Lana Del Rey maakte al een aantal prima albums, maar Norman Fucking Rockwell! is wat mij betreft nog een paar klassen beter
Lana Del Rey betoverde acht jaar geleden met Video Games en sindsdien heb ik een zwak voor met name haar zwoele, nostalgische en melancholische songs. De Amerikaanse singer-songwriter maakte een aantal prima albums, maar deze albums moeten het stuk voor stuk afleggen tegen het geweldige Norman Fucking Rockwell!. Lana Del Rey wentelde zich tot dusver in de hitgevoelige pop, maar heeft met NFR! een tijdloos singer-songwriter album gemaakt. Samen met producer Jack Antonoff bezweert, betovert en hypnotiseert Lana Del Rey ruim een uur lang met ingetogen songs, maar ook met songs die durven te experimenteren. NFR! is door de uit duizenden herkenbare vocalen onmiskenbaar een Lana Del Rey album, maar het is ook een album dat flink anders klinkt dan zijn voorgangers.
Toen Lana Del Rey in 2011 op YouTube opdook met de fraaie video bij haar eerste single Video Games, had ze er al een aantal jaren in de popmuziek op zitten. Wat onder haar eigen naam Lizzy Grant maar niet wilde lukken, lukte als Lana Del Rey vrijwel onmiddellijk. De nostalgische klanken van Video Games werden wereldwijd bejubeld en Lana Del Rey werd onthaald als nieuwe popprinses.
Ik heb Lana Del Rey zelf altijd veel meer gevonden dan de zoveelste popprinses. De vijf albums die tot dusver verschenen hadden allemaal hun zwakkere momenten, maar bevatten ook allemaal een aantal songs die je direct wilt koesteren.
Zeker wanneer Lana Del Rey voortborduurt op het zwoele en nostalgische geluid van Video Games, heeft ze een duidelijk eigen geluid en het is een geluid waarvoor ik iedere keer weer val. Ook als Lana Del Rey kiest voor pure pop conformeert ze zich echter niet zomaar aan de conventies van het genre en dat siert de singer-songwriter uit Los Angeles.
Ik was daarom heel nieuwsgierig naar het nieuwe album van Lana Del Rey en had hoge verwachtingen, maar de enorme stap die Lana Del Rey op Norman Fucking Rockwell! heeft gezet had ik niet zien aankomen. Norman Fucking Rockwell! (op de hoes van het album afgekort tot NFR!) is met afstand het beste album van Lana Del Rey tot dusver en het is een album waarmee de Amerikaanse singer-songwriter zich ontworstelt aan het predicaat popprinses.
Op Norman Fucking Rockwell! werkt Lana Del Rey intensief samen met producer Jack Antonoff, die we kennen van zijn band Bleachers, maar vooral van de albums die hij de afgelopen jaren produceerde voor St. Vincent, Taylor Swift en Lorde. Jack Antonoff produceerde niet alleen het album, maar schreef ook mee aan alle songs en is bovendien verantwoordelijk voor een groot deel van het instrumentarium.
Aan de hand van Jack Antonoff neemt Lana Del Rey op Norman Fucking Rockwell! afstand van de pure pop en manifesteert ze zich nadrukkelijk als singer-songwriter. Uptempo songs en beats schitteren op NFR! door afwezigheid (op het albums zijn sowieso nauwelijks drums te horen) en hebben plaatsgemaakt voor ingetogen songs, die meer dan eens herinneren aan de singer-songwriter muziek uit de jaren 70.
Het levert een tijdloos album op, maar het is ook een typisch Lana Del Rey album. In veel songs op het album hoor je het zwoele jaren 50 geluid van Video Games terug, maar NFR! Durft ook te experimenteren en schuwt de expliciete teksten niet. Het resulteert in een aantal songs in psychedelisch aandoende klanken die verassend lang mogen aanhouden, maar Lana Del Rey betovert op haar nieuwe album ook met een aantal ingetogen songs zonder enige opsmuk, maar boordevol melancholie. Met name in deze songs hoor je dat ze veel beter is gaan zingen, al moet je nog steeds houden van haar bijzondere stemgebruik.
Norman Fucking Rockwell! bevat ruim een uur muziek. Dat vind ik in de meeste gevallen te veel van het goede, maar het nieuwe album van Lana Del Rey blijkt een bezwerende luistertrip die je ruim een uur vasthoudt in het bijzondere muzikale universum van de Amerikaanse singer-songwriter.
Waar op de vorige albums van Lana Del Rey altijd wel een aantal zwakkere songs waren te vinden, zijn deze op NFR! nauwelijks te vinden. Cover Doin’ Time, met een quote uit klassieker Summertime, is voor mij de enige zwakke broeder op een album dat me bij iedere beluistering weer wat dierbaarder wordt. Lana Del Rey heeft met Norman Fucking Rockwell! haar beste album tot dusver afgeleverd en zet wat mij betreft een reuzenstap. Voor mij een van de beste albums van 2019 tot dusver. Erwin Zijleman
31 augustus 2019
30 augustus 2019
Edwyn Collins - Badbea
Van de stapel .....
Iedere week verschijnen stapels nieuwe albums. Ook na een strenge selectie is het veel meer dan ik kan plaatsen op deze BLOG, waardoor iedere week albums op de stapel terecht komen. Helaas komen deze albums hier over het algemeen niet meer af. Om de echte parels een tweede kans te geven, besteed ik vanaf nu op iedere vrijdag aandacht aan een album van de stapel dat echt veel te mooi is om te laten liggen.Deze week.... Edwyn Collins - Badbea
Edwyn Collins is al heel wat jaren een cultheld, maar leverde eerder dit jaar een prachtalbum af dat in brede kring erkenning verdient
Met zijn band Orange Juice maakte Edwyn Collins een drietal albums die behoren tot de vergeten klassiekers van de jaren 80 en ook zijn soloalbums kregen niet allemaal de waardering die ze verdienen. De single A Girl Like You leek alles te veranderen, maar een zware hersenbloeding wierp de Schotse muzikant ver terug. Eerder dit jaar verscheen Badbea en wat is het een sterk album. Edwyn Collins stapt op zijn nieuwe album met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van de popmuziek en door genres, maar alles wat hij op Badbea aanraakt verandert in goud. Prachtalbum van deze Schotse cultheld.
Edwyn Collins stond in de tweede helft van de jaren 70 aan de basis van de Schotse band Orange Juice. De band uit Glasgow dook op in de gloriejaren van de punk, maar moest zelf niet zo veel hebben van het genre, waardoor direct succes uitbleef.
Toen de band in 1982 dan eindelijk haar debuut uitbracht sloot de muziek van Orange Juice wel aan bij die van de op dat moment grote bands. Luister naar You Can't Hide Your Love Forever (1982), Rip It Up (1982) en The Orange Juice (1984) en je hoort de romantische en dansbare new-wave die de jaren 80 kleur gaf.
Orange Juice bleef ondanks haar drie geweldige albums helaas altijd een cultband, waardoor het doek voor de band viel voordat we aan de tweede helft van de jaren 80 begonnen. Edwyn Collins keerde pas aan het eind van de jaren 80 terug met het uitstekende soloalbum Hope And Despair, maar wist zich nog steeds niet te ontworstelen aan de culstatus. Dat lukte uiteindelijk in 1994 met het album Gorgeous George en vooral met de single A Girl Like You, die de Schotse muzikant eindelijk de erkenning opleverde die hij al zo lang verdiende.
In 2005 werd Edwyn Collins getroffen door een ernstige hersenbloeding en lange tijd was het de vraag of de Schotse muzikant voldoende zou herstellen om ooit weer muziek te maken. Twee jaar later keerde hij gelukkig terug en sindsdien levert de muzikant uit Glasgow met enige regelmaat nieuwe albums af. Het zijn albums die ik lang niet allemaal in de kast heb staan, maar het in 2010 verschenen Losing Sleep is een prachtalbum.
Ook het dit voorjaar verschenen Badbea versdween om onduidelijke redenen weer op de stapel, maar toen ik het album vorige week eindelijk eens goed beluisterde was ik direct verkocht. Badbea is een typisch Edwyn Collins album en het is een album vol geweldige songs.
De Schotse muzikant maakt muziek die zich laat inspireren door een aantal decennia popmuziek en beperkt zich zeker niet tot één genre. Het levert een rijk en gevarieerd album op dat steeds weer opvalt door een zeer smaakvolle instrumentatie, door songs die onmiddellijk een onuitwisbare indruk maken en door de bijzondere stem van Edwyn Collins, die zich heeft ontwikkeld tot een crooner met een geheel eigen geluid.
Badbea is het soort album waar Morrissey momenteel een moord voor zou doen en ook muzikanten als Nick Lowe, Jarvis Cocker, Peter Perrett, Lloyd Cole, Richard Hawley en Robert Forster zich niet zouden schamen voor een album van dit niveau, integendeel.
Het is knap hoe Edwyn Collins op Badbea schakelt tussen genres. Het ene moment citeert hij uit de catalogus van de grote crooners van de jaren 60 of uit het oeuvre van zijn eigen Orange Juice, maar het volgende moment verrast hij net zo makkelijk met de meest punky song die hij ooit heeft gemaakt, met soulvolle klanken, dansbare elektronische muziek of met alt-country uit de woestijn van Arizona.
Je moet van goeden huize komen op met een mengelmoes als op Badbea weg te komen, maar Edwyn Collins doet het en hij doet het op zeer overtuigende wijze. Badbea is twaalf songs lang een feest van herkenning, maar tegelijkertijd klinkt de muziek van de Schotse muzikant fris en avontuurlijk.
Edwyn Collins verruilde het mondaine Glasgow een paar jaar geleden voor het oude huis van zijn opa in de Schotse Hooglanden en in de daar gebouwde studio was er geen gebrek aan inspiratie. Badbea behoort tot het allerbeste dat Edwyn Collins tot dusver heeft gemaakt en verdient veel meer aandacht dan het album tot dusver heeft gekregen. Ik ga zelf diep door het stof voor het laten liggen van dit prachtalbum, maar wat levert het momenteel veel luisterplezier op. Badbea van Edwyn Collins is het eerste album in de categorie “van de stapel” en legt de lat meteen angstvallig hoog. Erwin Zijleman
De muziek van Edwyn Collins is ook verkrijgbaar via zijn bandcamp pagina: https://edwyncollins.bandcamp.com/releases.
