Amy LaVere maakt inmiddels al zo’n 8 jaar platen, maar de van oorsprong Texaanse, maar al jaren vanuit Memphis, Tennessee opererende singer-songwriter, was me tot dusver nog niet echt opgevallen.
Dat is in één klap veranderd met het geweldige Runaway’s Diary, dat ik reken tot de beste rootsplaten van het moment.
Het leven ‘on the road’ staat centraal op de door North Mississippi All Stars gitarist Luther Dickinson (zoon van topproducer Jim Dickinson) geproduceerde plaat. Op de plaat, die ook gastbijdragen van gerenommeerde sessiemuzikanten als Will Sexton en Tim Reagan bevat, maakt Amy LaVere de rootsmuziek die hoort bij het diepe zuiden van de Verenigde Staten.
Het is rootsmuziek die put uit de archieven van de country, folk, blues, rockabilly en Texaanse rootsrock, maar Amy LaVere is ook niet vies van een vleugje pop, waardoor Runaway’s Diary een opvallend toegankelijke plaat is.
LaVere heeft een zwoel en sexy stemgeluid met een rauw randje, dat uitstekend past hij haar stemmige songs. Het zijn stemmige songs die opvallen door een buitengewoon trefzekere instrumentatie. Hierin domineert het prachtige gitaarwerk van Dickinson en Sexton, maar ook de bijdragen van onder andere mellotron en saxofoon dragen nadrukkelijk bij aan het opvallende geluid op de nieuwe plaat van Amy LaVere.
Runaway’s Diary doet, vooral vanwege de vocalen, wel wat denken aan de platen van Kasey Chambers, al heeft Amy LaVere absoluut een duidelijk eigen geluid; enerzijds door de fraaie instrumentatie en anderzijds door het lage tempo van veel van haar songs.
Runaway’s Diary is zo’n plaat die de drukte van de Randstad onmiddellijk verruilt voor de uitgestrektheid van het Zuiden van de Verenigde Staten, waarbij de bars van Memphis worden afgewisseld met eindeloze snelwegen en zompige moerrassen. Amy LaVere heeft een geluid dat past bij rokerige bars, snikhete dagen en broeierige avonden vol zoemende insecten maar gelukkig ook een zuchtje wind. Het is knap als een plaat zoveel beelden op het netvlies tovert als Runaway’s Diary van Amy LaVere en zelfs nog gevoelens weet over te dragen.
Runaway’s Diary is een opvallend intieme plaat. Dat heeft alles te maken met het mooie en bijzonder stemmige geluid op de plaat en de heerlijke zang van Amy LaVere, maar ook haar persoonlijke songs dragen nadrukkelijk bij aan de bijzondere sfeer op de plaat. Het niveau van de songs van Amy LaVere ligt hoog. Zo hoog dat de covers van songs van grootheden als Townes van Zandt en John Lennon niet direct opvallen tussen de originelen van Amy LaVere.
Runaway’s Diary van Amy LaVere is voorbij voor je het weet, maar vervolgens wil je maar één ding: veel meer. Amy LaVere heeft naast Runaway’s Diary overigens nog veel meer moois op haar naam staan. Met name Stranger Me uit 2011 kan ik warm aanbevelen aan een ieder met een rootshart. Het is een breakup plaat die diep onder de huid kruipt en een prachtige aanvulling op het wat meer uitbundige Runaway’s Diary. Wat ben ik blij met deze ontdekking. Erwin Zijleman
31 mei 2014
30 mei 2014
Anton Maskeliade - Subtract The Silence Of Myself
Vandaag voor de afwisseling eens iets heel anders. Anton Maskeliade is een Russische muzikant die op geheel eigen wijze muziek maakt. Het grootste deel van zijn muziek komt immers tot stand via zogenaamde ‘Leap Motion’ technologie. Uiteenlopende devices reageren op de bewegingen van de Russische muzikant en creëren zo een even onnavolgbaar als fascinerend geluid. Dat ziet er leuk uit (check zijn video's), maar klinkt nog bijzonderder.
Dit klinkt waarschijnlijk als overpretentieuze muziek die kunst genoemd wil worden. Het was ook mijn eerste associatie en het is een associatie waar ik over het algemeen niet vrolijk van wordt. Nadat alle vooroordelen overboord waren gezet begon ik echter te genieten van de bijzondere muziek van Anton Maskeliade, al maakt de Rus het de luisteraar nergens makkelijk.
Subtract The Silence Of Myself is een plaat die van de hak op de tak springt en net zo makkelijk verrast met mooie dromerige klanken als met op de zenuwen werkende ritmes. Anton Maskeliade is over het algemeen een beweeglijk type, wat resulteert in gejaagde ritmes. Deze worden gecombineerd met mooie lome elektronische klanken, knappe gitaarloopjes, vervreemdende samples en wat onvaste vocalen. Het is in eerste instantie met niets te vergelijken.
Het zijn zeker geen doorsnee popliedjes die Anton Maskeliade maakt. In de meeste gevallen ontbreekt het houvast en moet je het in eerste instantie vooral doen met de mooie dromerige passsages. Na enige tijd begint er echter wel meer op zijn plaats te vallen en krijgt de muziek van Anton Maskeliade een bijna bezwerende uitwerking.
Het doet me heel af en toe wel wat denken aan de platen van Peter Gabriel uit het begin van de jaren 80 of de platen van Robert Fripp uit dezelfde periode, al klinkt de muziek van Anton Maskeliade wel een stuk moderner, bevat deze muziek ook volop invloeden uit de hedendaagse elektronische muziek en zijn er ook wel raakvlakken met een band als Radiohead.
Subtract The Silence Of Myself is een plaat vol dynamiek en verrassing die je maar op het verkeerde been blijft zetten. Dat is in eerste instantie nog wel eens frustrerend, maar na enige tijd begin je zoals gezegd te genieten van de unieke muziek van deze Russische muzikant. Anton Maskeliade is niet vies van flink experimenteren, maar experimenteren is op Subtract The Silence Of Myself geen doel maar een middel. Wanneer je de songs op de plaat wat beter kent is het debuut van Anton Maskeliade veel meer dan een collectie op bijzondere wijze gecreëerde geluiden. De plaat staat vol met popsongs met een kop en een staart. Het zijn misschien niet de popsongs die je kent, maar enige gewenning doet wonderen.
Anton Maskeliade maakt misschien de muziek van de toekomst, maar hij kent ook zijn klassiekers en put op geheel eigen wijze uit de archieven van een aantal decennia popmuziek. Zo heel af en toe hoor je als basis een bijna doorsnee popliedje, maar dit wordt vervolgens omgeven door zoveel bijzondere geluiden dat je al snel het houvast mist en de magie zijn intrede doet.
Mijn advies: oordeel zeker niet te snel over deze plaat. In eerste instantie werd ik er vooral heel nerveus van, maar het went snel. Pas veel later openbaren de schoonheid en het unieke karakter van deze plaat zich. Anton Maskeliade maakt op niet alledaagse wijze muziek, maar het is absoluut muziek. Muziek van een hoog niveau als je het mij vraagt en ook muziek die iets toevoegt aan alles wat er al is. Zeker niet makkelijk, maar van alleen maar makkelijke muziek wordt uiteindelijk geen enkele muziekliefhebber vrolijk. Op zoek naar een muzikale uitdaging? Bijzonderder dan deze plaat zal je ze niet snel vinden. Erwin Zijleman
Subtract The Silence Of Myself van Anton Maskeliade ligt nog niet in Nederland in de winkel, maar kan voor slechts 4 dollar worden verkregen via Bandcamp (http://antonmaskeliade.bandcamp.com). Doen!
Dit klinkt waarschijnlijk als overpretentieuze muziek die kunst genoemd wil worden. Het was ook mijn eerste associatie en het is een associatie waar ik over het algemeen niet vrolijk van wordt. Nadat alle vooroordelen overboord waren gezet begon ik echter te genieten van de bijzondere muziek van Anton Maskeliade, al maakt de Rus het de luisteraar nergens makkelijk.
Subtract The Silence Of Myself is een plaat die van de hak op de tak springt en net zo makkelijk verrast met mooie dromerige klanken als met op de zenuwen werkende ritmes. Anton Maskeliade is over het algemeen een beweeglijk type, wat resulteert in gejaagde ritmes. Deze worden gecombineerd met mooie lome elektronische klanken, knappe gitaarloopjes, vervreemdende samples en wat onvaste vocalen. Het is in eerste instantie met niets te vergelijken.
Het zijn zeker geen doorsnee popliedjes die Anton Maskeliade maakt. In de meeste gevallen ontbreekt het houvast en moet je het in eerste instantie vooral doen met de mooie dromerige passsages. Na enige tijd begint er echter wel meer op zijn plaats te vallen en krijgt de muziek van Anton Maskeliade een bijna bezwerende uitwerking.
Het doet me heel af en toe wel wat denken aan de platen van Peter Gabriel uit het begin van de jaren 80 of de platen van Robert Fripp uit dezelfde periode, al klinkt de muziek van Anton Maskeliade wel een stuk moderner, bevat deze muziek ook volop invloeden uit de hedendaagse elektronische muziek en zijn er ook wel raakvlakken met een band als Radiohead.
Subtract The Silence Of Myself is een plaat vol dynamiek en verrassing die je maar op het verkeerde been blijft zetten. Dat is in eerste instantie nog wel eens frustrerend, maar na enige tijd begin je zoals gezegd te genieten van de unieke muziek van deze Russische muzikant. Anton Maskeliade is niet vies van flink experimenteren, maar experimenteren is op Subtract The Silence Of Myself geen doel maar een middel. Wanneer je de songs op de plaat wat beter kent is het debuut van Anton Maskeliade veel meer dan een collectie op bijzondere wijze gecreëerde geluiden. De plaat staat vol met popsongs met een kop en een staart. Het zijn misschien niet de popsongs die je kent, maar enige gewenning doet wonderen.
Anton Maskeliade maakt misschien de muziek van de toekomst, maar hij kent ook zijn klassiekers en put op geheel eigen wijze uit de archieven van een aantal decennia popmuziek. Zo heel af en toe hoor je als basis een bijna doorsnee popliedje, maar dit wordt vervolgens omgeven door zoveel bijzondere geluiden dat je al snel het houvast mist en de magie zijn intrede doet.
Mijn advies: oordeel zeker niet te snel over deze plaat. In eerste instantie werd ik er vooral heel nerveus van, maar het went snel. Pas veel later openbaren de schoonheid en het unieke karakter van deze plaat zich. Anton Maskeliade maakt op niet alledaagse wijze muziek, maar het is absoluut muziek. Muziek van een hoog niveau als je het mij vraagt en ook muziek die iets toevoegt aan alles wat er al is. Zeker niet makkelijk, maar van alleen maar makkelijke muziek wordt uiteindelijk geen enkele muziekliefhebber vrolijk. Op zoek naar een muzikale uitdaging? Bijzonderder dan deze plaat zal je ze niet snel vinden. Erwin Zijleman
Subtract The Silence Of Myself van Anton Maskeliade ligt nog niet in Nederland in de winkel, maar kan voor slechts 4 dollar worden verkregen via Bandcamp (http://antonmaskeliade.bandcamp.com). Doen!
29 mei 2014
La Sera - Hour Of The Dawn
La Sera is het alter ego van de Amerikaanse muzikante Katy Goodman, die een enkeling onder ons zal kennen als de bassiste van de band Vivian Girls.
La Sera debuteerde al weer drie jaar geleden met een hele aardige titelloze plaat, die een jaar later een vervolg kreeg met het al even aardige Sees The Light (beide platen zijn overigens volkomen ten onrechte niet besproken op deze BLOG).
Katy Goodman kan zich na het uiteenvallen van Vivian Girls eerder dit jaar volledig richten op La Sera en doet dat direct met een ambitieuze derde plaat.
Ook Hour Of The Dawn krijgt tot dusver niet al teveel aandacht in Nederland en dat is jammer. Heel jammer zelfs. La Sera heeft immers een plaat gemaakt waarvan je alleen maar heel vrolijk kunt worden.
La Sera maakt op haar derde plaat muziek die bestaat uit gelijke delen powerpop, 60s girlpop, shoegaze en dreampop en brengt deze opwindende cocktail vervolgens op smaak met een vleugje lo-fi. Kortom, licht gruizige popmuziek met onweerstaanbare refreinen maar ook voldoende eigenzinnigheid. Het is popmuziek die de zon onmiddellijk laat schijnen en die nadrukkelijk uitnodigt tot meezingen, meefluiten of een gewenste andere vorm van interactie.
La Sera maakt muziek zoals de Dum Dum Girls dat een paar jaar geleden nog deden, of muziek zoals het Ierse Dott dat eerder dit jaar nog zo overtuigend deed. En zo kan ik nog heel wat namen noemen, maar laat ik me beperken tot recent op deze BLOG bejubelde namen als Bleached, Cults, Veronica Falls, Tennis, Best Coast, al hoor ik op één of andere manier ook wel wat van de eerste twee platen van The Pretenders. Katy Goodman noemt zelf weer hele andere namen: “I wanted the new La Sera record to sound like Lesley Gore fronting Black Flag” schrijft ze in het persbericht bij haar nieuwe plaat. Ook een mooie omschrijving, maar ik vind de zelf verzonnen namen eerlijk gezegd treffender.
De muziek van La Sera is op het eerste gehoor misschien eenvoudige muziek zonder al te veel pretenties, maar ondertussen zit het zo verrekte goed in elkaar dat je na één keer horen zwaar verslaafd bent aan Hour Of The Dawn.
Vergeleken met de vorige platen van La Sera klinkt het allemaal net wat rauwer en energieker. Kate Goodman heeft kennelijk iets van de muzikale erfenis van Vivian Girls meegenomen naar haar solocarrière en dat is een wijs besluit; een suikerspin is immers maar heel even lekker.
