Het is al weer ruim tweeënhalf jaar geleden dat ik als een blok viel voor het debuut van 2:54 (Two:Fifty-Four). Op dit debuut strooiden de Britse zusjes Hannah en Colette Thurlow driftig met gruizige gitaren, diepe bassen, atmosferische elektronische klanken en dromerige vrouwenstemmen.
Op haar debuut combineerde 2:54, volgens de destijds op deze BLOG geplaatste recensie, de dreampop van Lush met de shoegaze van My Bloody Valentine en het surrealistische van de Cocteau Twins.
Het is een kunstje dat sindsdien nog heel vaak is herhaald, want platen met invloeden uit de dreampop en de shoegaze waren de afgelopen twee jaar niet aan te slepen. Het is ook een kunstje dat me steeds weer weet te verleiden, maar desondanks heeft het debuut van 2:54 een speciaal plekje in mijn hart gekregen en ook gehouden.
Hannah en Colette Thurlow bouwden op hun debuut, net als vele soortgenoten, verder op de stevige fundamenten van de dreampop en shoegaze uit de jaren 90, maar lieten het hier, in tegenstelling tot de meeste soortgenoten, niet bij. 2:54 schoof op haar debuut een aantal malen op richting een veel steviger geluid met invloeden uit de noise rock en zelfs de stoner rock, maar wist aan de andere kant te betoveren met een zwaar onderkoeld en ingetogen geluid dat wel wat deed denken aan de muziek van The Xx. De fraaie productie en mix van ervaren krachten Rob Ellis (PJ Harvey) en Alan Moulder (Depeche Mode, Smashing Pumpkins en natuurlijk Lush) maakte het af.
2:54 heeft het rauwe Fat Possum label inmiddels verruild voor het meestal heerlijk dromerige Bella Union, maar dat is maar ten dele hoorbaar op The Other I. Op The Other I gaat 2:54 voor een belangrijk deel verder waar het zo overtuigende debuut tweeënhalf jaar geleden ophield. Ook The Other I staat bol van de invloeden uit de dreampop en de shoegaze en ook The Other I heeft hiernaast een mystieke component.
Toch is de tweede plaat van de zusjes Thurlow zeker niet meer van hetzelfde. The Other I is wat minder rauw dan zijn voorganger en biedt meer ruimte aan invloeden uit de postpunk en de pop. De echt gruizige gitaarmuren schitteren dit keer grotendeels door afwezigheid, maar gelukkig zijn de betoverende gitaarloopjes gebleven. Hiernaast heeft 2:54 op The Other I meer aandacht voor ritmes en complexere zangpartijen, wat de plaat voorziet van lekker veel dynamiek.
Een aantal tracks op de plaat is op het eerste gehoor misschien wel erg poppy, maar al snel valt alles weer op zijn plaats. 2:54 zoekt meer dan haar soortgenoten het avontuur, maar verloochent op hetzelfde moment haar grote voorbeelden uit de hoogtijdagen van dit keer met name de dreampop niet. Het zorgt ervoor dat 2:54 veel meer doet dan het reproduceren van een inmiddels bekend geluid. Nog meer dan zijn voorganger weet The Other I het genre te vernieuwen, waardoor 2:54 weet te ontsnappen uit het hokje shoegaze en dreampop revival. Dat is knap.
De liefde op het eerste gezicht van het titelloze debuut is bij mij dit keer uitgebleven (twee keer liefde op het eerste gezicht kan natuurlijk ook niet), maar heeft plaats gemaakt voor een diepere liefde die bij iedere luisterbeurt groeit. De tweede plaat van 2:54 is er immers één die groeit en groeit en uiteindelijk het debuut overtreft. Erwin Zijleman
cd LP