29 augustus 2019
The Night Cafe - 0151
The Night Cafe heeft een debuut afgeleverd dat op het eerste gehoor aangenaam maar niet heel opzienbarend klinkt, maar vervolgens begint aan een indrukwekkende groeispurt
Een maand of twee geleden was het heel warm in Nederland en ontdekte ik het debuut van Swimming Tapes. Een heerlijk gitaaralbum zonder scherpe kantjes, maar dat is op zijn tijd wel zo lekker. De afgelopen week was het weer heel warm in Nederland en raakte ik verknocht aan het debuut van The Night Cafe. Het debuut van de band, 0151, is een album dat opvalt door prachtig ingekleurde en zeer melodieuze songs die op fraaie wijze citeren uit een aantal decennia Britse popmuziek. Het zijn songs die zich in eerste instantie niet heel erg opdringen, tot je door hebt dat de ene na de andere song van dit debuut zich voorgoed in het brein heeft genesteld en aangenaam kietelt.
Je hebt jonge gitaarbands die wild tegen de haren instrijken en je hebt jonge gitaarbands die de ruimte vullen met zonnige gitaarloopjes en verzorgde of zelfs bijna lieflijke klanken. De eerste groep gitaarbands kan over het algemeen rekenen op meer sympathie van de critici en ook ik hoor meestal liever jonge honden die tegen de stroom inroeien en zich afzetten tegen de gevestigde orde dan nieuwe bandjes die zich conformeren aan alles dat er al is.
Zo nu en dan is het echter best lekker om ook eens een gitaarplaat te horen die netjes binnen de lijnen kleurt, maar toch vermaakt. Het uit Londen afkomstige Swimming Tapes maakte een maand of twee geleden zo’n plaat (Morningside) en het is een plaat die ik omarmde toen hij op een dag waarop de thermometer de 30 graden aantikte uit de speakers kwam. Het debuut van Swimming Tapes heeft vervolgens nog meer zomerdagen ingekleurd en krijgt nu concurrentie van 0151 van The Night Cafe, overigens ook een album dat mij wist te overtuigen op een dag die in de boeken is gekomen als zeer zomers.
The Night Cafe is een band uit Liverpool die inmiddels aardig wat aandacht trekt in Engeland en al een tijdje in de gaten wordt gehouden door een deel van de Britse muziekpers. Dat is niet zo gek, want de Britse band grossiert op haar debuut in buitengewoon aangename gitaarsongs.
Het zijn gitaarsongs die opvallen door geweldige melodieën, pakkende refreinen, verslavende gitaarloopjes en lome en zonnige klanken. Het zijn ook gitaarsongs met flink wat echo’s uit de geschiedenis van de Britse popmuziek, waarbij The Night Cafe zich geen beperkingen heeft opgelegd. 0151 doet vaak denken aan popmuziek uit de jaren 80, maar flirt ook hier en daar met postpunk van een paar jaar eerder of met de mooi verzorgde gitaarmuziek zoals die vanaf de jaren 90 is gemaakt. Het doet in een aantal songs wel wat denken aan het (nog wel) interessante debuut van Coldplay, maar ik hoor ook flarden van bands als Aztec Camera, Travis en zo kan ik nog wel even door gaan, zo lang dat het nauwelijks zinvol is.
The Night Cafe maakt muziek die te snel als braaf zal worden bestempeld, maar ondertussen klinkt het allemaal bijzonder aangenaam en is iedere song op het album raak. Hier en daar klinkt het net wat steviger, maar over het algemeen is de muziek van The Night Cafe vooral te omschrijven als loom. Het is lome muziek waarin niets heel erg opvalt, al is het gitaarwerk hier en daar van een bijzondere schoonheid, maar ondertussen klopt alles in de songs van de band uit Liverpool en is het geluid van de band prachtig in balans.
In eerste instantie leek het me vooral een aardig tussendoortje voor warme dagen, maar inmiddels is 0151 van The Night Cafe toch flink doorgegroeid en begrijp ik de superlatieven die een deel van de Britse pers over heeft voor de band. Zo geliefd als Fontaine D.C. zal The Night Cafe waarschijnlijk niet worden, zeker niet bij de alternatievere muziekpers, maar het debuut van de band uit Liverpool mag er zeker zijn en groeit voorlopig nog wel even door. Erwin Zijleman
28 augustus 2019
Shannon Lay - August
Shannon Lay overtuigt met een tijdloos en introspectief folk album met hier en daar bijzondere accenten en steeds een gevoel van urgentie
Shannon Lay maakte al soloalbums en speelde in een rockband toen ze besloot om haar baan op te zeggen en vol te kiezen voor de muziek. Het leverde twee jaar geleden het fraaie Living Water op en dat album wordt nu overtroffen door het nog net wat betere August. Het samen met Ty Segall geproduceerde August valt hier en daar op door fraaie accenten van orgel, viool en saxofoon, maar over het algemeen moeten we het toch doen met de akoestische gitaar van Shannon Lay en met haar fluisterzachte stem. August herinnert aan de platen van de alternatieve folkies uit de jaren 60 en 70, maar gedateerd klinkt het geen moment. Een fraai rustpunt binnen het snelgroeiende aanbod van het moment.
Shannon Lay viel me bijna twee jaar geleden voor het eerst op. Haar derde album, Living Water, bleek een heel bijzonder en aardedonker folk album, dat zowel kon worden vergeleken met de albums van eigenzinnige folkies uit de jaren 60 als met de hippe soortgenoten van deze tijd.
Op het deze week verschenen August heeft de singer-songwriter uit Los Angeles haar geluid nog wat verder vervolmaakt. August, niet alleen vernoemd naar de maand van de release, maar ook naar de maand in 2017 waarin Shannon Lay besloot om fulltime muzikant te worden, ligt in het verlengde van het vorige album van de Amerikaanse singer-songwriter, maar is wat minder beklemmend en in muzikaal en vocaal opzicht net wat interessanter.
De songs op August werden geschreven tijdens de tour die volgde op Living Water en vervolgens in korte tijd opgenomen in de thuisstudio van Ty Segall, die ook tekende voor de co-productie van het album. Van dat laatste moet je je niet al te veel voorstellen, want in de meeste songs op August horen we alleen de stem van Shannon Lay en haar akoestische gitaar.
De Californische singer-songwriter maakt nog altijd muziek die herinnert aan illustere voorgangers als Karen Dalton, Linda Perhacs en Judee Sill, om er eens drie te noemen, maar ook de interessantere folkies van dit moment zijn niet ver weg, terwijl ook flarden van Joni Mitchell en Nick Drake doorklinken op het album. De songs van Shannon Lay zijn uiterst sober en doen soms wat pastoraal aan. Het akoestische gitaarspel op August is ingetogen maar trefzeker en hetzelfde geldt voor de vaak fluisterzachte vocalen van Shannon Lay.
Net als op haar debuut is de muziek van Shannon Lay op August slechts spaarzaam versiert met hier en daar wat strijkers, drums, gitaar of een saxofoon, terwijl Tye Segall een keer uitpakt met zijn orgel. Het zijn de uitbundige momenten op een album dat toch vooral introvert en introspectief is.
De fraaie accenten in de instrumentatie voorzien het album van de gewenste variatie en dynamiek, al is Shannon Lay een singer-songwriter van het soort dat met minimale middelen een maximaal effect weet te sorteren.
Shannon Lay houdt je op August net iets meer dan een half uur op het puntje van de stoel. Dat is voor een album aan de korte kant, maar voor het soort muziek dat Shannon Lay maakt is het wat mij betreft genoeg. Het is bovendien een half uur muziek van een grote schoonheid en een bijzondere intimiteit. Shannon Lay laat zich in haar teksten beïnvloeden door haar favoriete schrijvers en dichters, maar ook persoonlijke verhalen hebben een plek gevonden in haar teksten.
Er zijn in dit genre het afgelopen jaar al heel veel albums verschenen, maar August van Shannon Lay is een album dat er voor mij net wat uitspringt. Nu maar hopen dat liefhebbers van dit soort folk het album er uit pikken, want Sub Pop is geen label met een folk traditie en Shannon Lay ziet er niet uit als een folkie. Het verandert uiteraard niets aan de schoonheid van dit album. Erwin Zijleman
De muziek van Shannon Lay is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://shannonlay.bandcamp.com/album/august.
Shannon Lay maakte al soloalbums en speelde in een rockband toen ze besloot om haar baan op te zeggen en vol te kiezen voor de muziek. Het leverde twee jaar geleden het fraaie Living Water op en dat album wordt nu overtroffen door het nog net wat betere August. Het samen met Ty Segall geproduceerde August valt hier en daar op door fraaie accenten van orgel, viool en saxofoon, maar over het algemeen moeten we het toch doen met de akoestische gitaar van Shannon Lay en met haar fluisterzachte stem. August herinnert aan de platen van de alternatieve folkies uit de jaren 60 en 70, maar gedateerd klinkt het geen moment. Een fraai rustpunt binnen het snelgroeiende aanbod van het moment.
Shannon Lay viel me bijna twee jaar geleden voor het eerst op. Haar derde album, Living Water, bleek een heel bijzonder en aardedonker folk album, dat zowel kon worden vergeleken met de albums van eigenzinnige folkies uit de jaren 60 als met de hippe soortgenoten van deze tijd.
Op het deze week verschenen August heeft de singer-songwriter uit Los Angeles haar geluid nog wat verder vervolmaakt. August, niet alleen vernoemd naar de maand van de release, maar ook naar de maand in 2017 waarin Shannon Lay besloot om fulltime muzikant te worden, ligt in het verlengde van het vorige album van de Amerikaanse singer-songwriter, maar is wat minder beklemmend en in muzikaal en vocaal opzicht net wat interessanter.
De songs op August werden geschreven tijdens de tour die volgde op Living Water en vervolgens in korte tijd opgenomen in de thuisstudio van Ty Segall, die ook tekende voor de co-productie van het album. Van dat laatste moet je je niet al te veel voorstellen, want in de meeste songs op August horen we alleen de stem van Shannon Lay en haar akoestische gitaar.
De Californische singer-songwriter maakt nog altijd muziek die herinnert aan illustere voorgangers als Karen Dalton, Linda Perhacs en Judee Sill, om er eens drie te noemen, maar ook de interessantere folkies van dit moment zijn niet ver weg, terwijl ook flarden van Joni Mitchell en Nick Drake doorklinken op het album. De songs van Shannon Lay zijn uiterst sober en doen soms wat pastoraal aan. Het akoestische gitaarspel op August is ingetogen maar trefzeker en hetzelfde geldt voor de vaak fluisterzachte vocalen van Shannon Lay.
Net als op haar debuut is de muziek van Shannon Lay op August slechts spaarzaam versiert met hier en daar wat strijkers, drums, gitaar of een saxofoon, terwijl Tye Segall een keer uitpakt met zijn orgel. Het zijn de uitbundige momenten op een album dat toch vooral introvert en introspectief is.
De fraaie accenten in de instrumentatie voorzien het album van de gewenste variatie en dynamiek, al is Shannon Lay een singer-songwriter van het soort dat met minimale middelen een maximaal effect weet te sorteren.
