Liefde voor symfonische rock uit de jaren 70 wordt inmiddels door veel muziekliefhebbers afgedaan als een jeugdzonde, maar persoonlijk kan ik nog steeds erg genieten van de muziek die ik inmiddels al weer enkele decennia geleden koesterde en me ervoor schamen doe ik zeker niet.
Het genre hou ik al lang niet meer bij, maar de klassiekers van met name Yes, destijds mijn favoriete band, weet ik nog steeds met enige regelmaat te vinden.
Wanneer ik denk aan Yes, denk ik vooral aan Yessongs uit 1973. In een tijd waarin dubbele live-LP’s behoorden tot de standaarduitrusting van iedere zichzelf respecterende rockband, zocht Yes de overtreffende trap met een uit 3 LP’s bestaande live-plaat.
Yessongs heb ik zo vaak gedraaid dat ik het wat zompige geluid op de LP’s die nog altijd prominent in de kast staan weet aan slijtage, maar ook in digitale vorm klinkt het album niet best.
Alleen daarom is het goed nieuws dat Yes onlangs het uit maar liefst 14 schijven bestaande Progeny: Seven Shows From Seventy-Two uitbracht. Het is een vlag die de lading uitstekend dekt, want Progeny: Seven Shows From Seventy-Two bevat registraties van 7 shows en al deze shows stammen uit 1972 en werden in oktober en november van het betreffende jaar opgenomen in Canada en de Verenigde Staten. Het is de tour die een jaar later ook zou leiden tot Yessongs wat Progeny een mooi alternatief maakt voor de live-klassieker uit het oeuvre van Yes.
Yes klinkt in 1972 als een gelouterde band, maar feitelijk stond de band in een deels nieuwe bezetting op het podium. Zanger Jon Anderson, gitarist Steve Howe en bassist Chris Squire draaiden al even mee, maar toetsenist Rick Wakeman was pas een jaar van de partij, terwijl drummer Alan White pas een aantal maanden deel uit maakte van de band. Het leverde uiteindelijk de beste bezetting van de band op, maar op Progeny: Seven Shows From Seventy-Two klinkt de band ook nog fris en buitengewoon gedreven.
Alle shows die deel uitmaken van deze imposante box hebben een vergelijkbare tracklist en het is een tracklist die voor een belangrijk deel overlapt met die van Yessongs, wat betekent dat alle klassiekers uit de beginjaren van de band voorbij komen. Progeny: Seven Shows From Seventy-Two is hierdoor vooral interessant voor de fanatieke fans van de band, al vind ik het persoonlijk ook wel wat hebben om zeven volledige shows te beluisteren.
De zeven shows zijn overigens ook als aparte uitgaven te verkrijgen en hiernaast is er ook nog een release met de beste versies (maar wie bepaalt dit?) van de songs van de set uit 1972.
Het ziet er allemaal mooi uit, maar het belangrijkste is natuurlijk dat Progeny: Seven Shows From Seventy-Two geweldig klinkt, waardoor het niet zoveelste live-album van Yes is (de band heeft er inmiddels heel wat uitgebracht en bracht ook de laatste jaren nog flink wat live-platen uit), maar een live-album dat kan concurreren met het legendarische Yessongs.
Voor iedereen die Yessongs net zo heeft gekoesterd als ik, of nog steeds koestert, bevat Progeny: Seven Shows From Seventy-Two op zich weinig nieuws, maar toch kon ik het niet laten om alle concerten te beluisteren en ik moet zeggen dat het, mede door de veel betere geluidskwaliteit, smullen was en is. Mooie en waardevolle release dus. Erwin Zijleman
box-set 2 cd's 3 LP's
31 mei 2015
The White Birch - The Weight Of Spring
Steeds weer dreigde The Weight Of Spring van The White Birch op de verkeerde stapel platen op mijn bureau te eindigen, maar gelukkig was er ook steeds weer een lezer van deze BLOG die de plaat een zetje in de goede richting gaf.
Het is overigens gek dat de nieuwe plaat van The White Birch dat zetje nodig had, want het in 2002 verschenen Star Is Just A Sun koester ik sinds de release als een meesterwerk.
De muziek van de Noorse band is echter geen muziek die om aandacht schreeuwt en dat is waarschijnlijk de reden dat ik de eerste twee platen die de band aan het eind van de jaren 90 uitbracht en de plaat die in 2006 verscheen (en waarvoor ik nu alsnog de jubelrecensies tegen kom) heb gemist en de nieuwe plaat van de band bijna had laten liggen.
The Weight Of Spring heb ik gelukkig niet gemist, want wat is dit een mooie plaat. The White Birch maakt op haar nieuwe plaat verstilde muziek van een bijna onwerkelijke schoonheid.
Het is muziek die doet denken aan de muziek van Tindersticks en Dakota Suite, soms wat heeft van de muziek van Nick Cave, David Sylvian en Jeff Buckley, maar het is ook muziek die nadrukkelijk doet denken aan de muziek die Talk Talk in haar latere jaren maakte.
De muziek van The White Birch is sober en stemmig en vooral donker van aard. The White Birch maakt nog steeds muziek waarin melancholie uitsluitend in grote porties wordt geserveerd, maar wat is het mooie muziek.
Bij beluistering van de muziek van The White Birch valt in eerste instantie vooral de donkere stem van voorman Ola Fløttum op, maar langzaam maar zeker zuigt The Weight Of Spring je de fascinerende instrumentatie in. Deze instrumentatie is uiterst sober, maar luister net wat beter en je hoort een fascinerend klankentapijt waarin steeds weer nieuwe dingen opduiken.
Het is een uit meerdere lagen bestaand klankentapijt dat fraai kleurt bij de donkere stem van Ola Fløttum en het is bovendien een klankentapijt dat de songs van The White Birch kracht en diepte geeft.
Deze songs zijn ook stuk voor stuk van een bijzonder hoog niveau. The White Birch dompelt je aan de ene kant steeds weer onder in weemoed en melancholie, maar aan de andere kant vallen de songs van The White Birch op door prachtige melodieën en klanken die je bij de strot grijpen.
The White Birch heeft met The Weight Of Spring de zoveelste soundtrack voor de Noorse winters gemaakt, maar het is wat mij betreft één van de mooiste tot dusver. Door de donkere klanken en de soms bijna beklemmende sfeer is The Weight Of Spring van The White Birch geen plaat die het goed doet in de volle zon, maar als deze zon eenmaal onder is, geeft de muziek van The Weight Birch de avond kleur.
Het pianospel op de plaat is weergaloos, maar de subtiele accenten van andere instrumenten en de geweldige zang zijn minstens even belangrijke ingrediënten van de muziek van The White Birch.
In 2002 was ik al eens bijzonder onder de indruk van Star Is Just A Sun, maar op The Weight Of Spring hebben de Noren hun bijzondere geluid geperfectioneerd. Het levert een even mooie als indrukwekkende plaat op. Erwin Zijleman
cd LP
Het is overigens gek dat de nieuwe plaat van The White Birch dat zetje nodig had, want het in 2002 verschenen Star Is Just A Sun koester ik sinds de release als een meesterwerk.
De muziek van de Noorse band is echter geen muziek die om aandacht schreeuwt en dat is waarschijnlijk de reden dat ik de eerste twee platen die de band aan het eind van de jaren 90 uitbracht en de plaat die in 2006 verscheen (en waarvoor ik nu alsnog de jubelrecensies tegen kom) heb gemist en de nieuwe plaat van de band bijna had laten liggen.
The Weight Of Spring heb ik gelukkig niet gemist, want wat is dit een mooie plaat. The White Birch maakt op haar nieuwe plaat verstilde muziek van een bijna onwerkelijke schoonheid.
Het is muziek die doet denken aan de muziek van Tindersticks en Dakota Suite, soms wat heeft van de muziek van Nick Cave, David Sylvian en Jeff Buckley, maar het is ook muziek die nadrukkelijk doet denken aan de muziek die Talk Talk in haar latere jaren maakte.
De muziek van The White Birch is sober en stemmig en vooral donker van aard. The White Birch maakt nog steeds muziek waarin melancholie uitsluitend in grote porties wordt geserveerd, maar wat is het mooie muziek.
Bij beluistering van de muziek van The White Birch valt in eerste instantie vooral de donkere stem van voorman Ola Fløttum op, maar langzaam maar zeker zuigt The Weight Of Spring je de fascinerende instrumentatie in. Deze instrumentatie is uiterst sober, maar luister net wat beter en je hoort een fascinerend klankentapijt waarin steeds weer nieuwe dingen opduiken.
Het is een uit meerdere lagen bestaand klankentapijt dat fraai kleurt bij de donkere stem van Ola Fløttum en het is bovendien een klankentapijt dat de songs van The White Birch kracht en diepte geeft.
Deze songs zijn ook stuk voor stuk van een bijzonder hoog niveau. The White Birch dompelt je aan de ene kant steeds weer onder in weemoed en melancholie, maar aan de andere kant vallen de songs van The White Birch op door prachtige melodieën en klanken die je bij de strot grijpen.
The White Birch heeft met The Weight Of Spring de zoveelste soundtrack voor de Noorse winters gemaakt, maar het is wat mij betreft één van de mooiste tot dusver. Door de donkere klanken en de soms bijna beklemmende sfeer is The Weight Of Spring van The White Birch geen plaat die het goed doet in de volle zon, maar als deze zon eenmaal onder is, geeft de muziek van The Weight Birch de avond kleur.
Het pianospel op de plaat is weergaloos, maar de subtiele accenten van andere instrumenten en de geweldige zang zijn minstens even belangrijke ingrediënten van de muziek van The White Birch.
In 2002 was ik al eens bijzonder onder de indruk van Star Is Just A Sun, maar op The Weight Of Spring hebben de Noren hun bijzondere geluid geperfectioneerd. Het levert een even mooie als indrukwekkende plaat op. Erwin Zijleman
cd LP
30 mei 2015
Jenny Lysander - Northern Folk
Ik was nooit zo’n liefhebber van traditioneel aandoende folk, maar de laatste maanden schaar ik toch flink wat platen in dit genre onder mijn favorieten.
Favoriet binnen dit selecte gezelschap is inmiddels al enkele weken Northern Folk van Jenny Lysander.
Northern Folk is een vlag die de lading uitstekend dekt, want Jenny Lysander maakt muziek die in het hokje folk past en komt uit het Zweedse Stockholm. Daar werd Northern Folk overigens niet opgenomen, want daarvoor trok Jenny Lysander naar de Zuid-Franse studio van muzikant Piers Faccini, die de plaat produceerde en op wiens Beating Drum label Northern Folk ook is verschenen.
De samenwerking tussen deze twee muzikanten ontstond overigens nadat Jenny Lysander een paar jaar geleden een bijzonder fraaie versie van een song van Piers Faccini online zette en houdt nog steeds stand. Het is een samenwerking die veel moois oplevert, want wat is Northern Folk van Jenny Lysander een prachtige plaat.
Jenny Lysander is pas 21, maar heeft een plaat gemaakt waar heel wat ervaren folkies flink jaloers op zullen zijn. Jenny Lysander haalt haar inspiratie voor een belangrijk deel in een ver verleden.
Northern Folk sluit aan op de Britse folk uit de vroege jaren 70, maar is op hetzelfde moment ook niet zo heel ver verwijderd van de Amerikaanse variant, zodat het debuut van Jenny Lysander zowel associaties oproept met Sandy Denny als met Joni Mitchell.
Hier laat de jonge Zweedse singer-songwriter het niet bij, want Northern Folk bevat ook elementen uit de donkere Scandinavische folkmuziek, flirt hier en daar met zwoele klanken en heeft bovendien het bezwerende van de platen van Laura Marling.
Northern Folk van Jenny Lysander is een uiterst ingetogen plaat, maar omdat in de instrumentatie fraai wordt geschakeld tussen uiterst sobere songs en songs met een wat voller geluid, houdt Jenny Lysander de aandacht moeiteloos vast.
