30 december 2009

Bee Gees - The Ultimate Bee Gees

Ondanks mijn nauwelijks te stillen honger naar nieuwe muziek, draai ik in de auto heel vaak hetzelfde. Met name ’s ochtends vroeg kies ik bijna zonder uitzondering voor verzamelaars van grote bands uit een ver verleden. De laatste tijd is dit vrijwel altijd de een paar maanden geleden verschenen Bee Gees verzamelaar The Ultimate Bee Gees. Ondanks het feit dat de Bee Gees al aan het eind van de jaren 50 werden opgericht en tot het overlijden van Maurice Gibb in 2003 muziek bleven maken die er toe deed, wordt het drietal door vrijwel iedereen onmiddellijk geassocieerd met de serie grote hits van de soundtrack bij de film Saturday Night Fever uit 1977. Kennelijk ook door de samenstellers van deze uit twee cd’s bestaande verzamelaar, want The Ultimate Bee Gees opent met maar liefst zeven hits van de Saturday Night Fever soundtrack. Het zijn tracks die de tand des tijd wat mij betreft uitstekend hebben doorstaan, maar er valt veel meer te genieten binnen het rijke oeuvre van de broertjes Gibb. The Ultimate Bee Gees kiest niet voor een chronologische volgorde, maar springt kris kras door al het moois dat de Bee Gees gedurende hun 45-jarige bestaan hebben gemaakt. Daar is wat tegen te zeggen, maar persoonlijk vind ik het een goede keuze. Meer dan bij een chronologische opsomming wordt immers duidelijk hoe tijdloos de popmuziek van de Bee Gees altijd is geweest. Het maakt eigenlijk niet zoveel uit of je naar stokoude, vaak wat Beatlesque, hits als Massachusetts, I've Gotta Get A Message To You of Don't Forget To Remember, naar de in het jaar van de punk toch wat onverwachte zegetocht van Saturday Night Fever of naar hits uit de 80s and 90s als You Win Again, One, Secret Love of het opvallend sterke slotakkoord This Is Where I Came In luistert. Steeds weer overtuigen de Bee Gees met betoverende melodieën, refreinen om van te watertanden en harmonieën van een onwaarschijnlijk hoog niveau. Ondanks hun enorme staat van dienst worden de Bee Gees door veel muziekliefhebbers nog altijd niet serieus genomen en vereenzelvigd met te hoge stemmetjes en flauwe discobeats. Ik weel al heel lang veel beter en wordt hierin iedere ochtend weer gesterkt door al de nagenoeg perfecte popmuziek op The Ultimate Bee Gees; een verzamelaar die prachtig laat horen dat de Bee Gees horen bij het allerbeste dat 50 jaar popmuziek heeft opgeleverd. Punt. Erwin Zijleman

29 december 2009

Mi & L'Au - Good Morning Jokers

Het Finse model Mira Romantschuk en de Franse muzikant Laurent Leclère ontmoeten elkaar in Parijs, worden hopeloos verliefd, verruilen vanwege financiële problemen de Franse hoofdstad voor een verlaten blokhut op het Finse platteland en leggen daar de basis voor een cd die een jaar later zal worden uitgebracht door het label van voormalig Swans voorman Michael Gira (Young God Records). Het is een mooi verhaal bij een nog veel mooiere plaat vol onderkoelde, maar tegelijkertijd ook buitengewoon broeierige folk. Het in 2005 verschenen titelloze debuut van Mi & L’Au eindigt aan het eind van 2005 hoog in mijn jaarlijstje en is nog altijd regelmatig in mijn cd-speler te vinden. Ondanks mijn bewondering voor de muziek van het Frans/Finse duo, is het verschijnen van de tweede cd van Mi & L’Au me eerder dit jaar helaas volledig ontgaan. Good Morning Jokers verscheen afgelopen zomer op een klein label en moet het tot dusver doen zonder enige aandacht in de pers. Een blik op de cover suggereert dat het duo niet alleen van label is veranderd, maar ook in muzikaal opzicht nieuwe wegen in is geslagen. De zo stemmige foto van de ingesneeuwde blokhut waar Mi & L’Au de basis legden voor hun fraaie debuut, heeft immers plaats gemaakt voor een nogal kitscherig aandoende tekening van een doodshoofd met hoed. De angst voor een muzikale koerswijziging blijkt gelukkig ongegrond. Good Morning Jokers klinkt weliswaar anders dan het debuut van Mi & L’Au, maar beide platen liggen wel in elkaars verlengde. Waar Mi & L’Au op hun debuut nog kozen voor een sober instrumentarium, pakt Good Morning Jokers flink uit met blazers, strijkers, piano en harp, overigens zonder dat maar een moment sprake is van overdaad. Het duo heeft het ijzige Finland inmiddels verruild voor het Mediterrane Valencia, maar ook Good Morning Jokers klinkt, met name dankzij de elfachtige vocalen van Mi en het buitengewoon stemmige instrumentarium, gelukkig nog altijd behoorlijk onderkoeld en sprookjesachtig. Good Morning Jokers is nauwelijks meer als psych-folk te omschrijven, maar raakt aan vele genres, variërend van al dan niet alternatieve folk en jazz tot klassieke muziek en traditionele Franse muziek. Net als zijn voorganger is Good Morning Jokers geen makkelijke plaat, maar wat is het weer wonderschoon. Mi & L’Au slagen er wederom in om je aangenaam in slaap te sussen en vrijwel tegelijkertijd ruw wakker te schudden met muziek die het oor streelt en de fantasie prikkelt. Het is doodzonde dat we deze plaat de afgelopen zomer over het hoofd hebben gezien, al komt de plaat waarschijnlijk veel beter tot zijn recht bij de temperaturen die ons voor volgende week voorspeld worden. Als het volgende week inderdaad flink gaat vriezen weet ik met welke plaat ik me op ga sluiten. Erwin Zijleman