Shannon Lay houdt je op August net iets meer dan een half uur op het puntje van de stoel. Dat is voor een album aan de korte kant, maar voor het soort muziek dat Shannon Lay maakt is het wat mij betreft genoeg. Het is bovendien een half uur muziek van een grote schoonheid en een bijzondere intimiteit. Shannon Lay laat zich in haar teksten beïnvloeden door haar favoriete schrijvers en dichters, maar ook persoonlijke verhalen hebben een plek gevonden in haar teksten.
Er zijn in dit genre het afgelopen jaar al heel veel albums verschenen, maar August van Shannon Lay is een album dat er voor mij net wat uitspringt. Nu maar hopen dat liefhebbers van dit soort folk het album er uit pikken, want Sub Pop is geen label met een folk traditie en Shannon Lay ziet er niet uit als een folkie. Het verandert uiteraard niets aan de schoonheid van dit album. Erwin Zijleman
De muziek van Shannon Lay is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://shannonlay.bandcamp.com/album/august.
27 augustus 2019
Neal Casal (1968-2019)
Een paar uur geleden doken de eerste geruchten op over het overlijden van Neal Casal. Toen Ryan Adams het bericht na een paar uur bevestigde wist je eigenlijk al dat het waar was, maar inmiddels is ook officieel bevestigd dat de Amerikaanse muzikant gisteren is overleden. Neal Casal werd maar 50 jaar oud. Pitchfork heeft inmiddels gemeld dat Casal zelf een eind aan zijn leven heeft gemaakt.
Neal Casal dook halverwege de jaren 90 op met zijn uitstekende solodebuut Fade Away Diamond Time, waarop de in New Jersey geboren muzikant geen geheim maakte van zijn grote liefde voor 70s countryrock. Ondanks de breed gedeelde liefde voor dit genre werd het debuut van Neil Casal en de albums die volgden niet heel breed opgepikt, maar in kleine kring werden zijn albums gekoesterd.
Na een aardig stapeltje in commercieel opzicht niet erg succesvolle maar in artistiek opzicht zeer interessante soloplaten koos Neal Casal voor een andere weg en ging hij ook aan het werk als gitarist in bands als Hazy Malaze, Hard Working Americans en The Chris Robinson Brotherhood, maar het bekendst werd hij als gitarist in de band van Ryan Adams, The Cardinals, waarin hij een prominente rol speelde.
Neal Casal was niet al te productief, maar heeft desondanks een aantal mooie albums achtergelaten. We hadden graag wat langer genoten van de man's muzikaliteit en geweldige gitaarspel. Erwin Zijleman
Noah Gundersen - Lover
Het is nog steeds wennen aan het nieuwe geluid van Noah Gundersen, maar de geweldige songs trekken je uiteindelijk toch over de streep
Noah Gundersen zei de Amerikaanse rootsmuziek vaarwel op het in 2017 verschenen White Noise en trekt deze lijn door op het nu verschenen Lover. Weinig herinnert nog aan de muzikant die een paar jaar geleden Ryan Adams naar de kroon stak. Op Lover domineert een groots aangezet en bij vlagen zelfs pompeus geluid waarin flink wat elektronica wordt ingezet. De songs, de teksten en de zang van de Amerikaanse muzikant blijven echter van hoog niveau. De nieuwe weg van Noah Gundersen zal niet iedereen kunnen waarderen, maar dwingt wel respect af, zeker wanneer de songs op dit prima album beginnen te groeien.
Noah Gundersen imponeerde in de lente van 2014 met het werkelijk prachtige Ledges. Het officiële debuut van De Amerikaan (die eerder al een aantal albums in eigen beheer uitbracht) was een album dat bij mij herinneringen opriep aan het inmiddels tot een klassieker uitgegroeide debuut van Ryan Adams, Heartbreaker.
Op Ledges maakte Noah Gundersen diepe indruk met ingetogen Americana, persoonlijke teksten, een flinke dosis melancholie en hier en daar een gospelinjectie. Ledges werd een jaar later overtroffen door het nog net wat betere Carry The Ghost, dat wederom herinnerde aan de betere platen van Ryan Adams en vergeleken met het debuut een wat veelzijdiger rootsgeluid liet horen.
Noah Gundersen leek zich met deze twee albums te scharen onder de smaakmakers binnen de Amerikaanse rootsmuziek, maar het liep anders. Op het in 2017 verschenen White Noise schitterden invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek door afwezigheid en kwam de Amerikaanse muzikant op de proppen met een wat pompeus aandoend rockgeluid. White Noise vond ik bij eerste beluisteringen echt helemaal niets, waardoor het album niet is te vinden op deze BLOG, maar ik ben het album maanden later wel meer gaan waarderen.
Deze week verscheen het nieuwe album van een voor de gelegenheid van een compleet ander uiterlijk voorziene Noah Gundersen, Lover. Ik had dit keer niet op een puur rootsalbum gerekend, wat de acceptatie van het nieuwe album van de singer-songwriter uit Seattle, Washington, een stuk makkelijker maakt.
Lover opent fraai met een nog behoorlijk rootsy klinkend eerbetoon aan acteur en komiek Robin Williams. Het is een openingstrack die naar veel meer smaakt, maar in de tweede track van het album duikt flink wat elektronica op en flirt Noah Gundersen met pop en zelfs met R&B.
Elektronica speelt in veel tracks op het album een belangrijke rol en het is elektronica die vrij stevig wordt aangezet, wat vaak een wat bombastisch geluid oplevert. Het is een geluid dat fraai wordt gecontrasteerd met meer organische klanken, maar van de ingetogen klanken die Noah Gundersen op zijn eerste albums produceerde is niets meer over.
Liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek kunnen daarom maar beter met een hele grote boog om dit album heen lopen, maar zelf heb ik wel wat met het nieuwe album van de Amerikaanse muzikant. Noah Gundersen heeft een aantal uitstekende en zeer persoonlijke songs geschreven en vertolkt deze met hart en ziel.
Ook in vocaal opzicht is Lover behoorlijk stevig aangezet, maar wat mij betreft blijft de zang vrijwel altijd aan de goede kant van de streep. Het past verder prima bij het volle geluid op het album, dat niet alleen opvalt door opvallend volle klanken, maar ook door bijzondere accenten. Bovendien weet Noah Gundersen op Lover te doseren. Tegenover de zwaar aangezette songs staan een aantal meer ingetogen ballads, waarin akoestische gitaar en piano slechts gezelschap krijgen van elektronische percussie. In deze meer ingetogen tracks hoor je dat Noah Gundersen een uitstekend zanger is en bovendien een zanger die kan tekenen voor uitstekende rootsalbums, maar wat mij betreft siert het de Amerikaan dat hij zijn eigen weg kiest.
Lover bevalt me een stuk beter dan zijn directe voorganger en het is bovendien een album dat nog lange tijd mooier wordt. Maak niet de fout om Lover te beoordelen als een rootsalbum, want dat is het niet. Lover is meer David Gray of Ben Howard dan Ryan Adams of Neil Youg. Beoordeel het album als een vol geproduceerd popalbum en Noah Gundersen scoort een stuk beter. Langzaam maar zeker begin ik deze nieuwe kant van de singer-songwriter uit Seattle wel te waarderen. Erwin Zijleman
Noah Gundersen zei de Amerikaanse rootsmuziek vaarwel op het in 2017 verschenen White Noise en trekt deze lijn door op het nu verschenen Lover. Weinig herinnert nog aan de muzikant die een paar jaar geleden Ryan Adams naar de kroon stak. Op Lover domineert een groots aangezet en bij vlagen zelfs pompeus geluid waarin flink wat elektronica wordt ingezet. De songs, de teksten en de zang van de Amerikaanse muzikant blijven echter van hoog niveau. De nieuwe weg van Noah Gundersen zal niet iedereen kunnen waarderen, maar dwingt wel respect af, zeker wanneer de songs op dit prima album beginnen te groeien.
Noah Gundersen imponeerde in de lente van 2014 met het werkelijk prachtige Ledges. Het officiële debuut van De Amerikaan (die eerder al een aantal albums in eigen beheer uitbracht) was een album dat bij mij herinneringen opriep aan het inmiddels tot een klassieker uitgegroeide debuut van Ryan Adams, Heartbreaker.
Op Ledges maakte Noah Gundersen diepe indruk met ingetogen Americana, persoonlijke teksten, een flinke dosis melancholie en hier en daar een gospelinjectie. Ledges werd een jaar later overtroffen door het nog net wat betere Carry The Ghost, dat wederom herinnerde aan de betere platen van Ryan Adams en vergeleken met het debuut een wat veelzijdiger rootsgeluid liet horen.
Noah Gundersen leek zich met deze twee albums te scharen onder de smaakmakers binnen de Amerikaanse rootsmuziek, maar het liep anders. Op het in 2017 verschenen White Noise schitterden invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek door afwezigheid en kwam de Amerikaanse muzikant op de proppen met een wat pompeus aandoend rockgeluid. White Noise vond ik bij eerste beluisteringen echt helemaal niets, waardoor het album niet is te vinden op deze BLOG, maar ik ben het album maanden later wel meer gaan waarderen.
Deze week verscheen het nieuwe album van een voor de gelegenheid van een compleet ander uiterlijk voorziene Noah Gundersen, Lover. Ik had dit keer niet op een puur rootsalbum gerekend, wat de acceptatie van het nieuwe album van de singer-songwriter uit Seattle, Washington, een stuk makkelijker maakt.
Lover opent fraai met een nog behoorlijk rootsy klinkend eerbetoon aan acteur en komiek Robin Williams. Het is een openingstrack die naar veel meer smaakt, maar in de tweede track van het album duikt flink wat elektronica op en flirt Noah Gundersen met pop en zelfs met R&B.
Elektronica speelt in veel tracks op het album een belangrijke rol en het is elektronica die vrij stevig wordt aangezet, wat vaak een wat bombastisch geluid oplevert. Het is een geluid dat fraai wordt gecontrasteerd met meer organische klanken, maar van de ingetogen klanken die Noah Gundersen op zijn eerste albums produceerde is niets meer over.
Liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek kunnen daarom maar beter met een hele grote boog om dit album heen lopen, maar zelf heb ik wel wat met het nieuwe album van de Amerikaanse muzikant. Noah Gundersen heeft een aantal uitstekende en zeer persoonlijke songs geschreven en vertolkt deze met hart en ziel.
