31 juli 2014

De 15 van 2014: Nummer 12: Paul Thomas Saunders - Beautiful Desolation

De muziekindustrie is weer begonnen aan haar zomerslaap en dat is altijd een mooi moment om terug te blikken op de eerste helft van het muziekjaar. Het muziekjaar 2014 is als je het mij vraagt een mooi muziekjaar. De echte klassiekers in de dop ontbreken misschien nog, maar 2014 heeft tot dusver wel het patent op veel lekker eigenzinnige plaatjes. De beste platen van het jaar kies ik, na lang wikken en wegen, pas in december, maar welke platen beluister ik in de hangmat deze zomer? Het zijn bijna allemaal platen die best wat meer aandacht hadden verdiend in de eerste helft van het jaar. Het zijn zeker niet de beste platen, maar wel platen die me op een of andere manier prikkelen. Keer op keer. Deze zomer presenteer ik de 15 van 2014, met vandaag nummer 12: Beautiful Desolation van Paul Thomas Saunders. Beautiful Desolation is een beeldende plaat die begint bij de 90s dreampop, maar er vervolgens flink wat andere invloeden bij sleept. De ultieme wegdroomplaat voor de zomer van 2014.

Originele recensie gepubliceerd op 23 mei 2014

De vanuit het Engelse Leeds opererende Paul Thomas Saunders wordt al een aantal jaren getipt als grote belofte voor de toekomst. De EP’s die hij tot dusver in eigen beheer heeft uitgebracht wisten me echter niet te bereiken en ook zijn al weer ruim een maand geleden verschenen debuut was me tot dusver ontgaan. 

Wat ben ik blij dat ik deze plaat toch nog bij toeval heb ontdekt, want Beautiful Desolation van Paul Thomas Saunders is als het mij vraagt één van de grote debuten van 2014. Ik begrijp dan ook niet dat er in Nederland tot dusver totaal geen aandacht wordt besteed aan het debuut van de Britse muzikant, maar laat ik mijn energie richten op de muziek op Beautiful Desolation. 

Op zijn debuut maakt Paul Thomas Saunders grootse en meeslepende muziek. Waar hij in het verleden naar verluid koos voor intiem gitaargetokkel, valt Beautiful Desolation op door een heerlijk dromerig en vol geluid. Het is een geluid dat onmiskenbaar invloeden bevat uit de jaren 80, maar wat mij betreft domineert de 90s dreampop. De invloeden uit het verleden worden vervolgens aangevuld met atmosferische klanken van bands als Sigur Ros en de toegankelijke grootsheid van een band als Coldplay (maar dan 100 keer zo goed als op de laatste plaat van deze band). 

Paul Thomas Saunders maakt grootste muziek die intiem klinkt en zweverige muziek die eigenlijk bijzonder toegankelijk is. Het geluid op de plaat is zoals gezegd groots. Veel instrumenten, zwaar aangezette drums en gitaren en dit vervolgens nog eens overgoten met een opvallend zwaar en kleurrijk elektronisch klankentapijt. Aan de ene kant muziek om onmiddellijk bij weg te dromen, maar aan de andere kant uit vele lagen bestaande muziek die je laag voor laag wilt ontrafelen. 

De volle instrumentatie past uitstekend bij de vocalen van Paul Thomas Saunders die het toegankelijke van Coldplay’s Chris Martin combineert met de eigenzinnigheid van Jonsi van Sigur Ros of zelfs Jeff Buckley. Ook de songs van Paul Thomas Saunders bevatten een opvallende mix van aangename toegankelijkheid en flink wat experiment. 

De volle instrumentatie slaat zich als een warme deken om je heen, maar prikkelt toch ook iedere keer weer de fantasie met  opvallende klanken en verrassende wendingen. De songs op Beautiful Desolation zijn beeldend. Opvallend beeldend. Het is bijna onmogelijk om naar de muziek van Paul Thomas Saunders te luisteren en geen beelden op het netvlies te krijgen van uitgestrekte landschappen vol natuurschoon en hier en daar wat mythische wezens, waardoor de plaat een prachtige filmsoundtrack zou zijn. Die film mag je er vooralsnog echter zelf bij verzinnen. 

Paul Thomas Saunders heeft iets van alle hierboven genoemde namen en ik kan er nog heel wat toevoegen. Saunders noemt zelf Vangelis als inspiratiebron, maar wat voor deze naam geldt, geldt ook voor alle andere namen: het is heel even treffend, maar vervolgens al snel nietszeggend. 

Paul Thomas Saunders heeft met Beautiful Desolation een ontstellend mooie plaat gemaakt. In alle opzichten een vat vol tegenstrijdigheden (en dat begint al bij de titel van de plaat), maar het eindresultaat is altijd hetzelfde: complete betovering, 52 minuten en 59 seconden lang. Erwin Zijleman

   

29 juli 2014

De 15 van 2014: Nummer 13: Sun Kil Moon - Benji

De muziekindustrie is weer begonnen aan haar zomerslaap en dat is altijd een mooi moment om terug te blikken op de eerste helft van het muziekjaar. Het muziekjaar 2014 is als je het mij vraagt een mooi muziekjaar. De echte klassiekers in de dop ontbreken misschien nog, maar 2014 heeft tot dusver wel het patent op veel lekker eigenzinnige plaatjes. De beste platen van het jaar kies ik, na lang wikken en wegen, pas in december, maar welke platen beluister ik in de hangmat deze zomer? Het zijn bijna allemaal platen die best wat meer aandacht hadden verdiend in de eerste helft van het jaar. Het zijn zeker niet de beste platen, maar wel platen die me op een of andere manier prikkelen. Keer op keer. Deze zomer presenteer ik de 15 van 2014, met vandaag nummer 13: Benji van Sun Kil Moon. Ook op deze plaat intrigeert Mark Kozelek weer met intieme, indringende en aardedonkere prachtliedjes. Prachtige verhalen verpakt in songs die steeds dieper onder de huid kruipen.

Originele recensie gepubliceerd op 14 februari 2014

Mijn eerste kennismaking met de muziek van Mark Kozelek dateert uit het jaar 2000 toen zijn solodebuut Rock ‘N Roll Singer verscheen. 

Het solodebuut van de Amerikaanse muzikant trok vooral aandacht via de bijna verstilde covers van een aantal AC/DC songs. Ik was er zo van onder de indruk dat ik op zoek ging naar de rest van het werk van Mark Kozelek, wat me uiteraard op het spoor bracht van het fraaie oeuvre van Red House Painters; de band uit San Francisco die tussen 1992 en 1996 vijf briljante platen uitbracht (Down Colorful Hill, Red House Painters I, Red House Painters II, Ocean Beach en Songs For A Blue Guitar) en in 2001 nog één keer terugkeerde met het minstens even fraaie Old Ramon. 

Mark Kozelek leverde in datzelfde jaar (2001) een nog veel betere soloplaat af (What's Next To The Moon) en heeft inmiddels een flink aantal soloplaten op zijn naam staan. Hiernaast formeerde hij in 2003 de band Sun Kil Moon, die met name in haar beginjaren garant stond voor platen van een bijna onwerkelijke schoonheid (Ghosts of the Great Highway, Tiny Cities, April). Toch wel enigszins tot mijn verbazing wist geen van de platen van Mark Kozelek of Sun Kil Moon de afgelopen jaren een plekje op de krenten uit de pop te veroveren, maar werden beiden wel flink wat keren genoemd als inspiratiebron of vergelijkingsmateriaal. 

