Na haar vijfde soloplaat, Siren uit 1975, ging het helemaal mis met Roxy Music. Door de machtsgreep van Bryan Ferry, die door zijn steeds succesvollere solocarrière zijn wil kon opleggen aan de andere bandsleden, waren de verhoudingen binnen de band behoorlijk verslechterd en leek het uit elkaar vallen van de band een kwestie van tijd. In 1976 verscheen nog de prima live-plaat Viva! (deze had als extraatje zeker niet misstaan in de box-set), maar hierna volgde een lange periode van stilte. Pas in 1979 verscheen Manifesto. Op Manifesto koos Roxy Music definitief voor een wat meer mainstream popgeluid en de plaat werd dan ook gekraakt door de critici. In mijn eigen geheugen stond Manifesto ook gerangschikt onder de draken van platen, maar bij de hernieuwde kennismaking valt de plaat me erg mee en ben ik bij vlagen zelfs onder de indruk van de zesde plaat van de band. Op Manifesto flirt Roxy Music opzichtig met het solowerk van Bryan Ferry en is het bovendien niet vies van impulsen uit de disco, maar Manifesto is zeker geen slechte plaat. Singles Dance Away en Angel Eyes hebben de tand des tijd eigenlijk heel goed doorstaan, terwijl het titelnummer veel mooier is dan ik me kon herinneren. Manifesto staat in de boeken als een aalgladde plaat, maar de plaat heeft toch ook zeker zijn avontuurlijke momenten (zo had Trash niet misstaan op de Berlijnse trilogie van David Bowie en lijkt Stronger Through The Years als twee druppels water op de muziek waarmee Japan pas in de jaren 80 opzien zou baren). Natuurlijk is Manifesto niet zo goed als de meesterwerken van de band, maar een ieder die van mening is dat Roxy Music na Siren alleen nog maar troep maakte, moet wat mij betreft nog maar eens gaan luisteren naar Manifesto.
Wat voor Manifesto geldt, geldt ook voor het in 1980 verschenen Flesh & Blood; volgens de critici met afstand de slechtste plaat van de band. Zelf koester ik Flesh & Blood al decennia lang als een plaat vol goede herinneringen en memorabele songs. Ik geef direct toe dat het avontuur op Flesh & Blood schittert door afwezigheid, maar Flesh & Blood bevat wel flink wat hele goede songs, waaronder prachtsingles als Oh Yeah, Same Old Scene en Over You en hiernaast acceptabele covers van songs van Wilson Pickett en The Byrds. Flesh & Blood is een blauwdruk voor de succesvolle platen van Spandau Ballet uit de jaren 80, maar heeft ook zeker indruk gehad op in artistiek opzicht interessantere platen uit de jaren 80 (waarbij wederom de naam van Japan bij me op komt). Flesh & Blood is binnen het oeuvre van Roxy Music zeker geen onmisbare plaat, maar het is wel een plaat met een beperkt aantal memorabele songs en bovendien een plaat met werkelijk uitstekende vocalen. Omdat op de overige bandleden op Flesh & Blood werden gereduceerd tot leden van de begeleidingsband van Bryan Ferry, was de toekomst van de band na Flesh & Blood uiterst onzeker, maar Roxy Music zou nog één keer terug slaan. En hoe.
De band deed dit in 1982 met het destijds uitstekend ontvangen Avalon. Avalon wordt inmiddels geschaard onder de beste platen van Roxy Music en daar is wel iets voor te zeggen. In muzikaal opzicht staat Avalon veel dichter bij Manifesto en Flesh & Blood dan bij de eerste vijf platen van de band, maar de plaat is wel een stuk interessanter dan zijn voorgangers. Het toegankelijkere geluid dat Roxy Music aan het eind van de jaren 70 ontwikkelde, is op Avalon getransformeerd in een stemmig en avontuurlijker geluid, waarin er weer meer ruimte is voor de andere leden van de band (het gitaarwerk van Phil Manzanera is schitterend en ook de sax-bijdragen van Andy Mackay mogen er zijn). De singles More Than This, Avalon en Take A Chance With Me zijn de songs die ten tijde van de release de meeste aandacht trokken en zijn ook de tracks die achteraf bezien het meest memorabel zijn, maar het zijn de andere tracks van Avalon die in creatief opzicht het meest interessant zijn. Avalon is met zijn volle en wat galmende geluid een typische jaren 80 plaat, maar het is een jaren 80 plaat die nog maar heel weinig van zijn glans heeft verloren, wat dertig jaar na dato een prestatie van formaat is. Wat tenslotte opvalt is de bijzonder fraaie productie van Rhett Davies; een inspiratiebron voor vele platen die zouden volgen.
Avalon bleek uiteindelijk de zwanenzang van Roxy Music. De band kwam nog vele malen bij elkaar en maakte veel indruk op het podium (het beste optreden dat ik van de band heb gezien stamt uit haar nadagen), maar dit leverde slechts live-platen op. Avalon is gelukkig niet het slotakkoord van The Complete Studio Recordings. In een gouden hoesje vinden we nog twee bonus discs met singles (waaronder een aantal die niet op de reguliere platen stonden), b-kantjes en alternatieve mixen. Het is niet allemaal even interessant, maar alleen de single versies van Virginia Plain, Pyjamarama en Jealous Guy (John Lennon cover) maken de twee extra schijfjes al de moeite waard. Een ieder die de moeite neemt voor de B-kantjes hoort dat Roxy Music hierin nog een stuk avontuurlijker klinkt en dat met name Phil Manzanera en Andy Mackay op deze B-kantjes meer ruimte krijgen. Op de twee bonus-discs blijft het wat zoeken naar de echte parels, maar alles bij elkaar genomen is het de kers op een bijzonder smakelijke taart, die goed laat proeven hoe belangrijk Roxy Music de afgelopen decennia is geweest.
The Complete Studio Recordings ligt voor een bijzonder aantrekkelijke prijs in de winkel en kan daarom zeer warm worden aanbevolen als zomerse traktatie. Je krijgt er zeker geen spijt van.