De uit New York afkomstige band Nada Surf debuteerde zo’n twintig jaar geleden met het door Ric Ocasek (The Cars) geproduceerde High/Low.
Het debuut van Nada Surf was geen hele opzienbarende plaat, maar er stond wel één briljant popliedje op, Popular.
De zes platen die Nada Surf na High/Low maakte waren allemaal een stuk beter dan het debuut, maar ieder verhaal over Nada Surf komt vroeg of laat weer uit bij de (MTV)wereldhit Popular.
Mijn recensie is er mee begonnen, maar ik kom er nu niet meer op terug. Ook het onlangs verschenen You Know Who You Are is immers weer veel en veel beter dan het debuut van Nada Surf en staat vol met popsongs waarvan je alleen maar zielsveel kunt houden.
Helemaal als een verrassing komt dat niet. Ook voorganger The Stars Are Indifferent To Astronomy was iets meer dan vier jaar geleden immers een hele sterke plaat vol lekker in het gehoor liggende powerpop.
Ook You Know Who You Are kan best worden voorzien van het etiket powerpop, al kiest Nada Surf op haar nieuwe plaat vaak voor een wat meer ingetogen geluid dan we van de New Yorkers gewend zijn.
You Know Who You Are staat vol met opvallend melodieuze en zonnige gitaarpop. Het is lome en dromerige gitaarpop die opvalt door fraaie harmonieën en door refreinen die je na één keer horen niet meer vergeet.
Heel af en toe klinken de gitaren net wat gruiziger en herinnert You Know Who You Are aan de muziek die de band in haar jongere jaren maakte, maar in de meeste songs vindt Nada Surf aansluiting bij de latere platen van bands als The Posies en Teenage Fanclub.
You Know Who You Are is zo’n plaat die heerlijk aangenaam of zelfs bijna gezapig voortkabbelt, tot je door krijgt hoe goed de popliedjes van Nada Surf zijn. Dan weet je dat dit een plaat is die de lat in dit genre akelig hoog heeft gelegd voor de rest van dit jaar. Erwin Zijleman
31 maart 2016
30 maart 2016
White Denim - Stiff
Zowel D (2011) als Corsicana Lemonade (2013) konden op deze BLOG rekenen op zeer positieve recensies. Mijn verwachtingen met betrekking tot de nieuwe plaat van White Denim waren dan ook hooggespannen.
De band uit Austin, Texas, schoof op Corsicana Lemonade aan de hand van Jeff Tweedy wat meer op richting bluesy rootsrock, maar schuwde de uitstapjes buiten de gebaande paden zeker niet.
Ook op Stiff citeert White Denim nadrukkelijk uit de archieven van de 70s bluesrock en de rythm & blues, maar doet het ook nog steeds onverwachte dingen.
Allmusic.com omschrijft dit mooi en trefzeker als het vermogen om zowel nerveus als soulvol te klinken en dat is een omschrijving die ik alleen maar kan omarmen.
Stiff is geproduceerd door Ethan Johns, die heeft gekozen voor een wat meer retro geluid dan op de vorige platen van de band. Het is een geluid dat herinnert aan de hoogtijdagen van The Allman Brothers Band en Free, maar dan voorzien van een flinke extra dosis soul.
Vergeleken met de vorige albums van de band valt op hoe zeer de leden van White Denim in muzikaal opzicht zijn gegroeid. De bluesy en soulvolle sound op Stiff staat als een huis en valt op door gitaarwerk met ballen, een swingende ritmesectie en werkelijk geweldige zang.
White Denim zou White Denim niet zijn als het niet met enige regelmaat kiest voor onverwachte wendingen. Deze bestaan net als op de vorige platen vooral uit psychedelische uitstapjes, maar ook de jazzy of prog-rock achtige intermezzo’s zijn niet helemaal verdwenen. Betrekkelijk nieuw zijn de impulsen uit de soul, waardoor White Denim ook kan raken aan de memorabele platen van Al Green.
Dit is direct ook het knappe van Stiff. Het is een plaat die je 98% van de tijd mee terug neemt naar de jaren 70, maar de resterende 2% kan alleen maar uit het heden komen.
Stiff is waarschijnlijk wat teleurstellend voor een ieder die op de platen van White Denim vooral het experiment koesterde, maar iedereen die het rootsy geluid op Corsicana Lemonade omarmde, zal smullen van deze heerlijke nieuwe plaat. Erwin Zijleman
De band uit Austin, Texas, schoof op Corsicana Lemonade aan de hand van Jeff Tweedy wat meer op richting bluesy rootsrock, maar schuwde de uitstapjes buiten de gebaande paden zeker niet.
Ook op Stiff citeert White Denim nadrukkelijk uit de archieven van de 70s bluesrock en de rythm & blues, maar doet het ook nog steeds onverwachte dingen.
Allmusic.com omschrijft dit mooi en trefzeker als het vermogen om zowel nerveus als soulvol te klinken en dat is een omschrijving die ik alleen maar kan omarmen.
Stiff is geproduceerd door Ethan Johns, die heeft gekozen voor een wat meer retro geluid dan op de vorige platen van de band. Het is een geluid dat herinnert aan de hoogtijdagen van The Allman Brothers Band en Free, maar dan voorzien van een flinke extra dosis soul.
Vergeleken met de vorige albums van de band valt op hoe zeer de leden van White Denim in muzikaal opzicht zijn gegroeid. De bluesy en soulvolle sound op Stiff staat als een huis en valt op door gitaarwerk met ballen, een swingende ritmesectie en werkelijk geweldige zang.
White Denim zou White Denim niet zijn als het niet met enige regelmaat kiest voor onverwachte wendingen. Deze bestaan net als op de vorige platen vooral uit psychedelische uitstapjes, maar ook de jazzy of prog-rock achtige intermezzo’s zijn niet helemaal verdwenen. Betrekkelijk nieuw zijn de impulsen uit de soul, waardoor White Denim ook kan raken aan de memorabele platen van Al Green.
Dit is direct ook het knappe van Stiff. Het is een plaat die je 98% van de tijd mee terug neemt naar de jaren 70, maar de resterende 2% kan alleen maar uit het heden komen.
Stiff is waarschijnlijk wat teleurstellend voor een ieder die op de platen van White Denim vooral het experiment koesterde, maar iedereen die het rootsy geluid op Corsicana Lemonade omarmde, zal smullen van deze heerlijke nieuwe plaat. Erwin Zijleman
29 maart 2016
Céu - Tropix
Ik ben inmiddels al een jaar of tien zeer gecharmeerd van de bijzondere muziek van de Braziliaanse singer-songwriter Céu (volledige naam: Maria do Céu Whitaker Poças).
In die tien jaar maakte Céu drie echt geweldige platen (Céu, Vagarosa en Caravana Sereia Bloom). Het zijn platen vol Braziliaanse verleiding, maar het zijn ook platen vol avontuur.
Céu maakt muziek die uiteraard flink is beïnvloed door de Braziliaanse muziek die ze met de paplepel kreeg ingegoten (samba, bossa nova, tropicalia, forró), maar ze gaat net zo graag aan de haal met invloeden uit de pop, rock, psychedelica, funk, elektronica, West Coast pop en muziek uit andere verre oorden.
Ook op het deze week verschenen Tropix is Céu weer van vele markten thuis. Tropix laat de lente krachtig doorbreken met zwoele Braziliaanse klanken, maar ook dit keer zet de muziek van Céu je vaker op het verkeerde been dan Messi in topvorm zijn tegenstanders dolt.
Het fraaie van de muziek van Céu is dat de Braziliaanse singer-songwriter alle invloeden op buitengewoon subtiele wijze verwerkt. Een track die 90% van de tijd een zwoel en tijdloos Braziliaans popliedje is, kan door een paar bijzonder subtiele accenten een eigentijds funky en elektronisch popliedje worden en andersom.
Tropix borduurt voort op zijn drie briljante voorgangers, maar laat net wat meer accenten uit de moderne elektronische popmuziek horen. Het bijzondere van Tropix is dat deze moderne elektronica vooral wordt gecombineerd met traditionele Braziliaanse muziek. Het geeft Tropix een uniek geluid, dat vooral met de koptelefoon goed tot zijn recht komt.
Bij wat oppervlakkerige beluistering is Tropix vooral een zwoel lenteplaatje. Dat is ook lekker, erg lekker zelfs, maar alle bijzondere accenten maken van de vierde van Céu pas echt een plaat om te koesteren.
Tropix imponeert met alle verrassende muzikale wendingen, maar is ook in vocaal opzicht een prachtplaat. Céu beschikt over een zwoel stemgeluid dat verwarmt en betovert en het is een stemgeluid dat zich op behendige wijze langs alle subtiele wendingen op de plaat krult.