De Zweedse singer-songwriter schrijft songs die bijzonder aangenaam voortkabbelen, maar die op hetzelfde moment lang niet altijd makkelijk te doorgronden zijn. Het werk van Joni Mitchell is ongetwijfeld van grote invloed geweest op de muziek van Jenny Lysander, al zijn de songs van de Zweedse wel wat toegankelijker.
Northern Folk is een plaat met bijzonder mooie en vaak rustgevende folksongs. De instrumentatie en productie zijn prachtig en hetzelfde geldt voor de heldere en vaak ingetogen en zachte vocalen van Jenny Lysander, die laat horen dat ze in uiteenlopende typen songs uit de voeten kan.
Ik was zoals gezegd nooit zo’n liefhebber van traditioneel aandoende folk, maar Northern Folk van Jenny Lysander heeft me met speels gemak veroverd en gaat me voorlopig niet los laten. Zeer warm aanbevolen, ook als folk niet voor 100% jouw ding is. Erwin Zijleman
Northern Folk van Jenny Lysander ligt helaas nog niet in veel Nederlandse platenzaken, maar kan worden verkregen via iTunes (https://itunes.apple.com/nl/album/northern-folk/id976327899) of via het label van Piers Fascine (http://shop.beatingdrumrecords.com).
Favoriet binnen dit selecte gezelschap is inmiddels al enkele weken Northern Folk van Jenny Lysander.
Northern Folk is een vlag die de lading uitstekend dekt, want Jenny Lysander maakt muziek die in het hokje folk past en komt uit het Zweedse Stockholm. Daar werd Northern Folk overigens niet opgenomen, want daarvoor trok Jenny Lysander naar de Zuid-Franse studio van muzikant Piers Faccini, die de plaat produceerde en op wiens Beating Drum label Northern Folk ook is verschenen.
De samenwerking tussen deze twee muzikanten ontstond overigens nadat Jenny Lysander een paar jaar geleden een bijzonder fraaie versie van een song van Piers Faccini online zette en houdt nog steeds stand. Het is een samenwerking die veel moois oplevert, want wat is Northern Folk van Jenny Lysander een prachtige plaat.
Jenny Lysander is pas 21, maar heeft een plaat gemaakt waar heel wat ervaren folkies flink jaloers op zullen zijn. Jenny Lysander haalt haar inspiratie voor een belangrijk deel in een ver verleden.
Northern Folk sluit aan op de Britse folk uit de vroege jaren 70, maar is op hetzelfde moment ook niet zo heel ver verwijderd van de Amerikaanse variant, zodat het debuut van Jenny Lysander zowel associaties oproept met Sandy Denny als met Joni Mitchell.
Hier laat de jonge Zweedse singer-songwriter het niet bij, want Northern Folk bevat ook elementen uit de donkere Scandinavische folkmuziek, flirt hier en daar met zwoele klanken en heeft bovendien het bezwerende van de platen van Laura Marling.
Northern Folk van Jenny Lysander is een uiterst ingetogen plaat, maar omdat in de instrumentatie fraai wordt geschakeld tussen uiterst sobere songs en songs met een wat voller geluid, houdt Jenny Lysander de aandacht moeiteloos vast.
De Zweedse singer-songwriter schrijft songs die bijzonder aangenaam voortkabbelen, maar die op hetzelfde moment lang niet altijd makkelijk te doorgronden zijn. Het werk van Joni Mitchell is ongetwijfeld van grote invloed geweest op de muziek van Jenny Lysander, al zijn de songs van de Zweedse wel wat toegankelijker.
Northern Folk is een plaat met bijzonder mooie en vaak rustgevende folksongs. De instrumentatie en productie zijn prachtig en hetzelfde geldt voor de heldere en vaak ingetogen en zachte vocalen van Jenny Lysander, die laat horen dat ze in uiteenlopende typen songs uit de voeten kan.
Ik was zoals gezegd nooit zo’n liefhebber van traditioneel aandoende folk, maar Northern Folk van Jenny Lysander heeft me met speels gemak veroverd en gaat me voorlopig niet los laten. Zeer warm aanbevolen, ook als folk niet voor 100% jouw ding is. Erwin Zijleman
Northern Folk van Jenny Lysander ligt helaas nog niet in veel Nederlandse platenzaken, maar kan worden verkregen via iTunes (https://itunes.apple.com/nl/album/northern-folk/id976327899) of via het label van Piers Fascine (http://shop.beatingdrumrecords.com).
29 mei 2015
Best Coast - California Nights
Ik hou wel van muziek vol invloeden uit de shoegaze en dreampop uit de jaren 90, al moet ik zelfs als liefhebber van dit soort platen toegeven dat het aantal releases in dit genre op het moment wel erg groot is.
De nieuwe release van Best Coast heb ik daarom wat langer laten liggen dan de vorige releases van het duo uit Los Angeles. Dat had overigens niet alleen te maken met de hoeveelheid releases in het genre, maar zeker ook met het feit dat Bethany Cosentino en Bobb Bruno zich op California Nights wat los hebben gemaakt van de strenge leer van de shoegaze en de dreampop.
Dat spreekt in eerste instantie alleen maar in het voordeel van het Amerikaanse tweetal, maar na een paar keer horen vond ik de verleiding toch net wat minder groot dan ik van Best Coast gewend was, waardoor ik toch de voorkeur gaf aan nieuwe helden in het genre als Chastity Belt en Joanna Gruesome.
Nu zijn dit allebei bands die invloeden uit de dreampop en shoegaze hebben voorzien van een wat stevigere rockinjectie en feitelijk heeft Best Coast dit ook gedaan en misschien nog wel wat rigoureuzer waardoor de invloeden die op de vorige platen van het duo nog domineerden wat verder naar de achtergrond zijn gedrongen.
Toen ik eenmaal had geaccepteerd dat Best Coast de zoet- en kleurstoffen deels heeft verbannen uit haar muziek, begon California Nights toch weer te groeien en inmiddels ben ik behoorlijk verslingerd aan de derde plaat van Bethany Cosentino en Bobb Bruno.
California Nights bevat nog een flinke scheut invloeden uit de dreampop en met name de shoegaze, maar heeft hiernaast zijn hart verloren aan de wat stevigere rock uit de jaren 90. Het doet me meer dan eens denken aan de platen van Hole, die dankzij die vreselijke Courtney Love nooit de waardering kregen die ze wel degelijk verdienden, maar California Nights bevat ook meerdere stevige popliedjes waarvoor een band als Weezer zich niet zou hebben geschaamd.
Toch klinkt Best Coast anders dan de genoemde bands en dat is in eerste instantie vooral de verdienste van de geweldige zang van Bethany Cosentino, die kan klinken als een ruige rockchick, maar ook beschikt over de verleidingskracht van de protegees van Phil Spector uit de jaren 60 of Blondie’s Deborah Harry.
Eenmaal gegrepen door de zang van Bethany Cosentino, stijgt ook de waardering voor de bijdragen van Bobb Bruno die California Nights heeft voorzien van heerlijk afwisselend en buitengewoon trefzeker gitaarspel.
Eenmaal bekomen van de eerste teleurstelling ben ik ontzettend blij met California Nights. Best Coast heeft een plaat gemaakt die iets toevoegt aan hun eerste twee platen en het is een plaat die meerdere stromingen op knappe wijze met elkaar weet te verbinden. California Night walst gedurende een groot deel van de speelduur als een stoomtrein over je heen, maar heeft ook liefhebbers van wat subtielere muziek veel te bieden, zeker wanneer aan het einde van de plaat wat gas wordt teruggenomen en invloeden uit de pop aan terrein winnen.
Ik moest het even laten bezinken, maar inmiddels durf ik wel te beweren dat Best Coast een sterke derde plaat heeft afgeleverd. Een hele sterke plaat zelfs. Erwin Zijleman
cd LP
De nieuwe release van Best Coast heb ik daarom wat langer laten liggen dan de vorige releases van het duo uit Los Angeles. Dat had overigens niet alleen te maken met de hoeveelheid releases in het genre, maar zeker ook met het feit dat Bethany Cosentino en Bobb Bruno zich op California Nights wat los hebben gemaakt van de strenge leer van de shoegaze en de dreampop.
Dat spreekt in eerste instantie alleen maar in het voordeel van het Amerikaanse tweetal, maar na een paar keer horen vond ik de verleiding toch net wat minder groot dan ik van Best Coast gewend was, waardoor ik toch de voorkeur gaf aan nieuwe helden in het genre als Chastity Belt en Joanna Gruesome.
Nu zijn dit allebei bands die invloeden uit de dreampop en shoegaze hebben voorzien van een wat stevigere rockinjectie en feitelijk heeft Best Coast dit ook gedaan en misschien nog wel wat rigoureuzer waardoor de invloeden die op de vorige platen van het duo nog domineerden wat verder naar de achtergrond zijn gedrongen.
Toen ik eenmaal had geaccepteerd dat Best Coast de zoet- en kleurstoffen deels heeft verbannen uit haar muziek, begon California Nights toch weer te groeien en inmiddels ben ik behoorlijk verslingerd aan de derde plaat van Bethany Cosentino en Bobb Bruno.
California Nights bevat nog een flinke scheut invloeden uit de dreampop en met name de shoegaze, maar heeft hiernaast zijn hart verloren aan de wat stevigere rock uit de jaren 90. Het doet me meer dan eens denken aan de platen van Hole, die dankzij die vreselijke Courtney Love nooit de waardering kregen die ze wel degelijk verdienden, maar California Nights bevat ook meerdere stevige popliedjes waarvoor een band als Weezer zich niet zou hebben geschaamd.
Toch klinkt Best Coast anders dan de genoemde bands en dat is in eerste instantie vooral de verdienste van de geweldige zang van Bethany Cosentino, die kan klinken als een ruige rockchick, maar ook beschikt over de verleidingskracht van de protegees van Phil Spector uit de jaren 60 of Blondie’s Deborah Harry.
Eenmaal gegrepen door de zang van Bethany Cosentino, stijgt ook de waardering voor de bijdragen van Bobb Bruno die California Nights heeft voorzien van heerlijk afwisselend en buitengewoon trefzeker gitaarspel.
Eenmaal bekomen van de eerste teleurstelling ben ik ontzettend blij met California Nights. Best Coast heeft een plaat gemaakt die iets toevoegt aan hun eerste twee platen en het is een plaat die meerdere stromingen op knappe wijze met elkaar weet te verbinden. California Night walst gedurende een groot deel van de speelduur als een stoomtrein over je heen, maar heeft ook liefhebbers van wat subtielere muziek veel te bieden, zeker wanneer aan het einde van de plaat wat gas wordt teruggenomen en invloeden uit de pop aan terrein winnen.
Ik moest het even laten bezinken, maar inmiddels durf ik wel te beweren dat Best Coast een sterke derde plaat heeft afgeleverd. Een hele sterke plaat zelfs. Erwin Zijleman
cd LP
28 mei 2015
Samson For President - Sisyphus
Zweden en soul gaan in de praktijk maar zelden samen, maar dat ook het hoge Noorden garant kan staan voor soul van niveau bewijst Samson For President op Sisyphus.
Samson For President is het alter ego van de Zweedse muzikant Martin Wahlgren Bejarano, die is voorzien van lange rode lokken, maar gitzwarte stembanden.
Samson For President beschikt in vocaal opzicht weliswaar over een aantrekkelijk soul geluid, maar Sisyphus is zeker geen dertien in een dozijn soulplaat. De warme en broeierige klanken die in de soulmuziek domineren zijn op de tweede plaat van Samson For President vervangen door uiterst sobere en vaak wat onderkoelde klanken, die beter passen bij de Scandinavische winter dan bij de snikhete zomers in het diepe zuiden van de Verenigde Staten.
Sisyphus is absoluut een soulplaat, maar het is een soulplaat die totaal anders klinkt dan vrijwel alle andere platen in het genre, waardoor de Zweden zelf de term indie-soul hebben verzonnen voor de muziek van Samson For President.
De instrumentatie op Sisyphus is zoals gezegd sober. Samson For President heeft genoeg aan een basis van piano, elektronica of akoestische gitaren en kleurt deze vervolgens incidenteel verder in met subtiele percussie of andere accenten. Sisyphus moet het doen zonder stuwende blazers, funky gitaren of pompende orgeltjes, maar kiest voor de subtiliteit.
