat vergankelijker is dan er buiten heeft Lana Del Rey ruim twee jaar geleden kunnen ervaren. Op basis van de briljante single Video Games voorspelde nagenoeg iedere popjournalist haar een buitengewoon zonnige toekomst. Maanden lang werd er vol verwachting of zelfs met onrealistisch hoge verwachtingen uitgekeken naar de debuutplaat van Lana Del Rey, maar toen Born To Die op een koude januaridag dan eindelijk in de winkel lag, gebeurde er niets. Helemaal niets.
Het debuut van Lana Del Rey werd zo nu en dan verguisd, maar werd uiteindelijk vooral genegeerd. Ik heb er persoonlijk nooit iets van begrepen, want ik vond Born To Die een geweldige plaat. Natuurlijk waren niet alle tracks even goed en met name de weinig avontuurlijk electropop songs konden me gestolen worden, maar over het algemeen overtuigde Lana Del Rey toch met speels gemak en maakte ze een debuut dat uiteindelijk op zijn minst memorabel was.
Aan het eind van datzelfde jaar maakte Lana Del Rey nog een keer indruk met de bijna tot een volwaardig album uitgegroeide EP Paradise, maar hierna bleef het lang stil rond de zangeres uit New York. Bijna uit het niets ligt nu de echte opvolger van Born To Die in de winkel.
Rond Ultraviolence zal het waarschijnlijk niet heel lang stil blijven, want de nieuwe plaat van Lana Del Rey werd geproduceerd door Black Keys lid Dan Auerbach, die bij de critici nog steeds weinig kwaad kan doen. De combinatie Lana Del Rey en Dan Auerbach vond ik op het eerste gezicht een vreemde combinatie, maar de samenwerking tussen de twee pakt uitstekend uit.
Dan Auerbach heeft goed aangevoeld wat de kracht van Lana Del Rey is en houdt haar dit keer ver weg van electropop met een hoog bubblegum gehalte. Op Ultraviolence regeert de pop-noir met een 60s feel waarmee Lana Del Rey een jaar of drie geleden de wereld veroverde, maar de plaat borduurt gelukkig niet eindeloos voort op, het overigens nog steeds briljante, Video Games.
Dan Auerbach heeft Lana Del Rey voorzien van een net wat donkerder en rauwer geluid. Het is een geluid dat klinkt als een zich langzaam voortslepende versie van The Black Keys, met flink wat galm en hier en daar een stevige gitaaruithaal. Het is een geluid dat vervolgens voorzichtig is opgepoetst met elektronica, strijkers en nog wat meer galm, maar dat heel ver verwijderd blijft van de glossy productie van Born To Die.
Het is een geluid dat uitstekend past bij het donkere en vaak wat weemoedige stemgeluid van Lana Del Rey. De unieke sfeer die Lana Del Rey wist op te roepen in Video Games keert terug op Ultraviolence, al wordt de jaren 60 nostalgie dit keer gecombineerd met dromerige soundscapes uit het heden. Ultraviolence is een plaat met een bijna bezwerende uitwerking. Het tempo ligt laag, wat zowel de muziek op de plaat als de stem van Lana Del Rey extra zeggingskracht geeft.
Lana Del Rey liet zich op haar debuut nog af en toe leiden door het grote geld en dat kwam haar duur te staan. Op Ultraviolence doet ze, aan de hand van Dan Auerbach, haar eigen ding en sluit ze geen enkel compromis meer. Het pakt geweldig uit.
Ultraviolence imponeert in muzikaal opzicht, zeker wanneer naar een climax wordt toegewerkt, maar ook in vocaal opzicht laat Lana Del Rey de nodige groei horen. Lana Del Rey klinkt hier en daar als Mazzy Star zangeres Hope Sandoval, maar heeft af en toe ook iets van Kate Bush, Tori Amos, Siouxsie Sioux en natuurlijk een heleboel van Lana Del Rey. Ook in tekstueel opzicht heeft Ultraviolence veel te bieden. Lana Del Rey was de afgelopen jaren niet altijd even gelukkig in de liefde en haalt nu uit naar de mannen die haar het leven zuur maakten.