Ook in vocaal opzicht is Lover behoorlijk stevig aangezet, maar wat mij betreft blijft de zang vrijwel altijd aan de goede kant van de streep. Het past verder prima bij het volle geluid op het album, dat niet alleen opvalt door opvallend volle klanken, maar ook door bijzondere accenten. Bovendien weet Noah Gundersen op Lover te doseren. Tegenover de zwaar aangezette songs staan een aantal meer ingetogen ballads, waarin akoestische gitaar en piano slechts gezelschap krijgen van elektronische percussie. In deze meer ingetogen tracks hoor je dat Noah Gundersen een uitstekend zanger is en bovendien een zanger die kan tekenen voor uitstekende rootsalbums, maar wat mij betreft siert het de Amerikaan dat hij zijn eigen weg kiest.
Lover bevalt me een stuk beter dan zijn directe voorganger en het is bovendien een album dat nog lange tijd mooier wordt. Maak niet de fout om Lover te beoordelen als een rootsalbum, want dat is het niet. Lover is meer David Gray of Ben Howard dan Ryan Adams of Neil Youg. Beoordeel het album als een vol geproduceerd popalbum en Noah Gundersen scoort een stuk beter. Langzaam maar zeker begin ik deze nieuwe kant van de singer-songwriter uit Seattle wel te waarderen. Erwin Zijleman
26 augustus 2019
Queen Of Jeans - If You're Not Afraid, I'm Not Afraid
Bij eerste beluistering was ik verkocht, maar If You're Not Afraid, I'm Not Afraid van de Amerikaanse band Queen Of Jeans wordt alleen maar mooier
Er zijn momenteel talloze bands die teren op de muzikale erfenis van de shoegaze en dreampop. Ook Queen Of Jeans is niet vies van invloeden uit deze genres, maar de Amerikaanse band verwerkt ze wel in een geheel eigen geluid. Het is een geluid dat nadrukkelijk put uit de muziek die in de jaren 90 werd gemaakt, maar invloeden uit de jaren 60 vinden net zo makkelijk hun weg in de muziek van de band. Het levert een prachtig geluid op waarin diepe bassen worden gecombineerd met fraai en veelkleurig gitaarwerk. Het past prachtig bij de geweldige zang op het album en het is deze zang die het album nog wat verder boven het maaiveld uit tilt. Het is een van de obscure parels van deze week, maar wat is het een mooie.
If You're Not Afraid, I'm Not Afraid is mijn eerste kennismaking met de muziek van de uit Philadelphia, Pennsylvania, afkomstige band Queen Of Jeans.
De band, die momenteel bestaat uit twee vrouwen en één man, of volgens hun bandcamp pagina uit “2 gay vegans + 1 beautiful boy omnivore from south Philly”, debuteerde vorig jaar heel aardig, maar zet nu een flinke stap op haar tweede album. Queen Of Jeans maakt op If You're Not Afraid, I'm Not Afraid muziek die herinnert aan het verleden, maar die ook eigentijds klinkt.
Vooral door de stevig aangezette vocalen en koortjes is de muziek van de Amerikaanse band aan de ene kant voorzien van een 60s geluid dat herinnert aan de hoogtijdagen van de Phil Spector girlpop, maar Queen Of Jeans heeft zich ook stevig laten beïnvloeden door 60s psychedelica. De band heeft haar inspiratie zeker niet alleen in de jaren 60 gevonden, want uit de jaren 90 klinken flink wat invloeden uit de indie-rock en uit de dreampop en met name shoegaze door.
Het levert een sound op die me uitstekend bevalt. If You're Not Afraid, I'm Not Afraid combineert diepe bassen en ruimtelijke gitaarlijnen met mooie helderde vrouwenvocalen. Het zijn de vooral deze vocalen die mijn enthousiasme voor het nieuwe album van Queen Of Jeans in eerste instantie aanwakkerden. Het zijn vocalen die de songs van de band uit Philadelphia een flink stuk omhoog tillen, zeker wanneer de zoete klanken worden gebundeld in bloedmooie koortjes. Het past allemaal prachtig bij de instrumentatie die gruizige gitaarlijnen combineert met prachtige ruimtelijk gitaarloopjes.
Het geluid van de band klinkt vertrouwd in de oren, maar toch doet de muziek van Queen Of Jeans me niet direct aan die van een andere band denken, of het moet een vage herinnering aan de helaas nooit doorgebroken band Crowsdell zijn.
If You're Not Afraid, I'm Not Afraid streelt steeds weer het oor met honingzoete melodieën, schitterend gitaarwerk en fraaie vocalen. Direct bij eerste beluistering was ik verkocht, maar de songs van de Amerikaanse band worden bij herhaalde beluistering zeker niet minder. Integendeel.
Het knappe van dit album is dat iedere keer wanneer je denkt dat je het in een hokje hebt geduwd het weer een net wat andere kant opschiet. Queen Of Jeans kan uit de voeten met gruizige shoegaze, maar kan ook meedogenloos verleiden met honingzoete pop. De band onderscheidt zich daarom bijzonder makkelijk van al die bands die de afgelopen jaren de muzikale erfenis van de shoegaze of de dreampop hebben omarmd.
De band, die ook in tekstueel opzicht wat te melden heeft en geen blad voor de mond neemt, verdient een groot compliment voor het prachtige geluid op haar nieuwe album, wat ongetwijfeld deels de verdienste is van producer Will Yip. De bassen knallen uit de speakers, maar ook de subtiele gitaarlijnen en zangpartijen krijgen alle ruimte die ze nodig hebben en klinken alsof ze op 1 meter afstand van je worden ingespeeld. Heel veel aandacht is er in Nederland nog niet voor dit nieuwe album van Queen Of Jeans, maar If You're Not Afraid, I'm Not Afraid is een ware parel. Erwin Zijleman
De muziek van Queen Of Jeans is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://queenofjeans.bandcamp.com/album/if-youre-not-afraid-im-not-afraid.
Er zijn momenteel talloze bands die teren op de muzikale erfenis van de shoegaze en dreampop. Ook Queen Of Jeans is niet vies van invloeden uit deze genres, maar de Amerikaanse band verwerkt ze wel in een geheel eigen geluid. Het is een geluid dat nadrukkelijk put uit de muziek die in de jaren 90 werd gemaakt, maar invloeden uit de jaren 60 vinden net zo makkelijk hun weg in de muziek van de band. Het levert een prachtig geluid op waarin diepe bassen worden gecombineerd met fraai en veelkleurig gitaarwerk. Het past prachtig bij de geweldige zang op het album en het is deze zang die het album nog wat verder boven het maaiveld uit tilt. Het is een van de obscure parels van deze week, maar wat is het een mooie.
If You're Not Afraid, I'm Not Afraid is mijn eerste kennismaking met de muziek van de uit Philadelphia, Pennsylvania, afkomstige band Queen Of Jeans.
De band, die momenteel bestaat uit twee vrouwen en één man, of volgens hun bandcamp pagina uit “2 gay vegans + 1 beautiful boy omnivore from south Philly”, debuteerde vorig jaar heel aardig, maar zet nu een flinke stap op haar tweede album. Queen Of Jeans maakt op If You're Not Afraid, I'm Not Afraid muziek die herinnert aan het verleden, maar die ook eigentijds klinkt.
Vooral door de stevig aangezette vocalen en koortjes is de muziek van de Amerikaanse band aan de ene kant voorzien van een 60s geluid dat herinnert aan de hoogtijdagen van de Phil Spector girlpop, maar Queen Of Jeans heeft zich ook stevig laten beïnvloeden door 60s psychedelica. De band heeft haar inspiratie zeker niet alleen in de jaren 60 gevonden, want uit de jaren 90 klinken flink wat invloeden uit de indie-rock en uit de dreampop en met name shoegaze door.
Het levert een sound op die me uitstekend bevalt. If You're Not Afraid, I'm Not Afraid combineert diepe bassen en ruimtelijke gitaarlijnen met mooie helderde vrouwenvocalen. Het zijn de vooral deze vocalen die mijn enthousiasme voor het nieuwe album van Queen Of Jeans in eerste instantie aanwakkerden. Het zijn vocalen die de songs van de band uit Philadelphia een flink stuk omhoog tillen, zeker wanneer de zoete klanken worden gebundeld in bloedmooie koortjes. Het past allemaal prachtig bij de instrumentatie die gruizige gitaarlijnen combineert met prachtige ruimtelijk gitaarloopjes.
Het geluid van de band klinkt vertrouwd in de oren, maar toch doet de muziek van Queen Of Jeans me niet direct aan die van een andere band denken, of het moet een vage herinnering aan de helaas nooit doorgebroken band Crowsdell zijn.
If You're Not Afraid, I'm Not Afraid streelt steeds weer het oor met honingzoete melodieën, schitterend gitaarwerk en fraaie vocalen. Direct bij eerste beluistering was ik verkocht, maar de songs van de Amerikaanse band worden bij herhaalde beluistering zeker niet minder. Integendeel.
Het knappe van dit album is dat iedere keer wanneer je denkt dat je het in een hokje hebt geduwd het weer een net wat andere kant opschiet. Queen Of Jeans kan uit de voeten met gruizige shoegaze, maar kan ook meedogenloos verleiden met honingzoete pop. De band onderscheidt zich daarom bijzonder makkelijk van al die bands die de afgelopen jaren de muzikale erfenis van de shoegaze of de dreampop hebben omarmd.
De band, die ook in tekstueel opzicht wat te melden heeft en geen blad voor de mond neemt, verdient een groot compliment voor het prachtige geluid op haar nieuwe album, wat ongetwijfeld deels de verdienste is van producer Will Yip. De bassen knallen uit de speakers, maar ook de subtiele gitaarlijnen en zangpartijen krijgen alle ruimte die ze nodig hebben en klinken alsof ze op 1 meter afstand van je worden ingespeeld. Heel veel aandacht is er in Nederland nog niet voor dit nieuwe album van Queen Of Jeans, maar If You're Not Afraid, I'm Not Afraid is een ware parel. Erwin Zijleman
De muziek van Queen Of Jeans is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://queenofjeans.bandcamp.com/album/if-youre-not-afraid-im-not-afraid.
25 augustus 2019
Jay Som - Anak Ko
Jay Som betovert met knap in elkaar geknutselde popliedjes vol invloeden die steeds meer geheimen en schoonheid prijsgeven
Ik keek met hooggespannen verwachtingen uit naar het nieuwe album van Jay Som en Anak Ko maakt ze gelukkig meer dan waar. Jay Som kiest wederom voor een lo-fi aanpak, maar wat zitten haar popsongs knap in elkaar. Het zijn ook dit keer popsongs vol invloeden, waardoor het album meerdere kanten op schiet. Anak Ko bevat de dromerige songs die we kennen van het vorige album van de Amerikaanse singer-songwriter, maar ook een aantal wat directere en stekeligere songs. Het zijn songs die het verdienen om tot op de laatste noot uitgeplozen te worden, want wat valt er veel te ontdekken op dit album. Niet iedereen zal gevoelig zijn voor de vaak ook wat dromerige en zweverige muziek van Jay Som, maar voor mij is het volstrekt onweerstaanbaar.