De platen van Kozelek zelf waren mooi, maar op één of andere manier had ik het wel gehoord. Het is een opmerking die terugkomt in meerdere recensies van de nieuwe plaat van Sun Kil Moon, maar het onlangs verschenen Benji heeft mij juist weer wel te pakken. Benji is een type Mark Kozelek of Sun Kil Moon plaat. Ook op Benji grossiert Kozelek in uiterst spaarzaam gearrangeerde songs (vaak volstaat wat getokkel op zijn akoestische gitaar, maar er kan ook opeens een saxofoon of een drumpartij opduiken), waarin zijn wat getergde stemgeluid de hoofdrol speelt, hier en daar bijgestaan door vanuit de diepte opduikende achtergrondzang (van onder andere Will Oldham en Steve Shelley). 

De wat sombere ondertoon van de muziek van Mark Kozelek is dit keer direct en zeer indringend. Op Benji neemt Mark Kozelek je mee terug naar zijn jeugd in Ohio en dit is een jeugd met pieken en dalen, waarin seks, muziek en de dood centraal staan. Kozelek is nog altijd een meester in het maken van bijna verstilde songs, maar zo indringend als op Benji waren ze nog niet vaak. Zeker wanneer Kozelek de minder mooie herinneringen uit zijn jeugd ophaalt grijpt Benji je genadeloos bij de strot, maar ook zijn eerste liefdes en seksuele escapades bezingt Mark Kozelek zoals alleen hij dat kan. En alsof er al niet genoeg leed is sleept Kozelek er ook nog wat seriemoordenaars bij. 

Benji leek bij eerste beluistering nog vooral een herhalingsoefening, maar bij de tweede keer was de plaat me al net zo dierbaar als de eerste platen van Kozelek en Sun Kil Moon, die inmiddels al weer meer dan tien jaar geleden verschenen. De muziek van Mark Kozelek balanceert de afgelopen 15 jaar vrijwel continu op het randje. Soms is het me allemaal net te deprimerend waardoor ik de plaat maar in de kast laat, maar zo af en toe klinkt het ook net wat te lichtvoetig, waardoor de muziek van Kozelek een belangrijk deel van zijn kracht verlies. Benji schiet niet door naar één van beide kanten, maar is in alle opzichten raak. Mark Kozelek maakte de afgelopen tien jaar meerdere goede platen, maar ze raakten me geen van allen diep. Benji doet dat wel. En hoe. Wat een prachtplaat. Erwin Zijleman

  


27 juli 2014

De 15 van 2014: Nummer 14: Sky Ferreira - Night Time, My Time

De muziekindustrie is weer begonnen aan haar zomerslaap en dat is altijd een mooi moment om terug te blikken op de eerste helft van het muziekjaar. Het muziekjaar 2014 is als je het mij vraagt een mooi muziekjaar. De echte klassiekers in de dop ontbreken misschien nog, maar 2014 heeft tot dusver wel het patent op veel lekker eigenzinnige plaatjes. De beste platen van het jaar kies ik, na lang wikken en wegen, pas in december, maar welke platen beluister ik in de hangmat deze zomer? Het zijn bijna allemaal platen die best wat meer aandacht hadden verdiend in de eerste helft van het jaar. Het zijn zeker niet de beste platen, maar wel platen die me op een of andere manier prikkelen. Keer op keer. Deze zomer presenteer ik de 15 van 2014, met vandaag nummer 14: Night Time, My Time van Sky Ferreira. De Amerikaanse wordt misschien gerekend tot de popprinsessen, maar dit is een popprinses met een hele donkere kant. Sky Ferreira schopt en spuugt, maar betovert ook met geweldige popliedjes. Een zwaar onderschatte plaat, die alleen maar beter is geworden.

Originele recensie gepubliceerd op 18 maart 2014


Sky Ferreira is een Amerikaans ‘enfant terrible’, dat in de Verenigde Staten inmiddels al een jaar of zeven de roddelpers weet te halen. Op haar 15e nam ze al wat tracks op met de toenmalige producers van Britney Spears en raakte ze bevriend met de op dat moment nog (spring)levende King of Pop, Michael Jackson. 

Sky Ferreira heeft al flink wat jaren een platencontract, maar haar debuut liet tot dusver op zich wachten, mede omdat Ferreira inmiddels ook als actrice aan de weg timmerde en haar preutse platenmaatschappij niet echt gecharmeerd was van haar af en toe wel erg expliciete teksten. 

In de VS strijdt Sky Ferreira momenteel continu om de aandacht met dat andere ‘enfant terrible’, Miley Cyrus. Het is een strijd die Miley Cyrus in haar voordeel lijkt te hebben beslecht en dit ondanks het feit dat Sky Ferreira met nog net wat minder kleding dan Miley Cyrus op de cover van haar plaat is verschenen (al ligt in de VS vooral een stevig gekuiste cover in de winkel). 

Night Time, My Time trok ook in Nederland in eerste instantie vooral aandacht vanwege de opvallende cover en dat is jammer. Waar de laatste plaat van Miley Cyrus niet om aan te horen is, is het debuut van Sky Ferreira in muzikaal opzicht wel degelijk interessant, al zal lang niet iedere lezer van deze BLOG dat met me eens zijn. 

Op Night Time, My Time verrast Sky Ferreira met een mix van electropop, indie-rock en new wave die flink wat muzikaal talent doet vermoeden. Zeker de eerste paar songs op Night Time, My Time zijn aanstekelijk en geschikt voor een groot publiek, maar als je net wat beter en verder luistert hoor je dat Sky Ferreira in muzikaal en tekstueel opzicht geen concessies doet. 

Ondanks de aanstekelijke refreinen en melodieën zijn flink wat tracks op het debuut van Sky Ferreira behoorlijk onconventioneel en rauw. De zang op de plaat is in de up-tempo tracks wat schreeuwerig, maar zeker als Sky Ferreira wat gas terug neemt hoor je dat de Amerikaanse absoluut kan zingen. Ook in muzikaal opzicht is Night Time, My Time een opvallende plaat. Het elektronische klankentapijt is minstens even eigenzinnig als dat op het bejubelde debuut van Lorde en krijgt flink wat pit door het toevoegen van rauw gitaarwerk en overstuurde elektronica. 

Bij eerste beluistering van Night Time, My Time was ik absoluut bevooroordeeld en waren de messen geslepen. Het debuut van Sky Ferreira bleek echter al snel een aangename verrassing, maar de echte kracht van de plaat kwam pas aan de oppervlakte nadat ik Night Time, My Time veel vaker had gehoord. Night Time, My Time is een plaat die in het hokje ‘hitgevoelige pop’ thuis hoort, maar het is zeker niet de dertien in een dozijn pop die de meeste soort- en leeftijdgenoten van Sky Ferreira maken. 