Hierdoor ligt de nadruk op de bijzondere stem van Martin Wahlgren Bejarano, al is de dynamiek tussen de donkere instrumentatie en de indringende vocalen uiteindelijk bepalend voor het geluid van Samson For President.
De muziek van de Zweedse muzikant is zeker niet zo licht verteerbaar als de meeste andere soulmuziek. Het is muziek die zich nadrukkelijk opdringt en alle aandacht opeist. Daarom is het ook niet zo erg dat Sisyphus maar een half uur duurt, al wil je nadat dit half uur is verstreken weer snel meer Samson For President.
Soulmuziek moet uit het hart komen en moet overlopen van emotie en dat doet Sisyphus van Samson For President zeker. Martin Wahlgren Bejarano legt zijn ziel en zaligheid in zijn indringende songs en teksten en overtuigt met speels gemak.
Zeker wanneer de instrumentatie niet veel verder gaat dan een eenvoudig (maar prachtig opgenomen) gitaarakkoord zorgt Samson For President voor flink wat kippenvel en kun je alleen maar diep onder de indruk zijn van Sisyphus. Omdat Samson For President op Sisyphus nadrukkelijk de variatie zoekt, grijpt de plaat je niet continu bij de strot, maar ook de net wat lichtvoetigere tracks op de plaat maken indruk en stijgen moeiteloos boven de middelmaat uit.
Ik had op voorhand eerlijk gezegd niet heel veel vertrouwen in Zweedse soul, maar Samson For President heeft me verpletterd met deze indrukwekkende plaat. Ga dat horen. Erwin Zijleman
Sisyphus van Samson For President ligt nog niet in iedere platenzaak, maar is digitaal verkrijgbaar via iTunes (https://itunes.apple.com/nl/album/sisyphus/id988317839). Wil je een fysiek exemplaar? Stuur dan een mail naar propaganda@derevolutie.nl.
Samson For President is het alter ego van de Zweedse muzikant Martin Wahlgren Bejarano, die is voorzien van lange rode lokken, maar gitzwarte stembanden.
Samson For President beschikt in vocaal opzicht weliswaar over een aantrekkelijk soul geluid, maar Sisyphus is zeker geen dertien in een dozijn soulplaat. De warme en broeierige klanken die in de soulmuziek domineren zijn op de tweede plaat van Samson For President vervangen door uiterst sobere en vaak wat onderkoelde klanken, die beter passen bij de Scandinavische winter dan bij de snikhete zomers in het diepe zuiden van de Verenigde Staten.
Sisyphus is absoluut een soulplaat, maar het is een soulplaat die totaal anders klinkt dan vrijwel alle andere platen in het genre, waardoor de Zweden zelf de term indie-soul hebben verzonnen voor de muziek van Samson For President.
De instrumentatie op Sisyphus is zoals gezegd sober. Samson For President heeft genoeg aan een basis van piano, elektronica of akoestische gitaren en kleurt deze vervolgens incidenteel verder in met subtiele percussie of andere accenten. Sisyphus moet het doen zonder stuwende blazers, funky gitaren of pompende orgeltjes, maar kiest voor de subtiliteit.
Hierdoor ligt de nadruk op de bijzondere stem van Martin Wahlgren Bejarano, al is de dynamiek tussen de donkere instrumentatie en de indringende vocalen uiteindelijk bepalend voor het geluid van Samson For President.
De muziek van de Zweedse muzikant is zeker niet zo licht verteerbaar als de meeste andere soulmuziek. Het is muziek die zich nadrukkelijk opdringt en alle aandacht opeist. Daarom is het ook niet zo erg dat Sisyphus maar een half uur duurt, al wil je nadat dit half uur is verstreken weer snel meer Samson For President.
Soulmuziek moet uit het hart komen en moet overlopen van emotie en dat doet Sisyphus van Samson For President zeker. Martin Wahlgren Bejarano legt zijn ziel en zaligheid in zijn indringende songs en teksten en overtuigt met speels gemak.
Zeker wanneer de instrumentatie niet veel verder gaat dan een eenvoudig (maar prachtig opgenomen) gitaarakkoord zorgt Samson For President voor flink wat kippenvel en kun je alleen maar diep onder de indruk zijn van Sisyphus. Omdat Samson For President op Sisyphus nadrukkelijk de variatie zoekt, grijpt de plaat je niet continu bij de strot, maar ook de net wat lichtvoetigere tracks op de plaat maken indruk en stijgen moeiteloos boven de middelmaat uit.
Ik had op voorhand eerlijk gezegd niet heel veel vertrouwen in Zweedse soul, maar Samson For President heeft me verpletterd met deze indrukwekkende plaat. Ga dat horen. Erwin Zijleman
Sisyphus van Samson For President ligt nog niet in iedere platenzaak, maar is digitaal verkrijgbaar via iTunes (https://itunes.apple.com/nl/album/sisyphus/id988317839). Wil je een fysiek exemplaar? Stuur dan een mail naar propaganda@derevolutie.nl.
27 mei 2015
Louane - Chambre 12
Singer-songwriters die in uiterst sobere songs een bak leed over je uit storten. Ik hou er wel van, maar zo af en toe, en zeker wanneer de zon gaat schijnen, heb ik behoefte aan iets anders. Dan zoek ik muziek die het leven even door een roze bril bekijkt en de zon laat schijnen.
Die muziek vind ik meestal in Frankrijk. Enerzijds omdat ik Franse teksten niet zo snel en makkelijk vertaal als Engelse teksten en anderzijds omdat Franse muziek vaak heerlijk lichtvoetig is.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik na een aantal van die lichtvoetige deuntjes weer begin te verlangen naar muziek met wat meer melancholie, maar zo op zijn tijd is het heerlijk.
Via de Franse hitlijsten kwam ik onlangs uit bij Chambre 12 van Louane. Het is een plaat die vaak goed is voor een glimlach, maar in tegenstelling tot de meeste van haar soortgenoten is Louane ook niet bang voor songs waarin de zonnestralen tijdelijk worden tegengehouden door donkere wolken. Chambre 12 is daarom net wat langer houdbaar en wat interessanter dan de meeste andere platen die ik in de virtuele schappen van Amazon.fr vond.
Heel veel achtergrondinformatie heb ik niet over Chambre 12 van Louane. Ik weet dat Louane eigenlijk Louane Emera heet, dat ze in de halve finale van de Franse editie van The Voice heeft gestaan, dat Chambre 12 haar debuut is en dat er na twee maanden al ruim 200.000 exemplaren van de plaat over de toonbank waren gegaan, wat tegenwoordig een zeer respectabel aantal is.
Ik kan het wel begrijpen dat Louane veel platen verkoopt want Chambre 12 is een allemansvriend. Louane kan verleidelijk fluisteren als een Frans zuchtmeisje, kan zich verschuilen achter donkere elektronische wolken en is ook niet vies van een popliedje dat niet zou misstaan op het Eurovisie Songfestival en daar nog kansrijk zou zijn ook.
Dat laatste is niet echt aan mij besteed, maar de meeste songs op Chambre 12 vallen op door hun bijzondere karakter en eigen geluid. Chambre 12 is een feelgood plaat vol frisse en zonnige popliedjes, maar net als bijvoorbeeld Zaz, kent Louane ook haar klassiekers en verwerkt ze op knappe invloeden uit de meer traditionele Franse popmuziek in haar muziek.
De zonnige popliedjes zijn van het zeldzame soort dat je na één keer horen (al dan niet fonetisch) meezingt, maat Chambre 12 laat ook meer dan eens diepgang en emotie horen. Zo goed als de genoemde Zaz is Louane op dit moment nog niet, maar de vergelijking met bijvoorbeeld Christine And The Queens kan de jonge Française zeker aan.
Persoonlijk ben ik na een paar keer horen vooral onder de indruk van de net wat minder uitbundige songs waarin Louane haar gevoel laat spreken en in vocaal opzicht indruk maakt, maar de vrijwel onweerstaanbare hits in de dop verleiden ook opvallend makkelijk. Heerlijke plaat wanneer het even wat minder zwaar mag en absoluut één van de betere Franse releases van het moment. Erwin Zijleman
Die muziek vind ik meestal in Frankrijk. Enerzijds omdat ik Franse teksten niet zo snel en makkelijk vertaal als Engelse teksten en anderzijds omdat Franse muziek vaak heerlijk lichtvoetig is.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik na een aantal van die lichtvoetige deuntjes weer begin te verlangen naar muziek met wat meer melancholie, maar zo op zijn tijd is het heerlijk.
Via de Franse hitlijsten kwam ik onlangs uit bij Chambre 12 van Louane. Het is een plaat die vaak goed is voor een glimlach, maar in tegenstelling tot de meeste van haar soortgenoten is Louane ook niet bang voor songs waarin de zonnestralen tijdelijk worden tegengehouden door donkere wolken. Chambre 12 is daarom net wat langer houdbaar en wat interessanter dan de meeste andere platen die ik in de virtuele schappen van Amazon.fr vond.
Heel veel achtergrondinformatie heb ik niet over Chambre 12 van Louane. Ik weet dat Louane eigenlijk Louane Emera heet, dat ze in de halve finale van de Franse editie van The Voice heeft gestaan, dat Chambre 12 haar debuut is en dat er na twee maanden al ruim 200.000 exemplaren van de plaat over de toonbank waren gegaan, wat tegenwoordig een zeer respectabel aantal is.
Ik kan het wel begrijpen dat Louane veel platen verkoopt want Chambre 12 is een allemansvriend. Louane kan verleidelijk fluisteren als een Frans zuchtmeisje, kan zich verschuilen achter donkere elektronische wolken en is ook niet vies van een popliedje dat niet zou misstaan op het Eurovisie Songfestival en daar nog kansrijk zou zijn ook.
Dat laatste is niet echt aan mij besteed, maar de meeste songs op Chambre 12 vallen op door hun bijzondere karakter en eigen geluid. Chambre 12 is een feelgood plaat vol frisse en zonnige popliedjes, maar net als bijvoorbeeld Zaz, kent Louane ook haar klassiekers en verwerkt ze op knappe invloeden uit de meer traditionele Franse popmuziek in haar muziek.
De zonnige popliedjes zijn van het zeldzame soort dat je na één keer horen (al dan niet fonetisch) meezingt, maat Chambre 12 laat ook meer dan eens diepgang en emotie horen. Zo goed als de genoemde Zaz is Louane op dit moment nog niet, maar de vergelijking met bijvoorbeeld Christine And The Queens kan de jonge Française zeker aan.
Persoonlijk ben ik na een paar keer horen vooral onder de indruk van de net wat minder uitbundige songs waarin Louane haar gevoel laat spreken en in vocaal opzicht indruk maakt, maar de vrijwel onweerstaanbare hits in de dop verleiden ook opvallend makkelijk. Heerlijke plaat wanneer het even wat minder zwaar mag en absoluut één van de betere Franse releases van het moment. Erwin Zijleman
26 mei 2015
The High Line Riders - Bumping Into Nothing
Na mijn bezoek aan New York viel de cover van Bumping Into Nothing van The High Line Riders natuurlijk onmiddellijk op en dat helpt wanneer de stapels met nieuwe muziek zo hoog zijn als op het moment.
De naam van de band deed bij mij echter geen belletje rinkelen, terwijl The High Line Riders een kleine 20 jaar geleden in rootskringen kort maar zeer nadrukkelijk aan de weg timmerden.
Na een pauze van 18 jaar is de band rond de van oorsprong Noorse singer-songwriter Ed Pettersen terug en de band uit New York maakt wat mij betreft indruk.
The High Line Riders maken op Bumping Into Nothing Amerikaanse rootsmuziek, maar het is wel Amerikaanse rootsmuziek van de grote stad. The High Line Riders vertrouwen niet op banjo’s en violen, maar kiezen nadrukkelijk voor elektrische gitaren. De schuur is verruild voor de smeltkroes van de stad.