Ik ken de vorige drie platen van de Braziliaanse singer-songwriter van de eerste tot en met de laatste noot, maar met het intrigerende en wonderschone Tropix weet ze mee weer te verrassen en te verleiden. Keer op keer. Erwin Zijleman
In die tien jaar maakte Céu drie echt geweldige platen (Céu, Vagarosa en Caravana Sereia Bloom). Het zijn platen vol Braziliaanse verleiding, maar het zijn ook platen vol avontuur.
Céu maakt muziek die uiteraard flink is beïnvloed door de Braziliaanse muziek die ze met de paplepel kreeg ingegoten (samba, bossa nova, tropicalia, forró), maar ze gaat net zo graag aan de haal met invloeden uit de pop, rock, psychedelica, funk, elektronica, West Coast pop en muziek uit andere verre oorden.
Ook op het deze week verschenen Tropix is Céu weer van vele markten thuis. Tropix laat de lente krachtig doorbreken met zwoele Braziliaanse klanken, maar ook dit keer zet de muziek van Céu je vaker op het verkeerde been dan Messi in topvorm zijn tegenstanders dolt.
Het fraaie van de muziek van Céu is dat de Braziliaanse singer-songwriter alle invloeden op buitengewoon subtiele wijze verwerkt. Een track die 90% van de tijd een zwoel en tijdloos Braziliaans popliedje is, kan door een paar bijzonder subtiele accenten een eigentijds funky en elektronisch popliedje worden en andersom.
Tropix borduurt voort op zijn drie briljante voorgangers, maar laat net wat meer accenten uit de moderne elektronische popmuziek horen. Het bijzondere van Tropix is dat deze moderne elektronica vooral wordt gecombineerd met traditionele Braziliaanse muziek. Het geeft Tropix een uniek geluid, dat vooral met de koptelefoon goed tot zijn recht komt.
Bij wat oppervlakkerige beluistering is Tropix vooral een zwoel lenteplaatje. Dat is ook lekker, erg lekker zelfs, maar alle bijzondere accenten maken van de vierde van Céu pas echt een plaat om te koesteren.
Tropix imponeert met alle verrassende muzikale wendingen, maar is ook in vocaal opzicht een prachtplaat. Céu beschikt over een zwoel stemgeluid dat verwarmt en betovert en het is een stemgeluid dat zich op behendige wijze langs alle subtiele wendingen op de plaat krult.
Ik ken de vorige drie platen van de Braziliaanse singer-songwriter van de eerste tot en met de laatste noot, maar met het intrigerende en wonderschone Tropix weet ze mee weer te verrassen en te verleiden. Keer op keer. Erwin Zijleman
28 maart 2016
Bob Mould - Patch The Sky
Bob Mould kennen we natuurlijk van zeer invloedrijke bands als Sugar en met name Hüsker Dü, maar de Amerikaan maakt ook al sinds het eind van de jaren 80 soloplaten.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik op een gegeven moment ben afgehaakt bij deze soloplaten, zeker toen Bob Mould ging experimenteren met elektronica en hij de songs met een kop en een staart uit het oog verloor.
Hiervan is gelukkig niets terug te horen op zijn laatste soloplaat Patch The Sky. Patch The Sky is een heerlijke gitaarplaat, die nadrukkelijk voortborduurt op de legendarische bands die Bob Mould in het verleden aanvoerde.
Bob Mould kreeg de afgelopen jaren veelvuldig te maken met verlies, zo overleden zijn vader en zijn moeder, en dit heeft absoluut zijn sporen nagelaten op Patch The Sky. De plaat klinkt over het algemeen zwaar en donker, maar bevat op hetzelfde moment gitaarsongs die in een aantal gevallen op zijn minst licht aanstekelijk zijn.
Ik heb Bob Mould de afgelopen jaren niet echt gevolgd, maar weet inmiddels dat Patch The Sky een trilogie vormt met het in 2012 uitgebrachte Silver Age en het in 2014 verschenen Beauty & Ruin. Patch The Sky is van deze platen zo op het eerste gehoor de rauwste en de donkerste, maar bevat wel de meest aanstekelijke songs.
Bob Mould heeft de keyboards gelukkig weer opgeborgen en beperkt zich op Patch The Sky tot de heilige drie-eenheid van gitaar, bas en drums. Het trio dat Bob Mould sinds enkele jaren vormt met drummer Jon Wurster en bassist Jason Narducy klinkt inmiddels als een geoliede machine en zet een geluid neer dat over je heen komt als een stoomtrein.
Bob Mould was een tijd lang niet meer zo geïnteresseerd in zijn gitaren, maar staat op Patch The Sky weer garant voor heerlijk melodieus maar ook meedogenloos gitaarwerk, dat geweldig klinkt op de solide basis van de ritmesectie.
Patch The Sky staat niet alleen vol met heerlijke gitaarsongs, maar laat ook goed horen hoe invloedrijk Bob Mould en zijn bands geweest zijn. Zonder de muziek van Bob Mould hadden flink wat bands niet bestaan. Het is misschien wat zuur dat deze bands nu aanzienlijk succesvoller zijn dan Bob Mould, maar in kwalitatief opzicht is Bob Mould zijn volgelingen nog steeds de baas. Wat een energie, wat een passie, wat een songs. Petje af. Erwin Zijleman
Ik moet eerlijk toegeven dat ik op een gegeven moment ben afgehaakt bij deze soloplaten, zeker toen Bob Mould ging experimenteren met elektronica en hij de songs met een kop en een staart uit het oog verloor.
Hiervan is gelukkig niets terug te horen op zijn laatste soloplaat Patch The Sky. Patch The Sky is een heerlijke gitaarplaat, die nadrukkelijk voortborduurt op de legendarische bands die Bob Mould in het verleden aanvoerde.
Bob Mould kreeg de afgelopen jaren veelvuldig te maken met verlies, zo overleden zijn vader en zijn moeder, en dit heeft absoluut zijn sporen nagelaten op Patch The Sky. De plaat klinkt over het algemeen zwaar en donker, maar bevat op hetzelfde moment gitaarsongs die in een aantal gevallen op zijn minst licht aanstekelijk zijn.
Ik heb Bob Mould de afgelopen jaren niet echt gevolgd, maar weet inmiddels dat Patch The Sky een trilogie vormt met het in 2012 uitgebrachte Silver Age en het in 2014 verschenen Beauty & Ruin. Patch The Sky is van deze platen zo op het eerste gehoor de rauwste en de donkerste, maar bevat wel de meest aanstekelijke songs.
Bob Mould heeft de keyboards gelukkig weer opgeborgen en beperkt zich op Patch The Sky tot de heilige drie-eenheid van gitaar, bas en drums. Het trio dat Bob Mould sinds enkele jaren vormt met drummer Jon Wurster en bassist Jason Narducy klinkt inmiddels als een geoliede machine en zet een geluid neer dat over je heen komt als een stoomtrein.
Bob Mould was een tijd lang niet meer zo geïnteresseerd in zijn gitaren, maar staat op Patch The Sky weer garant voor heerlijk melodieus maar ook meedogenloos gitaarwerk, dat geweldig klinkt op de solide basis van de ritmesectie.
Patch The Sky staat niet alleen vol met heerlijke gitaarsongs, maar laat ook goed horen hoe invloedrijk Bob Mould en zijn bands geweest zijn. Zonder de muziek van Bob Mould hadden flink wat bands niet bestaan. Het is misschien wat zuur dat deze bands nu aanzienlijk succesvoller zijn dan Bob Mould, maar in kwalitatief opzicht is Bob Mould zijn volgelingen nog steeds de baas. Wat een energie, wat een passie, wat een songs. Petje af. Erwin Zijleman
27 maart 2016
Margo Price - Midwest Farmer's Daughter
Aan jonge en talentvolle countryzangeressen hebben we momenteel geen gebrek. Nieuwste ster aan het firmament is Margo Price, die met haar debuut Midwest Farmer’s Daughter wel eens hele hoge ogen zou kunnen gaan gooien dit jaar.
Het feit dat deze Margo Price een protegee is van niemand minder dan Jack White gaat hierbij zeker helpen, maar Margo Price heeft zelf ook heel wat in huis.
De jonge zangeres komt uit het traditionele Middenwesten van de Verenigde Staten en kreeg hier de traditionele countrymuziek met de paplepel ingegoten.
Inmiddels woont ze al een tijd in Nashville, waar ze de aandacht trok van Jack White, die haar meenam naar de legendarische Sun Studios in Memphis.
Het in deze legendarische studio opgenomen Midwest Farmer’s Daughter is een plaat die het verleden ademt. Margo Price zoekt op haar debuut geen aansluiting bij de jonge en succesvolle countrypop zangeressen van het moment, maar grijpt terug op de platen van Tammy Wynette, Dolly Parton, Loretta Lynn en in iets mindere mate Emmylou Harris. Midwest Farmer’s Daughter klinkt als een countryplaat die in de jaren 70 is gemaakt en het is een hele goede countryplaat.