Everybody Works, het tweede album Jay Som, zag ik in 2017 nog bijna over het hoofd, net als haar een jaar eerder verschenen debuut overigens, maar haar deze week verschenen tweede album was voor mij op voorhand een van de meest interessante nieuwe releases van deze week.
Everybody Works ontdekte ik uiteindelijk omdat het album opdook in een aantal jaarlijstjes over 2017 en daarin hoorde het debuut van het alter ego van de uit Los Angeles opererende Melina Duterte absoluut thuis. Het in haar eigen huis opgenomen en grotendeels zelf ingespeelde en geproduceerde Everybody Works sleepte je mee door een aantal decennia popmuziek en een veelheid aan invloeden en verraste met popliedjes die niet alleen avontuurlijk en eigenzinnig waren, maar ook onweerstaanbaar lekker.
Everybody Works was zo knap in elkaar gesleuteld dat Melina Duterte niet alleen werd geprezen voor de productie van haar eigen album, maar ook als producer aan de slag kon voor anderen (waaronder het laatste album van Chastity Belt). Voor het derde album van Jay Som waren daarom wat meer middelen beschikbaar, maar Melina Duterte heeft (gelukkig) vastgehouden aan het beproefde concept.
Anak Ko werd binnen een week opgenomen in een thuisstudio in het Californische Joshua Tree en wederom door Melina Duterte zelf geproduceerd. De jonge Amerikaanse singer-songwriter met Filippijnse wortels nodigde dit keer wel een aantal gastmuzikanten uit in haar thuisstudio, waardoor Anak Ko net wat anders en voller klinkt dan zijn terecht zo geprezen voorganger. Everybody Works klonk vaak loom en dromerig en liet flink wat invloeden uit de jaren 80 horen. Op haar nieuwe album klinkt Jay Som vaak wat directer en net wat steviger, al is er ook nog steeds volop ruimte voor songs met invloeden uit de dreampop.
Ook Anak Ko is weer een album dat bij aandachtige beluistering bol staat van de invloeden. Melina Duterte heeft een hoorbaar zwak voor popmuziek uit de jaren 80 en heeft absoluut geluisterd naar de albums van de Cocteau Twins. De dromerige en zweverige klanken van deze band combineert ze met eigenzinnige popsongs met een kop en een staart. Anak Ko laat veel meer invloeden uit de jaren 80 horen, maar citeert ook nadrukkelijk uit de omliggende decennia.
Boven alles is Melina Duterte echter een kind van deze tijd. Anak Ko sluit aan op de prachtige albums van onder andere Julien Baker en Phoebe Bridgers, maar laat een veelzijdiger geluid horen. Jay Som lijkt hierdoor soms wat van de hak op de tak te springen, maar desondanks dringen vrijwel alle songs op Anak Ko zich genadeloos op. Liefhebbers van dreampop zullen nog altijd zeer gecharmeerd zijn van de muziek van Jay Som, maar de Californische singer-songwriter weet op haar nieuwe album ook liefhebbers van indie-rock aan zich te binden en sleept er bijna achteloos nog flink wat andere genres bij.
Anak Ko is een album dat bijzonder aangenaam voortkabbelt en uitnodigt tot luieren, maar ik adviseer om het album eens met de koptelefoon en met volledige aandacht te beluisteren. Dan pas hoor je immers hoe knap de songs van Jay Som in elkaar steken en hoeveel moois ze in haar songs verstopt heeft.
Anak Ko blijkt dan al snel een vat vol tegenstrijdigheden. In muzikaal opzicht schiet het album meerdere kanten op en hoewel Jay Som onbetwist heeft gekozen voor een lo-fi aanpak is er ongelooflijk veel zorg besteed aan het uitwerken van haar songs. Everybody Works ontdekte ik twee jaar geleden net wat te laat voor mijn eigen jaarlijstje, maar Anak Ko is een zeer serieuze kandidaat voor het lijstje van dit jaar. Erwin Zijleman
De muziek van Jay Som is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://jaysom.bandcamp.com/album/anak-ko.
Ik keek met hooggespannen verwachtingen uit naar het nieuwe album van Jay Som en Anak Ko maakt ze gelukkig meer dan waar. Jay Som kiest wederom voor een lo-fi aanpak, maar wat zitten haar popsongs knap in elkaar. Het zijn ook dit keer popsongs vol invloeden, waardoor het album meerdere kanten op schiet. Anak Ko bevat de dromerige songs die we kennen van het vorige album van de Amerikaanse singer-songwriter, maar ook een aantal wat directere en stekeligere songs. Het zijn songs die het verdienen om tot op de laatste noot uitgeplozen te worden, want wat valt er veel te ontdekken op dit album. Niet iedereen zal gevoelig zijn voor de vaak ook wat dromerige en zweverige muziek van Jay Som, maar voor mij is het volstrekt onweerstaanbaar.
Everybody Works, het tweede album Jay Som, zag ik in 2017 nog bijna over het hoofd, net als haar een jaar eerder verschenen debuut overigens, maar haar deze week verschenen tweede album was voor mij op voorhand een van de meest interessante nieuwe releases van deze week.
Everybody Works ontdekte ik uiteindelijk omdat het album opdook in een aantal jaarlijstjes over 2017 en daarin hoorde het debuut van het alter ego van de uit Los Angeles opererende Melina Duterte absoluut thuis. Het in haar eigen huis opgenomen en grotendeels zelf ingespeelde en geproduceerde Everybody Works sleepte je mee door een aantal decennia popmuziek en een veelheid aan invloeden en verraste met popliedjes die niet alleen avontuurlijk en eigenzinnig waren, maar ook onweerstaanbaar lekker.
Everybody Works was zo knap in elkaar gesleuteld dat Melina Duterte niet alleen werd geprezen voor de productie van haar eigen album, maar ook als producer aan de slag kon voor anderen (waaronder het laatste album van Chastity Belt). Voor het derde album van Jay Som waren daarom wat meer middelen beschikbaar, maar Melina Duterte heeft (gelukkig) vastgehouden aan het beproefde concept.
Anak Ko werd binnen een week opgenomen in een thuisstudio in het Californische Joshua Tree en wederom door Melina Duterte zelf geproduceerd. De jonge Amerikaanse singer-songwriter met Filippijnse wortels nodigde dit keer wel een aantal gastmuzikanten uit in haar thuisstudio, waardoor Anak Ko net wat anders en voller klinkt dan zijn terecht zo geprezen voorganger. Everybody Works klonk vaak loom en dromerig en liet flink wat invloeden uit de jaren 80 horen. Op haar nieuwe album klinkt Jay Som vaak wat directer en net wat steviger, al is er ook nog steeds volop ruimte voor songs met invloeden uit de dreampop.
Ook Anak Ko is weer een album dat bij aandachtige beluistering bol staat van de invloeden. Melina Duterte heeft een hoorbaar zwak voor popmuziek uit de jaren 80 en heeft absoluut geluisterd naar de albums van de Cocteau Twins. De dromerige en zweverige klanken van deze band combineert ze met eigenzinnige popsongs met een kop en een staart. Anak Ko laat veel meer invloeden uit de jaren 80 horen, maar citeert ook nadrukkelijk uit de omliggende decennia.
Boven alles is Melina Duterte echter een kind van deze tijd. Anak Ko sluit aan op de prachtige albums van onder andere Julien Baker en Phoebe Bridgers, maar laat een veelzijdiger geluid horen. Jay Som lijkt hierdoor soms wat van de hak op de tak te springen, maar desondanks dringen vrijwel alle songs op Anak Ko zich genadeloos op. Liefhebbers van dreampop zullen nog altijd zeer gecharmeerd zijn van de muziek van Jay Som, maar de Californische singer-songwriter weet op haar nieuwe album ook liefhebbers van indie-rock aan zich te binden en sleept er bijna achteloos nog flink wat andere genres bij.
Anak Ko is een album dat bijzonder aangenaam voortkabbelt en uitnodigt tot luieren, maar ik adviseer om het album eens met de koptelefoon en met volledige aandacht te beluisteren. Dan pas hoor je immers hoe knap de songs van Jay Som in elkaar steken en hoeveel moois ze in haar songs verstopt heeft.
Anak Ko blijkt dan al snel een vat vol tegenstrijdigheden. In muzikaal opzicht schiet het album meerdere kanten op en hoewel Jay Som onbetwist heeft gekozen voor een lo-fi aanpak is er ongelooflijk veel zorg besteed aan het uitwerken van haar songs. Everybody Works ontdekte ik twee jaar geleden net wat te laat voor mijn eigen jaarlijstje, maar Anak Ko is een zeer serieuze kandidaat voor het lijstje van dit jaar. Erwin Zijleman
De muziek van Jay Som is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://jaysom.bandcamp.com/album/anak-ko.
24 augustus 2019
Eilen Jewell - Gypsy
Eilen Jewell laat nog maar eens horen waarom ze al ruim 10 jaar moet worden geschaard onder de smaakmakers binnen de Amerikaanse rootsmuziek
Ik heb een zwak voor de muziek van Eilen Jewell, waardoor de Amerikaanse singer-songwriter ook op Gypsy weer binnen enkele minuten een gewonnen wedstrijd speelt. Ook op Gyspy speelt gitarist Jerry Miller weer de sterren van de hemel, maar de grootste ster is Eilen Jewell zelf, die weer diep weet te raken met haar van melancholie overlopende vocalen. Na de blues covers van Down Hearted Blues uit 2017 overtuigt Eilen Jewell dit keer weer met eigen songs en laat ze horen dat ze binnen de Amerikaanse rootsmuziek alle kanten op kan. Het is niet eens zo makkelijk om te beschrijven wat er zo bijzonder is aan de muziek van de Amerikaanse singer-songwriter, maar mij grijpt ze wederom bij de strot.
Sinds de release van haar derde album, Letters From Sinners & Strangers uit 2007, ben ik zeer gecharmeerd van de muziek van de Amerikaanse singer-songwriter Eilen Jewell. De muzikante uit Boise, Idaho, is inmiddels toe aan haar negende album en levert met Gypsy de opvolger van het bijzonder fraaie Down Hearted Blues uit 2017 af.
Op haar vorige album beperkte Eilen Jewell zich op zeer geslaagde wijze tot het vertolken van blues covers, maar op Gypsy horen we weer een serie eigen songs; haar eerste eigen songs sinds de release van Sundown Over Ghost Town in 2015.
Het album opent lekker stevig met Crawl dat een 70s countryrock geluid combineert met opvallende viooluithalen. Na de uptempo opener keert Eilen Jewell terug naar haar zo herkenbare geluid. In de ingetogen instrumentatie is er zoals gewoonlijk een hoofdrol voor het geweldige gitaarspel van veteraan Jerry Miller, maar ook de andere instrumenten hebben een mooi plekje gekregen in de smaakvolle productie van Eilen Jewell’s echtgenoot Jason Beek.