Hour Of The Dawn bevindt zich in muzikaal opzicht in een de laatste jaren flink uitgedijd gezelschap, maar weet zich op een aantal manieren te onderscheiden. Zo beschikt Katy Goodman over een bijzonder aangenaam stemgeluid, voorziet ze haar zoete en zachte popliedjes gelukkig van een voldoende bitter en scherp randje en is het gitaarwerk op de plaat bijna onweerstaanbaar lekker. Nog belangrijker is het feit dat Hour Of The Dawn eigenlijk geen slecht popliedje bevat. Hour Of The Dawn bevat tien tracks en het is tien keer raak.
Tegelijkertijd is het tien keer anders. De ene keer wat meer ingetogen, de volgende keer juist net wat gruiziger. De ene keer Phil Spector, de volgende keer bijna Beatlesque of juist opgeschoven richting My Bloody Valentine of de eigentijdse soortgenoten.
Hour Of The Dawn heeft uiteindelijk hetzelfde effect als de spreekwoordelijke roze bril. Met deze plaat uit de speakers is de wereld opeens een stuk mooier en aangenamer en maken donkere wolken plaats voor een stralende zon. Heerlijk. Erwin Zijleman
La Sera debuteerde al weer drie jaar geleden met een hele aardige titelloze plaat, die een jaar later een vervolg kreeg met het al even aardige Sees The Light (beide platen zijn overigens volkomen ten onrechte niet besproken op deze BLOG).
Katy Goodman kan zich na het uiteenvallen van Vivian Girls eerder dit jaar volledig richten op La Sera en doet dat direct met een ambitieuze derde plaat.
Ook Hour Of The Dawn krijgt tot dusver niet al teveel aandacht in Nederland en dat is jammer. Heel jammer zelfs. La Sera heeft immers een plaat gemaakt waarvan je alleen maar heel vrolijk kunt worden.
La Sera maakt op haar derde plaat muziek die bestaat uit gelijke delen powerpop, 60s girlpop, shoegaze en dreampop en brengt deze opwindende cocktail vervolgens op smaak met een vleugje lo-fi. Kortom, licht gruizige popmuziek met onweerstaanbare refreinen maar ook voldoende eigenzinnigheid. Het is popmuziek die de zon onmiddellijk laat schijnen en die nadrukkelijk uitnodigt tot meezingen, meefluiten of een gewenste andere vorm van interactie.
La Sera maakt muziek zoals de Dum Dum Girls dat een paar jaar geleden nog deden, of muziek zoals het Ierse Dott dat eerder dit jaar nog zo overtuigend deed. En zo kan ik nog heel wat namen noemen, maar laat ik me beperken tot recent op deze BLOG bejubelde namen als Bleached, Cults, Veronica Falls, Tennis, Best Coast, al hoor ik op één of andere manier ook wel wat van de eerste twee platen van The Pretenders. Katy Goodman noemt zelf weer hele andere namen: “I wanted the new La Sera record to sound like Lesley Gore fronting Black Flag” schrijft ze in het persbericht bij haar nieuwe plaat. Ook een mooie omschrijving, maar ik vind de zelf verzonnen namen eerlijk gezegd treffender.
De muziek van La Sera is op het eerste gehoor misschien eenvoudige muziek zonder al te veel pretenties, maar ondertussen zit het zo verrekte goed in elkaar dat je na één keer horen zwaar verslaafd bent aan Hour Of The Dawn.
Vergeleken met de vorige platen van La Sera klinkt het allemaal net wat rauwer en energieker. Kate Goodman heeft kennelijk iets van de muzikale erfenis van Vivian Girls meegenomen naar haar solocarrière en dat is een wijs besluit; een suikerspin is immers maar heel even lekker.
Hour Of The Dawn bevindt zich in muzikaal opzicht in een de laatste jaren flink uitgedijd gezelschap, maar weet zich op een aantal manieren te onderscheiden. Zo beschikt Katy Goodman over een bijzonder aangenaam stemgeluid, voorziet ze haar zoete en zachte popliedjes gelukkig van een voldoende bitter en scherp randje en is het gitaarwerk op de plaat bijna onweerstaanbaar lekker. Nog belangrijker is het feit dat Hour Of The Dawn eigenlijk geen slecht popliedje bevat. Hour Of The Dawn bevat tien tracks en het is tien keer raak.
Tegelijkertijd is het tien keer anders. De ene keer wat meer ingetogen, de volgende keer juist net wat gruiziger. De ene keer Phil Spector, de volgende keer bijna Beatlesque of juist opgeschoven richting My Bloody Valentine of de eigentijdse soortgenoten.
Hour Of The Dawn heeft uiteindelijk hetzelfde effect als de spreekwoordelijke roze bril. Met deze plaat uit de speakers is de wereld opeens een stuk mooier en aangenamer en maken donkere wolken plaats voor een stralende zon. Heerlijk. Erwin Zijleman
28 mei 2014
Echo & The Bunnymen - Meteorites
Crocodiles, Heaven Up Here, Porcupine en Ocean Rain. Echo & The Bunnymen had tussen 1980 en 1984 nog geen vier jaar nodig om vier platen af te leveren die een onuitwisbare invloed op de ontwikkeling van de popmuziek in het algemeen en de post-punk in het bijzonder zouden hebben. Het zijn vier platen die inmiddels zijn uitgegroeid tot onbetwiste klassiekers. Het zijn bovendien vier klassiekers die in geen enkele platenkast mogen ontbreken.
Na vier prachtplaten op rij was de fut er helaas wel wat uit bij Echo & The Bunnymen, al heeft de band sindsdien nog een aantal bovengemiddeld goede platen gemaakt (en vind ik de titelloze plaat uit 1987 persoonlijk een ultiem 80s statement). De band uit Liverpool is sinds de oprichting in 1978 altijd blijven bestaan en is, nog altijd met zanger Ian McCulloch en gitarist Will Sergeant in de gelederen, ook altijd platen blijven maken, al waren de tussenpozen soms lang.
Het laatste wapenfeit van de band dat ik me herinner is het al weer uit 2005 stammende Siberia. Deze zeer geslaagde plaat werd in 2009 gevolgd door The Fountain, maar die plaat heb ik gemist (en volgens de critici hoef ik daar niet rouwig om te zijn).
Vijf jaar na de zoveelste mogelijke zwanenzang van de band, keert Echo & The Bunnymen terug met Meteorites. Is er iets veranderd? Nee, eigenlijk niet., althans niet wanneer ik kijk naar de grote lijnen. Ook Meteorites is niet zo goed en urgent als Crocodiles, Heaven Up Here, Porcupine of Ocean Rain, maar het is net als Siberia en enkele van zijn voorgangers wel een plaat die er mag zijn.
Echo & The Bunnymen is de afgelopen decennia wat opgeschoven in de richting van een net wat toegankelijker geluid, maar ook op Meteorites hoor je nog altijd de invloeden die de band uiteindelijk inspireerden tot het maken van vier klassiekers op rij. Net zoals in het verleden prefereert de band de donkere wolken boven de zonneschijn en net als in het verleden zijn het stemgeluid van Ian McCulloch en het breed uitwaaierende gitaarspel van Will Sergeant uit duizenden herkenbaar.
Toch is Meteorites niet meer van hetzelfde. Zelden waren de teksten van Ian McCulloch zo persoonlijk en hiernaast experimenteert de band op haar nieuwe plaat hier en daar voorzichtig met een net iets ander geluid, waarin zelfs ruimte is voor een vleugje roots en aan de andere kant van het spectrum voor toegankelijke rock die doet denken aan The Verve of zelfs Coldplay (al is dat tegenwoordig nauwelijks een aanbeveling meer). In grote lijnen is Meteorites echter een typische Echo & The Bunnymen plaat. Het is een plaat die voortborduurt op platen die inmiddels al weer 33 tot 34 jaar mee gaan, maar desondanks verveelt Meteorites geen moment.
De critici zullen ongetwijfeld roepen dat Meteorites geen Crocodiles, geen Heaven Up Here, geen Ocean Rain en zelfs geen Porcupine (toch de minste van het legendarische viertal) is. Daar hebben ze natuurlijk gelijk in, maar Meteorites is zeker geen slechte plaat en een veel betere plaat dan die van alle jonge honden die zich tot op de dag van vandaag laten inspireren door de band uit Liverpool. Bij vlagen klinkt Meteorites onweerstaanbaar; voor de rest scoort Echo een dikke voldoende. Een hele dikke voldoende. Genoeg om een krent uit de pop genoemd te worden. Ja, dat vind ik wel. Erwin Zijleman
Na vier prachtplaten op rij was de fut er helaas wel wat uit bij Echo & The Bunnymen, al heeft de band sindsdien nog een aantal bovengemiddeld goede platen gemaakt (en vind ik de titelloze plaat uit 1987 persoonlijk een ultiem 80s statement). De band uit Liverpool is sinds de oprichting in 1978 altijd blijven bestaan en is, nog altijd met zanger Ian McCulloch en gitarist Will Sergeant in de gelederen, ook altijd platen blijven maken, al waren de tussenpozen soms lang.
Het laatste wapenfeit van de band dat ik me herinner is het al weer uit 2005 stammende Siberia. Deze zeer geslaagde plaat werd in 2009 gevolgd door The Fountain, maar die plaat heb ik gemist (en volgens de critici hoef ik daar niet rouwig om te zijn).
Vijf jaar na de zoveelste mogelijke zwanenzang van de band, keert Echo & The Bunnymen terug met Meteorites. Is er iets veranderd? Nee, eigenlijk niet., althans niet wanneer ik kijk naar de grote lijnen. Ook Meteorites is niet zo goed en urgent als Crocodiles, Heaven Up Here, Porcupine of Ocean Rain, maar het is net als Siberia en enkele van zijn voorgangers wel een plaat die er mag zijn.
Echo & The Bunnymen is de afgelopen decennia wat opgeschoven in de richting van een net wat toegankelijker geluid, maar ook op Meteorites hoor je nog altijd de invloeden die de band uiteindelijk inspireerden tot het maken van vier klassiekers op rij. Net zoals in het verleden prefereert de band de donkere wolken boven de zonneschijn en net als in het verleden zijn het stemgeluid van Ian McCulloch en het breed uitwaaierende gitaarspel van Will Sergeant uit duizenden herkenbaar.
Toch is Meteorites niet meer van hetzelfde. Zelden waren de teksten van Ian McCulloch zo persoonlijk en hiernaast experimenteert de band op haar nieuwe plaat hier en daar voorzichtig met een net iets ander geluid, waarin zelfs ruimte is voor een vleugje roots en aan de andere kant van het spectrum voor toegankelijke rock die doet denken aan The Verve of zelfs Coldplay (al is dat tegenwoordig nauwelijks een aanbeveling meer). In grote lijnen is Meteorites echter een typische Echo & The Bunnymen plaat. Het is een plaat die voortborduurt op platen die inmiddels al weer 33 tot 34 jaar mee gaan, maar desondanks verveelt Meteorites geen moment.
De critici zullen ongetwijfeld roepen dat Meteorites geen Crocodiles, geen Heaven Up Here, geen Ocean Rain en zelfs geen Porcupine (toch de minste van het legendarische viertal) is. Daar hebben ze natuurlijk gelijk in, maar Meteorites is zeker geen slechte plaat en een veel betere plaat dan die van alle jonge honden die zich tot op de dag van vandaag laten inspireren door de band uit Liverpool. Bij vlagen klinkt Meteorites onweerstaanbaar; voor de rest scoort Echo een dikke voldoende. Een hele dikke voldoende. Genoeg om een krent uit de pop genoemd te worden. Ja, dat vind ik wel. Erwin Zijleman
27 mei 2014
Sharon Van Etten - Are We There
Met het in 2012 verschenen Tramp schaarde de Amerikaanse singer-songwriter Sharon Van Etten zich definitief onder de smaakmakers in het genre. Helemaal als een verrassing kwam dat niet, want ook haar eerste twee platen, Because I Was In Love uit 2009 en Epic uit 2010, vielen al in zeer positieve zin op.
Op haar platen blijkt de Amerikaanse singer-songwriter met Nederlandse voorouders tot dusver van vele markten thuis. Waar ze zich op haar debuut nog beperkte tot bijzonder ingetogen of zelfs bijna Spartaans uitgevoerde folk, liet Sharon op haar volgende twee platen horen dat ze ook uit de voeten kan met veel voller klinkende songs, die ook rauw en stevig kunnen zijn. Tramp werd daarom vooral vergeleken met het werk van PJ Harvey, maar dat had wat mij betreft slechts betrekking op een van de vele gezichten van Sharon Van Etten.
Waar Sharon Van Etten op Tramp nog leunde op de productionele vaardigheden van The National’s Aaron Dessner, deed ze dit keer de productie grotendeels zelf, al schoof de onder andere van Elvis Costello, Antony & The Johnsons en St. Vincent bekende Stewart Lerman aan als co producer. Net als op Tramp laat Sharon Van Etten zich ook op haar nieuwe plaat weer bijstaan door flink wat muzikale vrienden, onder wie dit keer leden van The War On Drugs en Shearwater en Jana Hunter, Peter Broderick en Torres. Desondanks is Are We There uiteindelijk een hele persoonlijke plaat die vooral het stempel van Sharon Van Etten bevat.
Wanneer ik Are We There vergelijk met Tramp valt vooral op dat de gitaren een stapje terug hebben moeten doen. Synths en opvallende drumcomputers hebben aan terrein gewonnen, net als de piano, maar net als je denkt dat de gitaren genoegen moeten nemen met een plekje op de achtergrond eist The War On Drugs gitarist Adam Granduciel toch weer even nadrukkelijk de aandacht op.