Ieder jaar zit er in dit hokje wel één muzikant die durft te vernieuwen, die tegen het zere been durft te schoppen, die lak heeft aan de conventies in het genre en schijt heeft aan de oerconservatieve platenmaatschappijen. In 2014 zou deze ene muzikant best wel eens Sky Ferreira kunnen zijn. Ik durf er inmiddels wel voor uit te komen: ik ben fan van deze eigenzinnige Sky Ferreira en haar bijzondere debuut. Erwin Zijleman

  

25 juli 2014

De 15 van 2014: Nummer 15: Dott - Swoon

De muziekindustrie is weer begonnen aan haar zomerslaap en dat is altijd een mooi moment om terug te blikken op de eerste helft van het muziekjaar. Het muziekjaar 2014 is als je het mij vraagt een mooi muziekjaar. De echte klassiekers in de dop ontbreken misschien nog, maar 2014 heeft tot dusver wel het patent op veel lekker eigenzinnige plaatjes. De beste platen van het jaar kies ik, na lang wikken en wegen, pas in december, maar welke platen beluister ik in de hangmat deze zomer? Het zijn bijna allemaal platen die best wat meer aandacht hadden verdiend in de eerste helft van het jaar. Het zijn zeker niet de beste platen, maar wel platen die me op een of andere manier prikkelen. Keer op keer. Deze zomer presenteer ik de 15 van 2014, met vandaag nummer 15: Swoon van de Ierse band Dott. Swoon is een plaat vol onweerstaanbare popliedjes die het geluid van Phil Spector naar het heden halen. Een zomerse cocktail die nog altijd naar meer smaakt.

Originele recensie gepubliceerd op 6 februari 2014

Het was de afgelopen week kennelijk de week van de onweerstaanbaar rammelende pop met vrouwenvocalen. De platen van The September Girls en de Dum Dum Girls (die overigens een wat ander geluid laat horen, maar daarover volgende week meer) trekken hierbij vrijwel alle aandacht, maar als ik heel eerlijk ben hou ik stiekem toch het meest van Swoon van Dott. 

Dott is een kwartet uit het Ierse Galway dat bestaat uit drie dames en een heer. De laatste zit achter de drums, terwijl de andere drie leden van de band zorgen voor heerlijk gitaarwerk, buitengewoon verleidelijke vocalen en songs met melodieën die zo zoet zijn dat het poetsen van de tanden na de beluistering van deze plaat zeker is aan te raden. 

De muziek van Dott raakt aan die van de Dum Dum Girls (oude stijl) en The September Girls, maar is veel minder donker en gruizig. Bij Dott schijnt vooral de zon en wordt de Ierse kust keer op keer stiekem verruild voor de Californische kust, die aangenaam brandende invloeden uit de West Coast pop aandraagt. 

Dott leunt in tegenstelling tot haar soortgenoten wat minder zwaar op de dreampop en shoegaze uit de jaren 90, maar laat zich vooral beïnvloeden door 60s pop en 70s punky pop en is hiernaast ook niet vies van een subtiel vleugje Bananarama. Het grossiert hierbij in nagenoeg perfecte popliedjes, maar deze mogen best flink rammelen, waardoor Swoon ook associaties oproept met de jaarlijstjesplaat van vorig jaar van Joanna Gruesome (Weird Sister). 

Swoon rammelt volop, maar met name de vocalen en harmonieën klinken fantastisch en tillen de plaat van Dott naar een steeds hoger niveau. Het gitaarwerk op de plaat is vooral ondersteunend, maar zo nu en dan toveren de twee gitaristen van de band geweldige loopjes uit hun instrumenten. 

Swoon van Dott is een plaat die je heel vrolijk maakt, maar de Ierse band voegt ook zeker wat toe aan de 1001 bandjes die al wat langer in dit genre opereren. Swoon klinkt als een omgevallen jukebox met hits uit vervlogen tijden, maar Dott slaagt er ook in om haar popliedjes van frisse accenten te voorzien. 

Swoon bevat een dozijn heerlijke popliedjes en ze zijn alle twaalf even onweerstaanbaar. Wat Swoon zo’n knappe plaat maakt is dat ze ook allemaal net wat anders klinken. Dott maakt muziek die schreeuwt om een productie van Phil Spector. Dat is momenteel even wat lastiger te realiseren, maar ook zonder de hand van de uitvinder van 'The Wall Of Sound' klinkt Swoon fantastisch. 

Alle aandacht gaat deze weken zoals gezegd uit naar The September Girls en Dum Dum Girls. Kiezen tussen deze twee is niet nodig en als je er twee kiest, kun je er ook best drie kiezen, al is het maar omdat ze alle drie anders zijn. Deze derde zou er wel eens vandoor kunnen gaan met het bot waar de andere twee andere bands zo nadrukkelijk om vechten. Alles bij elkaar genomen is Swoon van Dott immers net wat origineler en vooral ook zonniger en dat laatste kunnen we zo langzamerhand heel goed gebruiken. Erwin Zijleman

  


24 juli 2014

Vanaf morgen: de 15 van 2014

De temperaturen lopen op, het aantal lezers loopt terug en het aantal nieuwe releases beperkt zich tot hooguit een handvol per week (waarbij nog niet is gezegd dat er een interessante tussen zit). Zelf verlang ik ook weer even naar de klassiekers uit de platenkast, naar het beste van de Franse zuchtmeisjes of op zijn tijd een vleugje bossa nova. De eerder aangekondigde zomerstop moet er daarom maar eens gaan komen, maar tijd voor terugkijken is er natuurlijk altijd. 
Daarom vanaf morgen: de 15 van 2014. Niet per se de beste platen van de eerste helft van 2014, maar allemaal platen die me wisten te verrassen, verbazen en betoveren. Voor een belangrijk deel ook platen die veel te weinig aandacht hebben gekregen trouwens en daarom absoluut een tweede kans verdienen.
Wanneer de mzuiekindustrie weer wakker wordt, word ik het ook. Hoeft op zich niet lang te duren, want voor de tweede helft van augustus en september wordt al heel veel moois aangekondigd, waaronder zelfs een plaat van persoonlijke favorieten Ryan Adams. Erwin Zijleman

Joyce Manor - Never Hungover Again

Het uit Torrance, California, afkomstige Joyce Manor bracht in 2010 en 2012 platen uit waarop de nodige snelheidsrecords werden gebroken. Het titelloze debuut van de band propte tien tracks in nog geen negentien minuten, terwijl opvolger Of All Things I Will Soon Grow Tired maar net dertien minuten nodig had voor negen tracks. 

Nu hou ik persoonlijk wel van niet al te lange tracks, maar je kunt het ook overdrijven. Ik vond de frisse punkpop van Joyce Manor bij vlagen best leuk, maar werd ook wel wat nerveus van de dichtheid aan songs en het rammelende karakter van deze songs. 

Joyce Manor heeft inmiddels een contract getekend bij het roemruchte Epitaph label en brengt met Never Hungover Again een plaat uit die wel eens een ‘game changer’ zou kunnen zijn. 

Voor lang uitgesponnen tracks moet je nog steeds niet bij Joyce Manor zijn. Never Hungover Again jaagt er in een kleine twintig minuten maar liefst tien tracks doorheen en heeft voor zes tracks op de plaat minder dan twee minuten nodig. 

Op een of andere manier word ik deze keer echter niet onrustig van de muziek van Californische band. Er is natuurlijk ook wel wat veranderd. Joyce Manor had voor het eerst de beschikking over een goede studio en wist bovendien een gelouterde professional te strikken voor de mix van haar major debuut. Never Hungover Again is immers opgepoetst door Tony Hoffer (bekend van onder andere Beck, The Kooks, The Thrills, Belle And Sebastian en Suede) en deze Tony Hoffer is er in geslaagd om de songs van Joyce Manor te laten blinken, zonder dat dit ten koste is gegaan van de rauwe energie van de vorige platen van de band. 

Joyce Manor klinkt hierdoor volwassener, maar het blijft gelukkig een stel jonge honden. De omschrijving van Pitchfork is nog veel mooier en deze wil ik niemand onthouden: “The optimal balance of maturity and immaturity is right there in the title, so throw on Never Hungover Again when you’re still looking to get into dumb shit, but you just want to be smarter about it”. 