28 december 2009

Paul Curreri - California

De Amerikaanse singer-songwriter Paul Curreri staat tot dusver wat in de schaduw van zijn vrouw Devon Sproule (voor wie hij een paar jaar geleden de fraaie liefdesverklaring Songs For Devon Sproule maakte), die met haar platen wel de aandacht weet te trekken die Paul Curreri vooralsnog moet ontberen. Met California heeft Paul Curreri, na het prachtige Velvet Rut uit 2007, echter een plaat gemaakt die een stuk overtuigender is dan de laatste van Devon Sproule en die de singer-songwriter uit Seattle nu eindelijk maar eens op de kaart moet gaan zetten. California, al weer de zesde plaat van de Amerikaan, is een ambachtelijk aandoende singer-songwriter plaat met songs zonder al teveel opsmuk. Paul Curreri houdt zijn muziek bij voorkeur sober, waardoor zijn songs zich niet onmiddellijk opdringen, maar wanneer de songs van de Amerikaan je eenmaal te pakken hebben laten ze je niet makkelijk meer los. De muziek van Paul Curreri wordt op het Internet wel vergeleken met die van Will Oldham, maar dat is een vergelijking die maar zeer ten dele op gaat. Net als Oldham vertelt Paul Curreri mooie en vaak wat melancholische verhalen, maar zowel in muzikaal als vocaal opzicht is de muziek van Curreri een stuk rauwer en wat mij betreft ook een stuk aansprekender. Op California doet Paul Curreri bijna alles in zijn eentje. Slechts eenmaal schuift echtgenote Devon Sproule aan voor een song (Wildegeeses, meteen ook het hoogtepunt van Californi), maar ook in de andere songs weet Paul Curreri flink te imponeren. California is een goudeerlijke plaat met songs die uit het hart komen. Hier en daar lijkt het door de combinatie van een rauwe strot en inventief gitaarwerk wel wat op de muziek van nogal uiteenlopende ouwe rotten als Delbert McClinton, John Fahey, John Martyn of een jonge Bob Dylan, maar met name wanneer Paul Curreri zijn gitaar wat steviger aanpakt, hoor ik ook wel wat van de muziek van J.J. Cale. Ondanks het feit dat Paul Curreri alles in zijn eentje doet, is California veelzijdiger dan de meeste andere platen in dit genre. Paul Curreri beperkt zich niet tot folk, maar verwerkt ook invloeden uit de blues, country, West Coast pop en zelfs funk in songs die eigenlijk alleen maar beter worden als je ze vaker hoort. California is een tot dusver zwaar onderschatte plaat van een minstens even zwaar onderschat muzikant. Ga dat horen!. Erwin Zijleman

24 december 2009

Yael Deckelbaum - Ground Zero

Yael Deckelbaum is een singer-songwriter uit Tel Aviv die me inmiddels al een aantal weken in haar ban houdt met haar debuut Ground Zero. In eerste instantie was Ground Zero een plaat die me absoluut intrigeerde, maar me tegelijkertijd met onduidelijke gevoelens achter liet. Inmiddels ben ik gewend aan de bijzondere klanken van Yael Deckelbaum en raak ik steeds meer gehecht aan haar bijzondere eerste plaat. Yael Deckelbaum, die de muziek met de paplepel kreeg ingegoten van haar banjo (!) spelende vader, wordt in eigen land vooral vergeleken met Joni Mitchell, maar dat is wat mij betreft maar een deel van het verhaal. De muziek van Joni Mitchell is misschien wel een belangrijke inspiratiebron geweest voor Yael Deckelbaum, maar ze heeft deze invloeden op fascinerende wijze verwerkt in haar eigen muziek. Ground Zero is een plaat die tegelijkertijd ouderwets en modern klinkt. Aan de ene kant hoor ik dingen uit een heel ver verleden, maar aan de andere kant klinkt Ground Zero ook als geen enkele andere recent verschenen singer-songwriter plaat. Folk is basis van de songs van Yael Deckelbaum, maar het is een basis die in de meeste gevallen wordt verstopt onder een nogal dominant klankentapijt. Ground Zero lijkt soms zo weggelopen uit de jaren 60 en doet dan wel wat denken aan de psychedelische muziek van Jefferson Airplane, maar Yael Deckelbaum flirt net zo makkelijk met eigentijdse dance of elektro, met klanken uit het Midden-Oosten, met progrock (!) of met pure pop. De stem van Yael Deckelbaum is bijna net zo veelzijdig als haar muziek. De Israëlische kan dromerig fluisteren, je onder de huid raken met emotievolle zang, je de gordijnen injagen met theatrale uithalen of verleiden met prachtige en over het algemeen eigenzinnige popliedjes. Iedere keer dat ik Ground Zero hoor valt me op hoe anders deze plaat klinkt en ben ik weer wat meer onder de indruk van het debuut van Yael Deckelbaum. Overigens zonder dat ik alles goed vind, want met name wanneer het me net iets te theatraal wordt haak ik snel af. Het zijn een paar kleine smetjes op een buitengewoon intrigerend debuut, dat wat mij betreft op de valreep van 2009 de boeken in kan als één van de ontdekkingen van het jaar. Erwin Zijleman