Dat Sharon Van Etten en de liefde een lastige combinatie vormen weet iedereen die zich ook maar enigszins heeft verdiept in de teksten van haar vorige platen. Ook op Are We There komt weer het nodige relatieleed voorbij, maar meer dan ooit grijpt Sharon Van Etten je bij de strot met haar indringende teksten en haar intense, emotievolle en expressieve manier van zingen.
Ook in muzikaal opzicht is Are We There een indringende plaat. Zwart en donkergrijs overheersen en slechts heel af en toe laat Sharon Van Etten andere kleuren toe in haar soms bijna beklemmende geluid. De arrangementen en de instrumentatie zijn misschien nog wel mooier dan op Tramp. Sharon Van Etten is ook dit keer een meester in het met toch redelijk veel instrumenten creëren van een warm en intiem geluid vol onderhuidse spanning. De ene keer doet ze dit alleen met piano, de volgende keer met fraaie blazersarrangementen, dan weer met donkere synths of een voller rockgeluid vol mooie gitaarloopjes.
Het levert een opvallend intense plaat op. De instrumentatie speelt hierin een belangrijke rol, maar het meeste effect wordt toch gesorteerd door de geweldige vocalen van Sharon Van Etten. Op Are We There voel je elk woord dat Sharon Van Etten zingt en maakt ze je deelgenoot van haar pijn, angst, woede, haat en spaarzame geluk.
Wat verder opvalt is dat Sharon Van Etten met haar muziek zo langzamerhand haar eigen hokje heeft gecreëerd, waarin folk, rock en soul zijn versmolten tot een uniek eigen geluid. Het levert een plaat op die nog intenser en indrukwekkender is dan zijn drie voorgangers. Jaarlijstjesplaat? Ik denk dat bijna niemand er onder uit kan en wil. Erwin Zijleman
Op haar platen blijkt de Amerikaanse singer-songwriter met Nederlandse voorouders tot dusver van vele markten thuis. Waar ze zich op haar debuut nog beperkte tot bijzonder ingetogen of zelfs bijna Spartaans uitgevoerde folk, liet Sharon op haar volgende twee platen horen dat ze ook uit de voeten kan met veel voller klinkende songs, die ook rauw en stevig kunnen zijn. Tramp werd daarom vooral vergeleken met het werk van PJ Harvey, maar dat had wat mij betreft slechts betrekking op een van de vele gezichten van Sharon Van Etten.
Waar Sharon Van Etten op Tramp nog leunde op de productionele vaardigheden van The National’s Aaron Dessner, deed ze dit keer de productie grotendeels zelf, al schoof de onder andere van Elvis Costello, Antony & The Johnsons en St. Vincent bekende Stewart Lerman aan als co producer. Net als op Tramp laat Sharon Van Etten zich ook op haar nieuwe plaat weer bijstaan door flink wat muzikale vrienden, onder wie dit keer leden van The War On Drugs en Shearwater en Jana Hunter, Peter Broderick en Torres. Desondanks is Are We There uiteindelijk een hele persoonlijke plaat die vooral het stempel van Sharon Van Etten bevat.
Wanneer ik Are We There vergelijk met Tramp valt vooral op dat de gitaren een stapje terug hebben moeten doen. Synths en opvallende drumcomputers hebben aan terrein gewonnen, net als de piano, maar net als je denkt dat de gitaren genoegen moeten nemen met een plekje op de achtergrond eist The War On Drugs gitarist Adam Granduciel toch weer even nadrukkelijk de aandacht op.
Dat Sharon Van Etten en de liefde een lastige combinatie vormen weet iedereen die zich ook maar enigszins heeft verdiept in de teksten van haar vorige platen. Ook op Are We There komt weer het nodige relatieleed voorbij, maar meer dan ooit grijpt Sharon Van Etten je bij de strot met haar indringende teksten en haar intense, emotievolle en expressieve manier van zingen.
Ook in muzikaal opzicht is Are We There een indringende plaat. Zwart en donkergrijs overheersen en slechts heel af en toe laat Sharon Van Etten andere kleuren toe in haar soms bijna beklemmende geluid. De arrangementen en de instrumentatie zijn misschien nog wel mooier dan op Tramp. Sharon Van Etten is ook dit keer een meester in het met toch redelijk veel instrumenten creëren van een warm en intiem geluid vol onderhuidse spanning. De ene keer doet ze dit alleen met piano, de volgende keer met fraaie blazersarrangementen, dan weer met donkere synths of een voller rockgeluid vol mooie gitaarloopjes.
Het levert een opvallend intense plaat op. De instrumentatie speelt hierin een belangrijke rol, maar het meeste effect wordt toch gesorteerd door de geweldige vocalen van Sharon Van Etten. Op Are We There voel je elk woord dat Sharon Van Etten zingt en maakt ze je deelgenoot van haar pijn, angst, woede, haat en spaarzame geluk.
Wat verder opvalt is dat Sharon Van Etten met haar muziek zo langzamerhand haar eigen hokje heeft gecreëerd, waarin folk, rock en soul zijn versmolten tot een uniek eigen geluid. Het levert een plaat op die nog intenser en indrukwekkender is dan zijn drie voorgangers. Jaarlijstjesplaat? Ik denk dat bijna niemand er onder uit kan en wil. Erwin Zijleman
26 mei 2014
Hollis Brown - Gets Loaded
Ride On The Train van Hollis Brown was wat mij betreft één van de betere debuten van 2013 (al heeft de band naar verluid in 2009 ook al eens een plaat uitgebracht, maar die vergeten we voor het gemak maar even ).
De band uit New York greep op Ride On The Train terug op de hoogtepunten uit een aantal decennia rockmuziek. Zelf noemde ik vorig jaar Lynyrd Skynyrd, Rolling Stones, Neil Young, Tom Petty, Creedence Clearwater Revival en Buffalo Springfield als belangrijkste invloeden, maar dit was uiteindelijk een vrij willekeurige selectie. De laatste tijd hoor ik immers misschien nog wel meer van The Band op de plaat.
Ride On The Train was zo’n zeldzame plaat die je bij eerste beluistering al jaren denkt te kennen, maar het blijkt ook een plaat die een jaar later nog net zo fris, aanstekelijk en verslavend klinkt als bij de allereerste kennismaking.
Net een jaar na het sensationele ‘debuut’, ligt er al weer een nieuwe plaat van Hollis Brown in de winkel. Gets Loaded is echter niet de echte opvolger van Ride On The Train, maar een ‘tussendoortje’ dat in eerste instantie alleen voor de 2014 editie van Record Store Day bedoeld was.
Trieste aanleiding voor het opnemen van dit ‘tussendoortje’ was de dood van Lou Reed. Hollis Brown speelde als eerbetoon live een aantal songs van Lou Reed en dit smaakte naar meer. Het resulteerde uiteindelijk in een heuse remake van Loaded van The Velvet Underground. Loaded was in 1970 de vierde plaat in een serie van vier briljante platen en een plaat die volledig door Lou Reed werd gedomineerd. Het is met afstand de meest toegankelijke plaat van deze invloedrijke band, die het op dat moment al moest doen zonder de meeste leden van het eerste uur, maar dat gaat niet ten koste van de kwaliteit van de muziek. Het bleek uiteindelijk de zwanenzang van The Velvet Underground, maar het is een slotakkoord in stijl met klassiekers als Sweet Jane en Rock & Roll.
Hollis Brown heeft de re-make van Loaded gelukkig ontspannen aangepakt, waardoor de plaat minder gekunsteld aan doet dan de gemiddelde remake. Er werd wat gesleuteld aan de volgorde van de songs (de volgorde is precies omgedraaid zag ik na een tijdje) en verder heeft Hollis Brown gelukkig haar eigen geluid behouden.
Ik had Hollis Brown in eerste instantie niet gelinkt aan de muziek van The Velvet Underground en Gets Loaded klinkt ook niet echt als The Velvet Underground, ook al heeft de band niet heel fanatiek gesleuteld aan de originelen.
Hollis Brown maakt nog altijd countryrock met een flinke dosis rock ’n roll. Muziek zoals The Rolling Stones die ooit maakten in hun beste dagen en dat is dan ook de naam die bij mij het vaakst opkomt bij beluistering van Gets Loaded. Het is niet te hopen dat Mick Jagger en consorten deze plaat voor hun Pinkpop optreden te horen krijgen, want ze zouden er wanhopig van worden.
Net als op Ride On The Train verandert alles wat Hollis Brown op Gets Loaded aanraakt in goud. Alles klinkt even lekker en aanstekelijk en alles klinkt bovendien even tijdloos maar toch urgent.
Ride On The Train zette Hollis Brown vorig jaar op de kaart; Gets Loaded bevestigt deze status. Nu op naar de echte opvolger van Ride On The Train. Dat is nu al een plaat om naar uit te zien. Erwin Zijleman
De band uit New York greep op Ride On The Train terug op de hoogtepunten uit een aantal decennia rockmuziek. Zelf noemde ik vorig jaar Lynyrd Skynyrd, Rolling Stones, Neil Young, Tom Petty, Creedence Clearwater Revival en Buffalo Springfield als belangrijkste invloeden, maar dit was uiteindelijk een vrij willekeurige selectie. De laatste tijd hoor ik immers misschien nog wel meer van The Band op de plaat.
Ride On The Train was zo’n zeldzame plaat die je bij eerste beluistering al jaren denkt te kennen, maar het blijkt ook een plaat die een jaar later nog net zo fris, aanstekelijk en verslavend klinkt als bij de allereerste kennismaking.
Net een jaar na het sensationele ‘debuut’, ligt er al weer een nieuwe plaat van Hollis Brown in de winkel. Gets Loaded is echter niet de echte opvolger van Ride On The Train, maar een ‘tussendoortje’ dat in eerste instantie alleen voor de 2014 editie van Record Store Day bedoeld was.
Trieste aanleiding voor het opnemen van dit ‘tussendoortje’ was de dood van Lou Reed. Hollis Brown speelde als eerbetoon live een aantal songs van Lou Reed en dit smaakte naar meer. Het resulteerde uiteindelijk in een heuse remake van Loaded van The Velvet Underground. Loaded was in 1970 de vierde plaat in een serie van vier briljante platen en een plaat die volledig door Lou Reed werd gedomineerd. Het is met afstand de meest toegankelijke plaat van deze invloedrijke band, die het op dat moment al moest doen zonder de meeste leden van het eerste uur, maar dat gaat niet ten koste van de kwaliteit van de muziek. Het bleek uiteindelijk de zwanenzang van The Velvet Underground, maar het is een slotakkoord in stijl met klassiekers als Sweet Jane en Rock & Roll.
Hollis Brown heeft de re-make van Loaded gelukkig ontspannen aangepakt, waardoor de plaat minder gekunsteld aan doet dan de gemiddelde remake. Er werd wat gesleuteld aan de volgorde van de songs (de volgorde is precies omgedraaid zag ik na een tijdje) en verder heeft Hollis Brown gelukkig haar eigen geluid behouden.
Ik had Hollis Brown in eerste instantie niet gelinkt aan de muziek van The Velvet Underground en Gets Loaded klinkt ook niet echt als The Velvet Underground, ook al heeft de band niet heel fanatiek gesleuteld aan de originelen.
Hollis Brown maakt nog altijd countryrock met een flinke dosis rock ’n roll. Muziek zoals The Rolling Stones die ooit maakten in hun beste dagen en dat is dan ook de naam die bij mij het vaakst opkomt bij beluistering van Gets Loaded. Het is niet te hopen dat Mick Jagger en consorten deze plaat voor hun Pinkpop optreden te horen krijgen, want ze zouden er wanhopig van worden.
Net als op Ride On The Train verandert alles wat Hollis Brown op Gets Loaded aanraakt in goud. Alles klinkt even lekker en aanstekelijk en alles klinkt bovendien even tijdloos maar toch urgent.
Ride On The Train zette Hollis Brown vorig jaar op de kaart; Gets Loaded bevestigt deze status. Nu op naar de echte opvolger van Ride On The Train. Dat is nu al een plaat om naar uit te zien. Erwin Zijleman
25 mei 2014
Emma Ruth Rundle - Some Heavy Ocean
De uit California afkomstige singer-songwriter Emma Ruth Rundle verkeerde tot dusver vooral in post-rock kringen, maar levert nu met Some Heavy Ocean haar solodebuut af.
Het is een plaat die mij afwisselend doet denken aan Mazzy Star, The Cocteau Twins, Marissa Nadler, Sinéad O’Connor en Chelsea Wolfe, waarbij Emma Ruth Rundle er in slaagt om het beste van al deze werelden te verenigen.
Some Heavy Ocean heeft het zwoele en psychedelische van Mazzy Star, het zweverige en mystieke van The Cocteau Twins, de ingetogen schoonheid van Marissa Nadler, de woede van Sinéad O’Connor (waarbij vooral aan haar eerste plaat moet worden gedacht) en de duistere onderkoeling van Chelsea Wolfe.
Some Heavy Ocean heeft uiteindelijk vaak een donker geluid met voorzichtig galmende shoegaze en dreampop gitaren en buitengewoon dreigende synths, maar Emma Ruth Rundle begint vaak uiterst ingetogen en bouwt de spanning langzaam op.
Some Heavy Ocean zal waarschijnlijk niet worden gewaardeerd door liefhebbers van mooie luisterliedjes, want daarvoor is de muziek van de Amerikaanse singer-songwriter te dynamisch en te donker, maar liefhebbers van alle hierboven genoemde namen en liefhebbers van muziek die ook buiten de lijntjes durft te kleuren in het algemeen, halen met Some Heavy Ocean een prachtplaat in huis.
Het lijstje namen dat bij me op komt bij beluistering van het debuut van Emma Ruth Rundle groeit trouwens nog steeds, want inmiddels hoor ik ook zeker raakvlakken met het prachtdebuut van Tess Parks en met de laatste plaat van EMA, maar Emma Ruth Rundle kan ook klinken als Siouxsie Sioux, als PJ Harvey of als Suzanne Vega om nog maar eens wat uitersten te noemen.