Joyce Manor maakt op Never Hungover Again nog steeds aanstekelijke en soms rauwe punkpop, maar op een of andere manier valt dit keer alles op zijn plaats. Never Hungover Again rammelt veel minder dan zijn voorgangers en dit tilt de songs op de plaat naar grote hoogten. Iedere noot is dit keer raak wat de korte songs op de plaat ontiegelijk veel kracht geeft. 

De derde van Joyce Manor doet me persoonlijk wel wat denken aan de doorbraakplaat van Green Day, al begeeft Never Hungover Again zich niet uitsluitend op de paden van de punkpop clichés en hoor ik ook veel van een band als Weezer. Hiernaast heeft Joyce Manor verrassingen in petto als prachtige gitaarlijnen en het gebruik van synths; geen vaste waarden binnen de punkpop. Het maakt de plaat alleen maar beter en onweerstaanbaarder.

Joyce Manor heeft al met al een recht voor zijn raap plaat vol heerlijke popsongs gemaakt. Vol onweerstaanbare popsongs. Als je het mij vraagt de perfecte start van een verder zorgeloze zomer. Never Hungover Again heeft eigenlijk maar één serieuze beperking: na nog geen twintig minuten moet je al weer uit de hangmat komen om de plaat nog eens op te zetten, tenzij je beschikt over een vaak nutteloze, maar in dit geval bijzonder bruikbare, repeat knop. Erwin Zijleman

 

23 juli 2014

Seth Walker - Sky Still Blue

Seth Walker is een Amerikaanse bluesmuzikant die inmiddels al heel wat jaren aan de weg timmert. De oorspronkelijk uit North Carolina afkomstige muzikant vertrok op jonge leeftijd naar Austin. Texas, waar hij in 1997 zijn debuut opnam. Pas de laatste jaren trekt Seth Walker wat meer aandacht, al blijft deze aandacht vooralsnog beperkt tot een kleine groep trouwe fans. 

Dat moet gaan veranderen met het vorige maand verschenen Sky Still Blue en ik weet ook zeker dat het gaat veranderen met deze plaat. Sky Still Blue, overigens ook mijn eerste kennismaking met de muziek van Seth Walker, is namelijk een fantastische bluesplaat, die het ver moet gaan schoppen dit jaar. 

Seth Walker heeft Austin inmiddels verruild voor New Orleans en dat is te horen op Sky Still Blue, dat op subtiele wijze invloeden uit meerdere winstreken met elkaar weet te verbinden. 

Centraal op Sky Still Blue staat echter de soulvolle blues. Ik ben zeker geen blueskenner en kom dus vast niet met het juiste vergelijkingsmateriaal op de proppen, maar ik moet vooral denken aan Robert Cray, al zoekt de muziek van Seth Walker wat minder de grenzen met de popmuziek op. 

Sky Still Blue is een laid-back plaat vol heerlijke songs. Het zijn songs vol prachtig gitaarwerk, een lekker soulvolle strot, een strak maar ook ontspannen spelende band en een veelheid aan invloeden. Seth Walker kiest vrijwel continu voor een basis van blues en soul, maar voegt hier op fraaie wijze invloeden uit de New Orleans Rhythm & Blues, de swampblues, Cajun, Latin, jazz en gospel aan toe. 

Hier en daar duiken andere muzikanten op om de songs van Seth Walker te voorzien van extra versiersels (waaronder mooi ingetogen blazers en prachtige vrouwenstemmen), maar vaak moet je het doen met het fraaie gitaarspel en de bijzondere stem van Seth Walker. Het zijn eenvoudige middelen, maar het effect dat ze sorteren is maximaal. 

Seth Walker laat zich op Sky Still Blue niet verleiden tot het maken van radiovriendelijke bluesy muziek, maar maakt pure en eerlijke blues vol invloeden, die keer op keer de juiste snaar weet te raken. Sky Still Blue is een heerlijke plaat om bij te ontspannen, maar op hetzelfde moment gebeurt er zoveel op de plaat dat je geen noot wilt missen. 

Seth Walker heeft een plaat gemaakt die iedere muziekliefhebber met ook maar een vleugje blues in zijn of haar hart zal weten te waarderen, maar het is ook een plaat die nog heel lang door kan groeien. Bij herhaalde beluistering van Sky Still Blue hoor je immers steeds meer invloeden, hoor je hoe fraai en veelzijdig de instrumentatie is en merk je hoe de muziek van Seth Walker je steeds dierbaarder wordt. 

De oude bluesmannen en soulmannen ontvallen ons de afgelopen jaren bij bosjes, maar bij muzikanten als Seth Walker is de muzikale erfenis van deze grootheden in goede handen en weet je bovendien dat de blues- en soulmuziek zich blijft ontwikkelen. Sky Still Blue van Seth Walker is een hele mooie en bijzondere plaat en bovendien een plaat die veel meer aandacht verdient dan de plaat tot dusver krijgt. Erwin Zijleman

 

22 juli 2014

Slow Club - Complete Surrender

Het is zomer en dat heeft, of ik het nu wil of niet, effect op de muziek die ik uit de speakers laat komen. Zou ik in de winter zijn gevallen voor Complete Surrender van Slow Club? Ik denk het eigenlijk niet, maar als de temperaturen boven de 25 graden klimmen en ik denk aan zandstranden of kabbelende bergbeekjes, blijkt de muziek van het Britse duo maar lastig te weerstaan en is de overgave al vrij snel compleet en onvoorwaardelijk. 

De verleiding van Slow Club is overigens niet nieuw voor mij, want precies vijf jaar geleden was ik behoorlijk gehecht aan het debuut van de band, Yeah, So?, dat om onduidelijke redenen geen plekje wist te bemachtigen op deze BLOG. Yeah, So? was een frisse folkpop plaat met af en toe een ruwe uitspatting, die achteraf bezien kan worden omschreven als The White Stripes die de blues hebben verruild voor de folk. 

Over het in 2011 verschenen Paradise was ik destijds minder te spreken, maar toen ik de plaat tijdens het schrijven van deze recensie nog eens beluisterde viel het me eigenlijk niet tegen. 

Deze recensie gaat echter over de nieuwe plaat van het tweetal, Complete Surrender, en dit blijkt weer een geheel andere plaat dan zijn twee voorgangers. Op Complete Surrender gaan Charles Watson en Rebecca Taylor vooral aan de haal met invloeden uit de soul. Zeker wanneer Rebecca Taylor de vocalen voor haar rekening neemt hoor je invloeden uit de Britse blue-eyed soul van weleer, maar Complete Surrender verwerkt net zo makkelijk invloeden uit de hoogtijdagen van Motown of invloeden uit de meer hedendaagse funk, triphop en R&B. 

De soul van Charles Watson en Rebecca Taylor klinkt soms mooi authentiek, soms fris en eigentijds en altijd zwoel en verleidelijk. Vanwege mijn voorkeur voor vrouwenstemmen veer ik vooral op wanneer Rebecca Taylor het voortouw neemt, maar ook de songs waarin ze genoegen moet nemen met de tweede viool overtuigen vrij makkelijk. 

Complete Surrender is niet geschikt voor liefhebbers van hele subtiele platen, want bijna alles op de derde plaat van Slow Club is groots en meeslepend. Het geldt voor de vocalen, het geldt voor de refreinen en het geldt het grootste deel van de tijd voor de lekker vol klinkende instrumentatie. 