23 december 2009

Local Natives - Gorilla Manor

In december houdt de muziekindustrie haar jaarlijkse winterslaap. Buiten over het algemeen fraai verpakte compilaties en bijna zonder uitzondering wanstaltige kerstcd’s, verschijnt er een maand lang nauwelijks een plaat die er ook maar enigszins toe doet. Je zou als band ook wel gek zijn om hier iets aan te veranderen, want de critici hebben hun jaarlijstjes in december al lang opgemaakt en de rest van de media-aandacht richt zich met name op (al dan niet overleden) sterren van naam en faam en op de vraag of Bohemian Rhapsody wederom de Top 2000 zal aanvoeren. In december een nieuwe plaat uitbrengen is al niet al te snugger, maar in december een debuut uitbrengen durf ik zelfs dom te noemen. De leden van het uit California afkomstige Local Natives zijn dom, ze hebben schijt aan de conventies van de muziekindustrie of ze hebben gewoon pech met een ongelukkig gekozen Nederlandse releasedatum. Feit is wel dat de band met Gorilla Manor een geweldige plaat heeft gemaakt, die veel meer aandacht verdient dan de plaat nu krijgt. Op haar debuut maakt Local Natives muziek die het best kan worden omschreven als een smeltkroes van de muziek die de jaarlijstjes de afgelopen jaren wel heeft gehaald. Gorilla Manor roept afwisselend associaties op met de muziek van The Arcade Fire (het bombast), Fleet Foxes (de zang), Animal Collective (het avontuur), Vampire Weekend (de percussie), Grizzly Bear (de onvoorspelbaarheid), Band Of Horses (de rockpotentie) en nog veel meer. Local Natives combineert op haar debuut op inventieve en trefzekere wijze uiteenlopende stijlen en strooit driftig met mooie zanglijnen, verrassende wendingen, bloedstollend mooie klanken en imposante percussie. Gorilla Manor is hierbij niet vies van overdadige arrangementen, al klinkt de muziek van Local Natives een stuk soberder en aardser dan die van bijvoorbeeld The Arcade Fire. Gorilla Manor is meer dan eens hoorbaar beïnvloedt door de muziek van de dit jaar als inspiratiebron bijzonder populaire Talkings Heads, maar verwerkt deze invloeden op eigenzinnige wijze in een duidelijk herkenbaar eigen geluid. Gorilla Manor is niet alleen een plaat die grenzeloos vermaakt, het is ook een plaat die over een enorme groeipotentie blijkt te beschikken, waardoor de op het eerste gehoor aardige, maar misschien ook wel wat gekunstelde songs op dit debuut stuk voor stuk uitgroeien tot songs die je liever niet meer wilt missen. Met een plaat als Gorilla Manor op zak verdient Local Natives het om te worden uitgeroepen tot één van de ontdekkingen van 2009. Dat zal vanwege de late release van het debuut van de band waarschijnlijk niet meer gaan gebeuren, dus laten we er dan maar “grote belofte voor 2010” van maken, want dat we ooit veel gaan horen van deze hele leuke band en dit uitstekende debuut is wat mij betreft zeker. Erwin Zijleman