De rootsmuziek van de band uit New York gaat daarom meer dan eens de rockkant op, waarbij zowel een band als Drive-By Truckers als Bruce Springsteen en zijn E-Street Band of Tom Petty relevant vergelijkingsmateriaal aandragen.
Toch is de muziek van The High Line niet zomaar te vergelijken met de muziek van andere bands. Bumping Into Nothing heeft de energie en kracht van grote rockbands, maar stopt net wat meer rootsinvloeden in haar muziek en durft ook te schakelen naar een ingetogen rootssong.
Zeker de wat stevigere songs op de plaat maken makkelijk indruk door de bijzondere zang, de toegankelijke songstructuren en het heerlijke gitaarwerk. Het is muziek die rockliefhebbers in de breedste zin van het woord zal aanspreken, want The High Line Riders gaan net zo makkelijk de strijd aan met een willekeurige Texaanse rootsrockband of de andere genoemde voorbeelden als met de grote (hard)rockbands van weleer (ik hoor meer dan eens wat van Aerosmith in betere tijden in de muziek van de New Yorkers).
Net als je denkt dat The High Line Riders wel erg makkelijk vertrouwen op lekker in het gehoor liggende rocksongs, stuit je op de diepgang in de muziek van de band. Ed Pettersen is met zijn doorleefde strot niet alleen een overtuigend zanger, maar vertelt ook mooie persoonlijke verhalen over een leven met de nodige ups en downs.
Verder valt er ook in de songs van The High Line Riders meer dan genoeg te beleven. De stevigere songs zijn degelijk en goed, maar wanneer de hoeveelheid invloeden uit de rootsmuziek toeneemt, neemt ook de mate waarin The High Line Riders beschikken over een eigen geluid toe. Het is een geluid dat refereert aan de eerste stapjes van de alt-country, maar dan wel de alt-country van de Big Apple en dus rauwer en grootser.
Zeker wanneer je de plaat een paar keer hebt gehoord moet je onderkennen dat The High Line Riders niet alleen een hele aangename plaat hebben gemaakt, maar ook een hele goede. Het samen met flink wat gastmuzikanten gemaakte Bumping Into Nothing zorgt al met al voor een zeer geslaagde comeback van de band rond Ed Pettersen, maar hopelijk is het ook de start van een glanzende carrière. Het ook nog eens bijzonder fraai geproduceerde Bumping Into Nothing is er absoluut goed genoeg voor. Erwin Zijleman
De naam van de band deed bij mij echter geen belletje rinkelen, terwijl The High Line Riders een kleine 20 jaar geleden in rootskringen kort maar zeer nadrukkelijk aan de weg timmerden.
Na een pauze van 18 jaar is de band rond de van oorsprong Noorse singer-songwriter Ed Pettersen terug en de band uit New York maakt wat mij betreft indruk.
The High Line Riders maken op Bumping Into Nothing Amerikaanse rootsmuziek, maar het is wel Amerikaanse rootsmuziek van de grote stad. The High Line Riders vertrouwen niet op banjo’s en violen, maar kiezen nadrukkelijk voor elektrische gitaren. De schuur is verruild voor de smeltkroes van de stad.
De rootsmuziek van de band uit New York gaat daarom meer dan eens de rockkant op, waarbij zowel een band als Drive-By Truckers als Bruce Springsteen en zijn E-Street Band of Tom Petty relevant vergelijkingsmateriaal aandragen.
Toch is de muziek van The High Line niet zomaar te vergelijken met de muziek van andere bands. Bumping Into Nothing heeft de energie en kracht van grote rockbands, maar stopt net wat meer rootsinvloeden in haar muziek en durft ook te schakelen naar een ingetogen rootssong.
Zeker de wat stevigere songs op de plaat maken makkelijk indruk door de bijzondere zang, de toegankelijke songstructuren en het heerlijke gitaarwerk. Het is muziek die rockliefhebbers in de breedste zin van het woord zal aanspreken, want The High Line Riders gaan net zo makkelijk de strijd aan met een willekeurige Texaanse rootsrockband of de andere genoemde voorbeelden als met de grote (hard)rockbands van weleer (ik hoor meer dan eens wat van Aerosmith in betere tijden in de muziek van de New Yorkers).
Net als je denkt dat The High Line Riders wel erg makkelijk vertrouwen op lekker in het gehoor liggende rocksongs, stuit je op de diepgang in de muziek van de band. Ed Pettersen is met zijn doorleefde strot niet alleen een overtuigend zanger, maar vertelt ook mooie persoonlijke verhalen over een leven met de nodige ups en downs.
Verder valt er ook in de songs van The High Line Riders meer dan genoeg te beleven. De stevigere songs zijn degelijk en goed, maar wanneer de hoeveelheid invloeden uit de rootsmuziek toeneemt, neemt ook de mate waarin The High Line Riders beschikken over een eigen geluid toe. Het is een geluid dat refereert aan de eerste stapjes van de alt-country, maar dan wel de alt-country van de Big Apple en dus rauwer en grootser.
Zeker wanneer je de plaat een paar keer hebt gehoord moet je onderkennen dat The High Line Riders niet alleen een hele aangename plaat hebben gemaakt, maar ook een hele goede. Het samen met flink wat gastmuzikanten gemaakte Bumping Into Nothing zorgt al met al voor een zeer geslaagde comeback van de band rond Ed Pettersen, maar hopelijk is het ook de start van een glanzende carrière. Het ook nog eens bijzonder fraai geproduceerde Bumping Into Nothing is er absoluut goed genoeg voor. Erwin Zijleman
25 mei 2015
Shelby Lynne - I Can't Imagine
Shelby Lynne (Moorer) had al een heel (overigens niet overdreven interessant) muzikaal leven achter zich toen ze in 2000 toch nog doorbrak met het prachtige I Am Shelby Lynne, dat werd omarmd door liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek en werd vergeleken met het beste van Dusty Springfield.
De Amerikaanse singer-songwriter leek even verzekerd van een hele mooie toekomst, maar toen I Am Shelby Lynne ruim een jaar later werd gevolgd door het uiterst zwakke Love, Shelby, was Shelby Lynne het opgebouwde krediet weer snel kwijt.
Dat blijft jammer, want Love, Shelby is achteraf bezien de enige zwakke plaat die Shelby Lynne sinds I Am Shelby Lynne heeft gemaakt. De afgelopen jaren was het wat stil rond de Amerikaanse singer-songwriter, maar vier jaar na het bijzonder fraaie Revelation Road is Shelby Lynne gelukkig terug met een nieuwe plaat.
Shelby Lynne bracht een paar jaar lang platen uit op haar eigen label, maar is nu toch weer teruggekeerd bij een grotere platenmaatschappij. Het opnamebudget lag hierdoor weer net wat hoger en dat hoor je. Voor I Can’t Imagine wist Shelby Lynne een aantal prima muzikanten te strikken en bovendien schreef ze twee songs voor de plaat samen met Ron Sexsmith; wat mij betreft één van de betere songwriters van het moment.
I Can’t Imagine laat vooral een lekker laid back geluid horen en dat is een geluid dat uitstekend past bij de krachtige, maar ook soulvolle stem van Shelby Lynne. Het is een stem die in de wat krachtigere uithalen lijkt op die van haar zus Allison Moorer, maar Shelby Lynne heeft vergeleken met Allison Moorer wat minder country en wat meer soul in haar stem.
Invloeden uit de soul zijn dan ook nadrukkelijk aanwezig in de muziek van Shelby Lynne, maar de Amerikaanse flirt op I Can’t Imagine ook met tal van andere genres, waaronder folk, country, jazz en rhythm & blues, maar ook rock en psychedelica.
Waar Shelby Lynne in het verleden in vocaal opzicht behoorlijk van leer trok is I Can’t Imagine in vocaal opzicht een lome, ontspannen en ingetogen plaat. De instrumentatie is sfeervol en kabbelt over het algemeen rustig voort, waardoor Shelby Lynne geen capriolen hoeft uit te halen om de instrumentatie te overstemmen. Dit betekent overigens niet dat I Can’t Imagine over de hele linie een ingetogen plaat is, want zo af en toe mogen de gitaren los gaan en rockt Shelby Lynne net zo stevig als haar zus deed op The Duel.
Het levert een plaat op waarmee Shelby Lynne in commercieel opzicht geen potten gaat breken en waarmee ze waarschijnlijk ook niet veel nieuwe zieltjes gaat winnen, maar voor de liefhebbers van haar muziek is het smullen.
I Can’t Imagine bevat een serie bijzonder fraaie songs. Het zijn zeker geen songs die na één keer horen in het geheugen zijn gegrift, maar na een paar keer horen zijn ze je allemaal dierbaar.
Allison Moorer maakte eerder dit jaar met Down To Believing misschien wel haar beste plaat tot dusver (al hou ik zelf een zwak voor The Duel). Haar zus Shelby Lynne doet nu met I Can’t Imagine hetzelfde. Het levert een plaat p die het verdient om gehoord te worden. Erwin Zijleman
cd LP
De Amerikaanse singer-songwriter leek even verzekerd van een hele mooie toekomst, maar toen I Am Shelby Lynne ruim een jaar later werd gevolgd door het uiterst zwakke Love, Shelby, was Shelby Lynne het opgebouwde krediet weer snel kwijt.
Dat blijft jammer, want Love, Shelby is achteraf bezien de enige zwakke plaat die Shelby Lynne sinds I Am Shelby Lynne heeft gemaakt. De afgelopen jaren was het wat stil rond de Amerikaanse singer-songwriter, maar vier jaar na het bijzonder fraaie Revelation Road is Shelby Lynne gelukkig terug met een nieuwe plaat.
Shelby Lynne bracht een paar jaar lang platen uit op haar eigen label, maar is nu toch weer teruggekeerd bij een grotere platenmaatschappij. Het opnamebudget lag hierdoor weer net wat hoger en dat hoor je. Voor I Can’t Imagine wist Shelby Lynne een aantal prima muzikanten te strikken en bovendien schreef ze twee songs voor de plaat samen met Ron Sexsmith; wat mij betreft één van de betere songwriters van het moment.
I Can’t Imagine laat vooral een lekker laid back geluid horen en dat is een geluid dat uitstekend past bij de krachtige, maar ook soulvolle stem van Shelby Lynne. Het is een stem die in de wat krachtigere uithalen lijkt op die van haar zus Allison Moorer, maar Shelby Lynne heeft vergeleken met Allison Moorer wat minder country en wat meer soul in haar stem.
Invloeden uit de soul zijn dan ook nadrukkelijk aanwezig in de muziek van Shelby Lynne, maar de Amerikaanse flirt op I Can’t Imagine ook met tal van andere genres, waaronder folk, country, jazz en rhythm & blues, maar ook rock en psychedelica.
Waar Shelby Lynne in het verleden in vocaal opzicht behoorlijk van leer trok is I Can’t Imagine in vocaal opzicht een lome, ontspannen en ingetogen plaat. De instrumentatie is sfeervol en kabbelt over het algemeen rustig voort, waardoor Shelby Lynne geen capriolen hoeft uit te halen om de instrumentatie te overstemmen. Dit betekent overigens niet dat I Can’t Imagine over de hele linie een ingetogen plaat is, want zo af en toe mogen de gitaren los gaan en rockt Shelby Lynne net zo stevig als haar zus deed op The Duel.
Het levert een plaat op waarmee Shelby Lynne in commercieel opzicht geen potten gaat breken en waarmee ze waarschijnlijk ook niet veel nieuwe zieltjes gaat winnen, maar voor de liefhebbers van haar muziek is het smullen.
I Can’t Imagine bevat een serie bijzonder fraaie songs. Het zijn zeker geen songs die na één keer horen in het geheugen zijn gegrift, maar na een paar keer horen zijn ze je allemaal dierbaar.
Allison Moorer maakte eerder dit jaar met Down To Believing misschien wel haar beste plaat tot dusver (al hou ik zelf een zwak voor The Duel). Haar zus Shelby Lynne doet nu met I Can’t Imagine hetzelfde. Het levert een plaat p die het verdient om gehoord te worden. Erwin Zijleman
cd LP
24 mei 2015
Blondie - Swim To The Moon (San Francisco '77)
Ik trek met enige regelmaat een verzamelaar van Blondie uit de kast, want wat heeft de band rond boegbeeld Debbie Harry een imposante stapel leuke singles gemaakt.