Overdaad ligt dan op de loer, maar een en ander wordt op bijzonder knappe wijze binnen de perken gehouden door de geweldige productie van Colin Elliot, die eerder hele mooie dingen deed voor Richard Hawley en die er nu keer op keer in slaagt om de grootse soul van Slow Club te voorzien van meedogenloos trefzekere accenten. 

In eerste instantie stribbelde ik nog heel even tegen, maar inmiddels ben ik toch volledig gevallen voor de charmes van Slow Club in het algemeen en voor die van Rebecca Taylor in het bijzonder. Ik gooi het voorlopig maar even op de zomerkriebels, al zou het me niet verbazen als het zwoele en opwindende Complete Surrender van Slow Club veel langer gaat stand houden dan ik nu kan vermoeden. Heerlijke plaat. Erwin Zijleman

 

21 juli 2014

King Creosote - From Scotland With Love

Ik ben de naam King Creosote de afgelopen jaren een paar keer tegengekomen in lovende recensies en zelfs in jaarlijstjes, maar tot voor kort had ik nog geen noot van de muziek van het alter ego van de Schot Kenny Anderson gehoord en dit ondanks het feit dat deze Kenny Anderson inmiddels stapels platen schijnt te hebben gemaakt. 

Het veranderde allemaal toen een paar weken geleden From Scotland With Love hier op de mat viel. Sindsdien ben ik langzaam maar zeker zeer gehecht geraakt aan de muziek van King Creosote. 

From Scotland With Love is de soundtrack bij een BBC documentaire over al hetgeen waar Schotland trots op is, maar de muziek komt ook zonder de bijbehorende beelden (die overigens bedoeld zijn voor de aankomende Commonwealth Games) uitstekend tot zijn recht. 

From Scotland With Love staat, hoe kan het ook anders, bol van de Schotse invloeden. Dat hoor je in het Schotse accent van Kenny Anderson, maar ook in de muziek waarin Britse folk wordt vermengd met Keltische invloeden. 

Persoonlijk ben ik vooral onder de indruk van de meer ingetogen songs op From Scotland With Love, maar ook als King Creosote het tempo opvoert, houdt de nieuwe plaat van de Schot je op het puntje van je stoel. 

From Scotland With Love eert de rijke geschiedenis van Schotland en is daarom een hele diverse en ook bijzonder tijdloze plaat. In de meeste tracks overheersen de ingetogen klanken, maar King Creosote kan ook flink uitpakken met strijkers en blazers of een heel kinderkoor. Het mooist zijn echter de stemmige songs waarin King Creosote muziek maakt die ik persoonlijk niet associeer met de muziek van anderen en wat mij betreft dus uniek is. Het zijn mooie ingetogen folky popliedjes die steeds weer zijn voorzien van bijna klassieke intermezzo’s, wat de muziek van King Creosote een geheel eigen karakter geeft. 

From Scotland With Love is mogelijk niet heel representatief voor het rijke oeuvre van Kenny Anderson, maar wat is het mooi. In muzikaal opzicht steekt het allemaal buitengewoon knap in elkaar. Een zich buitengewoon langzaam voortslepend klassiek intermezzo kan zomaar overslaan in een heerlijk uptempo popliedje dat zo lijkt weggelopen uit de 80s, maar ook de weg van uptempo naar bijna verstild wordt door King Creosote op knappe en inventieve wijze doorlopen. 

Ik denk dat alles pas op zijn plaats valt wanneer je de muziek op From Scotland With Love combineert met de bijbehorende beelden, maar je kunt de nieuwe plaat van King Creosote natuurlijk ook voorzien van eigen beelden. 

De afgelopen week werd ik zo vrolijk van de muziek van King Creosote dat ik ben begonnen aan een voorzichtige verkenning van de rest van zijn oeuvre. Ook het vorig jaar verschenen That Might Well Be It, Darling durf ik inmiddels al een bescheiden meesterwerk te noemen; een predicaat dat ook van toepassing is op het verrassende en uiteindelijk vooral wonderschone From Scotland With Love. Erwin Zijleman

 

20 juli 2014

Tracey Thorn - Bedsit Disco Queen - How I Grew Up and Tried to be a Pop Star

Op zoek naar en boeiend boek over popmuziek voor bij het zwembad of op strand? Ik moet eerlijk toegeven dat ik het merendeel van de boeken over popmuziek waaraan ik begin, uiteindelijk niet uit lees. Dat geldt voor de meer beschouwende werken over stromingen of trends, maar ook voor de gemiddelde biografie van een muzikant van naam en faam. De opsommingen van feiten gaan me op een gegeven moment tegen staan, zeker wanneer muzikanten de echt interessante jaren van hun carrière hebben gehad en nog tientallen of zelfs honderden pagina’s bezig zijn met de nadagen van hun carrière waarin eigenlijk weinig relevants meer gebeurt. 

Het afgelopen jaar was er echter ook een boek dat ik in één keer heb uitgelezen: Bedsit Disco Queen van Tracey Thorn, bekend als zangeres van Everything But The Girl. 

How I Grew Up and Tried to be a Pop Star luidt de ondertitel van het boek en dat is een mooie omschrijving van een groot deel van de carrière van Tracey Thorn, die haar carrière begon in de cultband Marine Girls en bij toeval werd ontmaskerd als getalenteerd zangeres. 

Tracey Thorn dook uiteindelijk op in de band Everything But The Girl, die na een vliegende start snel in de vergetelheid dreigde te raken, maar werd gered door een niet al te opzienbarende remix die het tot een tweetal uitgedunde band transformeerde tot een populaire band in dance scene. 

Tracey Thorn weet het allemaal prachtig te beschrijven in haar biografie. Bedsit Disco Queen besteedt relatief veel aandacht aan de jonge jaren van Tracey Thorn en geeft hiermee een mooi tijdsbeeld van de late jaren 70 en vroege jaren 80. Bedsit Disco Queen staat vol met tegenslagen, waarna het succes toch nog opeens totaal onverwacht opduikt en uiteindelijk ook geen zegen blijkt. Tracey Thorn beschrijft het allemaal beeldend en doorspekt met veel humor, waardoor ik me bij het lezen van dit boek geen moment verveeld heb. 


De vraag die resteert is welke plaat je op zet bij het lezen van dit boek. Daar hoef ik geen moment over na te denken: Amplified Heart van Everything But The Girl. 

Het is wat mij betreft de beste plaat van Tracey Thorn en Ben Watt en het is uiteindelijk ook de plaat die bij toeval zorgde voor het keerpunt in de carrière van het tweetal. 

Amplified Heart verscheen precies tien jaar na het nog zeer succesvolle Eden en werd in eerste instantie met weinig enthousiasme ontvangen. 

Persoonlijk koesterde ik de prachtige popliedjes op de plaat. De prachtige stem van Tracey Thorn werd op Amplified Heart gecombineerd met een mooie sfeervolle instrumentatie en deze twee onderdelen kwamen samen in de mooiste serie songs van Ben Watt en Tracey Thorn. 

Net toen de plaat volledig leek te floppen maakte ene Todd Terry een remix van de track Missing. Die remix stelde op zich niet veel voor. Wat elektronische drums transformeerden een mooi intiem popliedje in een track voor de dansvloer. 

Het succes was echter onverwacht groot. Tracey Thorn en Ben Watt werden wereldsterren. Niet door de werkelijk prachtige popliedjes op Amplified Heart, maar door een bijna onnozele remix. 