22 december 2009

Yeah Yeah Yeahs - It's Blizz

In de voetsporen van stadgenoten The Strokes debuteerden de Yeah Yeah Yeahs in 2002 met de uitstekende EP Machine. Een jaar later volgde het eveneens de hemel in geprezen volwaardige debuut Fever To Tell, waarop de muziek van de band rond zangeres Karen O en gitarist Nicolas Zinner, langzaam maar zeker evolueerde van rauwe garagepunk in eigenzinnige maar aanstekelijke indiepop en indierock. Toen de Yeah Yeah Yeahs drie jaar later met hun tweede plaat Show Your Bones op de proppen kwamen, was het momentum van de band al weer voorbij. Voor iedereen die er nog wel naar wilde luisteren, bleek Show Your Bones een veelzijdige plaat met zowel aanstekelijke up-tempo songs als wat meer ingetogen songs vol diepgang. Hoewel ik Show Your Bones drie jaar geleden nog met open armen heb ontvangen, was ook ik de Yeah Yeah Yeahs eerlijk gezegd vergeten. Toen de band eerder dit jaar haar langverwachte derde plaat uitbracht, heb ik dit min of meer ter kennisgeving aangenomen, zeker toen ik las dat de Yeah Yeah Yeahs de gitaren (tijdelijk?) hebben verruild voor de nodige elektronica. Het negeren van de derde plaat van de Yeah Yeah Yeahs had ik waarschijnlijk volgehouden als het dit voorjaar verschenen It’s Blitz! niet was opgedoken in de top 10 van meerdere jaarlijstjes. Nieuwsgierig geworden door deze onverwachte waardering heb ik alsnog geluisterd naar de derde plaat van de New Yorkers en dat is me zeker niet tegen gevallen. Op It’s Blitz! zijn de gitaren inderdaad flink naar de achtergrond gedrongen en hebben de rauwe riffs uit het verleden plaats gemaakt voor catchy synths. In een aantal van de songs op It’s Blitz! en met name in de songs waarmee de plaat opent, leunen de Yeah Yeah Yeahs gevaarlijk dicht tegen de momenteel zo populaire elektropop aan, maar gelukkig is het ook het oude geluid van de band, ondanks de afwijkende instrumentatie, nooit helemaal weg. It’s Blitz! is bij vlagen net zo rauw als Fever To Tell en borduurt hiernaast voort op het experiment van Show Your Bones. It’s Blitz! is op het eerste gehoor misschien vooral een plaat met aanstekelijke popdeuntjes, maar wanneer de songs wat vaker voorbij komen blijken ze een stuk minder eendimensionaal dan je in eerste instantie zult hebben vermoed. Met name wanneer wat gas wordt teruggenomen overtuigt Karen O als zangeres en blijkt Nicolas Zinner achter de keyboards misschien nog wel inventiever dan als gitarist. Ook de productie van Andrew Sitek (TV On The Radio) komt het best tot zijn recht wanneer de synths wat minder nadrukkelijk stampen en worden aangevuld met steeds weer andere instrumenten. It’s Blitz! is uiteindelijk misschien nog wel het best te vergelijken met een doos handgemaakte bonbons. Het ziet er van buiten misschien wat kitscherig en eenvormig uit, maar neem er de tijd voor en je springt van de ene smaaksensatie naar de andere. Het is een vergelijking die overigens niet helemaal op gaat, want van It’s Blitz! word je niet snel misselijk. Sterker nog, deze gewaagde en avontuurlijke plaat smaakt eigenlijk alleen maar naar meer. Waar die jaarlijstjes toch niet goed voor zijn. Erwin Zijleman

21 december 2009

The Dirty Projectors - Bitte Orca

De jaarlijstjes van de gerenommeerde muziektijdschriften en muzieksites laten dit jaar een behoorlijk consistent beeld zien. In de top 5 van de verschillende lijstjes vinden we bijna altijd Animal Collective en Grizzly Bear, maar ook verrassend vaak Bitte Orca van The Dirty Projectors. Het is een plaat waar ik om deels onduidelijke redenen nooit aan ben begonnen dit jaar. Mogelijk werd ik afgeschrikt door omschrijvingen als "zware kost" en "ondefinieerbare muziek", maar ook mijn slechte ervaringen met de vorige platen van de band rond Dave Longstreth hebben ongetwijfeld een rol gespeeld bij het al dan niet bewust negeren van Bitte Orca. Nieuwsgierig geworden door alle lof in over het algemeen respectabele jaarlijstjes, heb ik de plaat toch maar eens in de cd speler gestopt. Inmiddels ben ik vele luisterbeurten verder en zijn me drie dingen duidelijk geworden: (1) Bitte Orca is zware kost, (2) Bitte Orca staat vol met ondefinieerbare muziek en (3) Bitte Orca is met afstand de meest toegankelijke plaat van The Dirty Projectors en is bij vlagen zelfs heel toegankelijk. Bitte Orca is hiermee een vat vol tegenstrijdigheden dat bij mij zeer uiteenlopende emoties oproept. Het ene moment vind ik de muziek van The Dirty Projectors briljant, het volgende moment vind ik het pretentieuze bagger. Constant word ik tussen deze twee uitersten heen en weer geslingerd en twijfel ik tussen een gepassioneerde liefdesverklaring aan deze plaat of aan een gedreven tocht richting de prullenbak. Door de tegenstrijdige gevoelens is het lastig om iets zinvols over Bitte Orca te zeggen. Het is een plaat met muziek die je vaker op het verkeerde been zet dan Diego Maradonna in zijn beste jaren verdedigers in de luren wist te leggen. Het is muziek die net zo makkelijk aansluit bij funk of zelfs R&B (luister maar eens naar het bijna hitgevoelige Stillness Is The Move) als bij folk, avant garde, mathrock of noiserock. In vocaal opzicht klinkt het allemaal fantastisch, want zowel voorman Dave Longstreth als de zangeressen Amber Coffman en Angel Deradoorian beschikken over een bijzonder aangenaam stemgeluid. In muzikaal opzicht is Bitte Orca echter lastiger te doorgronden. Meer dan eens lijkt het er op of alle muzikanten maar wat doen, wat wonderlijke combinaties van klanken oplevert als honingzoete orkestraties met een bak gitaar feedback of juist zonnige Afrikaanse gitaarriedels. Heel af en toe heeft het wel wat van Grizzly Bear, Animal Collective of Battles, maar het meest lijkt het nog op de muziek van de Talking Heads, maar dan wel de Talking Heads die zich sinds hun hoogtijdagen in sneltreinvaart zijn blijven ontwikkelen. Steeds als ik Bitte Orca op zet hoor ik weer nieuwe dingen, maar wat ik nu van deze plaat moet vinden? Ik weet het eerlijk gezegd nog steeds niet. Erwin Zijleman