Over de band van Margo Price heb ik niet veel informatie kunnen vinden, maar het is een competent spelende band, die het 70s countrygeluid uitstekend weet te reproduceren, maar het geluid van Margo Price ook voorziet van invloeden uit de honky tonk en soul en van bravoure. Midwest Farmer’s Daughter klinkt hierdoor een stuk minder gepolijst dan de meeste andere platen in dit genre en/of uit Nashville, ook als de strijkers mogen aanzwellen.
De veelkleurige instrumentatie op de plaat roept al volop herinneringen op aan countrymuziek uit het verleden en deze herinneringen worden nog veel sterker wanneer Margo Price begint te zingen. De Amerikaanse heeft een stem die gemaakt is voor countrymuziek en het is een stem die zowel krachtig uit kan halen als weemoedig kan snikken; precies zoals dat hoort in dit genre.
Omdat Midwest Farmer’s Daughter ook nog eens vol staat met songs die direct blijven hangen en weten te ontroeren, ben ik inmiddels volledig overtuigd van de talenten van Margo Price en mag ze wat mij betreft in de voetsporen treden van de steeds beter wordende Kacey Musgraves. Erwin Zijleman
Het feit dat deze Margo Price een protegee is van niemand minder dan Jack White gaat hierbij zeker helpen, maar Margo Price heeft zelf ook heel wat in huis.
De jonge zangeres komt uit het traditionele Middenwesten van de Verenigde Staten en kreeg hier de traditionele countrymuziek met de paplepel ingegoten.
Inmiddels woont ze al een tijd in Nashville, waar ze de aandacht trok van Jack White, die haar meenam naar de legendarische Sun Studios in Memphis.
Het in deze legendarische studio opgenomen Midwest Farmer’s Daughter is een plaat die het verleden ademt. Margo Price zoekt op haar debuut geen aansluiting bij de jonge en succesvolle countrypop zangeressen van het moment, maar grijpt terug op de platen van Tammy Wynette, Dolly Parton, Loretta Lynn en in iets mindere mate Emmylou Harris. Midwest Farmer’s Daughter klinkt als een countryplaat die in de jaren 70 is gemaakt en het is een hele goede countryplaat.
Over de band van Margo Price heb ik niet veel informatie kunnen vinden, maar het is een competent spelende band, die het 70s countrygeluid uitstekend weet te reproduceren, maar het geluid van Margo Price ook voorziet van invloeden uit de honky tonk en soul en van bravoure. Midwest Farmer’s Daughter klinkt hierdoor een stuk minder gepolijst dan de meeste andere platen in dit genre en/of uit Nashville, ook als de strijkers mogen aanzwellen.
De veelkleurige instrumentatie op de plaat roept al volop herinneringen op aan countrymuziek uit het verleden en deze herinneringen worden nog veel sterker wanneer Margo Price begint te zingen. De Amerikaanse heeft een stem die gemaakt is voor countrymuziek en het is een stem die zowel krachtig uit kan halen als weemoedig kan snikken; precies zoals dat hoort in dit genre.
Omdat Midwest Farmer’s Daughter ook nog eens vol staat met songs die direct blijven hangen en weten te ontroeren, ben ik inmiddels volledig overtuigd van de talenten van Margo Price en mag ze wat mij betreft in de voetsporen treden van de steeds beter wordende Kacey Musgraves. Erwin Zijleman
26 maart 2016
Theo Sieben - Delphinidin
De Nederlandse muzikant Theo Sieben oogstte in 2012 veel lof met zijn plaat Invite To Dance, maar het eerder deze maand verschenen Delphinidin is mijn eerste kennismaking met zijn muziek. Het is een kennismaking die naar veel meer smaakt.
Theo Sieben maakt op Delphinidin muziek die vooral is beïnvloed door de Amerikaanse blues, maar de van oorsprong uit de Peel afkomstige muzikant geeft hier wel een eigen draai aan.
Na een kort akoestisch intro verrast Delphinidin direct met de bijzondere titeltrack, waarin invloeden uit de blues worden gecombineerd met bijzondere blazers (waaronder een Franse hoorn) en dromerig aandoende koortjes.
Waar veel Nederlandse muzikanten er helaas niet in slagen om hun afkomst te verbergen, is de wijze waarop Theo Sieben zijn teksten voordraagt van internationale allure. Hetzelfde geldt voor zijn muziek.
Het is knap hoe een aantal songs op Delphinidin redelijk traditioneel opent, maar langzaam maar zeker wordt voorzien van ingrediënten die de muziek van Theo Sieben een eigen geluid geven. Het is even knap hoe Theo Sieben op Delphinidin met pure en doorleefde tracks kan aansluiten bij de bluesmuziek uit een heel ver verleden.
Bij beluistering van de plaat waan je jezelf meer dan eens op een veranda aan de oevers van de Mississippi, in een broeierige plattelandskerk, of in een club in één van de belangrijke straten van New Orleans (zeker wanner de trombone van Joost Belinfante aanschuift) en eigenlijk maar zelden in Amsterdam (de huidige woonplaats van Theo Sieben en ook de plek waar de plaat werd opgenomen).
De basis van de muziek van Theo Sieben wordt gevormd door zijn fraaie gitaarspel (op vintage bluesgitaren) en zijn doorleefde maar ook veelzijdige stem, maar ook de bijdragen van onder andere blazers, andere snareninstrumenten, orgel, percussie en een incidentele vrouwenstem dragen nadrukkelijk bij aan de bijzondere sfeer op Delphinidin.
Theo Sieben heeft een plaat gemaakt die ver is verwijderd van onze jachtige samenleving. Wanneer je je open stelt voor de mooie klanken en indringende songs op de plaat staat de tijd even stil en is er alle aandacht voor de schoonheid van het moment. Dat kunnen we in deze dagen vol heftig nieuws wel even gebruiken, maar Delphinidin van Theo Sieben is wat mij betreft ook een blijvertje. Erwin Zijleman
Theo Sieben maakt op Delphinidin muziek die vooral is beïnvloed door de Amerikaanse blues, maar de van oorsprong uit de Peel afkomstige muzikant geeft hier wel een eigen draai aan.
Na een kort akoestisch intro verrast Delphinidin direct met de bijzondere titeltrack, waarin invloeden uit de blues worden gecombineerd met bijzondere blazers (waaronder een Franse hoorn) en dromerig aandoende koortjes.
Waar veel Nederlandse muzikanten er helaas niet in slagen om hun afkomst te verbergen, is de wijze waarop Theo Sieben zijn teksten voordraagt van internationale allure. Hetzelfde geldt voor zijn muziek.
Het is knap hoe een aantal songs op Delphinidin redelijk traditioneel opent, maar langzaam maar zeker wordt voorzien van ingrediënten die de muziek van Theo Sieben een eigen geluid geven. Het is even knap hoe Theo Sieben op Delphinidin met pure en doorleefde tracks kan aansluiten bij de bluesmuziek uit een heel ver verleden.
Bij beluistering van de plaat waan je jezelf meer dan eens op een veranda aan de oevers van de Mississippi, in een broeierige plattelandskerk, of in een club in één van de belangrijke straten van New Orleans (zeker wanner de trombone van Joost Belinfante aanschuift) en eigenlijk maar zelden in Amsterdam (de huidige woonplaats van Theo Sieben en ook de plek waar de plaat werd opgenomen).
De basis van de muziek van Theo Sieben wordt gevormd door zijn fraaie gitaarspel (op vintage bluesgitaren) en zijn doorleefde maar ook veelzijdige stem, maar ook de bijdragen van onder andere blazers, andere snareninstrumenten, orgel, percussie en een incidentele vrouwenstem dragen nadrukkelijk bij aan de bijzondere sfeer op Delphinidin.
Theo Sieben heeft een plaat gemaakt die ver is verwijderd van onze jachtige samenleving. Wanneer je je open stelt voor de mooie klanken en indringende songs op de plaat staat de tijd even stil en is er alle aandacht voor de schoonheid van het moment. Dat kunnen we in deze dagen vol heftig nieuws wel even gebruiken, maar Delphinidin van Theo Sieben is wat mij betreft ook een blijvertje. Erwin Zijleman
25 maart 2016
Grant-Lee Phillips - The Narrows
Grant-Lee Phillips voerde halverwege de jaren 90 de band Grant Lee Buffalo aan. De band uit Los Angeles maakte tijdens haar bestaan vier geweldige platen, waarvan met name Mighty Joe Moon uit 1994 is uitgegroeid tot een vergeten klassieker.
Ondanks de hoge kwaliteit van haar platen kreeg Grant Lee Buffalo helaas nooit de aandacht van het grote publiek, waardoor het doek voor de band al na vier platen viel.
Sindsdien maakt Grant-Lee Phillips soloplaten en het is inmiddels een aardig stapeltje.
Het zijn platen die, net als de platen van zijn band, veel te weinig aandacht krijgen. Dat is doodzonde, want Grant-Lee Phillips heeft nog nooit een slechte plaat gemaakt. De meeste van zijn platen zijn zelfs uitzonderlijk goed en dat geldt ook weer voor het onlangs verschenen The Narrows.