Mijn advies: lees de komende weken in de zon het prachtige boek van Tracey Thorn en luister ondertussen keer op keer naar het minstens prachtige Amplified Heart, dat eerder dit jaar in een blinkende nieuwe versie verscheen.  De remix van Missing is tegenwoordig helemaal aan het eind toegevoegd. Zou ik maar overslaan; het is immers met afstand de zwakste track op de plaat. Tracey Thorn is dat vast met me eens, ook al heeft de veel mindere versie van Missing haar uiteindelijk verzekerd van een zorgeloos bestaan. Erwin Zijleman 

Het boek van Tracey Thorn is onder andere te koop bij Bol.com: http://www.bol.com/nl/p/bedsit-disco-queen/9200000019451959/

 

 

Hollie Cook - Twice

Hollie Cook is de dochter van Paul Cook, die een enkeling nog zal kennen als de drummer van The Sex Pistols. Op basis van dit feit ging ik er nog niet van uit dat dochter Hollie de nodige muzikale genen zou hebben geërfd van haar vader, al werkte Paul Cook de laatste jaren vooral met Edwyn Collins en dat is natuurlijk een stuk interessanter (wat overigens niets af doet aan het belang van het monumentale debuut van The Sex Pistols, maar hierop ging het natuurlijk niet om muzikaal vernuft). 

Hollie Cook maakte zelf in het recente verleden overigens deel uit van een nieuwe line-up van The Slits. Die line-up was me onbekend, maar het bewaren van de muzikale erfenis van deze legendarische cultband uit de 70s en 80s ondersteun ik natuurlijk van harte. Na nog vermeld te hebben dat de moeder van Hollie Cook ooit in het backup koortje van Boy George in Culture Club stond, is de muzikale achtergrond van Hollie Cook compleet, zodat ik me kan gaan richten op haar soloplaat, Twice. 

Twice is een plaat die in Nederland niet al teveel aandacht heeft gekregen, maar in Engeland kon de plaat rekenen op positieve recensies, waarbij Mojo de tweede plaat van Hollie Cook (de eerste heb ik gemist) zelfs schaarde onder de voorlopige hoogtepunten van 2014. 

Het helpt misschien dat de temperatuur de afgelopen dagen boven de 25 graden lag, maar direct bij eerste beluistering van Twice was ik verkocht. Hollie Cook maakt op Twice immers heerlijk zwoele muziek vol exotische invloeden. Het is muziek die beelden van hagelwitte stranden en aangenaam bedwelmende cocktails op het netvlies tovert, maar Hollie Cook gaat op Twice zeker niet alleen voor het vermaak en tovert zo nu en dan ook nog wel eens verrassende muzikale invloeden uit de speakers. 

Twice werd geproduceerd door de kennelijk bekende, maar voor mij geheel nieuwe, Prince Fatty en ik moet zeggen dat deze Prince Fatty een prima resultaat heeft neergezet. Twice heeft een geluid dat wordt gedomineerd door frisse reggae en dub ritmes, maar deze krijgen gezelschap van muziek uit de jaren 60 en 70 en hier en daar wat Aziatische invloeden, waarna een compleet strijkersorkest zorgt voor de verdere inkleuring. 

Door alle strijkers heeft Twice soms een bijna filmisch karakter, maar de zwoele en zonnige klanken domineren uiteindelijk het geluid van Holly Cook. Het is een zwoel en zonnig geluid waarin de vocalen van Hollie Cook uitstekend gedijen. Cook beschikt over een soepele en wat hoge stem, die een extra laag toevoegt aan de zo verleidelijke klanken op de plaat. 

De tweede plaat van Hollie Cook onderscheidt zich daarom makkelijk van al die andere zomerplaatjes waarop een aantal ingrediënten van Twice een belangrijke rol spelen. Heel af en toe doet Twice me wel wat denken aan het debuut van Lily Allen, maar waar Lily Allen de afgelopen jaren helaas vrijwel al haar glans heeft verloren, glimt de muziek van Holly Cook nog als een net gepoetste auto. 

Twice maakt een warme zomerdag extra aangenaam en zorgt voor zonnestralen wanneer de zon even weg is. Een onmisbare plaat dus deze zomer. Is er dan echt helemaal niets aan te merken op Twice van Hollie Cook? Ja, de plaat telt slechts 9 tracks en duurt ongeveer 40 minuten, wat te kort is voor een feestje. Op zich geen probleem overigens, want zet hem nog een keer op en Twice blijkt minstens net zo leuk, zo niet leuker. Erwin Zijleman

 

19 juli 2014

Hank Woji - The Working Life

Nog geen jaar geleden stond op de zaterdag editie van deze BLOG een plaat van de uit Terlingua, Texas, afkomstige Hank Woji in de spotlights. 

Holy Ghost Town werd in het e-mail bericht dat ik een paar weken eerder van Hank Woji ontving aangeprezen met de volgende mooie woorden: “Sounds like Woody & Arlo Guthrie, acoustic Bruce Springsteen, Pete Seeger, early Bob Dylan, Townes Van Zandt, Butch Hancock, Steve Earle, Guy Clarke, John Prine, Steve Forbert, early Eric Andersen, Lyle Lovett & Cat Stevens”. Er bleek werkelijk geen woord van gelogen. 

Holy Ghost Town bleek immers een verbluffend mooie plaat, die bij mij Springsteen’s Nebraska uit de cd speler wist te verdringen. Een prestatie van formaat. 

Hank Woji is helaas niet wereldberoemd geworden met het nog altijd werkelijk prachtige  en bijzonder indrukwekkende Holy Ghost Town, maar duikt gelukkig al weer op met een nieuwe plaat, die dankzij crowdfunding tot stand kwam. 

The Working Life is een conceptplaat over de werkende klasse in de Verenigde Staten en een stevige aanklacht tegen groeiende inkomensverschillen en verslechterende arbeidsomstandigheden in de Verenigde Staten na de financiële crisis. 

Net als op Holy Ghost Town heeft Hank Woji ook op zijn nieuwe plaat weer de strijdlust van de protestzangers uit het verre verleden en koppelt hij deze strijdlust aan het schrijven van songs die zich kunnen meten met die van de allergrootsten. 

The Working Life bevat een negental eigen songs en een viertal covers, waaronder Tracy Chapman’s Talkin’ Bout A Revolution”, een song van de Chileense protestzanger Victor Jara en Factory van Bruce Springsteen (afkomstig van Darkness Of The Edge Of Town). 

Het zal niet de enige keer zijn dat de naam van Bruce Springsteen opduikt bij beluistering van The Working Life van Hank Woji, want ook de vijfde plaat van de singer-songwriter uit Terlingua, Texas, doet weer nadrukkelijk denken aan Springsteen’s meesterwerk Nebraska uit 1982. 

The Working Life heeft een net wat soberder geluid dan het bij vlagen vol klinkende Holy Ghost Town, maar ook op de nieuwe plaat van Hank Woji klinkt de instrumentatie verzorgd en is deze uitermate trefzeker. 

De authentiek klinkende instrumentatie wordt ook dit keer gecombineerd met vocalen die zich zeer nadrukkelijk opdringen en de geëngageerde boodschap van de plaat naar binnen rammen. Hank Woji klinkt als een rauwe versie van Springsteen, maar is op hetzelfde moment een subtiel zanger die ieder woord van zijn prachtige teksten het juiste gewicht weet mee te geven. 

Ik heb The Working Life inmiddels een week of drie in huis en ben inmiddels net zo gehecht aan de plaat als aan Holy Ghost Town dat ik, zeker achteraf bezien, schaar onder de meest indrukwekkende rootsplaten van 2013. 