Gypsy bevat zoals gezegd vooral eigen songs, maar ook een cover van You Cared Enough To Lie van de net als Eilen Jewell uit Idaho afkomstige countrymuzikant Pinto Bennett, die lokaal een legende schijnt te zijn. Net als op de meeste van haar vorige albums bestrijkt Eilen Jewell op Gypsy een breed palet binnen de Amerikaanse rootsmuziek. Het is rootsmuziek met een hang naar het verleden, maar in tekstueel opzicht staat de muzikante uit Idaho met beide benen in het heden, getuige haar uithaal naar de huidige president van haar vaderland en haar steun voor de #MeToo beweging.
Met een hang naar rootsmuziek uit het verleden vist Eilen Jewell in een momenteel overvolle vijver, maar net als haar vorige albums weet ook Gypsy zich weer voldoende te onderscheiden. Het is deels de verdienste van de fraaie instrumentatie, met een hoofdrol voor het gitaarspel van de al eerder genoemde Jerry Miller, maar ook de songs op Gypsy zijn van hoog niveau.
Over het sterkste wapen van Eilen Jewell heb ik het nog niet eens gehad, want dat is haar uit duizenden herkenbare stem. Het is niet eens zo makkelijk om te beschrijven wat er zo mooi of bijzonder is aan de stem van de Amerikaanse singer-songwriter, maar ook op Gypsy is iedere noot weer raak. Het doet wel wat denken aan de zang van Gillian Welch, maar Eilen Jewell heeft ook een duidelijk eigen geluid, dat vaak wat donker en melancholisch gekleurd is.
In een aantal recensies wordt gesuggereerd dat het nieuwe album van Eilen Jewell weer meer van hetzelfde is, maar ik denk hier toch anders over. Gypsy klinkt zeker anders dan het uitsluitend bluesy Down Hearted Blues, maar valt vergeleken met haar meeste andere albums ook op door psychedelische accenten, die het tijdloze aspect van de muziek van Eilen Jewell nog wat steviger benadrukken.
Zolang Eilen Jewell blijft verrassen met veelzijdige rootssongs met emotievolle en wonderschone vocalen, haar band zo trefzeker blijft spelen en Jerry Miller blijft strooien met gitaarwerk waarvan je alleen maar zielsgelukkig kunt worden, hou ik van de muziek van de muzikante uit Idaho. Ook Gypsy is daarom wat mij betreft weer een album om te koesteren. Erwin Zijleman
De muziek van Eilen Jewell is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://eilenjewell.bandcamp.com.
Ik heb een zwak voor de muziek van Eilen Jewell, waardoor de Amerikaanse singer-songwriter ook op Gypsy weer binnen enkele minuten een gewonnen wedstrijd speelt. Ook op Gyspy speelt gitarist Jerry Miller weer de sterren van de hemel, maar de grootste ster is Eilen Jewell zelf, die weer diep weet te raken met haar van melancholie overlopende vocalen. Na de blues covers van Down Hearted Blues uit 2017 overtuigt Eilen Jewell dit keer weer met eigen songs en laat ze horen dat ze binnen de Amerikaanse rootsmuziek alle kanten op kan. Het is niet eens zo makkelijk om te beschrijven wat er zo bijzonder is aan de muziek van de Amerikaanse singer-songwriter, maar mij grijpt ze wederom bij de strot.
Sinds de release van haar derde album, Letters From Sinners & Strangers uit 2007, ben ik zeer gecharmeerd van de muziek van de Amerikaanse singer-songwriter Eilen Jewell. De muzikante uit Boise, Idaho, is inmiddels toe aan haar negende album en levert met Gypsy de opvolger van het bijzonder fraaie Down Hearted Blues uit 2017 af.
Op haar vorige album beperkte Eilen Jewell zich op zeer geslaagde wijze tot het vertolken van blues covers, maar op Gypsy horen we weer een serie eigen songs; haar eerste eigen songs sinds de release van Sundown Over Ghost Town in 2015.
Het album opent lekker stevig met Crawl dat een 70s countryrock geluid combineert met opvallende viooluithalen. Na de uptempo opener keert Eilen Jewell terug naar haar zo herkenbare geluid. In de ingetogen instrumentatie is er zoals gewoonlijk een hoofdrol voor het geweldige gitaarspel van veteraan Jerry Miller, maar ook de andere instrumenten hebben een mooi plekje gekregen in de smaakvolle productie van Eilen Jewell’s echtgenoot Jason Beek.
Gypsy bevat zoals gezegd vooral eigen songs, maar ook een cover van You Cared Enough To Lie van de net als Eilen Jewell uit Idaho afkomstige countrymuzikant Pinto Bennett, die lokaal een legende schijnt te zijn. Net als op de meeste van haar vorige albums bestrijkt Eilen Jewell op Gypsy een breed palet binnen de Amerikaanse rootsmuziek. Het is rootsmuziek met een hang naar het verleden, maar in tekstueel opzicht staat de muzikante uit Idaho met beide benen in het heden, getuige haar uithaal naar de huidige president van haar vaderland en haar steun voor de #MeToo beweging.
Met een hang naar rootsmuziek uit het verleden vist Eilen Jewell in een momenteel overvolle vijver, maar net als haar vorige albums weet ook Gypsy zich weer voldoende te onderscheiden. Het is deels de verdienste van de fraaie instrumentatie, met een hoofdrol voor het gitaarspel van de al eerder genoemde Jerry Miller, maar ook de songs op Gypsy zijn van hoog niveau.
Over het sterkste wapen van Eilen Jewell heb ik het nog niet eens gehad, want dat is haar uit duizenden herkenbare stem. Het is niet eens zo makkelijk om te beschrijven wat er zo mooi of bijzonder is aan de stem van de Amerikaanse singer-songwriter, maar ook op Gypsy is iedere noot weer raak. Het doet wel wat denken aan de zang van Gillian Welch, maar Eilen Jewell heeft ook een duidelijk eigen geluid, dat vaak wat donker en melancholisch gekleurd is.
In een aantal recensies wordt gesuggereerd dat het nieuwe album van Eilen Jewell weer meer van hetzelfde is, maar ik denk hier toch anders over. Gypsy klinkt zeker anders dan het uitsluitend bluesy Down Hearted Blues, maar valt vergeleken met haar meeste andere albums ook op door psychedelische accenten, die het tijdloze aspect van de muziek van Eilen Jewell nog wat steviger benadrukken.
Zolang Eilen Jewell blijft verrassen met veelzijdige rootssongs met emotievolle en wonderschone vocalen, haar band zo trefzeker blijft spelen en Jerry Miller blijft strooien met gitaarwerk waarvan je alleen maar zielsgelukkig kunt worden, hou ik van de muziek van de muzikante uit Idaho. Ook Gypsy is daarom wat mij betreft weer een album om te koesteren. Erwin Zijleman
De muziek van Eilen Jewell is ook verkrijgbaar via haar bandcamp pagina: https://eilenjewell.bandcamp.com.
23 augustus 2019
Vanishing Twin - The Age Of Immunology
Vanishing Twin betovert en verwondert met een legendarische luistertrip vol invloeden die alleen maar mooier en bezwerender wordt
The Age Of Immunology is mijn eerste kennismaking met de muziek van het vanuit Londen opererende muzikantencollectief Vanishing Twin en het is een kennismaking die naar veel en veel meer smaakt. Vanishing Twin smeedt op haar tweede album 1001 invloeden aan elkaar, met een duidelijke voorkeur voor ruimtelijke en zweverige 60s psychedelica. Op het eerste gehoor luister je naar een 45 minuten durende jamsessie, maar het is een jamsessie waarin steeds meer puzzelstukjes in elkaar vallen. Een heerlijk album om bij weg te dromen, maar ook een album dat de fantasie genadeloos prikkelt en blijft prikkelen.
De afgelopen maanden zijn zoveel interessante nieuwe releases verschenen dat er helaas flink wat bijzondere albums op de deels fysieke en deels digitale stapel zijn beland.
Hieronder natuurlijk flink wat obscure parels. Een van de mooiste van het stel is wat mij betreft The Age Of Immunology (naar het baanbrekende boek van de antropoloog A. David Napier) van de Britse band Vanishing Twin. Het is het tweede album van de mij tot voor kort volslagen onbekende band, maar wat is het een bijzonder album.
Vanishing Twin is een project van de Britse muzikante Cathy Lucas, die eerder deel uit maakte van de bands Fanfarlo en My Sad Captains. Op The Age Of Immunology werkt de vanuit Londen opererende muzikante samen met flink wat muzikanten uit alle windstreken (België, Japan, Italië, Frakrijk, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk). Het gezelschap streek voor de opnames van The Age Of Immunology neer op een Kroatisch eiland, waar een fascinerende luistertrip in elkaar werd gesleuteld.
Het tweede album van Vanishing Twin laat een, zeker op het eerste gehoor, behoorlijk ongrijpbare mix van 60s pop, jazz, chamber pop, filmmuziek, ambient, Krautrock, psychedelica, elektronica, dance, avant-garde, minimal music en indie-pop horen en met al deze genres heb ik waarschijnlijk nog niet eens alles te pakken. Hier en daar hoor ik flarden van bands als Broadcast en Stereolab, maar de muziek van Vanishing Twin lijkt ook zo weggelopen uit de hoogtijdagen van de zweverige en spacy 60s psychedelica.
Op basis van de bovenstaande mix van genres wordt mogelijk de indruk gewekt dat de muziek van Vanishing Twin behoorlijk ontoegankelijk en experimenteel is, maar dat valt, zeker na enige gewenning, best mee. De bonte groep muzikanten is goed voor bezwerende klanken, die zijn te omschrijven als soundscapes, waarna de lome vocalen van Cathy Lucas er songs van maken.
Zeker bij beluistering met de koptelefoon ontvouwt zich een bijna hypnotiserend en beeldend klankentapijt waarin steeds weer nieuwe dingen zijn te horen. De ene keer klinkt Vanishing Twin warm en organisch, maar een paar noten verder schakelt de band moeiteloos naar koele en elektronische klanken.
The Age Of Immunology klinkt af en toe als een jamsessie waarin de songs langzaam maar zeker vorm krijgen, maar klinkt minstens net zo vaak als een tot in de puntjes uitgewerkt muziekstuk, waarin alle lagen bijdragen aan het unieke eindresultaat. Wanneer Cathy Lucas zingt wordt in muzikaal opzicht gas teruggenomen en overheerst de subtiliteit, maar de geweldige muzikanten op The Age Of Immunology mogen ook een paar keer los gaan.