Ultraviolence is uiteindelijk geen makkelijke plaat. Lana Del Rey grossiert op haar nieuwe plaat niet in perfecte popsongs, maar kiest voor het avontuur en het overbrengen van een bepaalde, wat desolate, sfeer. Makkelijk of niet, voor mij was Ultraviolence ook weer snel onweerstaanbaar, net als het tweeënhalf jaar geleden zo verguisde Born To Die. Dat was een prima plaat, maar deze is nog beter. Erwin Zijleman
Het debuut van Lana Del Rey werd zo nu en dan verguisd, maar werd uiteindelijk vooral genegeerd. Ik heb er persoonlijk nooit iets van begrepen, want ik vond Born To Die een geweldige plaat. Natuurlijk waren niet alle tracks even goed en met name de weinig avontuurlijk electropop songs konden me gestolen worden, maar over het algemeen overtuigde Lana Del Rey toch met speels gemak en maakte ze een debuut dat uiteindelijk op zijn minst memorabel was.
Aan het eind van datzelfde jaar maakte Lana Del Rey nog een keer indruk met de bijna tot een volwaardig album uitgegroeide EP Paradise, maar hierna bleef het lang stil rond de zangeres uit New York. Bijna uit het niets ligt nu de echte opvolger van Born To Die in de winkel.
Rond Ultraviolence zal het waarschijnlijk niet heel lang stil blijven, want de nieuwe plaat van Lana Del Rey werd geproduceerd door Black Keys lid Dan Auerbach, die bij de critici nog steeds weinig kwaad kan doen. De combinatie Lana Del Rey en Dan Auerbach vond ik op het eerste gezicht een vreemde combinatie, maar de samenwerking tussen de twee pakt uitstekend uit.
Dan Auerbach heeft goed aangevoeld wat de kracht van Lana Del Rey is en houdt haar dit keer ver weg van electropop met een hoog bubblegum gehalte. Op Ultraviolence regeert de pop-noir met een 60s feel waarmee Lana Del Rey een jaar of drie geleden de wereld veroverde, maar de plaat borduurt gelukkig niet eindeloos voort op, het overigens nog steeds briljante, Video Games.
Dan Auerbach heeft Lana Del Rey voorzien van een net wat donkerder en rauwer geluid. Het is een geluid dat klinkt als een zich langzaam voortslepende versie van The Black Keys, met flink wat galm en hier en daar een stevige gitaaruithaal. Het is een geluid dat vervolgens voorzichtig is opgepoetst met elektronica, strijkers en nog wat meer galm, maar dat heel ver verwijderd blijft van de glossy productie van Born To Die.
Het is een geluid dat uitstekend past bij het donkere en vaak wat weemoedige stemgeluid van Lana Del Rey. De unieke sfeer die Lana Del Rey wist op te roepen in Video Games keert terug op Ultraviolence, al wordt de jaren 60 nostalgie dit keer gecombineerd met dromerige soundscapes uit het heden. Ultraviolence is een plaat met een bijna bezwerende uitwerking. Het tempo ligt laag, wat zowel de muziek op de plaat als de stem van Lana Del Rey extra zeggingskracht geeft.
Lana Del Rey liet zich op haar debuut nog af en toe leiden door het grote geld en dat kwam haar duur te staan. Op Ultraviolence doet ze, aan de hand van Dan Auerbach, haar eigen ding en sluit ze geen enkel compromis meer. Het pakt geweldig uit.
Ultraviolence imponeert in muzikaal opzicht, zeker wanneer naar een climax wordt toegewerkt, maar ook in vocaal opzicht laat Lana Del Rey de nodige groei horen. Lana Del Rey klinkt hier en daar als Mazzy Star zangeres Hope Sandoval, maar heeft af en toe ook iets van Kate Bush, Tori Amos, Siouxsie Sioux en natuurlijk een heleboel van Lana Del Rey. Ook in tekstueel opzicht heeft Ultraviolence veel te bieden. Lana Del Rey was de afgelopen jaren niet altijd even gelukkig in de liefde en haalt nu uit naar de mannen die haar het leven zuur maakten.