Some Heavy Ocean is geen plaat die het goed doet op de achtergrond. Het is een plaat die dwingt tot luisteren en inleven. Pas wanneer je je niet langer verzet tegen de donkere wolken die over drijven openbaart zich de ruwe schoonheid van deze plaat. Dan hoor je dat Emma Ruth Rundle zich ook zeker heeft laten inspireren door singer-songwriters uit de vroege jaren 70, variërend van Joni Mitchell tot Britse folkies. Dan ook hoor je dat Emma Ruth Rundle net zo makkelijk aansluiting vindt bij de alternatieve folkies als bij muzikanten uit de wat donkerdere contreien van de popmuziek, inclusief de post-rock waarin Emma Ruth Rundle tot dusver actief was.
In Nederland lees ik tot dusver maar heel weinig over deze fascinerende plaat, maar dat kan alleen maar een kwestie van tijd zijn. Emma Ruth Rundle heeft met Some Heavy Ocean immers een plaat gemaakt die zich misschien maar langzaam opdringt, maar wanneer de liefde voor deze plaat begint te ontluiken is het ook onvoorwaardelijke liefde. Erwin Zijleman
Het is een plaat die mij afwisselend doet denken aan Mazzy Star, The Cocteau Twins, Marissa Nadler, Sinéad O’Connor en Chelsea Wolfe, waarbij Emma Ruth Rundle er in slaagt om het beste van al deze werelden te verenigen.
Some Heavy Ocean heeft het zwoele en psychedelische van Mazzy Star, het zweverige en mystieke van The Cocteau Twins, de ingetogen schoonheid van Marissa Nadler, de woede van Sinéad O’Connor (waarbij vooral aan haar eerste plaat moet worden gedacht) en de duistere onderkoeling van Chelsea Wolfe.
Some Heavy Ocean heeft uiteindelijk vaak een donker geluid met voorzichtig galmende shoegaze en dreampop gitaren en buitengewoon dreigende synths, maar Emma Ruth Rundle begint vaak uiterst ingetogen en bouwt de spanning langzaam op.
Some Heavy Ocean zal waarschijnlijk niet worden gewaardeerd door liefhebbers van mooie luisterliedjes, want daarvoor is de muziek van de Amerikaanse singer-songwriter te dynamisch en te donker, maar liefhebbers van alle hierboven genoemde namen en liefhebbers van muziek die ook buiten de lijntjes durft te kleuren in het algemeen, halen met Some Heavy Ocean een prachtplaat in huis.
Het lijstje namen dat bij me op komt bij beluistering van het debuut van Emma Ruth Rundle groeit trouwens nog steeds, want inmiddels hoor ik ook zeker raakvlakken met het prachtdebuut van Tess Parks en met de laatste plaat van EMA, maar Emma Ruth Rundle kan ook klinken als Siouxsie Sioux, als PJ Harvey of als Suzanne Vega om nog maar eens wat uitersten te noemen.
Some Heavy Ocean is geen plaat die het goed doet op de achtergrond. Het is een plaat die dwingt tot luisteren en inleven. Pas wanneer je je niet langer verzet tegen de donkere wolken die over drijven openbaart zich de ruwe schoonheid van deze plaat. Dan hoor je dat Emma Ruth Rundle zich ook zeker heeft laten inspireren door singer-songwriters uit de vroege jaren 70, variërend van Joni Mitchell tot Britse folkies. Dan ook hoor je dat Emma Ruth Rundle net zo makkelijk aansluiting vindt bij de alternatieve folkies als bij muzikanten uit de wat donkerdere contreien van de popmuziek, inclusief de post-rock waarin Emma Ruth Rundle tot dusver actief was.
In Nederland lees ik tot dusver maar heel weinig over deze fascinerende plaat, maar dat kan alleen maar een kwestie van tijd zijn. Emma Ruth Rundle heeft met Some Heavy Ocean immers een plaat gemaakt die zich misschien maar langzaam opdringt, maar wanneer de liefde voor deze plaat begint te ontluiken is het ook onvoorwaardelijke liefde. Erwin Zijleman
24 mei 2014
Morgan O'Kane - The One They Call The Wind
De banjo heeft misschien een wat gezapig imago, maar dat het ook anders kan bewees Morgan O’Kane twee jaar geleden met het indrukwekkende Pendulum.
Op zijn tweede soloplaat bespeelde de muzikant uit Charlottesville, Virginia, de banjo alsof zijn leven er van af hing. Het leverde in de pers veel mooie citaten op. Morgan O’Kane werd de ‘de liefdesbaby van Bruce Springsteen en banjo legende Uncle Dave Macon’ en ‘de Jimi Hendrix van de banjo’ genoemd. Zelf stelde ik dat als Pendulum een Springsteen plaat was geweest, het een van de beste uit zijn oeuvre zou zijn.
Ik had voorzichtig gehoopt en stiekem verwacht dat Pendulum Morgan O’Kane nadrukkelijk in de spotlights zou plaatsen, maar dat is helaas nog niet echt gebeurd. Gelukkig is de Amerikaanse banjo virtuoos (al zijn de meningen over de techniek van de Amerikaan verdeeld) niet bij de pakken neer gaan zitten, maar levert hij gewoon een nog betere plaat af. The One They Call The Wind ligt in het verlengde van de zo indrukwekkende voorganger, maar is op alle fronten nog net iets beter.
Centraal staat ook dit keer het geweldige banjospel van Morgan O’Kane. Dit spel is onwerkelijk snel, maar heeft ook iets rauws en doorleefds. Het kleurt ook dit keer prachtig bij de nog veel rauwere strot van de Amerikaan, die nog altijd wat van Bruce Springsteen heeft.
Met het banjospel en de vocalen heb je twee sterke troeven van The One They Call The Wind in handen, maar de plaat heeft er nog veel meer. Zo wordt het fantastische banjospel omgeven door heel veel andere instrumenten, voor de gelegenheid bespeeld door topmuzikanten waaronder leden van het eveneens uit Charlottesville afkomstige The Hackensaw Boys. Van deze instrumenten trekken met name de strijkers en de antieke hoorn de aandacht. Hiernaast kan Morgan O’Kane uit de voeten in meerdere genres. De wat traditioneler aandoende tracks putten vooral uit de archieven van de bluegrass en Appalachen folk, maar de Amerikaan gaat ook aan de haal met invloeden uit de country, folk, en punk en schuwt zelfs uitstapjes richting zydeco, Indiaase muziek en vooral Ierse volksmuziek niet.
Net als bij Pendulum doet het wel wat denken aan The Seeger Sessions van Bruce Springsteen, maar dan met een stevig opgevoerde banjo en een punky attitude. Ook The One They Call The Wind loopt weer over van passie en energie. Morgan O’Kane speelt met zijn hart en dat hoor je.
In muzikaal en vocaal opzicht is de plaat van hoog niveau, maar Morgan O’Kane heeft ook nog wat te melden. De Amerikaan maakt zich grote zorgen over de wijze waarop we als mensen met onze planeet omgaan en stelt misstanden aan de kaak. De krachtige boodschap van The One They Call The Wind geeft de plaat nog net wat extra zeggingskracht en urgentie.
Het is daarom heel jammer dat de muziek van deze rootsgigant nog altijd slechts in kleine kring wordt gewaardeerd. The One They Call The Wind van Morgan O’Kane behoort tot het beste dat de afgelopen tijd op rootsgebied is verschenen en neemt binnen de rootsmuziek bovendien een unieke positie in. Zeer warm aanbevolen derhalve aan een ieder met een rootshart. Erwin Zijleman
Elk nadeel heeft zijn voordeel. Morgan O’Kane is volgende maand te zien op de kleine podia in Nederland. Ga dat zien. http://www.morganokanemusic.com/tourdates.
Op zijn tweede soloplaat bespeelde de muzikant uit Charlottesville, Virginia, de banjo alsof zijn leven er van af hing. Het leverde in de pers veel mooie citaten op. Morgan O’Kane werd de ‘de liefdesbaby van Bruce Springsteen en banjo legende Uncle Dave Macon’ en ‘de Jimi Hendrix van de banjo’ genoemd. Zelf stelde ik dat als Pendulum een Springsteen plaat was geweest, het een van de beste uit zijn oeuvre zou zijn.
Ik had voorzichtig gehoopt en stiekem verwacht dat Pendulum Morgan O’Kane nadrukkelijk in de spotlights zou plaatsen, maar dat is helaas nog niet echt gebeurd. Gelukkig is de Amerikaanse banjo virtuoos (al zijn de meningen over de techniek van de Amerikaan verdeeld) niet bij de pakken neer gaan zitten, maar levert hij gewoon een nog betere plaat af. The One They Call The Wind ligt in het verlengde van de zo indrukwekkende voorganger, maar is op alle fronten nog net iets beter.
Centraal staat ook dit keer het geweldige banjospel van Morgan O’Kane. Dit spel is onwerkelijk snel, maar heeft ook iets rauws en doorleefds. Het kleurt ook dit keer prachtig bij de nog veel rauwere strot van de Amerikaan, die nog altijd wat van Bruce Springsteen heeft.
Met het banjospel en de vocalen heb je twee sterke troeven van The One They Call The Wind in handen, maar de plaat heeft er nog veel meer. Zo wordt het fantastische banjospel omgeven door heel veel andere instrumenten, voor de gelegenheid bespeeld door topmuzikanten waaronder leden van het eveneens uit Charlottesville afkomstige The Hackensaw Boys. Van deze instrumenten trekken met name de strijkers en de antieke hoorn de aandacht. Hiernaast kan Morgan O’Kane uit de voeten in meerdere genres. De wat traditioneler aandoende tracks putten vooral uit de archieven van de bluegrass en Appalachen folk, maar de Amerikaan gaat ook aan de haal met invloeden uit de country, folk, en punk en schuwt zelfs uitstapjes richting zydeco, Indiaase muziek en vooral Ierse volksmuziek niet.
Net als bij Pendulum doet het wel wat denken aan The Seeger Sessions van Bruce Springsteen, maar dan met een stevig opgevoerde banjo en een punky attitude. Ook The One They Call The Wind loopt weer over van passie en energie. Morgan O’Kane speelt met zijn hart en dat hoor je.
In muzikaal en vocaal opzicht is de plaat van hoog niveau, maar Morgan O’Kane heeft ook nog wat te melden. De Amerikaan maakt zich grote zorgen over de wijze waarop we als mensen met onze planeet omgaan en stelt misstanden aan de kaak. De krachtige boodschap van The One They Call The Wind geeft de plaat nog net wat extra zeggingskracht en urgentie.
Het is daarom heel jammer dat de muziek van deze rootsgigant nog altijd slechts in kleine kring wordt gewaardeerd. The One They Call The Wind van Morgan O’Kane behoort tot het beste dat de afgelopen tijd op rootsgebied is verschenen en neemt binnen de rootsmuziek bovendien een unieke positie in. Zeer warm aanbevolen derhalve aan een ieder met een rootshart. Erwin Zijleman
Elk nadeel heeft zijn voordeel. Morgan O’Kane is volgende maand te zien op de kleine podia in Nederland. Ga dat zien. http://www.morganokanemusic.com/tourdates.
23 mei 2014
Paul Thomas Saunders - Beautiful Desolation
De vanuit het Engelse Leeds opererende Paul Thomas Saunders wordt al een aantal jaren getipt als grote belofte voor de toekomst. De EP’s die hij tot dusver in eigen beheer heeft uitgebracht wisten me echter niet te bereiken en ook zijn al weer ruim een maand geleden verschenen debuut was me tot dusver ontgaan.
Wat ben ik blij dat ik deze plaat toch nog bij toeval heb ontdekt, want Beautiful Desolation van Paul Thomas Saunders is als het mij vraagt één van de grote debuten van 2014. Ik begrijp dan ook niet dat er in Nederland tot dusver totaal geen aandacht wordt besteed aan het debuut van de Britse muzikant, maar laat ik mijn energie richten op de muziek op Beautiful Desolation.
Op zijn debuut maakt Paul Thomas Saunders grootse en meeslepende muziek. Waar hij in het verleden naar verluid koos voor intiem gitaargetokkel, valt Beautiful Desolation op door een heerlijk dromerig en vol geluid. Het is een geluid dat onmiskenbaar invloeden bevat uit de jaren 80, maar wat mij betreft domineert de 90s dreampop. De invloeden uit het verleden worden vervolgens aangevuld met atmosferische klanken van bands als Sigur Ros en de toegankelijke grootsheid van een band als Coldplay (maar dan 100 keer zo goed als op de laatste plaat van deze band).
Paul Thomas Saunders maakt grootste muziek die intiem klinkt en zweverige muziek die eigenlijk bijzonder toegankelijk is. Het geluid op de plaat is zoals gezegd groots. Veel instrumenten, zwaar aangezette drums en gitaren en dit vervolgens nog eens overgoten met een opvallend zwaar en kleurrijk elektronisch klankentapijt. Aan de ene kant muziek om onmiddellijk bij weg te dromen, maar aan de andere kant uit vele lagen bestaande muziek die je laag voor laag wilt ontrafelen.
De volle instrumentatie past uitstekend bij de vocalen van Paul Thomas Saunders die het toegankelijke van Coldplay’s Chris Martin combineert met de eigenzinnigheid van Jonsi van Sigur Ros of zelfs Jeff Buckley. Ook de songs van Paul Thomas Saunders bevatten een opvallende mix van aangename toegankelijkheid en flink wat experiment.