Grant-Lee Phillips heeft California een paar jaar geleden verruild voor Tennessee en dat heeft hem goed gedaan. The Narrows is een plaat vol intieme en zeer geïnspireerd klinkende singer-songwriter muziek die de sfeer van het Zuiden van de Verenigde Staten ademt.
Grant-Lee Phillips heeft de instrumentatie dit keer betrekkelijk sober gehouden, waardoor de vocalen centraal staan. Dat is een wijs besluit, want de Amerikaan is nog altijd een uitzonderlijk zanger met een geheel eigen geluid vol emotie.
In de sobere en vooral roots georiënteerde songs kan The Narrows zich dankzij de gloedvolle en opvallend trefzekere instrumentatie en de prachtige vocalen meten met het beste in het genre, maar Grant-Lee Phillips beschikt op zijn nieuwe plaat over meerdere geluiden.
In de net wat steviger aangezette songs schuift de Amerikaan op richting Springsteen, terwijl de net wat broeierigere tracks doen denken aan het solowerk van Robbie Robertson. Tenslotte duiken ook nog wat flarden Grant Lee Buffalo op.
The Narrows is een plaat die direct diepe indruk maakt, maar het is ook een plaat die zich steeds meer opdringt. Zelf koester ik The Narrows inmiddels als één van de betere platen van 2016, dat misschien nog niet zo heel oud is, maar zo langzamerhand al een flinke stapel prachtplaten heeft opgeleverd. Laat hem niet liggen, want je mist echt wat. Erwin Zijleman
Ondanks de hoge kwaliteit van haar platen kreeg Grant Lee Buffalo helaas nooit de aandacht van het grote publiek, waardoor het doek voor de band al na vier platen viel.
Sindsdien maakt Grant-Lee Phillips soloplaten en het is inmiddels een aardig stapeltje.
Het zijn platen die, net als de platen van zijn band, veel te weinig aandacht krijgen. Dat is doodzonde, want Grant-Lee Phillips heeft nog nooit een slechte plaat gemaakt. De meeste van zijn platen zijn zelfs uitzonderlijk goed en dat geldt ook weer voor het onlangs verschenen The Narrows.
Grant-Lee Phillips heeft California een paar jaar geleden verruild voor Tennessee en dat heeft hem goed gedaan. The Narrows is een plaat vol intieme en zeer geïnspireerd klinkende singer-songwriter muziek die de sfeer van het Zuiden van de Verenigde Staten ademt.
Grant-Lee Phillips heeft de instrumentatie dit keer betrekkelijk sober gehouden, waardoor de vocalen centraal staan. Dat is een wijs besluit, want de Amerikaan is nog altijd een uitzonderlijk zanger met een geheel eigen geluid vol emotie.
In de sobere en vooral roots georiënteerde songs kan The Narrows zich dankzij de gloedvolle en opvallend trefzekere instrumentatie en de prachtige vocalen meten met het beste in het genre, maar Grant-Lee Phillips beschikt op zijn nieuwe plaat over meerdere geluiden.
In de net wat steviger aangezette songs schuift de Amerikaan op richting Springsteen, terwijl de net wat broeierigere tracks doen denken aan het solowerk van Robbie Robertson. Tenslotte duiken ook nog wat flarden Grant Lee Buffalo op.
The Narrows is een plaat die direct diepe indruk maakt, maar het is ook een plaat die zich steeds meer opdringt. Zelf koester ik The Narrows inmiddels als één van de betere platen van 2016, dat misschien nog niet zo heel oud is, maar zo langzamerhand al een flinke stapel prachtplaten heeft opgeleverd. Laat hem niet liggen, want je mist echt wat. Erwin Zijleman
24 maart 2016
Richmond Fontaine - You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To
Richmond Fontaine werd in 1994 opgericht in Portland, Oregon, en bouwt sindsdien aan een prachtig oeuvre.
Veel van de tien platen die de band tussen 1997 en 2011 uitbracht reken ik tot het beste binnen de alt-country en een aantal platen van de band zijn me zo dierbaar dat ik ze absoluut zou meenemen bij verbanning naar een onbewoond eiland.
Het is daarom even slikken dat de onlangs verschenen elfde plaat van de band ook meteen de laatste zal zijn.
Helemaal als een verrassing komt dat natuurlijk niet. De band viel na het in 2011 verschenen High Country al deels uit elkaar en verder is voorman Willy Vlautin inmiddels succesvoller als schrijver dan als muzikant en maakt hij keuzes die niet altijd in het voordeel van zijn band uitvallen.
Gelukkig is You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To een slotakkoord dat niet onder doet voor de andere platen van Richmond Fontaine.
De band stond nooit bekend om haar opgewekte muziek, maar You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To (de titel doet ook wel wat vermoeden) is wel een erg donkere plaat geworden.
Richmond Fontaine heeft haar laatste plaat voorzien van een stemmige maar ook bijna weemoedige instrumentatie. Hierin is een hoofdrol weggelegd voor de 'huilende' pedal steel, maar ook de ingetogen gitaarakkoorden en de sfeervolle keyboards dragen nadrukkelijk bij aan de bijzondere sfeer op de plaat.
Het is een sfeer die vrijwel onmiddellijk beelden op het netvlies tovert en het zijn beelden die verder worden ingekleurd door de wederom prachtige teksten van Willy Vlautin, die zijn schrijftalent zeker niet reserveert voor zijn boeken en zijn teksten ook nog eens indringend voordraagt.
You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To is hierdoor een plaat die je onmiddellijk meesleept in de wereld van Willy Vlautin. Ondanks het feit dat het een wereld vol ellende is en de band soms bijna uitgeput klinkt, is het goed toeven in de muzikale wereld van Richmond Fontaine.
You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To is een alt-country plaat van hoog niveau en het is bovendien een plaat die aankomt, zoals je dat in dit genre verwacht. Natuurlijk blijft het doodzonde dat dit de laatste plaat is van deze geweldige band, maar het is een zwanenzang om trots op te zijn en het is er een om te koesteren, in de bewoonde of onbewoonde wereld. Erwin Zijleman
Veel van de tien platen die de band tussen 1997 en 2011 uitbracht reken ik tot het beste binnen de alt-country en een aantal platen van de band zijn me zo dierbaar dat ik ze absoluut zou meenemen bij verbanning naar een onbewoond eiland.
Het is daarom even slikken dat de onlangs verschenen elfde plaat van de band ook meteen de laatste zal zijn.
Helemaal als een verrassing komt dat natuurlijk niet. De band viel na het in 2011 verschenen High Country al deels uit elkaar en verder is voorman Willy Vlautin inmiddels succesvoller als schrijver dan als muzikant en maakt hij keuzes die niet altijd in het voordeel van zijn band uitvallen.
Gelukkig is You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To een slotakkoord dat niet onder doet voor de andere platen van Richmond Fontaine.
De band stond nooit bekend om haar opgewekte muziek, maar You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To (de titel doet ook wel wat vermoeden) is wel een erg donkere plaat geworden.
Richmond Fontaine heeft haar laatste plaat voorzien van een stemmige maar ook bijna weemoedige instrumentatie. Hierin is een hoofdrol weggelegd voor de 'huilende' pedal steel, maar ook de ingetogen gitaarakkoorden en de sfeervolle keyboards dragen nadrukkelijk bij aan de bijzondere sfeer op de plaat.
Het is een sfeer die vrijwel onmiddellijk beelden op het netvlies tovert en het zijn beelden die verder worden ingekleurd door de wederom prachtige teksten van Willy Vlautin, die zijn schrijftalent zeker niet reserveert voor zijn boeken en zijn teksten ook nog eens indringend voordraagt.
You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To is hierdoor een plaat die je onmiddellijk meesleept in de wereld van Willy Vlautin. Ondanks het feit dat het een wereld vol ellende is en de band soms bijna uitgeput klinkt, is het goed toeven in de muzikale wereld van Richmond Fontaine.
You Can't Go Back If There's Nothing To Go Back To is een alt-country plaat van hoog niveau en het is bovendien een plaat die aankomt, zoals je dat in dit genre verwacht. Natuurlijk blijft het doodzonde dat dit de laatste plaat is van deze geweldige band, maar het is een zwanenzang om trots op te zijn en het is er een om te koesteren, in de bewoonde of onbewoonde wereld. Erwin Zijleman
23 maart 2016
Josef - Dry River
Josef is een Frans trio rond zangeres Julie Seiller. Het debuut van de band uit Rennes is verschenen op het Franse Microcultures label, dat vorig jaar met de comeback plaat van The Appartments een jaarlijstjes plaat in handen had.
Ook met Dry River van Josef heeft het label weer een bijzondere plaat in handen. Josef maakt op haar debuut bezwerende muziek, die verrassend lastig in een hokje is te duwen.