Het tweede album van Vanishing Twin laat zich geen moment in een hokje duwen, maar voert je steeds verder weg op de golven van haar zo bijzondere muziek. Het is muziek die prima past bij Franse speelfilms uit de jaren 60 en 70, maar ook in het nu verricht de muziek van dit bijzondere muzikantencollectief wonderen. 45 minuten lang betovert en verwondert Vanishing Twin en iedere keer hoor je weer nieuwe dingen. Buitengewoon fascinerend album en een prima album om de zomer nog wat langer in de kop te houden. Erwin Zijleman
The Age Of Immunology is mijn eerste kennismaking met de muziek van het vanuit Londen opererende muzikantencollectief Vanishing Twin en het is een kennismaking die naar veel en veel meer smaakt. Vanishing Twin smeedt op haar tweede album 1001 invloeden aan elkaar, met een duidelijke voorkeur voor ruimtelijke en zweverige 60s psychedelica. Op het eerste gehoor luister je naar een 45 minuten durende jamsessie, maar het is een jamsessie waarin steeds meer puzzelstukjes in elkaar vallen. Een heerlijk album om bij weg te dromen, maar ook een album dat de fantasie genadeloos prikkelt en blijft prikkelen.
De afgelopen maanden zijn zoveel interessante nieuwe releases verschenen dat er helaas flink wat bijzondere albums op de deels fysieke en deels digitale stapel zijn beland.
Hieronder natuurlijk flink wat obscure parels. Een van de mooiste van het stel is wat mij betreft The Age Of Immunology (naar het baanbrekende boek van de antropoloog A. David Napier) van de Britse band Vanishing Twin. Het is het tweede album van de mij tot voor kort volslagen onbekende band, maar wat is het een bijzonder album.
Vanishing Twin is een project van de Britse muzikante Cathy Lucas, die eerder deel uit maakte van de bands Fanfarlo en My Sad Captains. Op The Age Of Immunology werkt de vanuit Londen opererende muzikante samen met flink wat muzikanten uit alle windstreken (België, Japan, Italië, Frakrijk, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk). Het gezelschap streek voor de opnames van The Age Of Immunology neer op een Kroatisch eiland, waar een fascinerende luistertrip in elkaar werd gesleuteld.
Het tweede album van Vanishing Twin laat een, zeker op het eerste gehoor, behoorlijk ongrijpbare mix van 60s pop, jazz, chamber pop, filmmuziek, ambient, Krautrock, psychedelica, elektronica, dance, avant-garde, minimal music en indie-pop horen en met al deze genres heb ik waarschijnlijk nog niet eens alles te pakken. Hier en daar hoor ik flarden van bands als Broadcast en Stereolab, maar de muziek van Vanishing Twin lijkt ook zo weggelopen uit de hoogtijdagen van de zweverige en spacy 60s psychedelica.
Op basis van de bovenstaande mix van genres wordt mogelijk de indruk gewekt dat de muziek van Vanishing Twin behoorlijk ontoegankelijk en experimenteel is, maar dat valt, zeker na enige gewenning, best mee. De bonte groep muzikanten is goed voor bezwerende klanken, die zijn te omschrijven als soundscapes, waarna de lome vocalen van Cathy Lucas er songs van maken.
Zeker bij beluistering met de koptelefoon ontvouwt zich een bijna hypnotiserend en beeldend klankentapijt waarin steeds weer nieuwe dingen zijn te horen. De ene keer klinkt Vanishing Twin warm en organisch, maar een paar noten verder schakelt de band moeiteloos naar koele en elektronische klanken.
The Age Of Immunology klinkt af en toe als een jamsessie waarin de songs langzaam maar zeker vorm krijgen, maar klinkt minstens net zo vaak als een tot in de puntjes uitgewerkt muziekstuk, waarin alle lagen bijdragen aan het unieke eindresultaat. Wanneer Cathy Lucas zingt wordt in muzikaal opzicht gas teruggenomen en overheerst de subtiliteit, maar de geweldige muzikanten op The Age Of Immunology mogen ook een paar keer los gaan.
Het tweede album van Vanishing Twin laat zich geen moment in een hokje duwen, maar voert je steeds verder weg op de golven van haar zo bijzondere muziek. Het is muziek die prima past bij Franse speelfilms uit de jaren 60 en 70, maar ook in het nu verricht de muziek van dit bijzondere muzikantencollectief wonderen. 45 minuten lang betovert en verwondert Vanishing Twin en iedere keer hoor je weer nieuwe dingen. Buitengewoon fascinerend album en een prima album om de zomer nog wat langer in de kop te houden. Erwin Zijleman
De muziek van Vanishing Twin is ook verkrijgbaar via bandcamp: https://vanishingtwinmusic.bandcamp.com/album/the-age-of-immunology.
22 augustus 2019
Sleater-Kinney - The Center Won't Hold
Sleater-Kinney slaat aan de hand van St. Vincent andere wegen in en dat is even wennen, tot er langzaam maar zeker steeds meer op zijn plek valt
Sleater-Kinney leverde tot dusver alleen maar goede albums af. De formule van de band gaat al bijna 25 jaar mee, maar had nog niets van zijn glans verloren. Desondanks kiest de band op haar nieuwe album voor een nieuwe weg. Samen met producer St. Vincent verruilt Sleater-Kinney de rock voor de pop en is het rauwe gitaargeluid ingewisseld voor een vol kinkende productie vol synths. Het is absoluut even wennen. Heel erg wennen zelfs. In eerste instantie hoorde ik niets in het nieuwe geluid van een van mijn favoriete bands van de afgelopen drie decennia, maar langzaam maar zeker dwingt Sleater-Kinney respect af. Het blijft wennen, maar langzaam maar zeker valt er steeds meer op zijn plek.
Sleater-Kinney schaar ik absoluut onder mijn favoriete bandjes van de laatste drie decennia. Het trio dat werd geformeerd in Olympia, Washington, maar dat inmiddels alweer geruime tijd vanuit Portland, Oregon, opereert, leverde met albums als Call The Doctor (1996), Dig Me Out (1997), The Woods (2005) en No Cities To Love (2015) een aantal onbetwiste klassiekers af, maar de andere albums die de Amerikaanse band afleverde doen hier nauwelijks voor onder.
Waar de band in de jaren 90 de ene na de andere prachtplaat afleverde, is Sleater-Kinney in het nieuwe millennium niet erg productief. Na het geweldige The Woods uit 2005 was het maar liefst tien jaar stil en ook op de opvolger van het in 2015 verschenen No Cities To Love hebben we vier jaar moeten wachten.
Aan de vooravond van de release van The Center Won’t Hold werd duidelijk dat drumster Janet Weiss de band heeft verlaten, maar op het nieuwe album is ze nog wel te horen. Samen met overblijvers Carrie Brownstein en Corin Tucker ziet ze er op de nieuwe persfoto’s van de band behoorlijk gestyled uit, wat past bij het feit dat niemand minder dan St. Vincent het nieuwe album van de band produceerde.
Ik was op voorhand niet gerust op een goede afloop en toen ik The Center Won’t Hold voor het eerst had gehoord overheerste diepe teleurstelling. The Center Won’t Hold klinkt direct vanaf de eerste noten meer als een St. Vincent album dan als een Sleater-Kinney album. Elektronica domineert op het nieuwe album van de band uit Portland, terwijl de gitaren vaak nauwelijks te horen zijn.
In de openingstrack lijkt Sleater-Kinney zich na tweeënhalve minuut te ontworstelen aan het keurslijf van Annie Clark en horen we heel even het vertrouwde Sleater-Kinney geluid, maar lang duurt het niet. Producer Annie Clark heeft Sleater-Kinney ondergedompeld in een zwaar aangezette productie en heeft de band bovendien een flinke zet gegeven richting pop.
Ik geef direct toe dat het bij de eerste luisterbeurten niet meeviel om het zo opgepoetste Sleater-Kinney aan het werk te horen, maar een liefde van bijna 25 jaar geef je ook niet zomaar op. The Center Won’t Hold kan ook na vele luisterbeurten nog niet tippen aan de genoemde meesterwerken van de band, maar ik begin langzaam maar zeker wel wat te horen in Sleater-Kinney 2.0.
Voor het zover is moet je het oude geluid van de band loslaten. The Center Won’t Hold Bevat nergens de rauwe en stekelige rock die we van het Amerikaanse trio kennen. Het nieuwe album van Sleater-Kinney is meer een pop- dan een rockalbum, maar het is een popalbum dat langzaam maar zeker respect afdwingt. The Center Won’t Hold klinkt meer dan eens als een St. Vincent album, maar het is wel het meest rauwe St. Vincent album dat ik ken.
Luister nog wat beter en je hoort dat onder alle retro synths fantastisch gitaarwerk is verstopt. Het is gitaarwerk dat doet denken aan de hoogtijdagen van de post-punk, maar ook aan de gitaren die Bowie in zijn Berlijnse periode aan zijn muziek toevoegde.
Inmiddels ben ik er van overtuigd dat ik The Center Won’t Hold een prima album had gevonden als het niet onder de naam Sleater-Kinney was uitgebracht, want bij die naam verwacht ik toch echt iets anders. Aan de andere kant verdienen Carrie Brownstein en Corin Tucker respect voor het durven loslaten van een zeer succesvolle formule die na bijna 25 jaar nog niets van zijn glans had verloren.
Ik blijf het proberen met The Center Won’t Hold en iedere keer valt er weer wat meer op zijn plek. Of het album me ooit net zo dierbaar gaat worden als de genoemde meesterwerken van de band durf ik niet te voorspellen, maar The Center Won’t Hold verdient absoluut een kans. Sleater-Kinney 1.0 is dood, lever Sleater-Kinney 2.0. Erwin Zijleman
Waar de band in de jaren 90 de ene na de andere prachtplaat afleverde, is Sleater-Kinney in het nieuwe millennium niet erg productief. Na het geweldige The Woods uit 2005 was het maar liefst tien jaar stil en ook op de opvolger van het in 2015 verschenen No Cities To Love hebben we vier jaar moeten wachten.
Aan de vooravond van de release van The Center Won’t Hold werd duidelijk dat drumster Janet Weiss de band heeft verlaten, maar op het nieuwe album is ze nog wel te horen. Samen met overblijvers Carrie Brownstein en Corin Tucker ziet ze er op de nieuwe persfoto’s van de band behoorlijk gestyled uit, wat past bij het feit dat niemand minder dan St. Vincent het nieuwe album van de band produceerde.
Ik was op voorhand niet gerust op een goede afloop en toen ik The Center Won’t Hold voor het eerst had gehoord overheerste diepe teleurstelling. The Center Won’t Hold klinkt direct vanaf de eerste noten meer als een St. Vincent album dan als een Sleater-Kinney album. Elektronica domineert op het nieuwe album van de band uit Portland, terwijl de gitaren vaak nauwelijks te horen zijn.