Het zijn singles die wat mij betreft vrijwel zonder uitzondering passen in de categorie perfecte popsongs en het is niet veel bands gegeven om er hier meer dan een handvol van te maken.
Het zijn overigens ook singles die maar weinig laten horen van de wortels van Blondie in de New Yorkse punk en new wave scene. Die wortels hoor ik wel terug op de nu verschenen live-registratie Swim To The Moon.
Swim To The Moon werd in 1977, het jaar van de punk, opgenomen in San Francisco. De al weer bijna 40 jaar geleden gemaakte opnamen zijn voor deze release flink opgepoetst en komen glashelder uit de speakers. Parels voor de zwijnen zal een enkeling beweren, want de muziek van Blondie rammelt zowel in muziek als vocaal opzicht aan alle kanten. Swim To The Moon klinkt hierdoor totaal anders dan de nagenoeg perfecte singles van de band, maar wat valt er veel te genieten op deze live-registratie.
Waar veel bands in het jaar waarin de punk definitief doorbrak nauwelijks konden spelen, laat Blondie veel goeds horen. Het gitaarwerk van Chris Stein is veel dominanter aanwezig op de singles van de band die iedereen kent en mag heerlijk scheuren, terwijl het toetsenwerk van Jimmy Destri veel vaker en nadrukkelijker uit de bocht mag vliegen en ook veelkleuriger en rijker is dan op de plaat. De ritmesectie bestaande uit Frank Infante en de roemruchte Clem Burke is wild maar hecht en dan is er natuurlijk ook nog de stem van Debbie Harry. Deze is wat onvaster dan op de singles waaraan natuurlijk flink gesleuteld is, maar dit heeft ook zeker zijn charme en dat Debbie Harry kan zingen valt niet te ontkennen.
Swim To The Moon bevat buiten (I'm Always Touched By Your) Presence, Dear geen bekende singles van de band. Via een beperkt aantal covers krijgen we enig inzicht in de inspiratiebronnen van de band. Het opduiken van Iggy Pop wekt hierbij geen verbazing, maar The Doors en The Yardbirds had ik toch niet snel gelinkt aan Blondie.
Het uit twee cd’s bestaande Swim To The Moon staat uiteraard vol met puntige popliedjes van iets meer dan twee minuten, maar heel af en toe neemt de band ook wat meer tijd, wat onder andere zorgt voor een song die met een beetje fantasie ook van The Velvet Underground met Nico in de gelederen had kunnen zijn of songs die psychedelisch of zelfs voorzichtig symfonisch (vloeken in de kerk van de punk) klinken.
Voor mijn beluistering van Swim To The Moon kende ik de singles van Blondie als mijn broekzak en platen als Plastic Letters en Parallel Lines redelijk goed, maar Swim To The Moon geeft toch weer een andere dimensie aan de muziek van Blondie. Ik zal de plaat zeker niet zo vaak draaien als die serie briljante singles, maar zo nu en dan doet de ruwe energie van een beginnend bandje wonderen. Deze energie is verrassend goed gevangen op Swim To The Moon. Erwin Zijleman
Het zijn singles die wat mij betreft vrijwel zonder uitzondering passen in de categorie perfecte popsongs en het is niet veel bands gegeven om er hier meer dan een handvol van te maken.
Het zijn overigens ook singles die maar weinig laten horen van de wortels van Blondie in de New Yorkse punk en new wave scene. Die wortels hoor ik wel terug op de nu verschenen live-registratie Swim To The Moon.
Swim To The Moon werd in 1977, het jaar van de punk, opgenomen in San Francisco. De al weer bijna 40 jaar geleden gemaakte opnamen zijn voor deze release flink opgepoetst en komen glashelder uit de speakers. Parels voor de zwijnen zal een enkeling beweren, want de muziek van Blondie rammelt zowel in muziek als vocaal opzicht aan alle kanten. Swim To The Moon klinkt hierdoor totaal anders dan de nagenoeg perfecte singles van de band, maar wat valt er veel te genieten op deze live-registratie.
Waar veel bands in het jaar waarin de punk definitief doorbrak nauwelijks konden spelen, laat Blondie veel goeds horen. Het gitaarwerk van Chris Stein is veel dominanter aanwezig op de singles van de band die iedereen kent en mag heerlijk scheuren, terwijl het toetsenwerk van Jimmy Destri veel vaker en nadrukkelijker uit de bocht mag vliegen en ook veelkleuriger en rijker is dan op de plaat. De ritmesectie bestaande uit Frank Infante en de roemruchte Clem Burke is wild maar hecht en dan is er natuurlijk ook nog de stem van Debbie Harry. Deze is wat onvaster dan op de singles waaraan natuurlijk flink gesleuteld is, maar dit heeft ook zeker zijn charme en dat Debbie Harry kan zingen valt niet te ontkennen.
Swim To The Moon bevat buiten (I'm Always Touched By Your) Presence, Dear geen bekende singles van de band. Via een beperkt aantal covers krijgen we enig inzicht in de inspiratiebronnen van de band. Het opduiken van Iggy Pop wekt hierbij geen verbazing, maar The Doors en The Yardbirds had ik toch niet snel gelinkt aan Blondie.
Het uit twee cd’s bestaande Swim To The Moon staat uiteraard vol met puntige popliedjes van iets meer dan twee minuten, maar heel af en toe neemt de band ook wat meer tijd, wat onder andere zorgt voor een song die met een beetje fantasie ook van The Velvet Underground met Nico in de gelederen had kunnen zijn of songs die psychedelisch of zelfs voorzichtig symfonisch (vloeken in de kerk van de punk) klinken.
Voor mijn beluistering van Swim To The Moon kende ik de singles van Blondie als mijn broekzak en platen als Plastic Letters en Parallel Lines redelijk goed, maar Swim To The Moon geeft toch weer een andere dimensie aan de muziek van Blondie. Ik zal de plaat zeker niet zo vaak draaien als die serie briljante singles, maar zo nu en dan doet de ruwe energie van een beginnend bandje wonderen. Deze energie is verrassend goed gevangen op Swim To The Moon. Erwin Zijleman
23 mei 2015
Barna Howard - Quite A Feelin'
Quite A Feelin’ van Barna Howard ziet er uit als een vergeten plaat uit de jaren 60 of 70. Omdat de plaat ook klinkt als een vergeten plaat van een aantal decennia geleden, ging ik er even van uit dat het hier een heruitgave betreft, maar Quite A Feelin’ van Barna Howard is wel degelijk een gloednieuwe plaat.
Barna Howard is een jonge Amerikaanse singer-songwriter die is opgegroeid in het lege mid-westen van de Verenigde Staten, maar inmiddels vanuit het hippere Portland, Oregon, opereert.
Samen met producer Adam Selzer (M. Ward, Jolie Holland, Laura Veirs, The Decemberists) heeft Barna Howard een plaat gemaakt die nadrukkelijk teruggrijpt op het verleden.
Barna Howard vertelt verhalen op de manier waarop de folkzangers en protestzangers uit de jaren 60 en 70 dit deden. De songs van de jonge Amerikaan doen vaak denken aan die van een jonge Bob Dylan, maar in vocaal opzicht liggen de twee mijlenver uit elkaar.
Barna Howard beperkt zich overigens zeker niet tot de folk, maar verwerkt ook flink wat invloeden uit de country in zijn muziek, wat weer associaties met andere grootheden oproept. Townes van Zandt, Bob Dylan, Donovan, John Prine, Jim Croce; het zijn maar een aantal van de namen die opkomen bij beluistering van Quite A Feelin’ van Barna Howard.
Nu zijn er op het moment veel meer muzikanten die muziek maken zoals Barna Howard dit doet, maar waar ik bij het merendeel van deze muzikanten na twee of drie tracks toch weer grijp naar de klassiekers uit het verleden, is Quite A Feelin’ een plaat die mijn aandacht moeiteloos weet vast te houden.
Dat heeft meerdere redenen. Barna Howard beschikt over een bijzonder aangenaam stemgeluid, heeft zijn songs voorzien van een sobere maar zeer smaakvolle en ook veelzijdige instrumentatie en beschikt over het vermogen om songs te schrijven die je weten te grijpen.
Op Quite A Feelin’ keert Barna Howard terug naar zijn jeugd in Eureka, Missouri, wat mooie verhalen oplevert. Het zijn verhalen waar je naar moet luisteren en het zijn verhalen die de songs van Barna Howard een extra lading geven.
Quite A Feelin’ is een plaat die dankzij de mooie instrumentatie, de warme vocalen en de tijdloze songs heerlijk voortkabbelt op de achtergrond, maar echt goed wordt de plaat pas wanneer je je onderdompelt in de songs van Barna Howard.
Ik was eerlijk gezegd wel een beetje bang dat Quite A Feelin’ na een paar keer horen zou gaan vervelen, maar het tegenovergestelde is gebeurd; de songs van Barna Howard zijn me steeds dierbaarder geworden.
De tweede plaat van Barna Howard ziet er misschien uit als een plaat uit vervlogen tijden en klinkt ook zo, maar het is op hetzelfde moment één van de hoogtepunten in het enorme aanbod van het moment. Quite A Feelin’ is een bescheiden plaat, maar als je het mij vraagt een bescheiden meesterwerk. Erwin Zijleman
Barna Howard is een jonge Amerikaanse singer-songwriter die is opgegroeid in het lege mid-westen van de Verenigde Staten, maar inmiddels vanuit het hippere Portland, Oregon, opereert.
Samen met producer Adam Selzer (M. Ward, Jolie Holland, Laura Veirs, The Decemberists) heeft Barna Howard een plaat gemaakt die nadrukkelijk teruggrijpt op het verleden.
Barna Howard vertelt verhalen op de manier waarop de folkzangers en protestzangers uit de jaren 60 en 70 dit deden. De songs van de jonge Amerikaan doen vaak denken aan die van een jonge Bob Dylan, maar in vocaal opzicht liggen de twee mijlenver uit elkaar.
Barna Howard beperkt zich overigens zeker niet tot de folk, maar verwerkt ook flink wat invloeden uit de country in zijn muziek, wat weer associaties met andere grootheden oproept. Townes van Zandt, Bob Dylan, Donovan, John Prine, Jim Croce; het zijn maar een aantal van de namen die opkomen bij beluistering van Quite A Feelin’ van Barna Howard.
Nu zijn er op het moment veel meer muzikanten die muziek maken zoals Barna Howard dit doet, maar waar ik bij het merendeel van deze muzikanten na twee of drie tracks toch weer grijp naar de klassiekers uit het verleden, is Quite A Feelin’ een plaat die mijn aandacht moeiteloos weet vast te houden.
Dat heeft meerdere redenen. Barna Howard beschikt over een bijzonder aangenaam stemgeluid, heeft zijn songs voorzien van een sobere maar zeer smaakvolle en ook veelzijdige instrumentatie en beschikt over het vermogen om songs te schrijven die je weten te grijpen.
Op Quite A Feelin’ keert Barna Howard terug naar zijn jeugd in Eureka, Missouri, wat mooie verhalen oplevert. Het zijn verhalen waar je naar moet luisteren en het zijn verhalen die de songs van Barna Howard een extra lading geven.
Quite A Feelin’ is een plaat die dankzij de mooie instrumentatie, de warme vocalen en de tijdloze songs heerlijk voortkabbelt op de achtergrond, maar echt goed wordt de plaat pas wanneer je je onderdompelt in de songs van Barna Howard.
Ik was eerlijk gezegd wel een beetje bang dat Quite A Feelin’ na een paar keer horen zou gaan vervelen, maar het tegenovergestelde is gebeurd; de songs van Barna Howard zijn me steeds dierbaarder geworden.