De muziek van het Franse trio bevat invloeden uit de folk(-noir), klinkt soms flink psychedelisch, maar heeft ook wat van de muziek van Portishead (maar dan zonder het grootste deel van de elektronica), Mazzy Star of de eigenzinnige vrouwelijke singer-songwriters uit de jaren 70. Josef maakt muziek die teruggrijpt op de popmuziek uit de jaren 60 en 70, maar bevat ook invloeden uit de jaren 90 en klinkt ook zeker eigentijds.
Een belangrijk deel van de inspiratie voor de plaat vond Julie Seiller op een road-trip door de Verenigde Staten, die ook vast heeft bijgedragen aan een betere beheersing van het Engels, maar gelukkig is Julie Seiller haar verleidelijke Franse accent niet helemaal kwijt geraakt.
Julie Seiller trekt met haar bijzondere, deels bijna gesproken, vocalen absoluut de meeste aandacht op het debuut van Josef, maar ook haar twee muzikale medestanders dragen zeker bij aan het bijzondere eindresultaat.
Drummer Gael Desbois drumt subtieler dan de meeste van zijn soortgenoten, terwijl gitarist Patrick Sourimant driftig strooit met fraaie gitaarloopjes of breed uitwaaiend gitaarspel. Beiden voorzien het organische en bezwerende geluid van de band ook nog eens met fraaie elektronische accenten.
Dry River van Josef is een plaat die zich makkelijk opdringt, maar het is zeker geen plaat met makkelijke luisterliedjes. Josef is geen band van toegankelijke refreinen of lekker in het gehoor liggende melodieën, maar moet het hebben van muziek die onder de huid kruipt.
De muziek van het Franse trio is donker en stemmig, maar heeft ook vaak iets rauws. De instrumentatie is over het algemeen ingetogen, bij vlagen wonderschoon, maar kan ook ieder moment ontsporen.
Het past fraai bij de bijzondere zang van Julie Seiller, die nadrukkelijk op de voorgrond kan treden, maar ook genoegen kan nemen met een plekje achter in de mix.
Dry River van Josef is anders van de meeste andere platen van het moment en is ondanks de donkere klanken een plaat die het goed doet in het ontluikende voorjaar. Ik schrijf hem alvast op als één van de verrassende debuten van 2016. Erwin Zijleman
Een even fraai als verrassend debuut, maar helaas bijzonder moeilijk te krijgen. Zelfs op de site van Microcultures zie ik hem nog niet. Wel via iTunes (zie de link hieronder).
Ook met Dry River van Josef heeft het label weer een bijzondere plaat in handen. Josef maakt op haar debuut bezwerende muziek, die verrassend lastig in een hokje is te duwen.
De muziek van het Franse trio bevat invloeden uit de folk(-noir), klinkt soms flink psychedelisch, maar heeft ook wat van de muziek van Portishead (maar dan zonder het grootste deel van de elektronica), Mazzy Star of de eigenzinnige vrouwelijke singer-songwriters uit de jaren 70. Josef maakt muziek die teruggrijpt op de popmuziek uit de jaren 60 en 70, maar bevat ook invloeden uit de jaren 90 en klinkt ook zeker eigentijds.
Een belangrijk deel van de inspiratie voor de plaat vond Julie Seiller op een road-trip door de Verenigde Staten, die ook vast heeft bijgedragen aan een betere beheersing van het Engels, maar gelukkig is Julie Seiller haar verleidelijke Franse accent niet helemaal kwijt geraakt.
Julie Seiller trekt met haar bijzondere, deels bijna gesproken, vocalen absoluut de meeste aandacht op het debuut van Josef, maar ook haar twee muzikale medestanders dragen zeker bij aan het bijzondere eindresultaat.
Drummer Gael Desbois drumt subtieler dan de meeste van zijn soortgenoten, terwijl gitarist Patrick Sourimant driftig strooit met fraaie gitaarloopjes of breed uitwaaiend gitaarspel. Beiden voorzien het organische en bezwerende geluid van de band ook nog eens met fraaie elektronische accenten.
Dry River van Josef is een plaat die zich makkelijk opdringt, maar het is zeker geen plaat met makkelijke luisterliedjes. Josef is geen band van toegankelijke refreinen of lekker in het gehoor liggende melodieën, maar moet het hebben van muziek die onder de huid kruipt.
De muziek van het Franse trio is donker en stemmig, maar heeft ook vaak iets rauws. De instrumentatie is over het algemeen ingetogen, bij vlagen wonderschoon, maar kan ook ieder moment ontsporen.
Het past fraai bij de bijzondere zang van Julie Seiller, die nadrukkelijk op de voorgrond kan treden, maar ook genoegen kan nemen met een plekje achter in de mix.
Dry River van Josef is anders van de meeste andere platen van het moment en is ondanks de donkere klanken een plaat die het goed doet in het ontluikende voorjaar. Ik schrijf hem alvast op als één van de verrassende debuten van 2016. Erwin Zijleman
Een even fraai als verrassend debuut, maar helaas bijzonder moeilijk te krijgen. Zelfs op de site van Microcultures zie ik hem nog niet. Wel via iTunes (zie de link hieronder).
22 maart 2016
Fischer-Z - This Is My Universe
Tussen 1979 en 1981 was de Britse band Fischer-Z één van mijn favoriete bands. In een periode van drie jaar leverde de band rond voorman John Watts met Word Salad (1979), Going Deaf For A Living (1980) en Red Skies Over Paradise (1981) drie geweldige platen af en behoorde het bovendien tot de betere live-bands van dat moment.
Fischer-Z borduurde met haar muziek voort op de popmuziek uit de vroege jaren 70, maar voorzag haar muziek ook van accenten uit de punk en new wave en maakte het af met een beetje reggae.
Fischer-Z was met haar stekelige songs het Britse broertje van de Amerikaanse Talking Heads, maar helaas ging de band maar kort mee. Fischer-Z dook pas zes jaar na Red Skies Over Paradise weer op, maar op één of andere manier heb ik nooit meer een plaat van de band beluisterd en koester ik nog altijd de drie platen van 35 jaar geleden.
John Watts maakte de afgelopen decennia verder vooral soloplaten (waar ik er wel een aantal van heb), maar duikt nu weer op met een nieuwe Fischer-Z plaat, This Is My Universe.
Het is een plaat die net zo goed een soloplaat van John Watts had kunnen zijn, maar de naam Fischer-Z trekt vast meer aandacht. Het is gelukkig een plaat geworden die de naam Fischer-Z eer aan doet.
John Watts schrijft nog altijd lekker in het gehoor liggende, maar ook stekelige popliedjes. Deze klinken nog wat tijdlozer dan op de vroege platen van Fischer-Z en wat verder opvalt is dat John Watts minder hoog is gaan zingen.
Bij beluistering van This Is My Universe had ik dan ook niet direct associaties met de prachtplaten van weleer, al hoor ik wel steeds meer van het oude Fischer-Z op deze verrassend sterke comeback plaat.
John Watts klinkt op de nieuwe plaat van zijn band gedreven, komt op de proppen met het ene na het andere memorabele popliedjes en stelt in zijn teksten ook nog eens zaken van belang aan de orde.
This Is My Universe is absoluut een groeiplaat. Waar bij eerste beluistering vooral tijdloze popliedjes domineren, grijpt de plaat je bij herhaalde beluistering langzaam maar zeker bij de strot.
Inmiddels heb ik ook flink wat van de sinds 1987 verschenen Fischer-Z platen beluisterd, maar deze komen toch niet in de buurt bij het drietal van lang geleden. This Is My Universe doet dit ook nog niet (maar de plaat is ook nog lang niet uitgegroeid), maar heeft me desondanks vrij makkelijk veroverd. Als Fischer-Z fan van weleer ben ik er heel blij mee. Erwin Zijleman
Fischer-Z borduurde met haar muziek voort op de popmuziek uit de vroege jaren 70, maar voorzag haar muziek ook van accenten uit de punk en new wave en maakte het af met een beetje reggae.
Fischer-Z was met haar stekelige songs het Britse broertje van de Amerikaanse Talking Heads, maar helaas ging de band maar kort mee. Fischer-Z dook pas zes jaar na Red Skies Over Paradise weer op, maar op één of andere manier heb ik nooit meer een plaat van de band beluisterd en koester ik nog altijd de drie platen van 35 jaar geleden.
John Watts maakte de afgelopen decennia verder vooral soloplaten (waar ik er wel een aantal van heb), maar duikt nu weer op met een nieuwe Fischer-Z plaat, This Is My Universe.
Het is een plaat die net zo goed een soloplaat van John Watts had kunnen zijn, maar de naam Fischer-Z trekt vast meer aandacht. Het is gelukkig een plaat geworden die de naam Fischer-Z eer aan doet.
John Watts schrijft nog altijd lekker in het gehoor liggende, maar ook stekelige popliedjes. Deze klinken nog wat tijdlozer dan op de vroege platen van Fischer-Z en wat verder opvalt is dat John Watts minder hoog is gaan zingen.