De volle instrumentatie slaat zich als een warme deken om je heen, maar prikkelt toch ook iedere keer weer de fantasie met opvallende klanken en verrassende wendingen. De songs op Beautiful Desolation zijn beeldend. Opvallend beeldend. Het is bijna onmogelijk om naar de muziek van Paul Thomas Saunders te luisteren en geen beelden op het netvlies te krijgen van uitgestrekte landschappen vol natuurschoon en hier en daar wat mythische wezens, waardoor de plaat een prachtige filmsoundtrack zou zijn. Die film mag je er vooralsnog echter zelf bij verzinnen.
Paul Thomas Saunders heeft iets van alle hierboven genoemde namen en ik kan er nog heel wat toevoegen. Saunders noemt zelf Vangelis als inspiratiebron, maar wat voor deze naam geldt, geldt ook voor alle andere namen: het is heel even treffend, maar vervolgens al snel nietszeggend.
Paul Thomas Saunders heeft met Beautiful Desolation een ontstellend mooie plaat gemaakt. In alle opzichten een vat vol tegenstrijdigheden (en dat begint al bij de titel van de plaat), maar het eindresultaat is altijd hetzelfde: complete betovering, 52 minuten en 59 seconden lang. Erwin Zijleman
Wat ben ik blij dat ik deze plaat toch nog bij toeval heb ontdekt, want Beautiful Desolation van Paul Thomas Saunders is als het mij vraagt één van de grote debuten van 2014. Ik begrijp dan ook niet dat er in Nederland tot dusver totaal geen aandacht wordt besteed aan het debuut van de Britse muzikant, maar laat ik mijn energie richten op de muziek op Beautiful Desolation.
Op zijn debuut maakt Paul Thomas Saunders grootse en meeslepende muziek. Waar hij in het verleden naar verluid koos voor intiem gitaargetokkel, valt Beautiful Desolation op door een heerlijk dromerig en vol geluid. Het is een geluid dat onmiskenbaar invloeden bevat uit de jaren 80, maar wat mij betreft domineert de 90s dreampop. De invloeden uit het verleden worden vervolgens aangevuld met atmosferische klanken van bands als Sigur Ros en de toegankelijke grootsheid van een band als Coldplay (maar dan 100 keer zo goed als op de laatste plaat van deze band).
Paul Thomas Saunders maakt grootste muziek die intiem klinkt en zweverige muziek die eigenlijk bijzonder toegankelijk is. Het geluid op de plaat is zoals gezegd groots. Veel instrumenten, zwaar aangezette drums en gitaren en dit vervolgens nog eens overgoten met een opvallend zwaar en kleurrijk elektronisch klankentapijt. Aan de ene kant muziek om onmiddellijk bij weg te dromen, maar aan de andere kant uit vele lagen bestaande muziek die je laag voor laag wilt ontrafelen.
De volle instrumentatie past uitstekend bij de vocalen van Paul Thomas Saunders die het toegankelijke van Coldplay’s Chris Martin combineert met de eigenzinnigheid van Jonsi van Sigur Ros of zelfs Jeff Buckley. Ook de songs van Paul Thomas Saunders bevatten een opvallende mix van aangename toegankelijkheid en flink wat experiment.
De volle instrumentatie slaat zich als een warme deken om je heen, maar prikkelt toch ook iedere keer weer de fantasie met opvallende klanken en verrassende wendingen. De songs op Beautiful Desolation zijn beeldend. Opvallend beeldend. Het is bijna onmogelijk om naar de muziek van Paul Thomas Saunders te luisteren en geen beelden op het netvlies te krijgen van uitgestrekte landschappen vol natuurschoon en hier en daar wat mythische wezens, waardoor de plaat een prachtige filmsoundtrack zou zijn. Die film mag je er vooralsnog echter zelf bij verzinnen.
Paul Thomas Saunders heeft iets van alle hierboven genoemde namen en ik kan er nog heel wat toevoegen. Saunders noemt zelf Vangelis als inspiratiebron, maar wat voor deze naam geldt, geldt ook voor alle andere namen: het is heel even treffend, maar vervolgens al snel nietszeggend.
Paul Thomas Saunders heeft met Beautiful Desolation een ontstellend mooie plaat gemaakt. In alle opzichten een vat vol tegenstrijdigheden (en dat begint al bij de titel van de plaat), maar het eindresultaat is altijd hetzelfde: complete betovering, 52 minuten en 59 seconden lang. Erwin Zijleman
22 mei 2014
Oasis - Definitely Maybe, Remastered Deluxe Version
Het regent de afgelopen weken weer reissues. Dat is leuk voor de platen die ik al weer lang vergeten was, maar behoorlijk confronterend wanneer het gaat om platen die voor mijn gevoel nog niets eens zo heel lang geleden zijn verschenen.
Definitely Maybe van Oasis is zo’n plaat. Natuurlijk weet ik dat het wel even geleden is dat de broertjes Gallagher voor het eerst opdoken, maar 20 jaar? Ja, het is echt zo. Definitely Maybe verscheen in de zomer van 1994 en viert dit jaar daarom al weer zijn 20e verjaardag.
Het debuut van Oasis verscheen in een periode waarin Amerikaanse bands domineerden. Het waren de hoogtijdagen van de grunge en bands als Nirvana en Pearl Jam. In Engeland werd eigenlijk al sinds het uit elkaar van The Stone Roses gezocht naar nieuwe rock ’n roll helden en deze werden in de eerste helft van de jaren 90 gevonden in bands als Blur, Suede, Pulp en Oasis. Van deze bands, die allemaal in het nieuwe hokje Britpop werden geduwd, streden met name Blur en Oasis om de gunsten van een breed publiek.
De strijd tussen Blur en Oasis werd uiteindelijk bijna net zo serieus als de strijd tussen de Beatles en de Stones in de jaren 60. Je was in 1994 voor Oasis of voor Blur. Mijn hart lag bij Oasis, al vond ik de tweestrijd tussen de twee bands destijds niet zo zinvol en achteraf bezien misplaatst, want zoveel hadden Blur en Oasis in muzikaal opzicht niet met elkaar te maken. Goed, Definitely Maybe was in 1994 mijn plaat.
Het was een plaat die stevig was beïnvloed door het werk van The Beatles, maar ook invloeden van The Rolling Stones, The Small Faces, The Jam, The Stone Roses, The Smiths, T. Rex, The Happy Mondays, Sex Pistols, The Kinks en The Who vonden hun weg naar het debuut van Oasis. Definitely Maybe is een recht voor zijn raap rock ’n roll plaat die klinkt als de optelsom van een aantal decennia Britse rockmuziek.
De band experimenteerde rond de release van de plaat al met een wat meer pop-georiënteerd geluid (bijvoorbeeld op de geweldige single Whatever), maar op Definitely Maybe regeert de rock ’n roll.
Definitely Maybe laat direct horen wat een geniaal songwriter Noel Gallagher is, al zouden de echte parels c.q. grote hits pas opduiken op het in 1995 verschenen (What's the Story) Morning Glory?.
Definitely Maybe stond uiteindelijk wat in de schaduw van de opvolger die zorgde voor wereldwijd succes, maar wat is het debuut van Oasis nog altijd een goede plaat. Nee, een memorabele plaat.
Twintig jaar na dato spat de energie en de urgentie er nog altijd van af, misschien nog wel meer dan van de toch wat te vaak gehoorde singles van plaat nummer twee. De gitaren zijn recht voor zijn raap, de vocalen zowel sloom als agressief en de dosis energie is van een griezelig hoog niveau. Natuurlijk zijn niet alle songs op de plaat even goed, maar persoonlijk vind ik het nog steeds 11 tracks lang genieten.
De luxe editie van Definitely Maybe is uiteraard voorzien van heel veel extra’s. Hieronder flink wat demo’s en live materiaal, maar gelukkig ook het geweldige Whatever.
Oasis zou gedurende haar carrière flink afzakken en uiteindelijk waren de broertjes Gallagher natuurlijk stomvervelend en bloedirritant, maar Definitely Maybe is inmiddels een klassieker. Ik keek persoonlijk vooral uit naar de reissue van (What's the Story) Morning Glory?, die later zal volgen, maar ik heb Definitely Maybe inmiddels weer helemaal ontdekt en ben enthousiaster over de plaat dan ooit tevoren. Toe aan een plaat met geweldige Britse rock ‘n roll met heel veel bravoure maar nog zonder al te veel pretenties? Probeer Definitely Maybe eens. Erwin Zijleman
Definitely Maybe van Oasis is zo’n plaat. Natuurlijk weet ik dat het wel even geleden is dat de broertjes Gallagher voor het eerst opdoken, maar 20 jaar? Ja, het is echt zo. Definitely Maybe verscheen in de zomer van 1994 en viert dit jaar daarom al weer zijn 20e verjaardag.
Het debuut van Oasis verscheen in een periode waarin Amerikaanse bands domineerden. Het waren de hoogtijdagen van de grunge en bands als Nirvana en Pearl Jam. In Engeland werd eigenlijk al sinds het uit elkaar van The Stone Roses gezocht naar nieuwe rock ’n roll helden en deze werden in de eerste helft van de jaren 90 gevonden in bands als Blur, Suede, Pulp en Oasis. Van deze bands, die allemaal in het nieuwe hokje Britpop werden geduwd, streden met name Blur en Oasis om de gunsten van een breed publiek.
De strijd tussen Blur en Oasis werd uiteindelijk bijna net zo serieus als de strijd tussen de Beatles en de Stones in de jaren 60. Je was in 1994 voor Oasis of voor Blur. Mijn hart lag bij Oasis, al vond ik de tweestrijd tussen de twee bands destijds niet zo zinvol en achteraf bezien misplaatst, want zoveel hadden Blur en Oasis in muzikaal opzicht niet met elkaar te maken. Goed, Definitely Maybe was in 1994 mijn plaat.
Het was een plaat die stevig was beïnvloed door het werk van The Beatles, maar ook invloeden van The Rolling Stones, The Small Faces, The Jam, The Stone Roses, The Smiths, T. Rex, The Happy Mondays, Sex Pistols, The Kinks en The Who vonden hun weg naar het debuut van Oasis. Definitely Maybe is een recht voor zijn raap rock ’n roll plaat die klinkt als de optelsom van een aantal decennia Britse rockmuziek.
De band experimenteerde rond de release van de plaat al met een wat meer pop-georiënteerd geluid (bijvoorbeeld op de geweldige single Whatever), maar op Definitely Maybe regeert de rock ’n roll.
Definitely Maybe laat direct horen wat een geniaal songwriter Noel Gallagher is, al zouden de echte parels c.q. grote hits pas opduiken op het in 1995 verschenen (What's the Story) Morning Glory?.
Definitely Maybe stond uiteindelijk wat in de schaduw van de opvolger die zorgde voor wereldwijd succes, maar wat is het debuut van Oasis nog altijd een goede plaat. Nee, een memorabele plaat.
Twintig jaar na dato spat de energie en de urgentie er nog altijd van af, misschien nog wel meer dan van de toch wat te vaak gehoorde singles van plaat nummer twee. De gitaren zijn recht voor zijn raap, de vocalen zowel sloom als agressief en de dosis energie is van een griezelig hoog niveau. Natuurlijk zijn niet alle songs op de plaat even goed, maar persoonlijk vind ik het nog steeds 11 tracks lang genieten.
De luxe editie van Definitely Maybe is uiteraard voorzien van heel veel extra’s. Hieronder flink wat demo’s en live materiaal, maar gelukkig ook het geweldige Whatever.
Oasis zou gedurende haar carrière flink afzakken en uiteindelijk waren de broertjes Gallagher natuurlijk stomvervelend en bloedirritant, maar Definitely Maybe is inmiddels een klassieker. Ik keek persoonlijk vooral uit naar de reissue van (What's the Story) Morning Glory?, die later zal volgen, maar ik heb Definitely Maybe inmiddels weer helemaal ontdekt en ben enthousiaster over de plaat dan ooit tevoren. Toe aan een plaat met geweldige Britse rock ‘n roll met heel veel bravoure maar nog zonder al te veel pretenties? Probeer Definitely Maybe eens. Erwin Zijleman
Joan Osborne - Love And Hate
Joan Osborne staat inmiddels, zeker in Nederland, al weer heel wat jaren in de boeken als ‘one hit wonder’. Die status dankt ze aan de wereldhit One Of Us uit 1995. One Of Us, overigens niet door Joan Osborne zelf geschreven, stond op haar officiële debuut Relish. Die plaat deed het dankzij het wereldwijde succes van One Of Us heel aardig, maar bleek een blok aan het been van Joan Osborne.
Het duurde maar liefst vijf jaar voor de oorspronkelijk uit Anchorage, Kentucky, afkomstige singer-songwriter met een opvolger op de proppen kwam en deze kon de vergelijking met Relish eigenlijk niet goed doorstaan. Ook alle platen die zouden volgen hadden hier last van. Dat betekent overigens niet dat Joan Osborne sinds Relish alleen maar tegenvallende platen heeft gemaakt. How Sweet It Is uit 2002 en Breakfast In Bed waren nauwelijks minder dan Relish, misschien vond ik ze zelf wel beter, maar hadden geen potentiële wereldhit aan boord.
Bovendien zwalkte Joan Osborne de afgelopen 15 jaar net wat teveel tussen mainstream pop, bluesy rock, pure soul en het vertolken van songs uit de oude doos, waardoor haar platen maar weinig houvast boden.
Twee jaar na het uitstekende Bring It On Home, dat ik zelf pas deze week ontdekte, maar in de VS wel op de juiste waarde werd geschat en zelfs een Grammy in de wacht sleepte, keert Joan Osborne terug met Love And Hate. Laat ik maar met de deur in huis vallen: Love And Hate is geen plaat waarmee Joan Osborne zich in Nederland gaat ontworstelen aan het predicaat ‘one hit wonder’ en het is evenmin een plaat waarmee Joan Osborne in Nederland een grote groep serieuze muziekliefhebbers aan zich gaat binden.