Ultraviolence is uiteindelijk geen makkelijke plaat. Lana Del Rey grossiert op haar nieuwe plaat niet in perfecte popsongs, maar kiest voor het avontuur en het overbrengen van een bepaalde, wat desolate, sfeer. Makkelijk of niet, voor mij was Ultraviolence ook weer snel onweerstaanbaar, net als het tweeënhalf jaar geleden zo verguisde Born To Die. Dat was een prima plaat, maar deze is nog beter. Erwin Zijleman
17 juni 2014
Miranda Lambert - Platinum
Binnen de Amerikaanse ‘contemporary country’ scene is Miranda Lambert inmiddels al enkele jaren een hele grote naam, maar in Nederland moeten we helaas nog altijd niet heel veel of zelfs helemaal niets hebben van de muziek van de singer-songwriter uit Lindale, Texas.
Dat is jammer, want de vier platen die Miranda Lambert tot dusver afleverde waren van bijzonder hoge kwaliteit, met het uit 2007 stammende Crazy Ex-Girlfriend als uitschieter richting de jaarlijstjes.
Het feit dat Miranda Lambert in de Verenigde Staten in het hokje ‘contemporary country’ wordt geduwd helpt haar in Nederland waarschijnlijk niet. Dat ze in dit genre ook nog eens bijzonder succesvol is helpt nog minder, terwijl het feit dat ze in de Verenigde Staten dankzij haar huwelijk met country ster Blake Shelton een graag geziene gast in de boulevardpers is waarschijnlijk de genadeklap geeft.
Ik pikte Miranda Lambert al op met haar eerste plaat Kerosene uit 2005 en stap daarom graag over alle bezwaren heen. In de praktijk past het etiket dat de muziek van Miranda Lambert in de Verenigde Staten krijgt opgeplakt immers maar ten dele en de Amerikaanse boulevardpers volg ik niet.
Miranda Lambert maakt misschien mooi verzorgde country pop, maar het is mooi verzorgde country pop met een rauw randje en het is bovendien mooi verzorgde country pop die niet bang is voor meerdere uitstapjes binnen de Amerikaanse rootsmuziek, waardoor Miranda Lambert in het verleden ook aan de haal ging met blues, honky tonk, bluegrass, rock en folk. De muziek van Miranda Lambert hoort hierdoor, net als die van Gretchen Wilson en in mindere mate Taylor Swift, tot de grensgevallen binnen de ‘contemporary country’ en is net zo goed te omschrijven als radiovriendelijk alt-country, zoals die ook door onder andere de zussen Allison Moorer en Shelby Lynne en misschien zelfs The Dixie Chicks wordt gemaakt.
Platinum is de vijfde plaat van Miranda Lambert in negen jaar tijd en het is net als zijn voorgangers een uitstekende plaat. Miranda Lambert is in de Verenigde Staten zoals gezegd een grote ster en dat hoor je terug op Platinum.
De rauwe randjes die op haar eerste platen nog dominant aanwezig waren zijn inmiddels voor een belangrijk deel weg gepolijst, maar dat betekent gelukkig niet dat Miranda Lambert inmiddels aalgladde Nashville country maakt. Ook op Platinum verwerkt Miranda Lambert weer uiteenlopende invloeden in haar muziek en zoekt ze de samenwerking met muzikanten uit alle uithoeken van de Amerikaanse rootsmuziek, onder wie de vorig jaar wel in Nederland omarmde Ashley Monroe en Brandy Clark.
Miranda Lambert kan door haar status vertrouwen op de beste songwriters, de betere muzikanten en topproducers en dat hoor je. Platinum klinkt geweldig, bevat songs die onmiddellijk blijven hangen en laat een veelkleurig maar altijd prachtig klinkend instrumentarium horen. Platinum zou hierdoor kunnen klinken zoals zoveel platen in dit in de Verenigde Staten zo populaire genre, maar Miranda Lambert blijft een geval apart. Dat is ze door haar geweldige stem, die nog meer imponeert dan op haar vorige platen. En dat is ze door haar achtergrond. Miranda Lambert komt uit Texas en is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
Het team rond Lambert heeft weliswaar zijn uiterste best gedaan om een commerciële countryplaat af te leveren, maar dat is dankzij de eigenzinnigheid en het talent van Miranda Lambert maar ten dele gelukt. Heel af en toe is het me allemaal net wat te vlak en gelikt, maar het grootste deel van de 16 (!) tracks op deze plaat is geweldig. Platinum gaat ongetwijfeld in grote aantallen over de toonbank in de VS, maar heeft ook de Nederlandse liefhebber van net wat alternatievere countrymuziek wel degelijk flink wat te bieden. Erwin Zijleman
Dat is jammer, want de vier platen die Miranda Lambert tot dusver afleverde waren van bijzonder hoge kwaliteit, met het uit 2007 stammende Crazy Ex-Girlfriend als uitschieter richting de jaarlijstjes.