De tweede plaat van Barna Howard ziet er misschien uit als een plaat uit vervlogen tijden en klinkt ook zo, maar het is op hetzelfde moment één van de hoogtepunten in het enorme aanbod van het moment. Quite A Feelin’ is een bescheiden plaat, maar als je het mij vraagt een bescheiden meesterwerk. Erwin Zijleman
22 mei 2015
Paul Weller - Saturn's Pattern
Paul Weller is dankzij zijn werk met The Jam en The Style Council en een solocarrière die inmiddels bijna 25 jaar beslaat al lang een icoon binnen de Britse popmuziek, maar het is bovendien een muzikant die een akelig constant en ook akelig hoog niveau tot op de dag van vandaag weet vast te houden.
De pauzes tussen zijn platen worden misschien iets langer, maar als Paul Weller een plaat uitbrengt is het vrijwel zonder uitzondering een goede plaat. Zo wordt het in 2012 verschenen Sonic Kicks gerekend tot zijn beste platen en daar valt weinig tot niets op af te dingen.
Op Sonic Kicks klonk Paul Weller veelzijdiger dan ooit te voren en bovendien klonk de plaat, mede door het overwinnen van een alcoholverslaving, opvallend energiek en geïnspireerd.
Op Saturn’s Pattern borduurt Paul Weller voort op het zo goede Sonic Kicks, grijpt hij terug op zijn oudere werk en laat hij wederom uitstapjes buiten de gebaande paden horen. Saturn’s Pattern laat zich beluisteren als een trip door het imposante oeuvre dat Paul Weller inmiddels op zijn naam heeft staan, maar het is ook een trip door de geschiedenis van de popmuziek.
Saturn’s Pattern opent (mede door de impulsen van leden van Syd Arthur) heerlijk psychedelisch, maar Paul Weller gaat op zijn nieuwe plaat (zijn twaalfde studioplaat als ik het goed geteld heb) ook aan de haal met soul, Britpop, rhythm & blues en rauwe rock ’n roll. Het zijn allemaal genres waarin de nog altijd pas 56-jarige Brit met minstens drie muzikale levens achter zich uitstekend uit de voeten kan.
Paul Weller klinkt op zijn nieuwe plaat niet alleen buitengewoon veelzijdig, maar ook opvallend gedreven. Saturn’s Pattern is een gepassioneerde plaat, waarop Paul Weller nog altijd muziek maakt als de jonge hond die hij altijd gebleven is.
Wat verder opvalt is dat het plezier afspat van de nieuwe plaat van Paul Weller. Er wordt lekker losjes gemusiceerd, waarbij het niet zoveel uitmaakt of een track maar net twee minuten of ruim acht minuten duurt. Paul Weller en de muzikanten die hem op Saturn’s Pattern begeleiden laten zich niet beperken, want een rijk geluid vol details, maar ook vol rust oplevert.
Net als vrijwel alle andere platen van Paul Weller heeft ook Saturn’s Pattern weer het bedwelmende en inspirerende van de popmuziek uit de jaren 60 en 70, maar de Brit is zeker niet blijven hangen in de tijden van weleer en probeert steeds weer nieuwe bruggen te slaan tussen genres.
Saturn’s Pattern is een typische Paul Weller plaat. Bij eerste beluistering klinkt het vooral oorspronkelijk en gedreven, maar uiteindelijk hoor je ook keer op keer hoe knap Paul Weller zijn eigen muzikale universum heeft gecreëerd.
Ik kan me nauwelijks voorstellen dat de Brit nog veel jonge muziekliefhebbers aan zich weet te binden, maar als dat lukt is Saturn’s Pattern voor deze jonge muziekliefhebbers de start van een muzikale ontdekkingsreis vol hoogtepunten. Voor een ieder die Paul Weller al sinds de jaren 70 volgt is het het zoveelste bewijs van de torenhoge kwaliteit waarvoor Paul Weller inmiddels bijna 40 jaar garant staat. Erwin Zijleman
Koop bij BOL.com
De pauzes tussen zijn platen worden misschien iets langer, maar als Paul Weller een plaat uitbrengt is het vrijwel zonder uitzondering een goede plaat. Zo wordt het in 2012 verschenen Sonic Kicks gerekend tot zijn beste platen en daar valt weinig tot niets op af te dingen.
Op Sonic Kicks klonk Paul Weller veelzijdiger dan ooit te voren en bovendien klonk de plaat, mede door het overwinnen van een alcoholverslaving, opvallend energiek en geïnspireerd.
Op Saturn’s Pattern borduurt Paul Weller voort op het zo goede Sonic Kicks, grijpt hij terug op zijn oudere werk en laat hij wederom uitstapjes buiten de gebaande paden horen. Saturn’s Pattern laat zich beluisteren als een trip door het imposante oeuvre dat Paul Weller inmiddels op zijn naam heeft staan, maar het is ook een trip door de geschiedenis van de popmuziek.
Saturn’s Pattern opent (mede door de impulsen van leden van Syd Arthur) heerlijk psychedelisch, maar Paul Weller gaat op zijn nieuwe plaat (zijn twaalfde studioplaat als ik het goed geteld heb) ook aan de haal met soul, Britpop, rhythm & blues en rauwe rock ’n roll. Het zijn allemaal genres waarin de nog altijd pas 56-jarige Brit met minstens drie muzikale levens achter zich uitstekend uit de voeten kan.
Paul Weller klinkt op zijn nieuwe plaat niet alleen buitengewoon veelzijdig, maar ook opvallend gedreven. Saturn’s Pattern is een gepassioneerde plaat, waarop Paul Weller nog altijd muziek maakt als de jonge hond die hij altijd gebleven is.
Wat verder opvalt is dat het plezier afspat van de nieuwe plaat van Paul Weller. Er wordt lekker losjes gemusiceerd, waarbij het niet zoveel uitmaakt of een track maar net twee minuten of ruim acht minuten duurt. Paul Weller en de muzikanten die hem op Saturn’s Pattern begeleiden laten zich niet beperken, want een rijk geluid vol details, maar ook vol rust oplevert.
Net als vrijwel alle andere platen van Paul Weller heeft ook Saturn’s Pattern weer het bedwelmende en inspirerende van de popmuziek uit de jaren 60 en 70, maar de Brit is zeker niet blijven hangen in de tijden van weleer en probeert steeds weer nieuwe bruggen te slaan tussen genres.
Saturn’s Pattern is een typische Paul Weller plaat. Bij eerste beluistering klinkt het vooral oorspronkelijk en gedreven, maar uiteindelijk hoor je ook keer op keer hoe knap Paul Weller zijn eigen muzikale universum heeft gecreëerd.
Ik kan me nauwelijks voorstellen dat de Brit nog veel jonge muziekliefhebbers aan zich weet te binden, maar als dat lukt is Saturn’s Pattern voor deze jonge muziekliefhebbers de start van een muzikale ontdekkingsreis vol hoogtepunten. Voor een ieder die Paul Weller al sinds de jaren 70 volgt is het het zoveelste bewijs van de torenhoge kwaliteit waarvoor Paul Weller inmiddels bijna 40 jaar garant staat. Erwin Zijleman
Koop bij BOL.com
21 mei 2015
Robert Dimery - 1001 Albums/Songs You Must Hear Before You Die
In mijn Facebook berichtenlijn kwam ik eerder deze week een bericht tegen van iemand die door de geschiedenis van de popmuziek heen wandelde aan de hand van het boek “1001 Albums You Must Hear Before You Die”.
Dit is nu precies het soort boeken waar ik vrolijk van word, maar deze kende ik nog niet.
Tijdens het bestellen van het boek liep ik ook nog tegen “1001 Songs You Must Hear Before You Die” aan en dat heb ik er maar direct bijbesteld, waardoor er nu twee enorme pillen voor me liggen.
Beide boeken zijn geschreven door Robert Dimery en zijn inmiddels toe aan de zoveelste aangepaste editie.
Nu is het maken van lijstjes met de beste platen aller tijden natuurlijk een onzinnige bezigheid, want een dergelijke lijst is niet alleen een kwestie van smaak, maar ook onderhevig aan verandering; enerzijds door nieuwe aanwas en anderzijds door voortschrijdend inzicht.
Als ik zelf mijn 1001 favoriete albums of songs zou moeten kiezen (ik moet er niet aan denken overigens) zou ik voor een belangrijk deel op een andere lijst uit komen, maar de pogingen van Robert Dimery zijn absoluut verdienstelijk. Robert Dimery deed dit overigens niet in zijn eentje, maar deed een beroep op flink wat (pop)journalisten van naam en faam.
1001 Albums You Must Hear Before You Die bespreekt in ongeveer 1000 pagina’s de 1001 niet te missen albums uit de geschiedenis van de popmuziek in chronologische volgorde.
De huidige editie begint bij In The Wee Small Hours van Frank Sinatra uit 1955 en eindig bij The Next Day van David Bowie uit 2013. De eerste heb ik inmiddels ontdekt, is veel beter dan verwacht en smeekt om kleine uurtjes en goede wijn. De laatste is wat mij betreft een twijfelgeval, want zelfs als je acht albums van Bowie opneemt in de lijst, staat The Next Day er wat mij betreft niet in.
Tussen Sinatra en Bowie passeren nog 999 platen de revue. Flink wat worden op een hele pagina besproken en krijgen een foto toe, maar een aantal moet genoegen nemen met een kolom. De extra informatie is de moeite waard en voorziet alle albums van de nodige duiding.
Zelf ben ik er nog niet uit hoe ik me door dit lijvige boek heen ga worstelen. Chronologisch is een optie, maar er steeds iets willekeurigs uitpikken is misschien wel veel leuker.
Op basis van een eerste willekeurige greep kom ik voor vanavond tot een playlist van vijf albums die bestaat uit het debuut van Buffalo Springfield uit 1967, Superfly van Curtis Mayfield uit 1972, All Mod Con van The Jam uit 1978, het debuut van The La’s uit 1990 en Either/Or van Elliott Smith uit 1997. Het is een gelukkige en ongelukkige greep. Een gelukkige greep omdat ik alle vijf de albums goed ken en koester. Een ongelukkige greep omdat de verrassing nog even uit blijft.
1001 Songs You Must Hear Before You Die heeft dezelfde opzet als het andere boek van Robert Dimery, maar richt zich op songs in plaats van albums.
Nu ben ik persoonlijk meer gericht op albums dan op songs, maar toch is ook 1001 Songs You Must Hear Before You Die geweldig leesvoer.
Van O Sole Mio van Enrico Caruso uit 1916 tot Where Are We Now van David Bowie uit 2013 (dat de auteur iets heeft met de laatste plaat van Bowie is wel duidelijk). Niet alles is raak, maar de meeste geselecteerde songs zijn toch parels, waarbij zo nu en dan ook best op de rand van kunst en kitsch kan worden gebalanceerd (persoonlijk kan ik me wel vinden in de mening dat Wham minstens drie geweldige singles heeft gemaakt, al zal lang niet iedereen dit met me eens zijn).
Een willekeurige greep uit het midden van het boek biedt me Rattlesnakes van Lloyd Cole & The Commotions, Im Nin’ Alu van Ofra Haza en Purple Rain van Prince. Niets op af te dingen wat mij betreft. Lloyd Cole staat ook direct op de playlist.
Bijna 2000 pagina’s papier. Niet meer van deze tijd, maar ik ga er van uit dat ik er heel veel plezier aan ga beleven. Frank Sinatra schat ik door de juiste keuze (Greatest Hits kom ik echt niet doorheen) inmiddels al op de juiste waarde, maar er gaat vast nog veel volgen. Met dank aan een Facebook onbekende die ik niet meer kan vinden. Erwin Zijleman
Koop bij BOL.com
Dit is nu precies het soort boeken waar ik vrolijk van word, maar deze kende ik nog niet.
Tijdens het bestellen van het boek liep ik ook nog tegen “1001 Songs You Must Hear Before You Die” aan en dat heb ik er maar direct bijbesteld, waardoor er nu twee enorme pillen voor me liggen.
Beide boeken zijn geschreven door Robert Dimery en zijn inmiddels toe aan de zoveelste aangepaste editie.
Nu is het maken van lijstjes met de beste platen aller tijden natuurlijk een onzinnige bezigheid, want een dergelijke lijst is niet alleen een kwestie van smaak, maar ook onderhevig aan verandering; enerzijds door nieuwe aanwas en anderzijds door voortschrijdend inzicht.