In de openingstrack lijkt Sleater-Kinney zich na tweeënhalve minuut te ontworstelen aan het keurslijf van Annie Clark en horen we heel even het vertrouwde Sleater-Kinney geluid, maar lang duurt het niet. Producer Annie Clark heeft Sleater-Kinney ondergedompeld in een zwaar aangezette productie en heeft de band bovendien een flinke zet gegeven richting pop.
Ik geef direct toe dat het bij de eerste luisterbeurten niet meeviel om het zo opgepoetste Sleater-Kinney aan het werk te horen, maar een liefde van bijna 25 jaar geef je ook niet zomaar op. The Center Won’t Hold kan ook na vele luisterbeurten nog niet tippen aan de genoemde meesterwerken van de band, maar ik begin langzaam maar zeker wel wat te horen in Sleater-Kinney 2.0.
Voor het zover is moet je het oude geluid van de band loslaten. The Center Won’t Hold Bevat nergens de rauwe en stekelige rock die we van het Amerikaanse trio kennen. Het nieuwe album van Sleater-Kinney is meer een pop- dan een rockalbum, maar het is een popalbum dat langzaam maar zeker respect afdwingt. The Center Won’t Hold klinkt meer dan eens als een St. Vincent album, maar het is wel het meest rauwe St. Vincent album dat ik ken.
Luister nog wat beter en je hoort dat onder alle retro synths fantastisch gitaarwerk is verstopt. Het is gitaarwerk dat doet denken aan de hoogtijdagen van de post-punk, maar ook aan de gitaren die Bowie in zijn Berlijnse periode aan zijn muziek toevoegde.
Inmiddels ben ik er van overtuigd dat ik The Center Won’t Hold een prima album had gevonden als het niet onder de naam Sleater-Kinney was uitgebracht, want bij die naam verwacht ik toch echt iets anders. Aan de andere kant verdienen Carrie Brownstein en Corin Tucker respect voor het durven loslaten van een zeer succesvolle formule die na bijna 25 jaar nog niets van zijn glans had verloren.
Ik blijf het proberen met The Center Won’t Hold en iedere keer valt er weer wat meer op zijn plek. Of het album me ooit net zo dierbaar gaat worden als de genoemde meesterwerken van de band durf ik niet te voorspellen, maar The Center Won’t Hold verdient absoluut een kans. Sleater-Kinney 1.0 is dood, lever Sleater-Kinney 2.0. Erwin Zijleman
De muziek van Sleater-Kinney is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://sleaterkinney.bandcamp.com/album/the-center-wont-hold.
21 augustus 2019
Caamp - By And By
By And By van de Amerikaanse band Caamp klinkt bij eerste beluistering vooral zonnig en aangenaam, maar wordt echt steeds beter en interessanter
By And By van Caamp omarmede ik in eerste instantie als een heerlijk zomers album om lekker bij weg te dromen in de zon, maar hoe vaker ik naar het album luister, hoe interessanter het wordt. Het Amerikaanse trio grossiert op haar debuut in bijzonder lekker in het gehoor liggende popliedjes vol invloeden. Het debuut van de band past in het hokje folkrock, maar laat ook zeker ander invloeden horen. Het klinkt allemaal bijzonder lekker, maar ook verrassend rauw en doorleefd, waarbij de zang keer op keer opvalt, maar ook de instrumentatie op By And By is prachtig. Nauwelijks opgemerkt midden in de zomervakantie, maar het debuut van Caamp is echt prachtig.
Caamp is een band uit Columbus, Ohio, die een paar jaar geleden werd geformeerd door jeugdvrienden Evan Westfall en Taylor Meier. De eerste speelt banjo, de tweede speelt gitaar en zingt.
Na twee veelbelovende EP’s verscheen onlangs het debuutalbum van Caamp, waarop de twee jeugdvrienden gezelschap hebben gekregen van bassist Matt Vinson. De drie voegden in de studio zelf nog wat drums, percussie en piano toe aan het geluid van de band en hiernaast mocht een trompettist hier en daar nog een riedeltje meeblazen.
Het geluid van Caamp is behoorlijk sober, maar desondanks mis ik niets in het geluid van de band. De banjo en de gitaren weten elkaar prachtig te versterken, terwijl de bas van Matt Vinson op solide wijze de gaten dicht. De songs van Caamp zijn vrijwel zonder uitzondering ingetogen, maar hebben op een of andere manier ook iets rauws.
Dit is deels de verdienste van het heerlijke gitaarwerk op het album, maar het is vooral de ruwe strot van Taylor Meier die het geluid van Caamp rauwer maakt dan gebruikelijk in het genre. By And By doet me af en toe wel wat denken aan een band als Lumineers, maar het debuut van Caamp heeft ook een 60s en 70s feel en doet me op een of andere manier meer dan eens denken aan Creedence Clearwater Revival, wiens geweldige live-set op Woodstock maar door mijn hoofd blijft spoken.
By And By staat vol buitengewoon aangenaam klinkende songs en doet het heerlijk op de achtergrond, maar het blijkt al snel ook een album dat volledige aandacht verdient. Met name de zang van Taylor Meier maakt steeds meer indruk. Het ene moment doet hij denken aan Mark Oliver Everett, de voorman van Eels, maar ik hoor ook flarden John Fogerty, Rod Stewart, Jack Johnson en Bruce Springsteen in zijn stem.
In muzikaal opzicht past Caamp vooral in het hokje folkrock, waarbij net zo makkelijk wordt geciteerd uit de archieven van het genre als uit de catalogus van bands als het al eerder genoemde Lumineers. Het levert een album op dat een warme zomerdag voorziet van een zonnige soundtrack, maar een regenachtige avond net zo makkelijk voorziet van de gewenste dosis melancholie.
Het lijken op het eerste gehoor misschien eenvoudige folksongs, maar de songs van de Amerikaanse band verrassen steeds weer met geweldige melodieën, met fraaie warmbloedige klanken en met zang die je steeds meer weet te raken. Dat laatste bereikt Taylor Meier alleen niet alleen door de laag gruis op zijn stembanden, maar ook door al het gevoel dat in de zang wordt gelegd.
By And By onderscheidt zich door de net wat rauwere klanken, de uitstekende zang en de prima songs langzaam maar zeer zeker van vergelijkbare albums in dit genre en wordt een steeds aangenamere metgezel, zeker wanneer je ontdekt dat de band haar klassiekers kent en meer dan eens buiten de lijntjes van de folkrock kleurt. By And By is een album dat makkelijk over het hoofd wordt gezien deze zomermaanden, maar het is een album dat echt alle aandacht verdient. Erwin Zijleman
By And By van Caamp omarmede ik in eerste instantie als een heerlijk zomers album om lekker bij weg te dromen in de zon, maar hoe vaker ik naar het album luister, hoe interessanter het wordt. Het Amerikaanse trio grossiert op haar debuut in bijzonder lekker in het gehoor liggende popliedjes vol invloeden. Het debuut van de band past in het hokje folkrock, maar laat ook zeker ander invloeden horen. Het klinkt allemaal bijzonder lekker, maar ook verrassend rauw en doorleefd, waarbij de zang keer op keer opvalt, maar ook de instrumentatie op By And By is prachtig. Nauwelijks opgemerkt midden in de zomervakantie, maar het debuut van Caamp is echt prachtig.
Caamp is een band uit Columbus, Ohio, die een paar jaar geleden werd geformeerd door jeugdvrienden Evan Westfall en Taylor Meier. De eerste speelt banjo, de tweede speelt gitaar en zingt.
Na twee veelbelovende EP’s verscheen onlangs het debuutalbum van Caamp, waarop de twee jeugdvrienden gezelschap hebben gekregen van bassist Matt Vinson. De drie voegden in de studio zelf nog wat drums, percussie en piano toe aan het geluid van de band en hiernaast mocht een trompettist hier en daar nog een riedeltje meeblazen.
Het geluid van Caamp is behoorlijk sober, maar desondanks mis ik niets in het geluid van de band. De banjo en de gitaren weten elkaar prachtig te versterken, terwijl de bas van Matt Vinson op solide wijze de gaten dicht. De songs van Caamp zijn vrijwel zonder uitzondering ingetogen, maar hebben op een of andere manier ook iets rauws.
Dit is deels de verdienste van het heerlijke gitaarwerk op het album, maar het is vooral de ruwe strot van Taylor Meier die het geluid van Caamp rauwer maakt dan gebruikelijk in het genre. By And By doet me af en toe wel wat denken aan een band als Lumineers, maar het debuut van Caamp heeft ook een 60s en 70s feel en doet me op een of andere manier meer dan eens denken aan Creedence Clearwater Revival, wiens geweldige live-set op Woodstock maar door mijn hoofd blijft spoken.
By And By staat vol buitengewoon aangenaam klinkende songs en doet het heerlijk op de achtergrond, maar het blijkt al snel ook een album dat volledige aandacht verdient. Met name de zang van Taylor Meier maakt steeds meer indruk. Het ene moment doet hij denken aan Mark Oliver Everett, de voorman van Eels, maar ik hoor ook flarden John Fogerty, Rod Stewart, Jack Johnson en Bruce Springsteen in zijn stem.
In muzikaal opzicht past Caamp vooral in het hokje folkrock, waarbij net zo makkelijk wordt geciteerd uit de archieven van het genre als uit de catalogus van bands als het al eerder genoemde Lumineers. Het levert een album op dat een warme zomerdag voorziet van een zonnige soundtrack, maar een regenachtige avond net zo makkelijk voorziet van de gewenste dosis melancholie.
Het lijken op het eerste gehoor misschien eenvoudige folksongs, maar de songs van de Amerikaanse band verrassen steeds weer met geweldige melodieën, met fraaie warmbloedige klanken en met zang die je steeds meer weet te raken. Dat laatste bereikt Taylor Meier alleen niet alleen door de laag gruis op zijn stembanden, maar ook door al het gevoel dat in de zang wordt gelegd.
By And By onderscheidt zich door de net wat rauwere klanken, de uitstekende zang en de prima songs langzaam maar zeer zeker van vergelijkbare albums in dit genre en wordt een steeds aangenamere metgezel, zeker wanneer je ontdekt dat de band haar klassiekers kent en meer dan eens buiten de lijntjes van de folkrock kleurt. By And By is een album dat makkelijk over het hoofd wordt gezien deze zomermaanden, maar het is een album dat echt alle aandacht verdient. Erwin Zijleman
De muziek van Caamp is ook verkrijgbaar via de bandcamp pagina van de band: https://caamptheband.bandcamp.com.
Abonneren op:
Posts (Atom)