20 december 2009

Jackie Oates - Hyperboreans

Jackie Oates maakte enige tijd deel uit van Rachel Unthank & The Winterset (met Bairns verantwoordelijk voor één van de mooiste Britse folkplaten van de afgelopen jaren), maar opereert immers al weer een tijdje solo. Waar Rachel Unthank me met haar nieuwe band (The Unthanks) vooralsnog niet weet te overtuigen, slaagt Jackie Oates hier met haar derde soloplaat Hyperboreans glansrijk in. Hyperboreans is op het eerste gehoor een typische Britse folkplaat en zal daarom worden gekoesterd door liefhebbers van folkies als Kate Rusby en Cara Dillon. Net als met name Kate Rusby, beschikt Jackie Oates over een bijzonder helder en aangenaam stemgeluid, dat perfect past bij de ingetogen en vaak wat traditioneel aandoende folksongs op Hyperboreans. Het blijkt echter te makkelijk om Jackie Oates te scharen onder haar succesvolle, maar vaak toch net wat te brave en soms zelfs wat saaie, collega’s. Zeker wanneer je Hyperboreans wat vaker hoort, valt op dat de derde soloplaat van Jackie Oates een donkere en eigenzinnige ondertoon heeft. Het eerste uit zich onder andere in een buitengewoon indringende muder-ballad als The Butcher’s Boy (waaraan de Schotse singer-songwriter Alasdair Roberts op fraaie wijze bijdraagt), het tweede in de vele bijzondere arrangementen en verrassende wendingen op deze plaat. Het laatste is overigens voor een belangrijk deel de verdienste van de broer van Jackie Oates, Jim Moray. Moray is in Nederland betrekkelijk onbekend, maar geldt in Engeland als een groot talent sinds hij een aantal jaren geleden bijna antieke folkmuziek vermengde met invloeden uit de elektronica; een combinatie die sindsdien bijna gemeengoed is. Waar Moray op zijn eigen platen flink kan uitpakken met elektronica, beperkt hij zich op Hyperboreans tot wat subtiele samples en avontuurlijke percussie en haalt hij hiernaast betrekkelijk conventionele instrumenten als gitaar, mandoline en banjo uit de kast. Het levert, samen met de cello en viool van Jackie Oates, een bijzonder fraai klankentapijt op. Het is een stemmig klankentapijt dat uitstekend past bij de traditioneel aandoende folksongs en traditionals op deze plaat, maar ook in wat eigenzinnigere songs, als de fraaie vertolking van Birthday van The Sugarcubes, heeft de instrumentatie een duidelijke meerwaarde. Hyperboreans is verplichte kost voor een ieder die de hierboven genoemde plaat van Rachel Unthank & The Winterset koestert, maar ook liefhebbers van net iets avontuurlijkere muziek in dit genre, vinden op deze bijzondere plaat van Jackie Oates heel veel van hun gading. Erwin Zijleman

18 december 2009

Dawes - North Hills

Toen een jaar geleden de balans werd opgemaakt over het muziekjaar 2008, waren er nogal wat sombere geluiden over de toekomst van de Amerikaanse rootsmuziek te horen. 2008 leverde relatief weinig opzienbarende rootsplaten op en toen ook het baken van het genre, het prachtige tijdschrift No Depression, ten onder ging, gaf vrijwel niemand nog een stuiver voor de toekomst van het ooit zo bejubelde genre. We zijn inmiddels een jaar verder en het is wat mij betreft niet overdreven om te stellen dat de Amerikaanse rootsmuziek bloeit als nooit tevoren. 2009 leverde een flinke stapel geweldige platen op en aan het eind van het jaar komen er nog een aantal bij die ik tot dusver over het hoofd heb gezien. Het gold eerder deze week voor de prachtige plaat van The Avett Brothers en het geldt nu voor het misschien nog wel mooiere debuut van het uit California afkomstige Dawes. Op haar debuut North Hills maakt Dawes muziek die zo lijkt weggelopen uit de late jaren zestig en vroege jaren 70. Muziek zoals die in de betreffende jaren werd gemaakt in de Laurel Canyon in Los Angeles, waarnaar de titel van deze plaat ook verwijst. Luister naar de muziek op North Hills en je keert terug naar de hoogtijdagen van de Laurel Canyon (overigens prachtig beschreven in het boek Hotel California: Singer-songwriters And Cocaine Cowboys In The L.A. Canyons 1967-1976 van Barney Hoskyns). Dawes maakt op haar, overigens op analoge apparatuur in de Laurel Canyon opgenomen, debuut muziek die hoorbaar is beïnvloedt door de muziek van onder andere The Band, Crosby, Stills, Nash & Young, The Eagles en Gram Parsons. North Hills heeft een lekker warm geluid en barst bijna uit zijn voegen van de invloeden uit de folk, country en rock uit de jaren waarin de Laurel Canyon het muzikale beeld bepaalde. Het debuut van Dawes is hierdoor een plaat die direct vertrouwd, maar gelukkig nergens oubollig klinkt. De belangrijkste troef van de band is songwriter en zanger Taylor Goldsmith, die niet alleen zeer bedreven is in het schrijven van volstrekt tijdloze popsongs, maar ook nog eens een uitstekend zanger is, met name ook in de geweldige harmonieën op deze plaat. North Hills van Dawes is een plaat die met gemak 40 jaar geleden gemaakt had kunnen worden, maar desondanks een enorme impact heeft. Een plaat die je direct meesleept naar vervlogen tijden, maar veel meer is dan “a trip down Memory Lane”; daarvoor zijn de songs op deze plaat immers veel en veel te goed. North Hills van Dawes is zomaar één van de mooiste, ontroerendste, opwindendste en beste rootsplaten van 2009! Erwin Zijleman