Het feit dat Miranda Lambert in de Verenigde Staten in het hokje ‘contemporary country’ wordt geduwd helpt haar in Nederland waarschijnlijk niet. Dat ze in dit genre ook nog eens bijzonder succesvol is helpt nog minder, terwijl het feit dat ze in de Verenigde Staten dankzij haar huwelijk met country ster Blake Shelton een graag geziene gast in de boulevardpers is waarschijnlijk de genadeklap geeft.
Ik pikte Miranda Lambert al op met haar eerste plaat Kerosene uit 2005 en stap daarom graag over alle bezwaren heen. In de praktijk past het etiket dat de muziek van Miranda Lambert in de Verenigde Staten krijgt opgeplakt immers maar ten dele en de Amerikaanse boulevardpers volg ik niet.
Miranda Lambert maakt misschien mooi verzorgde country pop, maar het is mooi verzorgde country pop met een rauw randje en het is bovendien mooi verzorgde country pop die niet bang is voor meerdere uitstapjes binnen de Amerikaanse rootsmuziek, waardoor Miranda Lambert in het verleden ook aan de haal ging met blues, honky tonk, bluegrass, rock en folk. De muziek van Miranda Lambert hoort hierdoor, net als die van Gretchen Wilson en in mindere mate Taylor Swift, tot de grensgevallen binnen de ‘contemporary country’ en is net zo goed te omschrijven als radiovriendelijk alt-country, zoals die ook door onder andere de zussen Allison Moorer en Shelby Lynne en misschien zelfs The Dixie Chicks wordt gemaakt.
Platinum is de vijfde plaat van Miranda Lambert in negen jaar tijd en het is net als zijn voorgangers een uitstekende plaat. Miranda Lambert is in de Verenigde Staten zoals gezegd een grote ster en dat hoor je terug op Platinum.
De rauwe randjes die op haar eerste platen nog dominant aanwezig waren zijn inmiddels voor een belangrijk deel weg gepolijst, maar dat betekent gelukkig niet dat Miranda Lambert inmiddels aalgladde Nashville country maakt. Ook op Platinum verwerkt Miranda Lambert weer uiteenlopende invloeden in haar muziek en zoekt ze de samenwerking met muzikanten uit alle uithoeken van de Amerikaanse rootsmuziek, onder wie de vorig jaar wel in Nederland omarmde Ashley Monroe en Brandy Clark.
Miranda Lambert kan door haar status vertrouwen op de beste songwriters, de betere muzikanten en topproducers en dat hoor je. Platinum klinkt geweldig, bevat songs die onmiddellijk blijven hangen en laat een veelkleurig maar altijd prachtig klinkend instrumentarium horen. Platinum zou hierdoor kunnen klinken zoals zoveel platen in dit in de Verenigde Staten zo populaire genre, maar Miranda Lambert blijft een geval apart. Dat is ze door haar geweldige stem, die nog meer imponeert dan op haar vorige platen. En dat is ze door haar achtergrond. Miranda Lambert komt uit Texas en is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
Het team rond Lambert heeft weliswaar zijn uiterste best gedaan om een commerciële countryplaat af te leveren, maar dat is dankzij de eigenzinnigheid en het talent van Miranda Lambert maar ten dele gelukt. Heel af en toe is het me allemaal net wat te vlak en gelikt, maar het grootste deel van de 16 (!) tracks op deze plaat is geweldig. Platinum gaat ongetwijfeld in grote aantallen over de toonbank in de VS, maar heeft ook de Nederlandse liefhebber van net wat alternatievere countrymuziek wel degelijk flink wat te bieden. Erwin Zijleman
Abonneren op:
Posts (Atom)