Ik heb al heel lang een zwak voor de muziek van Low. De band uit Duluth, Minnesota, stond aan de basis van de “slowcore” en maakte de afgelopen 17 jaar een stuk of tien prima platen, waarvan het dit jaar al weer tien jaar oude en door Steve Albini geproduceerde Things We Lost In The Fire wat mij betreft de beste is. Na jarenlang hetzelfde soort muziek te hebben gemaakt, experimenteert Low er de afgelopen jaren flink op los en probeert het nadrukkelijk om de bakens van de slowcore te verleggen. Aan de hand van topproducer Dave Fridmann (The Flaming Lips, Mercury Rev) experimenteerde de band rond man en vrouw Alan Sparhawk en Mimi Parker met min of meer standaard rocksongs, een aanmerkelijk steviger geluid en meer oog voor experiment en elektronica. Bovendien reageerde de band in haar teksten vrij direct op het politieke landschap in de Verenigde Staten en met name op het buitenlandse beleid van de regering Bush, wat de muziek van Low een feller tintje gaf. Het leverde vier hele behoorlijke platen op, maar het niveau van Things We Lost In The Fire werd wat mij betreft niet gehaald of zelfs maar benaderd. De band’s nieuwe plaat, het onlangs verschenen C’mon, doet dat weer wel. Dat betekent niet dat Low op C’mon terugkeert naar het bijna minimalistische geluid van de eerste zes platen van de band. Waar de keuze voor producer Dave Fridmann al een hele opvallende was, kiest Low op C’mon voor een nog minder voor de hand liggende man achter de knoppen. Matt Beckley werkte eerder met onder andere Katy Perry en Avril Lavigne en dat zijn geen namen die ik op enige manier in verband kan brengen met de muziek van Low. Een ieder die nu bang is voor dertien in een dozijn popsongs van Low kan ik gerust stellen. Low klinkt op C’mon weliswaar anders dan in het verleden, maar het blijft Low. Wanneer je C’mon vergelijkt met zijn vier voorgangers ligt de nieuwe plaat een stuk dichter bij het oudere werk van de band, maar er zijn ook duidelijke verschillen. De langzame, minimalistische en behoorlijk donkere tracks hebben plaats gemaakt voor langzame tracks die wat meer zijn aangekleed en verrassend optimistisch klinken. Matt Beckley heeft Low voorzien van een mooier en wat voller geluid, maar in tegenstelling tot Dave Fridmann doet hij niet zijn best om zijn stempel te drukken op de muziek van het trio uit Minnesota. Low klinkt daarom weer als Low, maar dan net wat anders dan in het verleden. De wat zonnigere invalshoek en vollere instrumentatie hebben nauwelijks invloed gehad op de onderhuidse spanning die zo lang het sterkste wapen was van de muziek van Low en hebben deze spanning misschien zelfs wel verhoogd. Ook de extra aandacht voor de zang van de band werpt wat mij betreft alleen maar vruchten af. Waar de muziek van Low in het verleden altijd wat eendimensionaal klonk, bevat C’mon voornamelijk songs die langer door kunnen groeien, wat de kwaliteit van de plaat zeer ten goede komt. C’mon is wat mij betreft een enorme stap vooruit na de paar net wat mindere platen die Low de afgelopen jaren maakte en is een plaat die zich na enige gewenning kan meten met het beste dat Low tot dusver heeft gemaakt. Low is terug van weggeweest met een plaat waarop het zichzelf opnieuw heeft ontdekt. En dat aan de hand van de producer van Katy Perry. Erwin Zijleman