17 december 2009

Wende - No. 9

Wende (Snijders) maakte de afgelopen vijf jaar indruk met twee platen (Quand Tu Dors uit 2004 en La Fille Noyee uit 2006) vol fraai vertolkte Franstalige (en een paar Nederlandstalige) chansons. Waar veel van haar Franse leeftijdgenoten kozen voor de zwoele Franse zuchtmeisjespop, vertolkte Wende vol passie en bombast de muziek die Frankrijk ooit op de kaart zette als muziekland van betekenis. Ondanks de passie en schoonheid van haar eerste twee platen, was ik, na de eveneens prima live-plaat Chante eerlijk gezegd wel klaar met de chansons van Wende en daarom heb ik haar derde plaat, No. 9, lang laten liggen. Dat was achteraf bezien niet zo slim, want op No. 9 slaat Wende de nieuwe weg in waar ik na twee platen stiekem op hoopte. No. 9 is de eerste Engelstalige plaat van Wende, maar ook in muzikaal opzicht is No. 9 een heel andere plaat dan zijn voorgangers. Op haar derde cd is Wende uitgegroeid tot een opvallend veelzijdige singer-songwriter en weet ze bij vlagen diep te ontroeren. No. 9 bevat een aantal nogal theatrale songs die misschien net wat te ver doorslaan in bombast, maar Wende komt er wat mij betreft mee weg. Het mooist zijn echter de prachtige, veelal ingetogen, luisterliedjes op deze cd. Het zijn vaak complexe songs vol onverwachte vocale en muzikale wendingen, maar het zijn ook songs waarin het kwartje vrijwel onmiddellijk valt. Het is razend knap hoe Wende de luisteraar steeds weer op het verkeerde been zet en bijvoorbeeld honingzoete klanken afwisselt met een bijna industrieel aandoende uitbarsting of warme organische klanken opeens afwisselt met kille elektronica, maar op één of andere manier klinkt het nergens gekunsteld. Ook in vocaal opzicht schiet No. 9 meerdere kanten op. Dat Wende beschikt over een krachtige, warme en emotievolle stem wisten we al langer, maar dat deze stem zo goed tot zijn recht zou komen in het toch totaal andere repertoire op No. 9 had ik eerlijk gezegd niet verwacht. Met No. 9 heeft Wende een avontuurlijke en buitengewoon sfeervolle singer-songwriter plaat gemaakt die vol geheimen zit. Het is een plaat die op het eerste gezicht misschien wat chaotisch overkomt, maar leg alle puzzelstukjes bij elkaar en je zult ontdekken dat No. 9 wel degelijk een eenheid vormt. Een eenheid waarmee Wende het wel eens heel ver zou kunnen schoppen, want No. 9 is in alle opzichten een plaat met (internationale) allure. Erwin Zijleman

16 december 2009

Thao With The Get Down Stay Down - Know Better Learn Faster

De Amerikaanse singer-songwriter Thao Nguyen trok vorig jaar als Thao de aandacht met haar uitstekende tweede plaat We Brave Bee Stings And All. De muzikante uit San Francisco werd in voornamelijk lovende recensies vooral vergeleken met Cat Power en dat is ook bij beluistering van haar derde plaat Know Better Learn Faster van Thao With The Get Down Stay Down weer het meest voor de hand liggende vergelijkingsmateriaal. Dit heeft vooral te maken met Thao Nguyen’s bijzondere stemgeluid, want in tekstueel en muzikaal opzicht zijn er nogal wat verschillen tussen de muziek van Cat Power en die van Thao Nguyen. Waar Cat Power over het algemeen een nogal onderkoelde indruk maakt, heeft Thao Nguyen het hart op haar tong liggen. Haar songs worden daarom ook wel geassocieerd met die van Fiona Apple, maar in muzikaal opzicht is deze vergelijking weer totaal onzinnig. Op Thao Nguyen’s derde plaat heeft ze zich voor de afwisseling omringd door een band, The Get Down Stay Down. Know Better Learn Faster klinkt hierdoor een stuk voller, uitbundiger en steviger dan zijn voorganger. Folk vormt nog altijd de basis van de muziek van Thao Nguyen en haar band, maar ook uitstapjes richting rock worden niet geschuwd. Met name wanneer het tempo wat wordt opgevoerd en de gitaren wat rauwer schuren, doet Know Better Learn Faster wel wat denken aan de muziek van Patti Smith of PJ Harvey, maar ook voor zwoele Southern soul, folk uit de Appalachen of zelfs een beetje funk of een Caraïbisch tintje draaien Thao Nguyen en haar band hun hand niet om. Know Better Learn Faster is hierdoor een lekker afwisselende plaat, met songs die stuk voor stuk lekker klinken, maar ook wel enige gewenning vragen en hierdoor nog beschikken over het nodige groeipotentieel. Met We Brave Bee Stings And All manifesteerde Thao Nguyen zich voorzichtig als een belofte voor de toekomst. Met Know Better Learn Faster schaart ze zich wat mij betreft onder de betere eigenzinnige vrouwelijke singer-songwriters van het moment. Erwin Zijleman