Zeker in de Verenigde Staten is het aanbod van singer-songwriters in het rootsgenre ontzettend groot en is het aantal kansen voor ‘nieuwelingen’ beperkt. Hank Woji slaagt er voor de tweede keer op rij in om een plaat af te leveren die kan concurreren met het allerbeste dat momenteel in het genre wordt gemaakt en dat is ontzettend knap. 

The Working Life is een fantastisch klinkende plaat met prima muzikanten, een geweldig zanger en songs van hoog niveau. Dat de plaat ook nog eens prachtige en behoorlijk indringende verhalen vertelt over het leven van de arbeidersklasse in de Verenigde Staten is een mooie bonus. Verplichte kost dus voor iedere liefhebber van dit genre. Erwin Zijleman 

Ook The Working Life van Hank Woji ligt nog niet in Nederland in de winkel, maar is gelukkig wel verkrijgbaar via het prachtige cdbaby: http://www.cdbaby.com/cd/hankwoji4. Als je het nog niet hebt gedaan zou ik Holy Ghost Town er direct bij nemen, want ook die plaat is en blijft prachtig.

18 juli 2014

Honeyblood - Honeyblood

Honeyblood is een duo uit het Schotse Glasgow en heeft hiermee een thuisbasis die al bijna garant staat voor goede en over het algemeen lekker eigenzinnige popmuziek.

Honeyblood bestaat uit Stina Tweeddale en Shona McVicar. De eerste speelt gitaar en zingt, de tweede drumt (en zingt). Op basis van deze samenstelling verwacht je onmiddellijk muziek die doet denken aan die van The White Stripes, maar dit is een associatie die onmiddellijk weer overboord kan worden gezet. 

Het debuut van Honeyblood doet mij persoonlijk vooral denken aan de briljante platen van The Throwing Muses, maar de plaat heeft ook zeker raakvlakken met al die bandjes die noisy gitaren combineren met 60s pop. Met het rauwe van The Throwing Muses en het aanstekelijke van bands als Best Coast, Dum Dum Girls en 1001 soortgenoten, heeft Honeyblood al twee hele sterke en gevaarlijke wapens in handen, maar Stina Tweeddale en Shona McVicar hebben nog veel meer te bieden. Honeyblood heeft immers ook het onweerstaanbaar eigenwijze dat bijna alle bands uit Glasgow hebben en rekt hiernaast het genre waarin het opereert aardig op. 

Honeyblood vermaakt het makkelijkst wanneer de gitaren lekker gruizig klinken, het tempo hoog ligt en Stina Tweeddale en Shona McVicar strooien met zwoele en verleidelijke vocalen. Het is een pad dat met enige regelmaat wordt bewandeld op het debuut van Honeyblood, maar Stina Tweeddale en Shona McVicar hebben meer noten op hun zang. Zo krijgt de muziek van het tweetal een bijna Westcoast geluid wanneer wat gas wordt teruggenomen en beperkt Honeyblood haar songs, in tegenstelling tot de meeste van haar soortgenoten, niet tot een paar eenvoudige akkoordenschema’s. Het gitaarwerk van Stina Tweeddale is van een opvallend hoog niveau en haalt de mosterd steeds weer bij andere genres, waardoor het ene moment de hoogtijdagen van de shoegaze en dreampop herleven en je het volgende moment terugkeert naar noiserock in betere dagen of bijna psychedelisch aandoende klanken. Wat geldt voor het gitaarwerk van Stina Tweeddale geldt ook voor het drumwerk van Shona McVicar, die zorgeloos kan beuken, maar ook opvallend subtiel en complex kan spelen. 

Als de twee dames van Honeyblood dan ook nog eens beter zingen dan de meeste concurrenten en ook nog eens strooien met popliedjes die van alles met je doen en steeds weer uitblinken door geweldige melodieën en heel veel muzikaal avontuur, weet je dat het debuut van Honeyblood een debuut is dat zich zomaar kan onderscheiden als één van de betere debuten van 2014. Ik ben in ieder geval genadeloos gevallen voor alle verleidingen van de eerste plaat van Honeyblood, net zoals ik in het verleden viel voor al die andere leuke bandjes uit Glasgow. Erwin Zijleman

 

17 juli 2014

Brigitte DeMeyer - Savannah Road

De Amerikaanse singer-songwriter Brigitte DeMeyer maakt al sinds het begin van het huidige millennium platen. Persoonlijk ken ik haar sinds het in 2006 verschenen en bijzonder indrukwekkende Something After All, waarop de tot op dat moment zwaar onderschatte singer-songwriter werd bijgestaan door grootheden als Buddy en Julie Miller, Steve Earle en Daniel Lanois. 

Ondanks het feit dat ik alle platen die Brigitte DeMeyer sindsdien heeft uitgebracht koester als parels binnen de rootsmuziek, heb ik haar nieuwe plaat, Savannah Road, lang op de stapel laten liggen. Te lang, want Savannah Road is een plaat die in alle opzichten kwaliteit ademt. 

Dat zie je eigenlijk al wanneer je een blik werpt op de gastenlijst, want hierop prijken ook dit keer grote namen als die van Brady Blade, Chris Donohue en Will Kimbrough. Laatstgenoemde, overigens bijna net zo onderschat als Brigitte DeMeyer zelf, schreef mee aan bijna alle songs op de plaat en drukt ook in muzikaal opzicht zijn stempel op Savannah Road. 

Savannah Road is een plaat die dankzij de ruime beschikbaarheid van topmuzikanten werkelijk fantastisch klinkt. In muzikaal opzicht is het van de eerste tot de laatste noot smullen, waarbij opvalt hoe mooi ingetogen al deze topmuzikanten kunnen spelen. 

Dat doen ze niet voor niets, want Savannah Road wordt uiteindelijk toch vooral gedragen door de geweldige stem van Brigitte DeMeyer. De Amerikaanse (met overigens Belgische en Duitse wortels) beschikt over zo’n zeldzame stem die eigenlijk in alle uithoeken van de Amerikaanse rootsmuziek uit de voeten kan en vrijwel continu iets met je doet. 

Brigitte DeMeyer bestreek ook in het verleden al een flink palet binnen de Amerikaanse rootsmuziek, maar Savannah Road is nog een stuk veelzijdiger. De dertien geweldige songs op de plaat bevatten elementen uit de folk, country, blues, bluegrass, soul, gospel en jazz en leggen steeds net wat andere accenten. Savannah Road ademt de sfeer van het diepe Zuiden van de Verenigde Staten en sluit ook aan op de muzikale tradities van deze regio, waardoor de songs van Brigitte DeMeyer stuk voor stuk zwoel en broeierig klinken. 

Verder zet de plaat je steeds op het verkeerde been. Het ene moment schurkt Brigitte DeMeyer tegen Nashville aan of komt ze op de proppen met bluegrass die herinnert aan Gillian Welch, het volgende moment imponeert de Amerikaanse met hartverscheurende blues of bloedhete soul met invloeden uit de gospel. 

De fantastische muzikanten die haar omringen zorgen steeds voor een perfecte muzikale omlijsting, maar het is de stem van Brigitte DeMeyer die de benen week maakt. Savannah Road is in de gespecialiseerde roots media al vele malen op de juiste waarde geschat, maar verder blijft het toch angstig stil rond deze imponerende plaat die bij iedere luisterbeurt mooier en indringender wordt. 