Bij beluistering van This Is My Universe had ik dan ook niet direct associaties met de prachtplaten van weleer, al hoor ik wel steeds meer van het oude Fischer-Z op deze verrassend sterke comeback plaat.
John Watts klinkt op de nieuwe plaat van zijn band gedreven, komt op de proppen met het ene na het andere memorabele popliedjes en stelt in zijn teksten ook nog eens zaken van belang aan de orde.
This Is My Universe is absoluut een groeiplaat. Waar bij eerste beluistering vooral tijdloze popliedjes domineren, grijpt de plaat je bij herhaalde beluistering langzaam maar zeker bij de strot.
Inmiddels heb ik ook flink wat van de sinds 1987 verschenen Fischer-Z platen beluisterd, maar deze komen toch niet in de buurt bij het drietal van lang geleden. This Is My Universe doet dit ook nog niet (maar de plaat is ook nog lang niet uitgegroeid), maar heeft me desondanks vrij makkelijk veroverd. Als Fischer-Z fan van weleer ben ik er heel blij mee. Erwin Zijleman
21 maart 2016
Damien Jurado - Visions Of Us On The Land
Damien Jurado ontdekte ik rond de start van het huidige millennium, toen zijn muziek opeens wel heel nadrukkelijk werd gepromoot door het prachtige Britse muziektijdschrift Uncut.
Sindsdien heeft de Amerikaanse muzikant me eigenlijk pas één keer teleurgesteld. Van het in 2000 uitgebrachte Postcards And Audio Letters (dat vooral is gevuld met gesprekken) kan ik geen chocolade en vooral geen muziek maken, maar al zijn andere platen zijn prachtig.
Het geldt ook weer voor het deze week verschenen Visions Of Us On The Land, dat net als zijn twee voorgangers een nogal psychedelisch geluid laat horen.
Het is een geluid dat Damien Jurado op Visions Of Us On The Land verder heeft geperfectioneerd. De Amerikaanse singer-songwriter heeft flink geknutseld aan het geluid op zijn nieuwe plaat. Met name de tracks vol invloeden uit de psychedelica zijn voorzien van een overvol geluid vol speciale effecten, maar Damien Jurado is er ook in geslaagd om zijn songs te voorzien van een uiterst functionele en volstrekt tijdloze instrumentatie.
Luister naar Visions Of Us On The Land en je gaat een aantal decennia terug in de tijd. Dat is niet zonder risico, want ook met zijn nieuwe plaat moet Damien Jurado weer opboksen tegen een flink aantal klassiekers uit het verre verleden, maar ook dit keer slaagt hij daar moeiteloos in.
Visions Of Us On The Land bevat ruim 50 minuten muziek en in die 50 minuten komen maar liefst 17 tracks voorbij. Dat klink fragmentarisch, maar een fragmentarische plaat is Visions Of Us On The Land zeker niet. Ik heb de plaat inmiddels flink wat keren beluisterd en zie de 17 tracks op de plaat steeds meer als één fascinerend geheel.
Het is een geheel dat associaties oproept met tal van klassiekers uit het verleden, maar Damien Jurado heeft inmiddels zelf ook een uit duizenden herkenbaar geluid. Op het eerste deel van de plaat, met vooral psychedelische tracks, wordt de spanning flink opgebouwd, maar de muzikant uit Seattle maakt ook nog altijd de bezwerende en intieme folk van zijn vroege platen.
Het maakt van Visions Of Us On The Land een plaat die je opslokt en meesleept naar bijzondere landschappen als het landschap op de bijzondere cover. Er zijn niet veel muzikanten die 50 minuten weten te boeien met een plaat als deze, maar naar de nieuwe Damien Jurado luister je weer ademloos. Prachtig. Erwin Zijleman
Sindsdien heeft de Amerikaanse muzikant me eigenlijk pas één keer teleurgesteld. Van het in 2000 uitgebrachte Postcards And Audio Letters (dat vooral is gevuld met gesprekken) kan ik geen chocolade en vooral geen muziek maken, maar al zijn andere platen zijn prachtig.
Het geldt ook weer voor het deze week verschenen Visions Of Us On The Land, dat net als zijn twee voorgangers een nogal psychedelisch geluid laat horen.
Het is een geluid dat Damien Jurado op Visions Of Us On The Land verder heeft geperfectioneerd. De Amerikaanse singer-songwriter heeft flink geknutseld aan het geluid op zijn nieuwe plaat. Met name de tracks vol invloeden uit de psychedelica zijn voorzien van een overvol geluid vol speciale effecten, maar Damien Jurado is er ook in geslaagd om zijn songs te voorzien van een uiterst functionele en volstrekt tijdloze instrumentatie.
Luister naar Visions Of Us On The Land en je gaat een aantal decennia terug in de tijd. Dat is niet zonder risico, want ook met zijn nieuwe plaat moet Damien Jurado weer opboksen tegen een flink aantal klassiekers uit het verre verleden, maar ook dit keer slaagt hij daar moeiteloos in.
Visions Of Us On The Land bevat ruim 50 minuten muziek en in die 50 minuten komen maar liefst 17 tracks voorbij. Dat klink fragmentarisch, maar een fragmentarische plaat is Visions Of Us On The Land zeker niet. Ik heb de plaat inmiddels flink wat keren beluisterd en zie de 17 tracks op de plaat steeds meer als één fascinerend geheel.
Het is een geheel dat associaties oproept met tal van klassiekers uit het verleden, maar Damien Jurado heeft inmiddels zelf ook een uit duizenden herkenbaar geluid. Op het eerste deel van de plaat, met vooral psychedelische tracks, wordt de spanning flink opgebouwd, maar de muzikant uit Seattle maakt ook nog altijd de bezwerende en intieme folk van zijn vroege platen.
Het maakt van Visions Of Us On The Land een plaat die je opslokt en meesleept naar bijzondere landschappen als het landschap op de bijzondere cover. Er zijn niet veel muzikanten die 50 minuten weten te boeien met een plaat als deze, maar naar de nieuwe Damien Jurado luister je weer ademloos. Prachtig. Erwin Zijleman
20 maart 2016
Giorgio Tuma - This Life Denied Me Your Love
Giorgio Tuma is een uit het Italiaanse Lecce afkomstige muzikant, die de afgelopen jaren aan nogal uiteenlopende projecten heeft gewerkt, maar mij nog niet wist te bereiken.
Dat heeft de Italiaan wel gedaan met zijn nieuwe plaat This Life Denied Me Your Love, die ik bij toeval in handen kreeg.
Het is een plaat die me direct intrigeerde, maar ik wist eerlijk gezegd niet zo goed wat ik er mee aan moest.
Giorgio Tuma heeft een bijzonder dromerige plaat gemaakt die mij in eerste instantie wat kitscherig overkwam, tot ik er echt goed naar ging luisteren.
Op het eerste gehoor maakt de Italiaan uiterst zwoele pop met dromerige zang, sexy vrouwenvocalen en een instrumentatie die zich als een warme, maar ook wel erg bonte, deken om je heen slaat. Het is muziek die mij bij oppervlakkige beluistering vooral doet denken aan de 70s, waarbij ik vooral associaties had met muziek die destijds in het hokje ‘easy listening’ werd geduwd.
Het is muziek die de lente in huis haalt en je heerlijk laat wegdromen, maar die bij vluchtige beluistering weinig inhoud verraadt.
Dat is echter totaal anders wanneer je de plaat met de koptelefoon beluistert. Dan opeens openbaart zich een fascinerend muzikaal landschap dat uit meerdere subtiele lagen bestaat. Het zijn subtiele lagen die citeren uit heel veel muziek die in de jaren 70 van belang was, maar Giorgio Tuma is zeker niet in het verleden blijven hangen.
Naast de instrumentatie is ook de productie van grote klasse; iets wat ook niet anders kan wanneer je vijf producers van naam en faam weet te strikken. Deze producers geven This Life Denied Me Your Love afwisselend een tijdloos organisch geluid (met fraaie blazers) of juist een zwoel elektronisch geluid en het is een geluid waarop de dromerige vocalen uitstekend gedijen. Als het nog wat zwoeler moet duiken prachtige vrouwenvocalen op, die onder andere afkomstig zijn van Laetitia Sadier.
Duik nog wat dieper in This Life Denied Me Your Love en je hoort invloeden uit de psychedelica, de klassieke muziek, de filmmuziek, de jazzy pop van een band als Steely Dan, maar ook invloeden van bands van recentere datum als Stereolab, Broadcast en Prefab Sprout en steeds overgoten met het unieke dromerige sausje van de Italiaan.
Als je This Life Denied Me Your Love eenmaal met veel aandacht hebt beluisterd, maakt de plaat vervolgens iedere keer weer indruk en wordt de zoete verleiding van de dromerige klanken gecombineerd met bewondering voor al de zo goed verstopte diepgang.
Deze plaat doet vooralsnog helemaal niets in Nederland, maar wat is het een interessante en betoverende plaat. Erwin Zijleman
Dat heeft de Italiaan wel gedaan met zijn nieuwe plaat This Life Denied Me Your Love, die ik bij toeval in handen kreeg.