Als ik zelf mijn 1001 favoriete albums of songs zou moeten kiezen (ik moet er niet aan denken overigens) zou ik voor een belangrijk deel op een andere lijst uit komen, maar de pogingen van Robert Dimery zijn absoluut verdienstelijk. Robert Dimery deed dit overigens niet in zijn eentje, maar deed een beroep op flink wat (pop)journalisten van naam en faam.
1001 Albums You Must Hear Before You Die bespreekt in ongeveer 1000 pagina’s de 1001 niet te missen albums uit de geschiedenis van de popmuziek in chronologische volgorde.
De huidige editie begint bij In The Wee Small Hours van Frank Sinatra uit 1955 en eindig bij The Next Day van David Bowie uit 2013. De eerste heb ik inmiddels ontdekt, is veel beter dan verwacht en smeekt om kleine uurtjes en goede wijn. De laatste is wat mij betreft een twijfelgeval, want zelfs als je acht albums van Bowie opneemt in de lijst, staat The Next Day er wat mij betreft niet in.
Tussen Sinatra en Bowie passeren nog 999 platen de revue. Flink wat worden op een hele pagina besproken en krijgen een foto toe, maar een aantal moet genoegen nemen met een kolom. De extra informatie is de moeite waard en voorziet alle albums van de nodige duiding.
Zelf ben ik er nog niet uit hoe ik me door dit lijvige boek heen ga worstelen. Chronologisch is een optie, maar er steeds iets willekeurigs uitpikken is misschien wel veel leuker.
Op basis van een eerste willekeurige greep kom ik voor vanavond tot een playlist van vijf albums die bestaat uit het debuut van Buffalo Springfield uit 1967, Superfly van Curtis Mayfield uit 1972, All Mod Con van The Jam uit 1978, het debuut van The La’s uit 1990 en Either/Or van Elliott Smith uit 1997. Het is een gelukkige en ongelukkige greep. Een gelukkige greep omdat ik alle vijf de albums goed ken en koester. Een ongelukkige greep omdat de verrassing nog even uit blijft.
1001 Songs You Must Hear Before You Die heeft dezelfde opzet als het andere boek van Robert Dimery, maar richt zich op songs in plaats van albums.
Nu ben ik persoonlijk meer gericht op albums dan op songs, maar toch is ook 1001 Songs You Must Hear Before You Die geweldig leesvoer.
Van O Sole Mio van Enrico Caruso uit 1916 tot Where Are We Now van David Bowie uit 2013 (dat de auteur iets heeft met de laatste plaat van Bowie is wel duidelijk). Niet alles is raak, maar de meeste geselecteerde songs zijn toch parels, waarbij zo nu en dan ook best op de rand van kunst en kitsch kan worden gebalanceerd (persoonlijk kan ik me wel vinden in de mening dat Wham minstens drie geweldige singles heeft gemaakt, al zal lang niet iedereen dit met me eens zijn).
Een willekeurige greep uit het midden van het boek biedt me Rattlesnakes van Lloyd Cole & The Commotions, Im Nin’ Alu van Ofra Haza en Purple Rain van Prince. Niets op af te dingen wat mij betreft. Lloyd Cole staat ook direct op de playlist.
Bijna 2000 pagina’s papier. Niet meer van deze tijd, maar ik ga er van uit dat ik er heel veel plezier aan ga beleven. Frank Sinatra schat ik door de juiste keuze (Greatest Hits kom ik echt niet doorheen) inmiddels al op de juiste waarde, maar er gaat vast nog veel volgen. Met dank aan een Facebook onbekende die ik niet meer kan vinden. Erwin Zijleman
Koop bij BOL.com
The Weather Station - Loyalty
Kindamuzik.net publiceerde aan het begin van dit jaar een artikel over een zevental vrouwelijke singer-songwriters die het zouden gaan maken in 2015.
Natalie Prass, Jessica Pratt en Kovacs hebben inmiddels in brede kring bejubelde platen uitgebracht, terwijl Joan Shelley en Joana Serrat mij persoonlijk zeer wisten te raken met hele mooie platen.
Liz Cooper en The Weather Station stonden nog even op de wachtlijst, al was ik een paar maanden geleden al diep onder de indruk van de EP What Am I Going To Do With Everything I Know van The Weather Station.
Die EP heeft inmiddels een vervolg kregen in de vorm van Loyalty. Ik ging er van uit dat Loyalty het volwaardige debuut van The Weather Station was, maar het blijkt al de derde plaat van de band rond frontvrouw Tamara Lindeman. De plaat is in Engeland en de Verenigde Staten inmiddels zeer positief ontvangen en terecht, want wat is Loyalty een mooie en bijzondere plaat.
Tamara Lindeman beschikt over een stem die liefhebbers van vrouwelijke singer-songwriters makkelijk zal weten te veroveren. Het is een stem die warmte en helderheid koppelt aan expressie en emotie, waardoor de songs van The Weather Station niet alleen makkelijk vermaken en betoveren, maar ook intrigeren en ontroeren. Een groot goed in dit genre.
De wieg van Tamara Lindeman stond in Canada, maar Loyalty werd opgenomen in Parijs, waarbij Tamara Lindeman zich liet bijstaan door drie subtiel spelende muzikanten. Loyalty staat vol met ingetogen popliedjes met vooral invloeden uit de folk. Het zijn folksongs die nooit voor de makkelijkste weg kiezen, maar desondanks is Loyalty een plaat waarbij het heerlijk wegdromen is.
Loyalty doet me meer dan eens denken aan de vroege platen van Joni Mitchell, maar in zowel in muzikaal als vocaal opzicht is de muziek van The Weather Station net wat lichter verteerbaar. Het knappe aan Loyalty vind ik de intimiteit van de plaat. Tamara Lindeman maakt ingetogen en soms fluisterzachte muziek die mij direct wist te betoveren en te raken.
Het is muziek waarin The Weather Station meer dan eens citeert uit de archieven van de Britse en Amerikaanse folk uit de jaren 60, maar Loyalty geeft ook een geheel eigen draai aan de invloeden uit het verleden, net zoals de Britse singer-songwriter Kathryn Williams dat al jaren zo fraai doet. Net als de folkies uit het verleden vertelt Tamara Lindeman indringende verhalen die bijna dwingen tot luisteren, maar vergeleken met de folkies van weleer kiest The Weather Station voor een veelzijdigere en inventievere instrumentatie.
Het is een instrumentatie die de songs van The Weather Station iets bijzonders en urgents geeft en eenmaal gevangen door de vaak wonderschone instrumentatie, maakt Tamara Lindeman het steeds weer op imponerende wijze af met haar prachtige en opvallend intieme vocalen.
Direct bij eerste beluistering was ik overtuigd van de kwaliteiten van The Weather Station, maar Loyalty heeft sindsdien nog een indrukwekkend groeiproces doorgemaakt. Om het gerenommeerde PopMatters te citeren: “Loyalty is an exceptionally affecting masterpiece, at once timeless and very much of its time, highly personal in its specificity and universal in its emotional accessibility and resonance” Zo is het maar net. Wat een prachtige plaat. Erwin Zijleman
cd LP
Natalie Prass, Jessica Pratt en Kovacs hebben inmiddels in brede kring bejubelde platen uitgebracht, terwijl Joan Shelley en Joana Serrat mij persoonlijk zeer wisten te raken met hele mooie platen.
Liz Cooper en The Weather Station stonden nog even op de wachtlijst, al was ik een paar maanden geleden al diep onder de indruk van de EP What Am I Going To Do With Everything I Know van The Weather Station.
Die EP heeft inmiddels een vervolg kregen in de vorm van Loyalty. Ik ging er van uit dat Loyalty het volwaardige debuut van The Weather Station was, maar het blijkt al de derde plaat van de band rond frontvrouw Tamara Lindeman. De plaat is in Engeland en de Verenigde Staten inmiddels zeer positief ontvangen en terecht, want wat is Loyalty een mooie en bijzondere plaat.
Tamara Lindeman beschikt over een stem die liefhebbers van vrouwelijke singer-songwriters makkelijk zal weten te veroveren. Het is een stem die warmte en helderheid koppelt aan expressie en emotie, waardoor de songs van The Weather Station niet alleen makkelijk vermaken en betoveren, maar ook intrigeren en ontroeren. Een groot goed in dit genre.
De wieg van Tamara Lindeman stond in Canada, maar Loyalty werd opgenomen in Parijs, waarbij Tamara Lindeman zich liet bijstaan door drie subtiel spelende muzikanten. Loyalty staat vol met ingetogen popliedjes met vooral invloeden uit de folk. Het zijn folksongs die nooit voor de makkelijkste weg kiezen, maar desondanks is Loyalty een plaat waarbij het heerlijk wegdromen is.
Loyalty doet me meer dan eens denken aan de vroege platen van Joni Mitchell, maar in zowel in muzikaal als vocaal opzicht is de muziek van The Weather Station net wat lichter verteerbaar. Het knappe aan Loyalty vind ik de intimiteit van de plaat. Tamara Lindeman maakt ingetogen en soms fluisterzachte muziek die mij direct wist te betoveren en te raken.
Het is muziek waarin The Weather Station meer dan eens citeert uit de archieven van de Britse en Amerikaanse folk uit de jaren 60, maar Loyalty geeft ook een geheel eigen draai aan de invloeden uit het verleden, net zoals de Britse singer-songwriter Kathryn Williams dat al jaren zo fraai doet. Net als de folkies uit het verleden vertelt Tamara Lindeman indringende verhalen die bijna dwingen tot luisteren, maar vergeleken met de folkies van weleer kiest The Weather Station voor een veelzijdigere en inventievere instrumentatie.
Het is een instrumentatie die de songs van The Weather Station iets bijzonders en urgents geeft en eenmaal gevangen door de vaak wonderschone instrumentatie, maakt Tamara Lindeman het steeds weer op imponerende wijze af met haar prachtige en opvallend intieme vocalen.
Direct bij eerste beluistering was ik overtuigd van de kwaliteiten van The Weather Station, maar Loyalty heeft sindsdien nog een indrukwekkend groeiproces doorgemaakt. Om het gerenommeerde PopMatters te citeren: “Loyalty is an exceptionally affecting masterpiece, at once timeless and very much of its time, highly personal in its specificity and universal in its emotional accessibility and resonance” Zo is het maar net. Wat een prachtige plaat. Erwin Zijleman
cd LP
20 mei 2015
Joanna Gruesome - Peanut Butter
Ik gruwel van pindakaas, maar wat hou ik van de muziek van Joanna Gruesome. De band uit Cardiff, Wales debuteerde anderhalf jaar geleden met het voor mij volstrekt onweerstaanbare Weird Sister. Het is een plaat die ik compleet grijs heb gedraaid en iedere keer als ik de plaat hoorde werd ik er nog weer wat gelukkiger van.
Weird Sister propte tien songs in 28 minuten en stopte deze songs vol met heerlijke noisy gitaarriffs en punky vrouwenvocalen, maar vergat ook de honingzoete onderlaag niet en stopte deze weer vol met gitaarloopjes die zo leken weggelopen uit de dreampop. ‘A hint of Lush and a ton of rush’ werd het op het Internet genoemd en dat was een omschrijving die ik niet kon overtreffen.
Na Weird Sister is er nu dan Peanut Butter en ik had eigenlijk verwacht dat Joanna Gruesome dit keer zou kiezen voor een net wat mildere variant van de muziek op Weird Sister. Joanna Gruesome heeft dat niet gedaan en dat verdient respect.
Het levert ook nog eens een fantastische plaat op, want Peanut Butter is eigenlijk op alle fronten beter dan het al zo goede Weird Sister. Joanna Gruesome heef dit keer maar 21 minuten nodig voor 10 songs en heeft er voor gekozen om er over de hele linie een schepje bovenop te doen.
