Met Funeral leverde The Arcade Fire negen jaar geleden een debuut af dat onvoorwaardelijke liefde afdwong, maar sindsdien heeft de band uit het Canadese Montreal het me niet altijd even makkelijk gemaakt. Zowel Neon Bible als The Suburbs stelden me in eerste instantie wat teleur, al is het kwartje na enige tijd toch wel gevallen, zonder overigens de impact van Funeral te benaderen. Ook het nieuwe album van de band maakte op mij niet direct de onuitwisbare indruk die Funeral negen jaar geleden wel maakte. Reflektor opent met een track die je mee terugneemt naar de dansvloer van de jaren 80. Dat kabbelt een tijdje voort tot het er aan het eind van de track opeens op lijkt dat David Bowie en Roxy Music samen zijn teruggekeerd naar hun betere dagen (de stem is overigens echt van Bowie). Dan zit je opeens toch weer op het puntje van je stoel, al blijft het moeilijk te geloven dat het dansbare deuntje echt van The Arcade Fire komt. Deze verbazing blijft bij de twaalf tracks die volgen. Reflektor duurt maar liefst 75 minuten en is verspreid over twee cd’s. Voor de productie deed de band een beroep op James Murphy, de man achter LCD Soundsystem. Aan de hand van Murphy neemt The Arcade Fire je mee langs een muzikale ontdekkingsreis die vooral door de jaren 80 en 90 voert en uiteindelijk een hele waslijst namen oplevert. Dat begint soms met namen die ik liever was vergeten (ik ga ze dan ook niet noemen), maar uiteindelijk kom ik ook terecht bij namen die mij weer op het spoor zetten van platen die ik snel weer eens uit de kast moet halen, als de eerste platen van Big Audio Dynamite (en de laatste van The Clash) en het boxje met alle cd’s van Talking Heads. Reflektor is een grootse en bij vlagen bombastische plaat vol invloeden. Bij de beoordeling van de plaat zal het er vooral om gaan of het overvolle geluid functioneel is of dat het holle bombast is. De critici neigen tot dusver in de richting van het laatste, maar dat is omdat ze de plaat niet vaak genoeg hebben beluisterd. Reflektor wordt immers alleen maar beter wanneer je de plaat vaker hoort, waarbij het er bij pakken van de koptelefoon een goede zet is. Bij herhaalde en intensieve beluistering vallen veel meer van de schakeltjes op hun plaats en blijkt Reflektor een complex bouwwerk dat loopt als een geoliede machine. Wat bij eerste beluistering nog vooral overbodige versiering lijkt, draagt, wanneer je eenmaal gewend bent aan de plaat, nadrukkelijk bij aan het geheel. Reflektor is nauwelijks te vergelijken met zijn voorgangers. Dat is aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant is vernieuwing de belangrijkste kracht van The Arcade Fire en deze wordt op Reflektor weer intensief aangesproken. Over de productie van James Murphy zal nog wel even stevig worden gediscussieerd, maar ik vind het na enige gewenning prachtig klinken. Luister goed naar Reflektor en je hoort talloze lagen, die vaak lang weinig met elkaar te maken lijken te hebben, maar uiteindelijk toch altijd weer samen komen. Hoewel Reflektor uitnodigt om goed naar alle details te luisteren is het ook een plaat waarop je je mee kunt laten voeren. De ritmes op de plaat zijn buitengewoon fascinerend en variëren van opzwepend naar uiterst loom (en bijna dub). Het maakt van de beluistering van Reflektor een bijzondere ervaring die steeds aan kracht lijkt te winnen. Ik weet inmiddels wel dat ik een totaal andere recensie zou hebben geschreven wanneer ik Reflektor maar 1 of 2 keer zou hebben beluisterd. Luister een paar keer achter elkaar naar de individuele tracks en nog een paar keer naar het complete album en je hoort een totaal andere plaat. Bij eerste beluistering was ik zeer sceptisch, inmiddels durf ik wel te roepen dat Reflektor een van de belangrijkste platen van het jaar is en misschien zelfs wel van het decennium. The Arcade Fire heeft wederom lef getoond door het over een andere boeg te gooien. Het is een keuze die de gemoederen nog wel even bezig zal houden, maar uiteindelijk zal vrijwel iedereen toch moeten concluderen dat The Arcade Fire het weer heeft geflikt. Wederom op totaal onverwachte wijze, al zijn we dat inmiddels wel gewend van de Canadezen. Erwin Zijleman