Op zoek naar geweldige blues, folk, country en soulplaten voor de vakantie? Dat kan dit jaar heerlijk compact met dit allesomvattende meesterwerk van Brigitte DeMeyer. Erwin Zijleman

 

16 juli 2014

Fink - Hard Believer

Precies drie jaren zijn verstreken sinds de release van Fink’s Perfect Darkness. Het bleek een plaat die direct bij eerste beluistering een diepe indruk maakt, maar vervolgens nog heel lang door groeit; wat mij betreft zelfs tot op de dag van vandaag. 

Op Perfect Darkness koos Finian Greenhall wederom voor een intiem singer-songwriter geluid dat zijn gelijke niet kende en dat vooral naar heel veel meer smaakte. 

Na de release van Perfect Darkness was Fink lange tijd op tournee, wat uiteindelijk ook nog resulteerde in de mooie live-plaat Wheels Turn Beneath My Feet. Die plaat deed nog meer uitzien naar het echte nieuwe werk en dat is nu dan eindelijk verschenen. 

Hard Believer is een typische Fink plaat, maar dat betekent niet dat Fink op zijn nieuwe plaat verder gaat waar Perfect Darkness drie jaar geleden ophield. Hard Believer klinkt anders dan zijn voorganger, wat op zich wel weer typisch Fink is. 

Vergeleken met Perfect Darkness is Hard Believer voorzien van een veel voller geluid en een wat uitbundigere productie. Waar Fink op zijn vorige plaat vooral vertrouwde op zijn stem en authentiek getokkel op zijn akoestische gitaar, worden er op Hard Believer nog flink wat instrumenten bij gesleept, waaronder de nodige elektronica, maar ook  drums en gitaren. Ondanks alle toevoegingen klinkt de muziek van Fink echter bijna net zo sober, donker en indringend als we van de Brit gewend zijn. 

Ook Hard Believer bevat ingetogen aandoende songs die zich over het algemeen in een laag tempo voortslepen en waarin de bijzondere stem van Fink voor een belangrijk deel de sfeer bepaalt. In een aantal songs voegt Fink slechts minimale accenten toe aan zijn door akoestische gitaar gedomineerde soms, maar een aantal andere songs zijn voorzien van stevig aangezette en bijzondere ritmes, van elementen uit de triphop en dub (waarmee Fink terugkeert naar zijn roots) of heel af en toe van bijna uit de bocht gierende gitaren. 

Liefhebbers van het bijna verstilde werk van Fink zullen even moeten wennen aan het vollere geluid, maar persoonlijk vind ik het prachtig. Alle toegevoegde extra’s voorzien Hard Believer immers van heel veel dynamiek en diepgang, waardoor de songs van Fink nog makkelijker blijven verrassen en weten te betoveren. 

Fink maakt inmiddels al bijna 15 jaar platen en in die 15 jaar is hij er in geslaagd om zich constant te vernieuwen en bovendien steeds weer een geluid neer te zetten dat afwijkt van het geluid van zijn soortgenoten, als die er al zijn. 

Fink had altijd al het patent op bijna onnavolgbare songs, maar op Hard Believer overtreft hij zichzelf. De songs van Fink slaan keer op keer wegen in die je niet verwacht en het zijn soms ‘bumpy roads’. Op hetzelfde moment maakt Fink ook op zijn nieuwe plaat weer muziek die ik zeker niet als ontoegankelijk zou willen bestempelen. 

Hard Believer staat vol met folky songs met wonderschone instrumenten, bijzondere teksten, zang die iets met je doet en songs die zowel nieuwsgierig maken als vermaken. Hard Believer is het volgende hoogtepunt in een oeuvre dat het volledig verdient om gekoesterd te worden en kan zomaar uitgroeien tot één van de hoogtepunten in dit oeuvre. Erwin Zijleman

 

15 juli 2014

Colleen Rennison - See The Sky About To Rain

Colleen Rennison is in haar vaderland Canada vooral bekend als actrice. Ze speelde al vanaf jonge leeftijd in tv-series en films en doet dit tot op de dag van vandaag. De Canadese met Iers, Schots en Frans bloed beschikt echter over veel meer talenten, wat heel goed is te horen op haar solodebuut als muzikant (een enkeling zal haar hal kennen als lid van de Canadese band No Sinner). 

See The Sky About To Rain is verschenen op het prachtige Black Hen Music label van de Canadese muzikant Steve Dawson, maar is op dit label toch een wat vreemde eend in de bijt. 

Dat verwacht je nog niet direct wanneer je een blik werkt op de tracklist van de plaat en op de lijst met muzikanten die hebben bijgedragen aan het debuut van Colleen Rennison. Op de tracklist prijken immers songs van, deels Canadese, grootheden als Neil Young, Joni Mitchell, Leonard Cohen, Sarah Harmer, Robbie Robertson, Townes van Zandt en Bobbie Gentry, terwijl op de plaat Steve Dawson en zijn vaste clan zijn te horen, niemand minder dan Tim O’Brien opduikt voor bijdragen op de viool en mandoline en meerdere zangeressen uit de Canadese folkscene opduiken voor vocale bijstand. 

Op basis van deze gegevens verwacht je de akoestische mix van folk en country waar Black Hen Music groot mee is geworden, maar See The Sky About To Rain opent met geweldige en gitzwarte soul. In eerste instantie moest ik heel even denken aan het inmiddels legendarische debuut van Joss Stone, maar Colleen Rennison klinkt toch weer net wat doorleefder dan de destijds piepjonge Joss Stone en schuift hierdoor nog dichter tegen de grote soulzangeressen uit het verre verleden aan. 

Direct in de openingstrack zingt Colleen Rennison de veters uit je schoenen en speelt haar band de pannen van het dak. Vanaf dat moment speelt Colleen Rennison een gewonnen wedstrijd. Met twaalf songs van het kaliber van de openingssong was ik dik tevreden geweest, maar Colleen Rennison blijkt ook nog eens een muzikant die van vele markten thuis is. Net nadat See The Sky About To Rain je met doorleefde soul heeft meegenomen naar het diepe Zuiden van de Verenigde Staten, sleurt Colleen Rennison je in de tweede track mee terug naar het platteland van de Verenigde Staten waar de bluegrass regeert. Het is na de dampende soul van de openingstrack weer even totaal iets anders, maar Colleen Rennison overtuigt minstens net zo makkelijk. 

Op de rest van de plaat domineren soul en gospel, maar Colleen Rennison verloochent ook de roots van de muzikanten die haar omringen niet en gaat ook zo nu en dan aan de haal met folk, bluegrass, country en blues. Rennison is pas 25 maar vertolkt de songs op See The Sky About To Rain vol emotie en doorleving. Dat is knap, zeker omdat de meeste songs op de plaat niet over rozengeur en maneschijn gaan, maar dat lijkt de jonge Canadese niet te deren. 

Met See The Sky About To Rain geeft Colleen Rennison een fraai en indrukwekkend visitekaartje af. Het is een visitekaartje dat laat horen dat het met de stem van Colleen Rennison wel goed zit, maar de luisteraar nieuwsgierig maakt naar de eigen songs van de Canadese. Songs van anderen naar een hoger plan tillen is zeker niet makkelijk, maar uiteindelijk zal een muzikant toch ook moeten ontroeren met eigen verhalen en songs. Het bleek voor Joss Stone een brug te ver, maar Colleen Rennison gaat hier mogelijk wel in slagen. Tot die tijd is See The Sky About To Rain een debuut van een grote belofte voor de toekomst. Erwin Zijleman