Wat vrijdag nog leek op een prachtige comeback, blijkt helaas zijn zwanenzang. De man die de popmuziek in de jaren 70 compleet veranderde is niet meer. Zijn prachtige oeuvre, inclusief het pas een paar dagen oude Blackstar is gelukkig onsterfelijk. David Bowie (1947-2016).
David Bowie maakte zijn
beste platen tussen 1970 en 1980. Sindsdien verrast hij nog wel eens een
enkele keer met een aardige plaat, maar meer dan voetnoten bij zijn
memorabele platen uit de jaren 70 zijn het wat mij betreft niet.
In 2004 kreeg David Bowie
te maken met serieuze gezondheidsproblemen en verdween hij vrijwel
volledig uit beeld. Twee jaar geleden keerde hij gelukkig terug met het
verrassend sterke en door oudgediende Tony Visconti geproduceerde The
Next Day, dat vooral herinneringen opriep aan zijn werk uit de jaren
70.
Ook het deze week
verschenen Blackstar herinnert meer dan eens aan de unieke platen die
David Bowie decennia geleden afleverde, maar Blackstar zet vooral een
paar flinke stappen vooruit.
Dat hoor je direct in de
bijna 10 minuten durende titeltrack waarmee de plaat opent. De track
begint met bijna pastorale vocalen, die worden omgeven door subtiel
ingezette elektronica en de bijzondere ritmes die voor het eerst opdoken
op Outside (1995) en Earthling (1997).
Blackstar is wederom
geproduceerd door Tony Visconti, maar Bowie koos ook dit keer voor
nieuwe muzikanten, onder wie James Murphy (LCD Soundsystem) en enkele
muzikanten met een achtergrond in de free jazz. Dat laatste hoor je goed
in het middenstuk van de openingstrack waarin woeste saxofoonuithalen,
atmosferische elektronische klanken en onnavolgbare ritmes het geluid
bepalen.
De titeltrack eindigt
vervolgens met een aantal minuten die voor een belangrijk deel zo lijken
weggelopen uit de jaren 70 en het hele echt memorabele decennium van
Bowie samenvatten, al worden er ook wel wat moderne accenten gelegd.
Blackstar is na de
openingstrack 10 minuten onderweg en op dat moment is al duidelijk dat
Bowie eindelijk weer eens een plaat heeft afgeleverd met de magie van de
klassiekers die hij heel lang geleden maakte.
Ook in de tracks die volgen
overheersen subtiele elektronica, af en toe stevige gitaaruithalen,
bijzondere en soms onnavolgbare ritmes, geweldig en bij vlagen heerlijk
ontsporend saxofoonwerk, de werkelijk geweldige zang van David Bowie,
volop momenten die herinneren aan zijn beste werk en nog meer momenten
vol avontuur die je doen smeken om meer. Waar The Next Day een aardige
plaat was, horen we op Black Star eindelijk weer eens de man die de
popmuziek transformeerde.
Bowie kiest nergens voor de
makkelijkste weg, maar toch overtuigen de complexe tracks op Blackstar
redelijk makkelijk. Op Blackstar wordt volop geëxperimenteerd, maar de
songs op de plaat hebben een kop en een staart en combineren redelijk
conventionele songstructuren met een fascinerend muzikaal landschap en
vocalen die niet heel veel onderdoen voor die uit Bowie's beste jaren.
Wanneer het experiment
achterwege blijft waan je je meer dan eens in de jaren 70, maar wanneer
de ritmes ontsporen of de saxofoon aanzwelt, weet je dat het echt 2016
is. Bowie haakt aan bij zijn oude werk, maar zet ook nieuwe stappen. Dat
is knap, zeker voor een muzikant die de 70 met rasse schreden nadert.
Wie een paar jaar geleden
zou hebben voorspeld dat Bowie in 2016 een waar meesterwerk zou
afleveren zou voor gek zijn verklaard, maar Bowie heeft dit meesterwerk
echt gemaakt. Blackstar is de naam. Wat een plaat. Erwin Zijleman