15 december 2009

El Pino & The Volunteers - The Long-lost Art Of Becoming Invisible

Het is al weer bijna vier jaar geleden dat de uit Rotterdam afkomstige band El Pino & The Volunteers op het Excelsior label debuteerde met Molten City. We kenden Excelsior tot dat moment vooral als hofleverancier van zonnige gitaarpop, maar met het debuut van El Pino & The Volunteers bleek het kwaliteitslabel ook uit de voeten te kunnen met country-noir; al zaten er onder de donkere alt-country klanken van El Pino & The Volunteers verrassend vaak onweerstaanbare popliedjes verstopt. De afgelopen twee jaar was het angstvallig stil rond El Pino & The Volunteers, maar met haar tweede plaat The Long-lost Art Of Becoming Invisible is de band gelukkig weer helemaal terug. The Long-lost Art Of Becoming Invisible blijkt toch wel een wat andere plaat dan Molten City. Waar El Pino & The Volunteers op hun debuut nog kozen voor Amerikaanse rootsmuziek met een vleugje gitaarpop, is The Long-lost Art Of Becoming Invisible een plaat waarop de Rotterdammers grossieren in perfecte popliedjes. Het zijn popliedjes waarmee El Pino & The Volunteers nadrukkelijk in de voetsporen treden van Excelsior iconen als Daryll-Ann en Johan, maar tegelijkertijd legt The Long-lost Art Of Becoming Invisible ook duidelijke andere accenten. De tweede plaat van El Pino & The Volunteers valt op door een lekker veelzijdige instrumentatie, waarin zowel plaats is voor gitaren als synths, en door prachtig bij elkaar kleurende vocalen. The Long-lost Art Of Becoming Invisible is zo’n plaat die je maar één keer hoeft te horen om er onvoorwaardelijk van te houden. Een plaat die direct een aantal memorabele popliedjes prijsgeeft, maar er na iedere luisterbeurt nog één aan toevoegt. The Long-lost Art Of Becoming Invisible valt niet alleen op door popliedjes van hoog niveau, maar ook door haar veelzijdigheid. El Pino & The Volunteers beheersen op hun tweede plaat een breed palet aan stijlen en verkleuren minstens net zo vaak als de kameleon op de fraaie cover. De popliedjes van El Pino & The Volunteers kunnen op vrijwel hetzelfde moment het oor strelen en de ziel raken en doen dit steeds op bijzonder trefzekere wijze. Met The Long-lost Art Of Becoming Invisible hebben El Pino & The Volunteers een plaat met Beatlesque popliedjes gemaakt van een niveau dat dit jaar niet al te vaak bereikt is. Even hebben we moeten treuren om het uit elkaar vallen van Johan, maar met El Pino & The Volunteers komt het Excelsior label vrijwel direct met een band die misschien nog wel veel verder kan rijken. Een plaat voor de jaarlijstjes? Jazeker. Erwin Zijleman

14 december 2009

The Avett Brothers - I And Love And You

Bij het bestuderen van de vele jaarlijstjes die momenteel worden gepubliceerd, ga ik vooral op zoek naar die ene plaat die ik het afgelopen jaar heb gemist. In het altijd mooie jaarlijstje van de gerenommeerde Amerikaanse muzieksite PopMatters (http://www.popmatters.com) bracht deze zoektocht me, toch wel enigszins onverwacht, tot de top 3. Direct na de te verwachten platen van Animal Collective en Grizzly Bear vinden we in de top 3 van PopMatters immers I And Love And You van The Avett Brothers. Nu was ik tot dusver nog niet echt onder de indruk van de muziek van de band rond de broers Scott en Seth Avett. Op hun vorige platen maakten The Avett Brothers een aardige, maar zeker niet opzienbarende, mix van folk, country, bluegrass, hillbilly, punk en rock ’n roll. Muziek die het vast prima doet op het podium, maar op de plaat toch wat tekort kwam om heel lang te blijven boeien. Het is een verhaal dat niet op gaat voor I And Love And You, want The Avett Brothers hebben een totaal andere plaat gemaakt dan we van de band gewend zijn. Waar de band haar heil tot dusver vooral zocht in uptempo songs, wordt op I And Love And You flink gas terug genomen en domineren de ballads. Het is voornamelijk ingetogen muziek die opvalt door een warm geluid, fraaie pianoklanken, bij vlagen hemeltergend mooie zang, harmonieën om van te watertanden en een productie om in te lijsten. Dat laatste is overigens niet verwonderlijk, want voor de productie van I And Love And You tekende niemand minder dan Rick Rubin. Op hun nieuwe plaat doen The Avett Brothers me af en toe denken aan de muziek van The Jayhawks in hun hoogtijdagen, maar ook de vergelijking met Ryan Adams in zijn eerste solojaren of het vorig jaar zo bejubelde Fleet Foxes is niet helemaal onzinnig. De muziek van The Avett Brothers op I And Love And You is op het eerste gehoor aangenaam en bijna lichtvoetig, maar al snel blijken de bijna epische ballads van de band over het vermogen te beschikken om diep onder de huid te kruipen. I And Love And You is een mooie en stemmige plaat, die voorlopig alleen maar mooier en stemmiger wordt. In veel recensies wordt de plaat inmiddels afgedaan als een knieval voor de commercie, maar als ik moet kiezen sluit ik me zonder enige twijfel aan bij het PopMatters kamp. I And Love And You van The Avett Brothers is immers een plaat die de temperatuur in deze koude wintermaand moeiteloos met vele graden laat stijgen. Dat is niet iedereen gegeven. Erwin Zijleman