Peanut Butter klinkt hierdoor alleen maar rauwer en noisier dan zijn voorganger, zonder dat dit ten koste is gegaan van de aanstekelijkheid van de muziek van de band uit Wales. Dat schepje er bovenop is niet vergeten voor de wat zoetere onderlaag van de muziek van Joanna Gruesome. De aan de dreampop ontleende gitaarloopjes zijn nog wat hemelser dan op het debuut en ook de engelachtige vrouwenvocalen zorgen voor nog net wat meer betovering dan op het debuut.
Joanna Gruesome klinkt nog altijd als de perfecte mix van Lush, Sleater Kinney, The Dum Dum Girls, The Ramones, Slumber Party en noem ze maar op. De ingrediënten van de Peanut Butter die Joanna Gruesome op haar tweede plaat bereidt zijn zeker niet nieuw, maar de mix van ingrediënten begeeft zich toch nadrukkelijk buiten de gebaande paden, waardoor Joanna Gruesome zich met speels gemak onderscheid van de inmiddels moordende concurrentie.
Er zijn zat bands die grossieren in gitaarlijnen die kunnen wedijveren met het mooiste dat er in de dreampop gemaakt is en er zijn zat bands die meester zijn in het maken van gruizige popliedjes van maar net twee minuten. Er zijn echter niet veel bands die al dit moois op compromisloze wijze aan elkaar smeden en meerdere uitersten verenigen in muziek die onmiddellijk goed is voor een brede glimlach.
Joanna Gruesome doet het en slaagt er hiernaast ook nog eens in om met tien popliedjes op de proppen te komen die volstrekt onweerstaanbaar zijn. Van Weird Sister word ik nog steeds heel gelukkig, maar ik weet nu al dat Peanut Butter dit geluk gaat overtreffen. De tweede van Joanna Gruesome is immers nog aanstekelijker, nog compromislozer, nog inventiever en nog onweerstaanbaarder.
Ik gruwel nog steeds van pindakaas, maar de Peanut Butter van Joanna Gruesome is voorlopig mijn favoriete kostje, net zoals de Weird Sister van de band dit anderhalf jaar geleden zo lang was. Heerlijke band, heerlijke plaat. Ik zet hem maar weer eens op en verdomd, ik word er weer wat gelukkiger van. Erwin Zijleman
cd LP
Weird Sister propte tien songs in 28 minuten en stopte deze songs vol met heerlijke noisy gitaarriffs en punky vrouwenvocalen, maar vergat ook de honingzoete onderlaag niet en stopte deze weer vol met gitaarloopjes die zo leken weggelopen uit de dreampop. ‘A hint of Lush and a ton of rush’ werd het op het Internet genoemd en dat was een omschrijving die ik niet kon overtreffen.
Na Weird Sister is er nu dan Peanut Butter en ik had eigenlijk verwacht dat Joanna Gruesome dit keer zou kiezen voor een net wat mildere variant van de muziek op Weird Sister. Joanna Gruesome heeft dat niet gedaan en dat verdient respect.
Het levert ook nog eens een fantastische plaat op, want Peanut Butter is eigenlijk op alle fronten beter dan het al zo goede Weird Sister. Joanna Gruesome heef dit keer maar 21 minuten nodig voor 10 songs en heeft er voor gekozen om er over de hele linie een schepje bovenop te doen.
Peanut Butter klinkt hierdoor alleen maar rauwer en noisier dan zijn voorganger, zonder dat dit ten koste is gegaan van de aanstekelijkheid van de muziek van de band uit Wales. Dat schepje er bovenop is niet vergeten voor de wat zoetere onderlaag van de muziek van Joanna Gruesome. De aan de dreampop ontleende gitaarloopjes zijn nog wat hemelser dan op het debuut en ook de engelachtige vrouwenvocalen zorgen voor nog net wat meer betovering dan op het debuut.
Joanna Gruesome klinkt nog altijd als de perfecte mix van Lush, Sleater Kinney, The Dum Dum Girls, The Ramones, Slumber Party en noem ze maar op. De ingrediënten van de Peanut Butter die Joanna Gruesome op haar tweede plaat bereidt zijn zeker niet nieuw, maar de mix van ingrediënten begeeft zich toch nadrukkelijk buiten de gebaande paden, waardoor Joanna Gruesome zich met speels gemak onderscheid van de inmiddels moordende concurrentie.
Er zijn zat bands die grossieren in gitaarlijnen die kunnen wedijveren met het mooiste dat er in de dreampop gemaakt is en er zijn zat bands die meester zijn in het maken van gruizige popliedjes van maar net twee minuten. Er zijn echter niet veel bands die al dit moois op compromisloze wijze aan elkaar smeden en meerdere uitersten verenigen in muziek die onmiddellijk goed is voor een brede glimlach.
Joanna Gruesome doet het en slaagt er hiernaast ook nog eens in om met tien popliedjes op de proppen te komen die volstrekt onweerstaanbaar zijn. Van Weird Sister word ik nog steeds heel gelukkig, maar ik weet nu al dat Peanut Butter dit geluk gaat overtreffen. De tweede van Joanna Gruesome is immers nog aanstekelijker, nog compromislozer, nog inventiever en nog onweerstaanbaarder.
Ik gruwel nog steeds van pindakaas, maar de Peanut Butter van Joanna Gruesome is voorlopig mijn favoriete kostje, net zoals de Weird Sister van de band dit anderhalf jaar geleden zo lang was. Heerlijke band, heerlijke plaat. Ik zet hem maar weer eens op en verdomd, ik word er weer wat gelukkiger van. Erwin Zijleman
cd LP
19 mei 2015
Django Django - Born Under Saturn
Het uit Londen afkomstige Django Django debuteerde ruim drie jaar geleden met een plaat die de boeken in is gegaan als een van de memorabele debuten van 2012.
De Britse band kreeg dit voor elkaar met een plaat die de zon liet schijnen met een bijzondere mix van invloeden en een flinke dosis avontuur.
Het debuut van Django Django was een plaat die uitnodigde tot het noemen van namen. Talking Heads, Devo, The Beta Band, Hot Chip en The Beach Boys waren waarschijnlijk de meest genoemde namen, maar ze vertelden uiteindelijk maar een deel van het verhaal.
Het knappe van het debuut van Django Django was dat de band vrijwel eindeloos durfde te experimenteren, maar op hetzelfde moment nooit het perfecte popliedje uit het oog verloor. Het debuut van de Londenaren stond daarom vol met perfecte popliedjes, maar het waren wel perfecte popliedjes die de fantasie eindeloos bleven prikkelen.
Na een aantal tussendoortjes is Django Django eindelijk terug met een nieuwe plaat. Born Under Saturn gaat voor een groot deel verder waar het debuut van de band ruim drie jaar geleden ophield, maar toch is de tweede plaat van de Britse band niet meer van hetzelfde.
Bij beluistering van Born Under Saturn vallen een aantal dingen op. Allereerst heeft Django Django de muziek uit de jaren 60 nog wat steviger omarmd, waarbij invloeden van de Beach Boys nog altijd domineren. Deze invloeden worden nog altijd gecombineerd met invloeden uit de New Yorkse new wave uit de late jaren 70 (Talking Heads, Devo), wat nog altijd een bijzondere en buitengewoon aantrekkelijke combinatie blijkt.
Invloeden uit de elektronica hebben vergeleken met het debuut een stapje terug gedaan, maar ze zijn zeker niet verdwenen, waardoor Django Django haar zo bijzondere eigen geluid heeft behouden.
Born Under Saturn is objectief beschouwd net wat minder experimenteel dan zijn voorganger, maar alledaags is de muziek van Django Django nog altijd niet. Ook Born Under Saturn klinkt fris en avontuurlijk en zet je meerdere keren op het verkeerde been.
Wat ook is gebleven is het zonnige karakter van de muziek van Django Django. Laat de tweede plaat van de Britten uit de speakers komen en de zon begint te schijnen. De zon schijnt door de net wat toegankelijkere klanken misschien nog wel wat feller dan op het debuut, maar laat je niet verblinden door de zon. Born Under Saturn heeft immers veel meer te bieden en is niet alleen een plaat om bij te dagdromen, maar ook een plaat waarvan je alle details en mysteries wilt ontrafelen.
Zeker wanneer de elektronica opduikt in de muziek van Django Django zit je op het puntje van je stoel en blijf je je verbazen over de bijna natuurlijke wijze waarop deze elektronica samen gaat met klanken die zo lijken weggelopen uit de jaren 60. Waar bij het gebruik van de elektronica op de vorige plaat nog nadrukkelijk in de richting van The Beta Band en Hot Chip werd gewezen, graaft Django Django dit keer dieper in de archieven van de elektronische muziek en is af en toe ook een flinke dosis Kraftwerk hoorbaar, wat de magie alleen maar versterkt.
Het levert een mix van stijlen op die op papier waarschijnlijk overdadig lijkt, maar in de praktijk volstrekt onweerstaanbare popmuziek oplevert. Prachtplaat. Erwin Zijleman
cd 2 LP's + cd
De Britse band kreeg dit voor elkaar met een plaat die de zon liet schijnen met een bijzondere mix van invloeden en een flinke dosis avontuur.
Het debuut van Django Django was een plaat die uitnodigde tot het noemen van namen. Talking Heads, Devo, The Beta Band, Hot Chip en The Beach Boys waren waarschijnlijk de meest genoemde namen, maar ze vertelden uiteindelijk maar een deel van het verhaal.
Het knappe van het debuut van Django Django was dat de band vrijwel eindeloos durfde te experimenteren, maar op hetzelfde moment nooit het perfecte popliedje uit het oog verloor. Het debuut van de Londenaren stond daarom vol met perfecte popliedjes, maar het waren wel perfecte popliedjes die de fantasie eindeloos bleven prikkelen.
Na een aantal tussendoortjes is Django Django eindelijk terug met een nieuwe plaat. Born Under Saturn gaat voor een groot deel verder waar het debuut van de band ruim drie jaar geleden ophield, maar toch is de tweede plaat van de Britse band niet meer van hetzelfde.
Bij beluistering van Born Under Saturn vallen een aantal dingen op. Allereerst heeft Django Django de muziek uit de jaren 60 nog wat steviger omarmd, waarbij invloeden van de Beach Boys nog altijd domineren. Deze invloeden worden nog altijd gecombineerd met invloeden uit de New Yorkse new wave uit de late jaren 70 (Talking Heads, Devo), wat nog altijd een bijzondere en buitengewoon aantrekkelijke combinatie blijkt.
Invloeden uit de elektronica hebben vergeleken met het debuut een stapje terug gedaan, maar ze zijn zeker niet verdwenen, waardoor Django Django haar zo bijzondere eigen geluid heeft behouden.
Born Under Saturn is objectief beschouwd net wat minder experimenteel dan zijn voorganger, maar alledaags is de muziek van Django Django nog altijd niet. Ook Born Under Saturn klinkt fris en avontuurlijk en zet je meerdere keren op het verkeerde been.
Wat ook is gebleven is het zonnige karakter van de muziek van Django Django. Laat de tweede plaat van de Britten uit de speakers komen en de zon begint te schijnen. De zon schijnt door de net wat toegankelijkere klanken misschien nog wel wat feller dan op het debuut, maar laat je niet verblinden door de zon. Born Under Saturn heeft immers veel meer te bieden en is niet alleen een plaat om bij te dagdromen, maar ook een plaat waarvan je alle details en mysteries wilt ontrafelen.
Zeker wanneer de elektronica opduikt in de muziek van Django Django zit je op het puntje van je stoel en blijf je je verbazen over de bijna natuurlijke wijze waarop deze elektronica samen gaat met klanken die zo lijken weggelopen uit de jaren 60. Waar bij het gebruik van de elektronica op de vorige plaat nog nadrukkelijk in de richting van The Beta Band en Hot Chip werd gewezen, graaft Django Django dit keer dieper in de archieven van de elektronische muziek en is af en toe ook een flinke dosis Kraftwerk hoorbaar, wat de magie alleen maar versterkt.
Het levert een mix van stijlen op die op papier waarschijnlijk overdadig lijkt, maar in de praktijk volstrekt onweerstaanbare popmuziek oplevert. Prachtplaat. Erwin Zijleman
cd 2 LP's + cd
Abonneren op:
Posts (Atom)