Op Love And Hate laat Joan Osborne de pure soul en blues immers weer meer wat varen en kiest ze vooral voor wat zoet aandoende 70s pop. Het is zeker geen kauwgomballenpop, maar lekker in het gehoor liggende muziek met invloeden uit de rhythm & blues, soul, funk, jazz en pop.
In de honingzoete openingstrack klinkt dat als een kruising tussen Van Morrison en Paula Cole, maar dit zijn slechts twee van de vele namen die opduiken bij beluistering van Love And Hate (om er nog een paar te noemen: Burt Bacharach, Dusty Springfield, Stevie Wonder, Barbara Streisan).
Samen met sterproducer Jack Petruzzelli (zijn werk voor Rufus Wainwright is voor deze recensie het meest relevant) heeft Joan Osborne een over het algemeen ingetogen plaat gemaakt. Dat hoor je het best in de met strijkers versierde ballads die voorzichtig opschuiven richting Barbara Streisand, maar hier en daar kiest Joan Osborne ook voor wat meer uptempo songs. Deze klinken soms funky, maar zijn ook niet vies van 80s pop of tijdloze pop.
Wanneer je kijkt naar de uitersten is Love And Hate een weinig coherent album, maar omdat de stemmige tracks domineren klinkt de nieuwe Joan Osborne toch als een eenheid. Veel mensen zullen het net wat te zoet vinden, maar persoonlijk vind ik het net gaan, vooral omdat Joan Osborne een fantastische zangeres is, die overdadig zoet nog net op tijd voorziet van een vleugje bitter en uiteindelijk alle songs naar zich toe trekt.
Ik geef direct toe dat ik ook nog wel wat twijfels heb over deze plaat en een aantal songs op het randje of net er overheen vind, maar ik merk op hetzelfde moment dat ik de plaat steeds vaker in de cd speler stop en Love And Hate eigenlijk altijd lekker vind klinken en daar gaat het uiteindelijk toch om. Joan Osborne kan een perfecte rootsplaat maken, maar heeft dat nog even niet gedaan. Het is aan de ene kant jammer, maar deze zoete verrassing smaakt ook best. Heel best zelfs, al is het absoluut even wennen. Erwin Zijleman
Het duurde maar liefst vijf jaar voor de oorspronkelijk uit Anchorage, Kentucky, afkomstige singer-songwriter met een opvolger op de proppen kwam en deze kon de vergelijking met Relish eigenlijk niet goed doorstaan. Ook alle platen die zouden volgen hadden hier last van. Dat betekent overigens niet dat Joan Osborne sinds Relish alleen maar tegenvallende platen heeft gemaakt. How Sweet It Is uit 2002 en Breakfast In Bed waren nauwelijks minder dan Relish, misschien vond ik ze zelf wel beter, maar hadden geen potentiële wereldhit aan boord.
Bovendien zwalkte Joan Osborne de afgelopen 15 jaar net wat teveel tussen mainstream pop, bluesy rock, pure soul en het vertolken van songs uit de oude doos, waardoor haar platen maar weinig houvast boden.
Twee jaar na het uitstekende Bring It On Home, dat ik zelf pas deze week ontdekte, maar in de VS wel op de juiste waarde werd geschat en zelfs een Grammy in de wacht sleepte, keert Joan Osborne terug met Love And Hate. Laat ik maar met de deur in huis vallen: Love And Hate is geen plaat waarmee Joan Osborne zich in Nederland gaat ontworstelen aan het predicaat ‘one hit wonder’ en het is evenmin een plaat waarmee Joan Osborne in Nederland een grote groep serieuze muziekliefhebbers aan zich gaat binden.
Op Love And Hate laat Joan Osborne de pure soul en blues immers weer meer wat varen en kiest ze vooral voor wat zoet aandoende 70s pop. Het is zeker geen kauwgomballenpop, maar lekker in het gehoor liggende muziek met invloeden uit de rhythm & blues, soul, funk, jazz en pop.
In de honingzoete openingstrack klinkt dat als een kruising tussen Van Morrison en Paula Cole, maar dit zijn slechts twee van de vele namen die opduiken bij beluistering van Love And Hate (om er nog een paar te noemen: Burt Bacharach, Dusty Springfield, Stevie Wonder, Barbara Streisan).
Samen met sterproducer Jack Petruzzelli (zijn werk voor Rufus Wainwright is voor deze recensie het meest relevant) heeft Joan Osborne een over het algemeen ingetogen plaat gemaakt. Dat hoor je het best in de met strijkers versierde ballads die voorzichtig opschuiven richting Barbara Streisand, maar hier en daar kiest Joan Osborne ook voor wat meer uptempo songs. Deze klinken soms funky, maar zijn ook niet vies van 80s pop of tijdloze pop.
Wanneer je kijkt naar de uitersten is Love And Hate een weinig coherent album, maar omdat de stemmige tracks domineren klinkt de nieuwe Joan Osborne toch als een eenheid. Veel mensen zullen het net wat te zoet vinden, maar persoonlijk vind ik het net gaan, vooral omdat Joan Osborne een fantastische zangeres is, die overdadig zoet nog net op tijd voorziet van een vleugje bitter en uiteindelijk alle songs naar zich toe trekt.
Ik geef direct toe dat ik ook nog wel wat twijfels heb over deze plaat en een aantal songs op het randje of net er overheen vind, maar ik merk op hetzelfde moment dat ik de plaat steeds vaker in de cd speler stop en Love And Hate eigenlijk altijd lekker vind klinken en daar gaat het uiteindelijk toch om. Joan Osborne kan een perfecte rootsplaat maken, maar heeft dat nog even niet gedaan. Het is aan de ene kant jammer, maar deze zoete verrassing smaakt ook best. Heel best zelfs, al is het absoluut even wennen. Erwin Zijleman
21 mei 2014
Thisell - I
In de zomer van 2010 besluit de Zweedse singer-songwriter Peter Thisell om met een aantal bevriende muzikanten een plaat op te nemen. De muzikanten strijken, samen met vrienden, kinderen en huisdieren, neer in een leeg schoolgebouw in Lur, in het bosrijke zuiden van Zweden.
Het is een prachtige zomer. Zweden is groener dan groen, de dagen zijn zonnig en lang, de avonden loom en broeierig. Het klinkt als een hele mooie vakantie, maar er wordt ook hard gewerkt door Peter Thisell en zijn muzikale vrienden. De songs voor de plaat krijgen stuk voor stuk vorm, worden geperfectioneerd en vervolgens live opgenomen in de tot een studio omgebouwde school.
Aan het einde van de zomer van 2010 is er uiteindelijk genoeg materiaal voor een plaat. Het is een mooi verhaal dat een minstens even mooi vervolg had verdiend, maar het loopt helaas anders. Geen enkele platenmaatschappij ziet brood in een plaat vol Zweedse Americana, waardoor het debuut van Thisell bijna vier jaar lang slechts in zeer kleine kring te krijgen is (sinds vorig jaar al wel op LP).
Sinds kort is I van Thisell gelukkig overal verkrijgbaar en kunnen we alsnog genieten van het moois dat in de zomer van 2010 werd opgenomen in Lur. En genieten is het. Het debuut van Thisell staat vol met lome en licht weemoedige Americana. Americana zoals deze in de Verenigde Staten al twee decennia wordt gemaakt, maar dan voorzien van een Zweeds tintje.
Bij beluistering van het debuut van Thisell hoor je goed dat de band rond Peter Thisell eindeloos heeft geëxperimenteerd met de instrumentatie en arrangementen voor de verschillende songs en deze steeds verder heeft geperfectioneerd. Alles klinkt even mooi en trefzeker, waardoor I van Thisell de concurrentie met vrijwel alle andere platen in het genre aan kan.
Persoonlijk ben ik misschien nog wel het meest te spreken over de bijzonder fraaie wijze waarop de viool (van Karin Wiberg) wordt ingezet in het geluid van Thisell, maar ook de rest van de instrumentatie (met toch ook een glansrol voor de accordeon van David Odlöw) is dik in orde.
Het levert een redelijk sober, maar buitengewoon stemmig en smaakvol geluid op, dat prachtig past bij de mooie en emotievolle stem van Peter Thisell (hier en daar hoor ik wat van Neil Young en van My Morning Jacket) en zijn songs die vooral invloeden uit de folk en (alt-)country laten horen. Het zijn ingetogen en vaak wat weemoedige songs, waarin zo heel af en toe de Zweedse voorkeur voor perfecte popliedjes opduikt. Het doet me meer dan eens denken aan de beste platen van The Jayhawks, al heeft Thisell met name door de prominent aanwezige viool en de opvallende zang een duidelijk eigen geluid.
Het is een geluid dat maar blijft groeien en bloeien. Het is ook een geluid dat het waarschijnlijk het best doet op een regenachtige zondagochtend, al hoor je toch ook wel wat van de Zweedse zomer van 2010 terug in de muziek van Thisell.
Wat mij betreft brengen Peter Thisell en zijn muzikale medestanders ook deze zomer weer door in de oude school in Lur. Op II wil ik echter geen vier jaar wachten; daarvoor is de muziek van Thisell echt veel te mooi en bijzonder. Erwin Zijleman
Het is een prachtige zomer. Zweden is groener dan groen, de dagen zijn zonnig en lang, de avonden loom en broeierig. Het klinkt als een hele mooie vakantie, maar er wordt ook hard gewerkt door Peter Thisell en zijn muzikale vrienden. De songs voor de plaat krijgen stuk voor stuk vorm, worden geperfectioneerd en vervolgens live opgenomen in de tot een studio omgebouwde school.
Aan het einde van de zomer van 2010 is er uiteindelijk genoeg materiaal voor een plaat. Het is een mooi verhaal dat een minstens even mooi vervolg had verdiend, maar het loopt helaas anders. Geen enkele platenmaatschappij ziet brood in een plaat vol Zweedse Americana, waardoor het debuut van Thisell bijna vier jaar lang slechts in zeer kleine kring te krijgen is (sinds vorig jaar al wel op LP).
Sinds kort is I van Thisell gelukkig overal verkrijgbaar en kunnen we alsnog genieten van het moois dat in de zomer van 2010 werd opgenomen in Lur. En genieten is het. Het debuut van Thisell staat vol met lome en licht weemoedige Americana. Americana zoals deze in de Verenigde Staten al twee decennia wordt gemaakt, maar dan voorzien van een Zweeds tintje.
Bij beluistering van het debuut van Thisell hoor je goed dat de band rond Peter Thisell eindeloos heeft geëxperimenteerd met de instrumentatie en arrangementen voor de verschillende songs en deze steeds verder heeft geperfectioneerd. Alles klinkt even mooi en trefzeker, waardoor I van Thisell de concurrentie met vrijwel alle andere platen in het genre aan kan.
Persoonlijk ben ik misschien nog wel het meest te spreken over de bijzonder fraaie wijze waarop de viool (van Karin Wiberg) wordt ingezet in het geluid van Thisell, maar ook de rest van de instrumentatie (met toch ook een glansrol voor de accordeon van David Odlöw) is dik in orde.
Het levert een redelijk sober, maar buitengewoon stemmig en smaakvol geluid op, dat prachtig past bij de mooie en emotievolle stem van Peter Thisell (hier en daar hoor ik wat van Neil Young en van My Morning Jacket) en zijn songs die vooral invloeden uit de folk en (alt-)country laten horen. Het zijn ingetogen en vaak wat weemoedige songs, waarin zo heel af en toe de Zweedse voorkeur voor perfecte popliedjes opduikt. Het doet me meer dan eens denken aan de beste platen van The Jayhawks, al heeft Thisell met name door de prominent aanwezige viool en de opvallende zang een duidelijk eigen geluid.
Het is een geluid dat maar blijft groeien en bloeien. Het is ook een geluid dat het waarschijnlijk het best doet op een regenachtige zondagochtend, al hoor je toch ook wel wat van de Zweedse zomer van 2010 terug in de muziek van Thisell.
Wat mij betreft brengen Peter Thisell en zijn muzikale medestanders ook deze zomer weer door in de oude school in Lur. Op II wil ik echter geen vier jaar wachten; daarvoor is de muziek van Thisell echt veel te mooi en bijzonder. Erwin Zijleman
20 mei 2014
Jolie Holland - Wine Dark Sea
Jolie Holland formeerde ooit de Canadese band The Be Good Tanyas, maar stapte op voordat het trio wereldwijd werd onthaald als een rootssensatie. Daar hoeven we achteraf bezien niet om te treuren, want waar The Be Good Tanyas door stevig tikkende biologische klokken nauwelijks platen maakte, heeft Jolie Holland inmiddels een aardig stapeltje platen op haar naam staan. En het is ook nog eens een stapeltje hele goede platen.
Niemand minder dan Tom Waits gaf de solocarrière van Jolie Holland ooit een flinke zet in de goede richting en haalde haar vervolgens binnen bij het prestigieuze ANTI label. Diezelfde Tom Waits duikt nu nadrukkelijk op als, toch wel wat onverwacht vergelijkingsmateriaal bij beluistering van Jolie Holland’s nieuwe plaat Wine Dark Sea.
In de openingstrack gieren de gitaren, beuken de drums en neemt een gruizige onderlaag bezit van de speakers. In diezelfde openingstrack schuurt en piept de stem van Jolie Holland en lijkt het vrouwelijke equivalent van Tom Waits geboren. NoDepression.com omschrijft het overigens als “Hank Williams got together with Velvet Underground” en ook dat is een mooie en relevante omschrijving.
Het is een openingstrack die aankomt als de bekende mokerslag, zodat het goed nieuws is dat de luisteraar in de tweede track even mag bij komen. Dat duurt niet lang, want ook in een traditioneel aandoende pianoballad wordt al snel naar een climax toegewerkt, beginnen de gitaren weer te ronken en stijgt de temperatuur binnen een paar minuten met enkele graden.