Het is een plaat die me direct intrigeerde, maar ik wist eerlijk gezegd niet zo goed wat ik er mee aan moest.
Giorgio Tuma heeft een bijzonder dromerige plaat gemaakt die mij in eerste instantie wat kitscherig overkwam, tot ik er echt goed naar ging luisteren.
Op het eerste gehoor maakt de Italiaan uiterst zwoele pop met dromerige zang, sexy vrouwenvocalen en een instrumentatie die zich als een warme, maar ook wel erg bonte, deken om je heen slaat. Het is muziek die mij bij oppervlakkige beluistering vooral doet denken aan de 70s, waarbij ik vooral associaties had met muziek die destijds in het hokje ‘easy listening’ werd geduwd.
Het is muziek die de lente in huis haalt en je heerlijk laat wegdromen, maar die bij vluchtige beluistering weinig inhoud verraadt.
Dat is echter totaal anders wanneer je de plaat met de koptelefoon beluistert. Dan opeens openbaart zich een fascinerend muzikaal landschap dat uit meerdere subtiele lagen bestaat. Het zijn subtiele lagen die citeren uit heel veel muziek die in de jaren 70 van belang was, maar Giorgio Tuma is zeker niet in het verleden blijven hangen.
Naast de instrumentatie is ook de productie van grote klasse; iets wat ook niet anders kan wanneer je vijf producers van naam en faam weet te strikken. Deze producers geven This Life Denied Me Your Love afwisselend een tijdloos organisch geluid (met fraaie blazers) of juist een zwoel elektronisch geluid en het is een geluid waarop de dromerige vocalen uitstekend gedijen. Als het nog wat zwoeler moet duiken prachtige vrouwenvocalen op, die onder andere afkomstig zijn van Laetitia Sadier.
Duik nog wat dieper in This Life Denied Me Your Love en je hoort invloeden uit de psychedelica, de klassieke muziek, de filmmuziek, de jazzy pop van een band als Steely Dan, maar ook invloeden van bands van recentere datum als Stereolab, Broadcast en Prefab Sprout en steeds overgoten met het unieke dromerige sausje van de Italiaan.
Als je This Life Denied Me Your Love eenmaal met veel aandacht hebt beluisterd, maakt de plaat vervolgens iedere keer weer indruk en wordt de zoete verleiding van de dromerige klanken gecombineerd met bewondering voor al de zo goed verstopte diepgang.
Deze plaat doet vooralsnog helemaal niets in Nederland, maar wat is het een interessante en betoverende plaat. Erwin Zijleman
19 maart 2016
Gunther Brown - North Wind
Ik was al weer twee jaar geleden stevig onder de indruk van Good Nights For Daydreams, het debuut van de uit Portland, Oregon, afkomstige band Gunther Brown.
De band positioneerde zichzelf destijds als alt-country band, maar bleek goed te zijn voor een verrassend veelzijdig geluid vol onverwachte invloeden.
Good Nights For Daydreams begon misschien bij de alt-country van bands als Uncle Tupelo en The Jayhawks, maar begaf zich al snel ook op andere terreinen, waardoor de muziek van de band me minstens net zo vaak deed denken aan onder andere R.E.M. en Buffalo Tom (wiens beste platen ik nog steeds koester).
North Wind, de tweede plaat van de band, gaat verder waar het debuut twee jaar geleden zo fraai ophield, maar zet ook een aantal flinke stappen vooruit.
Alt-country vormt nog altijd de basis voor de muziek van Gunther Brown, maar als de band zich buiten de gebaande paden van dit genre begeeft, doet het dit ook vol overgave. De banden met de American Underground en de indie-rock zijn wat strakker aangehaald, wat resulteert in heerlijk gruizige gitaren, maar Gunther Brown is ook dit keer niet vies van songs die je vanuit de gruizige 90s indie-rock terug sleuren naar de hoogtijdagen van de zonnige countryrock.
Vergeleken met het al zo goede debuut laat North Wind over de hele linie groei horen. Muzikaal steekt het allemaal nog beter in elkaar, met een glansrol voor de veelvuldige gitaar duels, maar ook de rauwe zang van Pete Dubuc en de songs op de plaat hebben flink aan kracht gewonnen.
Gunther Brown grossiert nog altijd in songs die onmiddellijk overtuigen, maar die ook vol verrassing zitten. In het begin van de plaat is die verrassing nog betrekkelijk subtiel met net wat meer gruis op de snaren en stembanden, maar naarmate de plaat vordert, trekt Gunther Brown steeds meer uit de kast en gaat het ook aan de haal met onder andere swamp-rock en country-gospel.
Net als je denkt dat je weet waar je aan toe bent bij Gunther Brown, gaat de band in de slottrack nog eens helemaal los met een bijna avant-gardistische track vol onnavolgbaar gitaargeweld. Het is een treffend slot van een plaat die nog meer indruk maakt dan het geweldige debuut en die het daarom absoluut verdient om gehoord te worden, ook of zelfs juist in Nederland. Erwin Zijleman
North Wind van Gunther Brown is ook verkrijgbaar via Bandcamp: https://continentalrecordservices.bandcamp.com/album/north-wind
De band positioneerde zichzelf destijds als alt-country band, maar bleek goed te zijn voor een verrassend veelzijdig geluid vol onverwachte invloeden.
Good Nights For Daydreams begon misschien bij de alt-country van bands als Uncle Tupelo en The Jayhawks, maar begaf zich al snel ook op andere terreinen, waardoor de muziek van de band me minstens net zo vaak deed denken aan onder andere R.E.M. en Buffalo Tom (wiens beste platen ik nog steeds koester).
North Wind, de tweede plaat van de band, gaat verder waar het debuut twee jaar geleden zo fraai ophield, maar zet ook een aantal flinke stappen vooruit.
Alt-country vormt nog altijd de basis voor de muziek van Gunther Brown, maar als de band zich buiten de gebaande paden van dit genre begeeft, doet het dit ook vol overgave. De banden met de American Underground en de indie-rock zijn wat strakker aangehaald, wat resulteert in heerlijk gruizige gitaren, maar Gunther Brown is ook dit keer niet vies van songs die je vanuit de gruizige 90s indie-rock terug sleuren naar de hoogtijdagen van de zonnige countryrock.
Vergeleken met het al zo goede debuut laat North Wind over de hele linie groei horen. Muzikaal steekt het allemaal nog beter in elkaar, met een glansrol voor de veelvuldige gitaar duels, maar ook de rauwe zang van Pete Dubuc en de songs op de plaat hebben flink aan kracht gewonnen.
Gunther Brown grossiert nog altijd in songs die onmiddellijk overtuigen, maar die ook vol verrassing zitten. In het begin van de plaat is die verrassing nog betrekkelijk subtiel met net wat meer gruis op de snaren en stembanden, maar naarmate de plaat vordert, trekt Gunther Brown steeds meer uit de kast en gaat het ook aan de haal met onder andere swamp-rock en country-gospel.
Net als je denkt dat je weet waar je aan toe bent bij Gunther Brown, gaat de band in de slottrack nog eens helemaal los met een bijna avant-gardistische track vol onnavolgbaar gitaargeweld. Het is een treffend slot van een plaat die nog meer indruk maakt dan het geweldige debuut en die het daarom absoluut verdient om gehoord te worden, ook of zelfs juist in Nederland. Erwin Zijleman
North Wind van Gunther Brown is ook verkrijgbaar via Bandcamp: https://continentalrecordservices.bandcamp.com/album/north-wind
18 maart 2016
Emmy The Great - Second Love
Emmy The Great, het alter ego van de in Hong Kong geboren Emma-Lee Moss, ken ik nog van haar al weer zeven jaar oude debuut First Love, waarop ze vrij ouderwetse folk liet horen.
Ik ben Emmy The Great vervolgens uit het oog verloren, tot ik haar nieuwe plaat Second Love op de mat vond.
Afgaande op de titel trok ik snel de conclusie dat Second Love de opvolger is van First Love, maar Emmy The Great heeft in 2011 ook nog een goed ontvangen soloplaat (Virtue) en een kerstplaat met Tim Wheeler (Ash) gemaakt.
Die platen ken ik niet, waardoor ik Second Love alleen maar kan vergelijken met First Love. Tussen de twee liefdes van Emmy The Great zit een wereld van verschil.
Emmy The Great heeft Londen inmiddels verruild voor New York en heeft ook de 70s folk vaarwel gezegd. Second Love is een eigentijds klinkende plaat vol lekker in het gehoor liggende, maar ook licht eigenzinnige popliedjes.
Emmy The Great wist voor Second Love topproducers Ludwig Göransson (HAIM) en Dave McCracken (Natalie Imbruglia, Beyoncé) te strikken en dat zijn producers die weten hoe een goede popplaat moet klinken, maar die ook ruimte bieden aan uitstapjes buiten de gebaande paden.
