Bijna had ik deze cd aan de kant geschoven als de zoveelste overbodige plaat van een nog veel overbodigere fake rock chick, tot mijn oog viel op de naam Sinéad O'Connor.
Het Ierse icoon poseert op de cover van haar nieuwe plaat zoals de Miley Cyrussen en Kate Perry’s van deze tijd dat doen en dat is lichtjaren verwijderd van de Sinéad O'Connor die ik ken.
Het zorgde er in mijn geval echter wel voor dat ik nieuwsgierig werd naar de nieuwe plaat van Sinéad O'Connor en dat was even geleden, behoorlijk lang geleden zelfs.
Ik ken Sinéad O'Connor eigenlijk vooral van haar eerste drie platen: het fascinerende en tegendraadse The Lion And The Cobra uit 1987, het inmiddels terecht tot een klassieker uitgegroeide en prachtige I Do Not Want What I Haven’t Got uit 1990 en het dramatisch slechte Am I Not Your Girl? uit 1992. Sinéad O'Connor heeft sindsdien nog een stuk of zeven platen uitgebracht, maar na Am I Not Your Girl? is de interesse voor haar muziek eigenlijk niet meer teruggekeerd.
Ruim 20 jaar later zit dan opeens I’m Not Bossy, I’m The Boss in de cd speler en eerlijk gezegd bevalt het me wel. De plaat opent met een aantal verrassend lekker in het gehoor liggende popliedjes. Het zijn popliedjes die voorzichtig soulvol klinken, al dragen ze ook onmiskenbaar het stempel van Sinéad O'Connor.
Het klinkt op het eerste gehoor misschien niet heel bijzonder, maar als je wat beter luistert blijkt het allemaal knap in elkaar te zitten. Wat I’m Not Bossy, I’m The Boss bijzonder maakt zijn de vocalen van Sinéad O'Connor. Deze schuren nog altijd wat tegendraads tegen de verzorgde instrumentatie aan, wat de songs van de Ierse een geheel eigen geluid geeft, maar ook de songs zelf blijken over veel verrassingen te beschikken, waarbij de van O'Connor bekende dynamiek een belangrijke rol speelt. De muziek van Sinéad O'Connor kan nog altijd omslaan zoals het weer dat af en toe doet. Het ene moment zon, het volgende moment donkere wolken en een verwoestende onweersbui. Het geeft haar muziek nog altijd iets bijzonders of misschien zelfs wel unieks.
Ook op I’m Not Bossy, I’m The Bos maakt Sinéad O'Connor van haar hart geen moordkuil. Religie en de positie van de vrouw staan ook dit keer centraal, maar O’Connor haalt dit keer ook nadrukkelijk uit naar de muziekindustrie en naar de bakvissen die zich gewillig laten portretteren als stoeipoezen, wat de opvallende cover verklaart.
I’m Not Bossy, I’m The Boss blijkt al snel een plaat met een flink aantal prima songs. Natuurlijk zitten er tussen de twaalf songs op de plaat ook wel wat missers en natuurlijk is het niet zo goed of vernieuwend als de twee platen waarmee Sinéad O'Connor zo’n 25 jaar geleden indruk maakte, maar de meeste songs op I’m Not Bossy, I’m The Boss hebben we inmiddels te pakken en smeken om een regelmatige terugkeer in de cd speler.
I’m Not Bossy, I’m The Boss heeft me een aantal lessen geleerd: (1) Don’t judge a book (or a record) by its cover, (2) Schrijf muzikanten niet zomaar af en (3) Vergeef ook muzikanten hun misstappen. De afgelopen decennia was ik allergisch voor Sinéad O'Connor en nog steeds boos om die dramatische derde plaat, maar dankzij een lekker fout hoesje is het Ierse icoon terug in de cd speler. Onverwacht, maar ik had dit toch niet willen missen. Erwin Zijleman