Wine Dark Sea is zelfs voor Jolie Holland begrippen een buitengewoon rauwe en ongepolijste plaat. Dit met name door het gruizige en bij vlagen snoeiharde gitaarwerk, maar ook de productie en de uit duizenden herkenbare en waarschijnlijk niet voor iedereen aangename vocalen op de plaat dragen bij aan de donkere en vaak zelfs wat grimmige sfeer op Wine Dark Sea.
De plaat klinkt anders dan het vroege werk van Jolie Holland, maar is toch een typische Jolie Holland plaat, die hier en daar ook wel haakjes heeft naar de oude platen van de Texaanse singer-songwriter.
Jolie Holland kiest nooit voor de makkelijkste weg en verwerkt op geheel eigen wijze invloeden uit meerdere decennia Amerikaanse rootsmuziek. Dat varieert nog altijd van nachtclub jazz tot traditionele country en van indringende folk tot soulvolle blues, maar dit keer voegt Jolie Holland er zoals gezegd zompige en aardedonkere rockmuziek aan toe.
Hoe hard de gitaren ook tekeer gaan, Jolie Holland blijft een rootsmuzikanten die de tradities van de verschillende genres eert en altijd mooie en indringende verhalen vertelt. Zelf hou ik wel van het wat stevigere werk, maar ook liefhebbers van meer ingetogen rootssongs zullen Wine Dark Sea uiteindelijk weten te waarderen.
Persoonlijk ben ik inmiddels al heel wat dagen diep onder de indruk van deze plaat. Jolie Holland wist zich in haar oeuvre altijd al te vernieuwen, maar zet nu een aantal flinke stappen in de richting van een volstrekt uniek geluid. Het is een geluid dat confronteert en hier en daar zelfs bang maakt, maar op een gegeven moment heeft de plaat je bij je strot en is er aan ontkomen onmogelijk.
Jolie Holland opereert ondanks een aantal fantastische platen altijd nog wat in de marge, maar verdient zo langzamerhand een standbeeld. Of op zijn minst erkenning als grootheid in het genre, precies zoals Tom Waits al weer heel wat jaren geleden voorspelde. Erwin Zijleman
Niemand minder dan Tom Waits gaf de solocarrière van Jolie Holland ooit een flinke zet in de goede richting en haalde haar vervolgens binnen bij het prestigieuze ANTI label. Diezelfde Tom Waits duikt nu nadrukkelijk op als, toch wel wat onverwacht vergelijkingsmateriaal bij beluistering van Jolie Holland’s nieuwe plaat Wine Dark Sea.
In de openingstrack gieren de gitaren, beuken de drums en neemt een gruizige onderlaag bezit van de speakers. In diezelfde openingstrack schuurt en piept de stem van Jolie Holland en lijkt het vrouwelijke equivalent van Tom Waits geboren. NoDepression.com omschrijft het overigens als “Hank Williams got together with Velvet Underground” en ook dat is een mooie en relevante omschrijving.
Het is een openingstrack die aankomt als de bekende mokerslag, zodat het goed nieuws is dat de luisteraar in de tweede track even mag bij komen. Dat duurt niet lang, want ook in een traditioneel aandoende pianoballad wordt al snel naar een climax toegewerkt, beginnen de gitaren weer te ronken en stijgt de temperatuur binnen een paar minuten met enkele graden.
Wine Dark Sea is zelfs voor Jolie Holland begrippen een buitengewoon rauwe en ongepolijste plaat. Dit met name door het gruizige en bij vlagen snoeiharde gitaarwerk, maar ook de productie en de uit duizenden herkenbare en waarschijnlijk niet voor iedereen aangename vocalen op de plaat dragen bij aan de donkere en vaak zelfs wat grimmige sfeer op Wine Dark Sea.
De plaat klinkt anders dan het vroege werk van Jolie Holland, maar is toch een typische Jolie Holland plaat, die hier en daar ook wel haakjes heeft naar de oude platen van de Texaanse singer-songwriter.
Jolie Holland kiest nooit voor de makkelijkste weg en verwerkt op geheel eigen wijze invloeden uit meerdere decennia Amerikaanse rootsmuziek. Dat varieert nog altijd van nachtclub jazz tot traditionele country en van indringende folk tot soulvolle blues, maar dit keer voegt Jolie Holland er zoals gezegd zompige en aardedonkere rockmuziek aan toe.
Hoe hard de gitaren ook tekeer gaan, Jolie Holland blijft een rootsmuzikanten die de tradities van de verschillende genres eert en altijd mooie en indringende verhalen vertelt. Zelf hou ik wel van het wat stevigere werk, maar ook liefhebbers van meer ingetogen rootssongs zullen Wine Dark Sea uiteindelijk weten te waarderen.
Persoonlijk ben ik inmiddels al heel wat dagen diep onder de indruk van deze plaat. Jolie Holland wist zich in haar oeuvre altijd al te vernieuwen, maar zet nu een aantal flinke stappen in de richting van een volstrekt uniek geluid. Het is een geluid dat confronteert en hier en daar zelfs bang maakt, maar op een gegeven moment heeft de plaat je bij je strot en is er aan ontkomen onmogelijk.
Jolie Holland opereert ondanks een aantal fantastische platen altijd nog wat in de marge, maar verdient zo langzamerhand een standbeeld. Of op zijn minst erkenning als grootheid in het genre, precies zoals Tom Waits al weer heel wat jaren geleden voorspelde. Erwin Zijleman
19 mei 2014
St. Paul & The Broken Bones - Half The City
Blanke mannen die gitzwarte soul maken. Het is de afgelopen decennia al meerdere malen vertoond, maar helaas roept het nog altijd verbazing en scepsis op.
Ik maak me hier overigens zelf ook schuldig aan, want in eerste instantie had ik niet veel trek in Half The City van St. Paul & The Broken Bones. De band bestaat uit zeven blanke, wat studentikoos ogende, mannen, die je op het eerste gezicht niet van het bezitten van ook maar een greintje soul zult verdenken.
Die mening moet onmiddellijk worden herzien wanneer de eerste klanken van Half The City uit de speakers komen, of beter gezegd uit de speakers spatten. St. Paul & The Broken Bones heeft een heerlijk soulvol geluid dat opvalt door een swingende ritmesectie, authentiek klinkende gitaarloopjes en lekker vol klinkende blazers.
De meeste opzien baart echter de geweldige soulstem van frontman Paul Janeway. Janeway, die naar verluid opgeroeide op een dieet van soul en gospel en niet mocht luisteren naar Nirvana's Nevermind, klinkt als een mix van James Brown en Al Green en imponeert van de eerste tot de laatste noot van de plaat.
St. Paul & The Broken Bones komt uit Birmingham, Alabama, en kent de muzikale tradities van het diepe Zuiden van de Verenigde Staten als haar broekzak. Op Half The City domineren soulklanken uit een ver verleden. Het is een plaat die zo lijkt weggelopen uit de hoogtijdagen van de Southern Soul, al hadden deze blanke jongens destijds natuurlijk geen schijn van kans gehad.
Bij veel van dit soort platen begin ik na een paar tracks toch te verlangen naar de soulklassiekers van weleer, maar Half The City van St. Paul & The Broken Bones houdt de aandacht moeiteloos vast. Dit heeft de band voor een belangrijk deel te danken aan de buitengewoon soulvolle strot van haar voorman, maar ook het prachtig vol klinkende geluid van de band en de loepzuivere productie (van Ben Tanner van Alabama Shakes, dat in hetzelfde straatje opereert met een al even indrukwekkende frontvrouw) dragen nadrukkelijk bij aan de kracht van het debuut van St. Paul & The Broken Bones. Hierbij komen nog eens de geweldige songs, die zich laten beluisteren als een verzameling gearriveerde soulklassiekers.
De enorme dosis soul van Half The City is al meer dan genoeg om deze plaat te omarmen, maar hij wordt alleen maar beter als je net wat beter luistert en op zoek gaat naar de subtiel toegevoegde afwijkende invloeden, als een beetje rock ’n roll of gospel. Wanneer Paul Janeway zingt ben ik compleet in de ban van deze plaat, maar ook in muzikaal opzicht ben ik steeds meer onder de indruk van deze plaat. Het gitaarwerk is afwisselend en van hoog niveau, het orgeltje klinkt onweerstaanbaar en het is razend knap hoe de blazers lange tijd op de achtergrond kunnen sluimeren om opeens aan de oppervlakte te komen.
Achteraf bezien schaam ik me diep dat ik de plaat in eerste instantie aan de kant schoof omdat ik geen zin had in blue-eyed soul. St. Paul & The Broken Bones heeft met Half The City immers met afstand de beste soulplaat van het moment gemaakt en het is er een die zwarter dan zwart is. Omdat scepsis met betrekking tot blanke soulzangers ook de critici niet vreemd is, betwijfel ik dat deze plaat de jaarlijstjes gaat halen, maar het zou wel terecht zijn. Ja, want zo goed is deze plaat. Erwin Zijleman
Ik maak me hier overigens zelf ook schuldig aan, want in eerste instantie had ik niet veel trek in Half The City van St. Paul & The Broken Bones. De band bestaat uit zeven blanke, wat studentikoos ogende, mannen, die je op het eerste gezicht niet van het bezitten van ook maar een greintje soul zult verdenken.
Die mening moet onmiddellijk worden herzien wanneer de eerste klanken van Half The City uit de speakers komen, of beter gezegd uit de speakers spatten. St. Paul & The Broken Bones heeft een heerlijk soulvol geluid dat opvalt door een swingende ritmesectie, authentiek klinkende gitaarloopjes en lekker vol klinkende blazers.
De meeste opzien baart echter de geweldige soulstem van frontman Paul Janeway. Janeway, die naar verluid opgeroeide op een dieet van soul en gospel en niet mocht luisteren naar Nirvana's Nevermind, klinkt als een mix van James Brown en Al Green en imponeert van de eerste tot de laatste noot van de plaat.
St. Paul & The Broken Bones komt uit Birmingham, Alabama, en kent de muzikale tradities van het diepe Zuiden van de Verenigde Staten als haar broekzak. Op Half The City domineren soulklanken uit een ver verleden. Het is een plaat die zo lijkt weggelopen uit de hoogtijdagen van de Southern Soul, al hadden deze blanke jongens destijds natuurlijk geen schijn van kans gehad.
Bij veel van dit soort platen begin ik na een paar tracks toch te verlangen naar de soulklassiekers van weleer, maar Half The City van St. Paul & The Broken Bones houdt de aandacht moeiteloos vast. Dit heeft de band voor een belangrijk deel te danken aan de buitengewoon soulvolle strot van haar voorman, maar ook het prachtig vol klinkende geluid van de band en de loepzuivere productie (van Ben Tanner van Alabama Shakes, dat in hetzelfde straatje opereert met een al even indrukwekkende frontvrouw) dragen nadrukkelijk bij aan de kracht van het debuut van St. Paul & The Broken Bones. Hierbij komen nog eens de geweldige songs, die zich laten beluisteren als een verzameling gearriveerde soulklassiekers.
De enorme dosis soul van Half The City is al meer dan genoeg om deze plaat te omarmen, maar hij wordt alleen maar beter als je net wat beter luistert en op zoek gaat naar de subtiel toegevoegde afwijkende invloeden, als een beetje rock ’n roll of gospel. Wanneer Paul Janeway zingt ben ik compleet in de ban van deze plaat, maar ook in muzikaal opzicht ben ik steeds meer onder de indruk van deze plaat. Het gitaarwerk is afwisselend en van hoog niveau, het orgeltje klinkt onweerstaanbaar en het is razend knap hoe de blazers lange tijd op de achtergrond kunnen sluimeren om opeens aan de oppervlakte te komen.
Achteraf bezien schaam ik me diep dat ik de plaat in eerste instantie aan de kant schoof omdat ik geen zin had in blue-eyed soul. St. Paul & The Broken Bones heeft met Half The City immers met afstand de beste soulplaat van het moment gemaakt en het is er een die zwarter dan zwart is. Omdat scepsis met betrekking tot blanke soulzangers ook de critici niet vreemd is, betwijfel ik dat deze plaat de jaarlijstjes gaat halen, maar het zou wel terecht zijn. Ja, want zo goed is deze plaat. Erwin Zijleman
18 mei 2014
Deep Purple - Made In Japan, Deluxe Edition
Live-platen zijn er in vele soorten en maten. De meeste live-platen zijn, als je het mij vraagt, volstrekt overbodig, maar er zijn er ook die niet al teveel onder doen voor het studiowerk van een muzikant of band en een waardevolle aanvulling vormen op dit studiowerk. Tenslotte zijn er de hele goede live-platen en de live-platen die zijn uitgegroeid tot de klassiekers uit de geschiedenis van de popmuziek.
Als ik uit het laatste rijtje, dat hooguit 25 platen bevat, de beste moet kiezen, kom ik uit op Made In Japan van Deep Purple. Deep Purple behoort tot het kleine rijtje bands waarvan ik eigenlijk alleen de live-platen kan waarderen en van de flinke stapel Deep Purple live-platen is Made In Japan met afstand de beste.
Made In Japan verscheen oorspronkelijk in 1972 en heeft nu, met enige vertraging, zijn ‘40th Anniversary Edition’ gekregen. Op 15, 16 en 17 augustus 1972 stond Deep Purple twee avonden in Osaka en één avond in Tokyo op het podium. De band was populairder dan ooit tevoren en stond op het podium in de sterkst mogelijke samenstelling, dus met Ritchie Blackmore, Ian Gillan, Roger Glover, Jon Lord en Ian Paice.