De aangename stem van Emmy The Great staat centraal op Second Love en het is een stem die uitstekend past bij de vaak wat speelse instrumentatie en productie van de plaat. Second Love luistert hierdoor lekker weg, maar bevat gelukkig niet de eendimensionale wegwerppop die tegenwoordig gemeengoed is.
Waar de muziek van Emmy The Great op haar debuut toch wel wat saai en kleurloos was, is Second Love een sprankelende plaat die de fantasie prikkelt en verrast met steeds andere klankkleuren en invloeden.
Het vreemde is dat Second Love ondanks de speelse productie en de gevarieerde instrumentatie ook een plaat is die heerlijk voortkabbelt en nergens tegen de haren instrijkt. Dat is een bijzondere kwaliteit.
De ene keer leun je lekker achterover bij de zonnige klanken (let op de heerlijke gitaarloopjes), de andere keer beluister je de plaat met de koptelefoon en probeer je alle geheimen te ontrafelen, waarbij opvalt dat Emmy The Great zowel in een elektronisch als een organisch klankentapijt weet te overtuigen.
Zeven jaar geleden was ik niet direct overtuigt de eerste liefde van Emmy The Great, maar van haar tweede liefde ben ik zeer gecharmeerd. Erwin Zijleman
Ik ben Emmy The Great vervolgens uit het oog verloren, tot ik haar nieuwe plaat Second Love op de mat vond.
Afgaande op de titel trok ik snel de conclusie dat Second Love de opvolger is van First Love, maar Emmy The Great heeft in 2011 ook nog een goed ontvangen soloplaat (Virtue) en een kerstplaat met Tim Wheeler (Ash) gemaakt.
Die platen ken ik niet, waardoor ik Second Love alleen maar kan vergelijken met First Love. Tussen de twee liefdes van Emmy The Great zit een wereld van verschil.
Emmy The Great heeft Londen inmiddels verruild voor New York en heeft ook de 70s folk vaarwel gezegd. Second Love is een eigentijds klinkende plaat vol lekker in het gehoor liggende, maar ook licht eigenzinnige popliedjes.
Emmy The Great wist voor Second Love topproducers Ludwig Göransson (HAIM) en Dave McCracken (Natalie Imbruglia, Beyoncé) te strikken en dat zijn producers die weten hoe een goede popplaat moet klinken, maar die ook ruimte bieden aan uitstapjes buiten de gebaande paden.
De aangename stem van Emmy The Great staat centraal op Second Love en het is een stem die uitstekend past bij de vaak wat speelse instrumentatie en productie van de plaat. Second Love luistert hierdoor lekker weg, maar bevat gelukkig niet de eendimensionale wegwerppop die tegenwoordig gemeengoed is.
Waar de muziek van Emmy The Great op haar debuut toch wel wat saai en kleurloos was, is Second Love een sprankelende plaat die de fantasie prikkelt en verrast met steeds andere klankkleuren en invloeden.
Het vreemde is dat Second Love ondanks de speelse productie en de gevarieerde instrumentatie ook een plaat is die heerlijk voortkabbelt en nergens tegen de haren instrijkt. Dat is een bijzondere kwaliteit.
De ene keer leun je lekker achterover bij de zonnige klanken (let op de heerlijke gitaarloopjes), de andere keer beluister je de plaat met de koptelefoon en probeer je alle geheimen te ontrafelen, waarbij opvalt dat Emmy The Great zowel in een elektronisch als een organisch klankentapijt weet te overtuigen.
Zeven jaar geleden was ik niet direct overtuigt de eerste liefde van Emmy The Great, maar van haar tweede liefde ben ik zeer gecharmeerd. Erwin Zijleman
17 maart 2016
Brian Fallon - Painkillers
De uit New Brunswick, New Jersey, afkomstige band The Gaslight Anthem kondigde na de lange tour die volgde op het in 2014 verschenen Get Hurt aan een pauze te nemen.
Of dit echt een sabbatical is of het einde van de band die tussen 2007 en 2014 vijf geweldige platen maakte zal de tijd moeten leren, maar inmiddels is duidelijk dat voorman Brian Fallon de beschikbaar gekomen tijd nuttig heeft gebruikt voor het maken van een soloplaat.
Painkillers opent met een track die precies laat horen waar The Gaslight Anthem al die jaren voor stond.
Belangrijkste invloed is nog altijd de muziek van de eveneens uit New Jersey afkomstige Bruce Springsteen en zijn E-Street Band en dan met jaren de muziek die Springsteen en zijn power band aan het eind van de jaren 70 maakten, maar ook invloeden uit de punk en de Amerikaanse rootsmuziek hebben hun weg gevonden naar het geluid op de eerste soloplaat van Brian Fallon (net zoals ze hun weg vonden naar de muziek van The Gaslight Anthem).
Painkillers verwerkt misschien grotendeels dezelfde invloeden als de muziek van de band van Brian Fallon, maar is toch zeker niet inwisselbaar tegen de platen van de band. Op Painkillers rockt Brian Fallon wat minder stevig dan zijn band en strooit hij bovendien driftiger met volstrekt tijdloze popliedjes.
Het zijn popliedjes die lichtvoetiger, aanstekelijker en tijdlozer zijn dan de platen van zijn band, maar het zijn zeker geen 13 in een dozijn popliedjes. Painkillers grijpt, meer dan de muziek van The Gaslight Anthem, terug op een aantal decennia Amerikaanse pop- en rockmuziek, maar Brian Fallon weet al deze invloeden te verwerken in een duidelijk eigen geluid. Het is een geluid dat staat als een huis.
Bij beluistering van Painkillers kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Brian Fallon de afgelopen zijn lekkerst in het gehoor liggende songs heeft bewaard voor zijn soloplaat en die soloplaat is dan ook van hoog niveau en bovendien een waar feestje.
Painkillers is echter zeker niet alleen een feelgood plaat. De wat stevigere songs zijn zeker goed voor een feestje, maar als Brian Fallon gas terug neemt, is er ook voldoende ruimte voor de persoonlijke ellende die ieder mens treft.
De criticus zal na snelle beluistering waarschijnlijk concluderen dat Brian Fallon op zijn eerste soloplaat geen hele spannende dingen doet, maar als deze plaat je eenmaal te pakken heeft laat hij je niet meer los en wordt hij alleen maar beter. Ik ben er inmiddels zelf behoorlijk verslaafd aan geraakt. Erwin Zijleman
Of dit echt een sabbatical is of het einde van de band die tussen 2007 en 2014 vijf geweldige platen maakte zal de tijd moeten leren, maar inmiddels is duidelijk dat voorman Brian Fallon de beschikbaar gekomen tijd nuttig heeft gebruikt voor het maken van een soloplaat.
Painkillers opent met een track die precies laat horen waar The Gaslight Anthem al die jaren voor stond.
Belangrijkste invloed is nog altijd de muziek van de eveneens uit New Jersey afkomstige Bruce Springsteen en zijn E-Street Band en dan met jaren de muziek die Springsteen en zijn power band aan het eind van de jaren 70 maakten, maar ook invloeden uit de punk en de Amerikaanse rootsmuziek hebben hun weg gevonden naar het geluid op de eerste soloplaat van Brian Fallon (net zoals ze hun weg vonden naar de muziek van The Gaslight Anthem).
Painkillers verwerkt misschien grotendeels dezelfde invloeden als de muziek van de band van Brian Fallon, maar is toch zeker niet inwisselbaar tegen de platen van de band. Op Painkillers rockt Brian Fallon wat minder stevig dan zijn band en strooit hij bovendien driftiger met volstrekt tijdloze popliedjes.
Het zijn popliedjes die lichtvoetiger, aanstekelijker en tijdlozer zijn dan de platen van zijn band, maar het zijn zeker geen 13 in een dozijn popliedjes. Painkillers grijpt, meer dan de muziek van The Gaslight Anthem, terug op een aantal decennia Amerikaanse pop- en rockmuziek, maar Brian Fallon weet al deze invloeden te verwerken in een duidelijk eigen geluid. Het is een geluid dat staat als een huis.
Bij beluistering van Painkillers kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Brian Fallon de afgelopen zijn lekkerst in het gehoor liggende songs heeft bewaard voor zijn soloplaat en die soloplaat is dan ook van hoog niveau en bovendien een waar feestje.
Painkillers is echter zeker niet alleen een feelgood plaat. De wat stevigere songs zijn zeker goed voor een feestje, maar als Brian Fallon gas terug neemt, is er ook voldoende ruimte voor de persoonlijke ellende die ieder mens treft.
De criticus zal na snelle beluistering waarschijnlijk concluderen dat Brian Fallon op zijn eerste soloplaat geen hele spannende dingen doet, maar als deze plaat je eenmaal te pakken heeft laat hij je niet meer los en wordt hij alleen maar beter. Ik ben er inmiddels zelf behoorlijk verslaafd aan geraakt. Erwin Zijleman
Abonneren op:
Posts (Atom)