De live-registratie bevat slechts zeven tracks, maar heeft een speelduur van ruim 75 minuten, waardoor de plaat oorspronkelijk op twee LP’s verscheen. Op Made In Japan verkeert Deep Purple in topvorm en natuurlijk krijg je alles wat je van een hardrockband uit de jaren 70 mocht verwachten, inclusief door merg en been gaande gitaarsolo’s, zang uit de tenen en uiteraard een heuse drumsolo. Vergeleken met haar soortgenoten had Deep Purple bovendien het weergaloze orgelspel van John Lord als bonus.
Made in Japan bevat Deep Purple klassiekers als Highway Star, Smoke On The Water, Lazy en uiteraard Child In Time. Voor de uitgevoerde tracks wordt 7 tot 20 minuten uitgetrokken, maar vervelen doe je je geen moment. Waar ik de studioplaten van Deep Purple altijd wat vlak vond, spat de energie van Made In Japan af. Gitarist Ritchie Blackmore verkeert in grootse vorm en levert de ene na de andere briljante gitaarsolo af, het orgelspel van John Lord is ondersteunend maar van groot belang, terwijl Ian Gillan zingt alsof zijn leven er van af hangt. De ritmesectie zorgt tenslotte voor de loodzware basis die al dat instrumentale en vocale geweld nodig heeft. Het is ruim 40 jaar oud, maar wat is het nog goed en wat zou het mooi zijn als dit soort muziek nog steeds gemaakt zou worden (gelukkig hebben we DeWolff).
Made In Japan ging uiteindelijk miljoenen keren over de toonbank (en terecht) en bevestigde de live-reputatie van Deep Purple. De nu verschenen luxe editie van Made In Japan klinkt werkelijk geweldig (zeker vergeleken met de door mij grijsgedraaide LP’s) en klinkt bovendien nog net zo essentieel als ruim 40 jaar geleden.
Uiteraard kun je de Deluxe Edition van Made In Japan zo luxe maken als je zelf wilt. Aan de onderkant is er de enkele cd versie (met de originele mix uit 1972 en dat is de beste) en de versie met één niet al te bijzondere bonus-disc (met wel erg veel versies van Black Night), maar wel een fraai boekwerk, maar voor de echte fans is er ook een 6-cd of zelfs een 9-LP versie met opnames van alle avonden in Japan. Persoonlijk vind ik de versie op een enkele cd overigens prima, al is het maar vanwege de mooi herinneringen die ik aan het origineel heb.
Made In Japan was in mijn ogen al een van de beste live-platen aller tijden, zo niet de beste, en deze nieuwe editie heeft me alleen maar in deze overtuiging gesterkt. Toe aan een avondje onvervalste 70s hardrock van het allerhoogste niveau? Made In Japan. Deep Purple. Punt. Erwin Zijleman
Als ik uit het laatste rijtje, dat hooguit 25 platen bevat, de beste moet kiezen, kom ik uit op Made In Japan van Deep Purple. Deep Purple behoort tot het kleine rijtje bands waarvan ik eigenlijk alleen de live-platen kan waarderen en van de flinke stapel Deep Purple live-platen is Made In Japan met afstand de beste.
Made In Japan verscheen oorspronkelijk in 1972 en heeft nu, met enige vertraging, zijn ‘40th Anniversary Edition’ gekregen. Op 15, 16 en 17 augustus 1972 stond Deep Purple twee avonden in Osaka en één avond in Tokyo op het podium. De band was populairder dan ooit tevoren en stond op het podium in de sterkst mogelijke samenstelling, dus met Ritchie Blackmore, Ian Gillan, Roger Glover, Jon Lord en Ian Paice.
De live-registratie bevat slechts zeven tracks, maar heeft een speelduur van ruim 75 minuten, waardoor de plaat oorspronkelijk op twee LP’s verscheen. Op Made In Japan verkeert Deep Purple in topvorm en natuurlijk krijg je alles wat je van een hardrockband uit de jaren 70 mocht verwachten, inclusief door merg en been gaande gitaarsolo’s, zang uit de tenen en uiteraard een heuse drumsolo. Vergeleken met haar soortgenoten had Deep Purple bovendien het weergaloze orgelspel van John Lord als bonus.
Made in Japan bevat Deep Purple klassiekers als Highway Star, Smoke On The Water, Lazy en uiteraard Child In Time. Voor de uitgevoerde tracks wordt 7 tot 20 minuten uitgetrokken, maar vervelen doe je je geen moment. Waar ik de studioplaten van Deep Purple altijd wat vlak vond, spat de energie van Made In Japan af. Gitarist Ritchie Blackmore verkeert in grootse vorm en levert de ene na de andere briljante gitaarsolo af, het orgelspel van John Lord is ondersteunend maar van groot belang, terwijl Ian Gillan zingt alsof zijn leven er van af hangt. De ritmesectie zorgt tenslotte voor de loodzware basis die al dat instrumentale en vocale geweld nodig heeft. Het is ruim 40 jaar oud, maar wat is het nog goed en wat zou het mooi zijn als dit soort muziek nog steeds gemaakt zou worden (gelukkig hebben we DeWolff).
Made In Japan ging uiteindelijk miljoenen keren over de toonbank (en terecht) en bevestigde de live-reputatie van Deep Purple. De nu verschenen luxe editie van Made In Japan klinkt werkelijk geweldig (zeker vergeleken met de door mij grijsgedraaide LP’s) en klinkt bovendien nog net zo essentieel als ruim 40 jaar geleden.
Uiteraard kun je de Deluxe Edition van Made In Japan zo luxe maken als je zelf wilt. Aan de onderkant is er de enkele cd versie (met de originele mix uit 1972 en dat is de beste) en de versie met één niet al te bijzondere bonus-disc (met wel erg veel versies van Black Night), maar wel een fraai boekwerk, maar voor de echte fans is er ook een 6-cd of zelfs een 9-LP versie met opnames van alle avonden in Japan. Persoonlijk vind ik de versie op een enkele cd overigens prima, al is het maar vanwege de mooi herinneringen die ik aan het origineel heb.
Made In Japan was in mijn ogen al een van de beste live-platen aller tijden, zo niet de beste, en deze nieuwe editie heeft me alleen maar in deze overtuiging gesterkt. Toe aan een avondje onvervalste 70s hardrock van het allerhoogste niveau? Made In Japan. Deep Purple. Punt. Erwin Zijleman
Mirah - Changing Light
Mirah Yom Tov Zeitlyn, beter bekend als Mirah, verrast inmiddels al een jaar of 15 met platen die steeds weer net wat anders klinken. Het zijn platen die op hoofdlijnen schakelen tussen uiterst ingetogen folksongs en meer uitbundige lo-fi indie-pop, maar de muziek van Mirah is eigenlijk te bijzonder en te divers om op hoofdlijnen te worden bekeken c.q. beluisterd.
Het leverde tot dusver al een aardig stapeltje platen op, met het eclectische Advisory Committee uit 2001 en het juist bijzonder ingetogen C’Mon Miracle uit 2004 als voorlopige hoogtepunten, al ben ik persoonlijk zo gecharmeerd van Mirah dat ik al haar platen als bescheiden meesterwerken ervaar.
Al weer vijf jaar geleden verraste Mirah met het opvallend toegankelijke (A)spera, dat uiteindelijk overigens toch te eigenzinnig bleek om in bredere kring mee te scoren en wat mij betreft ook net wat minder goed houdbaar bleek dan de genoemde hoogtepunten uit haar oeuvre. Na (A)spera volgde in 2011 nog de bijzonder geslaagde samenwerking met de al even eigenzinnige vrouwelijke singer-songwriter Thao, maar sindsdien was het helaas stil rond Mirah.
Het deze week verschenen Changing Light maakt duidelijk dat Mirah de afgelopen jaren haar relatie op de klippen zag lopen en mede daarom flink de tijd heeft genomen voor haar nieuwe plaat, die zich uiteraard laat beluisteren als een breakup-plaat. Op voorhand ging ik bij een breakup-plaat van Mirah uit van een uiterst donkere en sobere plaat met intieme folksongs met een laagje gruis, maar dat is Changing Light zeker niet geworden.
Direct in de openingstrack wordt duidelijk dat Mirah de ambities van haar vorige plaat niet is vergeten. Changing Light opent met een heerlijk toegankelijk, zelfs bijna radiovriendelijk popliedje, en zo bevat Changing Light er meer. Is Mirah, net als haar oorspronkelijke soortgenoot Liz Phair definitief gevallen voor de commercie? Nee, gelukkig blijft de muziek van Mirah heerlijk avontuurlijk, waardoor ieder toegankelijk popliedje kan worden gevolgd door een lastiger te doorgronden track of zo’n toegankelijk popliedjes in één keer om kan slaan, zoals een onweersbui in één klap een einde kan maken aan een mooie zomerdag.
Op Changing Light experimenteert Mirah flink met stevig aangezette elektronica of zelfs met beats, maar de nieuwe plaat van de Amerikaanse singer-songwriter biedt gelukkig ook nog steeds ruimte aan intieme folksongs, die met enige fantasie ook op haar oudere platen hadden kunnen staan.
Wanneer de elektronica stevig aanzwelt kan Mirah hier en daar worden beticht van flinke hitgevoeligheid, maar dit is vaak slechts een kwestie van tijd, waarna stekelige gitaren en verrassende wendingen de muziek van Mirah toch weer de indie-hoek in trekken.
Mirah heeft lang en op meerdere plekken gewerkt aan Changing Light en kreeg hierbij hulp van flink wat gastmuzikanten. Dat hoor je. De instrumentatie is bijzonder gevarieerd en laat naast meeslepende elektronica en tegendraadse gitaren ook smaakvol ingezette strijkers en blazers horen.
Ook de songs van Mirah zijn weer van hoog niveau en laten dit keer een roller coaster ride horen langs verdriet, geluk, woede, liefde, respect en haat. In flink wat tracks speelt de liefdesbreuk van Mirah een voorname rol, maar Changing Light bevat in de vorm van LC ook een prachtig eerbetoon aan de oude meester Leonard Cohen; een song die zomaar vertolkt zou kunnen worden door Cohen en The Webb Sisters of Cohen en Mirah.
Helemaal objectief ben ik nooit wanneer het gaat om Mirah, maar Changing Light is als je het mij vraagt een erg goede plaat vol emotie en lef. Net als alle andere platen van deze bijzondere singer-songwriter overigens. Erwin Zijleman
Het leverde tot dusver al een aardig stapeltje platen op, met het eclectische Advisory Committee uit 2001 en het juist bijzonder ingetogen C’Mon Miracle uit 2004 als voorlopige hoogtepunten, al ben ik persoonlijk zo gecharmeerd van Mirah dat ik al haar platen als bescheiden meesterwerken ervaar.
Al weer vijf jaar geleden verraste Mirah met het opvallend toegankelijke (A)spera, dat uiteindelijk overigens toch te eigenzinnig bleek om in bredere kring mee te scoren en wat mij betreft ook net wat minder goed houdbaar bleek dan de genoemde hoogtepunten uit haar oeuvre. Na (A)spera volgde in 2011 nog de bijzonder geslaagde samenwerking met de al even eigenzinnige vrouwelijke singer-songwriter Thao, maar sindsdien was het helaas stil rond Mirah.
Het deze week verschenen Changing Light maakt duidelijk dat Mirah de afgelopen jaren haar relatie op de klippen zag lopen en mede daarom flink de tijd heeft genomen voor haar nieuwe plaat, die zich uiteraard laat beluisteren als een breakup-plaat. Op voorhand ging ik bij een breakup-plaat van Mirah uit van een uiterst donkere en sobere plaat met intieme folksongs met een laagje gruis, maar dat is Changing Light zeker niet geworden.
Direct in de openingstrack wordt duidelijk dat Mirah de ambities van haar vorige plaat niet is vergeten. Changing Light opent met een heerlijk toegankelijk, zelfs bijna radiovriendelijk popliedje, en zo bevat Changing Light er meer. Is Mirah, net als haar oorspronkelijke soortgenoot Liz Phair definitief gevallen voor de commercie? Nee, gelukkig blijft de muziek van Mirah heerlijk avontuurlijk, waardoor ieder toegankelijk popliedje kan worden gevolgd door een lastiger te doorgronden track of zo’n toegankelijk popliedjes in één keer om kan slaan, zoals een onweersbui in één klap een einde kan maken aan een mooie zomerdag.
Op Changing Light experimenteert Mirah flink met stevig aangezette elektronica of zelfs met beats, maar de nieuwe plaat van de Amerikaanse singer-songwriter biedt gelukkig ook nog steeds ruimte aan intieme folksongs, die met enige fantasie ook op haar oudere platen hadden kunnen staan.
Wanneer de elektronica stevig aanzwelt kan Mirah hier en daar worden beticht van flinke hitgevoeligheid, maar dit is vaak slechts een kwestie van tijd, waarna stekelige gitaren en verrassende wendingen de muziek van Mirah toch weer de indie-hoek in trekken.
Mirah heeft lang en op meerdere plekken gewerkt aan Changing Light en kreeg hierbij hulp van flink wat gastmuzikanten. Dat hoor je. De instrumentatie is bijzonder gevarieerd en laat naast meeslepende elektronica en tegendraadse gitaren ook smaakvol ingezette strijkers en blazers horen.
Ook de songs van Mirah zijn weer van hoog niveau en laten dit keer een roller coaster ride horen langs verdriet, geluk, woede, liefde, respect en haat. In flink wat tracks speelt de liefdesbreuk van Mirah een voorname rol, maar Changing Light bevat in de vorm van LC ook een prachtig eerbetoon aan de oude meester Leonard Cohen; een song die zomaar vertolkt zou kunnen worden door Cohen en The Webb Sisters of Cohen en Mirah.
Helemaal objectief ben ik nooit wanneer het gaat om Mirah, maar Changing Light is als je het mij vraagt een erg goede plaat vol emotie en lef. Net als alle andere platen van deze bijzondere singer-songwriter overigens. Erwin Zijleman
Abonneren op:
Posts (Atom)