13 december 2009

Charlotte Gainsbourg - IRM

Het gevaar van het opstellen van jaarlijstjes voordat het jaar echt helemaal om is, is dat er op de valreep altijd nog een plaat op kan duiken die het met veel pijn en moeite samengestelde lijstje weer op zijn kop zet. Het overkomt me eerlijk gezegd vrijwel ieder jaar en 2009 vormt hierop geen uitzondering. Deze week ligt immers, toch wel enigszins onverwacht, de nieuwe plaat van Charlotte Gainsbourg in de winkel. De dochter van Serge Gainsbourg leek lange tijd te kiezen voor een carrière als actrice en was bovendien geruime tijd uitgeschakeld door een ongelukkige val die ze maakte bij het waterskiën, maar ruim 3 jaar na het uitstekende 5:55 komt de Française dan toch met een nieuwe plaat op de proppen. IRM is Frans voor MRI en verwijst naar de vele keren dat Charlotte Gainsbourg, na haar ongeval, door de MRI scanner werd gehaald, hetgeen intense en wisselende emoties met zich meebracht, maar tegelijkertijd opvallende klanken in haar hoofd deed opborrelen. Waar Charlotte Gainsbourg zich op haar vorige plaat nog liet bijstaan door de heren van Air, heeft ze dit keer een beroep gedaan op een nog veel aansprekendere muzikale metgezel. Drijvende kracht achter IRM is namelijk niemand minder dan Beck. IRM heeft niet veel luisterbeurten nodig om te kunnen concluderen dat Beck nadrukkelijk zijn stempel heeft gedrukt op deze plaat, waarop hij tekent voor de productie en een belangrijk deel van de muziek en de teksten, en er bovendien in is geslaagd om het beste in Charlotte Gainsbourg naar boven te halen. IRM is een deels Engelstalige en deels Franstalige plaat die de zwoele, vaak wat hese, stem van Charlotte Gainsbourg als constante factor heeft. Charlotte Gainsbourg is dankzij haar genen het ultieme Franse zuchtmeisje, maar schikt zich op IRM maar een enkele keer in deze rol. Dat is aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant levert het wel een buitengewoon avontuurlijke plaat op die vooralsnog maar aan zeggingskracht blijft winnen. IRM valt op door het avontuurlijke klankentapijt (variërend van een monotoon geluid dat lijkt op dat van de MRI scan tot het volle geluid dat we kennen van Beck), de fraaie strijkers en de bijzondere percussie. IRM is, in tegenstelling tot zijn voorganger, geen plaat om bij weg te dromen, maar juist een plaat die je volledige aandacht vraagt. Alleen dan hoor je hoeveel kanten IRM op schiet, hoe fraai de productie van Beck is en hoe aangenaam Charlotte Gainsbourg eigenlijk zingt. Er is de afgelopen jaren wel eens getwijfeld aan de muzikale kwaliteiten van Charlotte Gainsbourg, maar wat mij betreft verwijst ze deze twijfels met IRM op indrukwekkende wijze naar het rijk der fabelen; dit overigens zonder te ontkennen dat Beck een flinke vinger in de pap had. IRM is een verrassend sterke plaat en wat mij betreft een prachtig slotakkoord van een toch wel bijzonder muziekjaar 2009. Erwin Zijleman

10 december 2009

LIJSTJES: 2. De beste platen van het afgelopen jaar

2009 was volgens velen een mager muziekjaar. Ik was het daar eigenlijk wel mee eens, tot ik de lijst met platen die ik het afgelopen jaar op deze site heb gerecenseerd de revue nog eens liet passeren.

2009 was misschien geen opzienbarend muziekjaar, maar bracht wel een aantal hele mooie platen. Platen van oudgedienden (Bruce Springsteen en Leonard Cohen), platen van jonge honden (White Lies en The XX), platen die ik eerlijk gezegd niet meer had verwacht (Simple Mind, Dave Rawlings Machine), platen waarop we lang hebben moeten wachten (Broadcast, Hope Sandoval en Dinosaur Jr.), platen die niets nieuws brachten maar wel goed waren (Melody Gardot, Alela Diane, Joe Henry, Madeleine Peyroux), platen die juist wel iets nieuws brachten (Norah Jones, Kasabian, Richard Hawley, Lily Allen) en natuurlijk de platen die de boeken in kunnen als de ontdekkingen van 2009 (Fever Ray, Florence + The Machine, Isbells, Mumford & Sons, Ramona Falls, Taken By Trees, The Low Anthem, Soap & Skin.). Stapels platen die voor een deel snel vergeten zullen zijn, maar ook voor een deel zullen blijven hangen als een mooie herinnering aan het muziekjaar 2009.

Hieronder mijn lijstje met de 40 beste platen van 2009. In alfabetische volgorde, maar als ik er 1 moet kiezen, kies ik toch voor Lovetune For Vacuum van Soap & Skin; met afstand de meest donkere en indringende plaat van een zeker niet onaardig muziekjaar.

De complete lijst, inclusief links naar de recensies:


De beste reissues:

Erwin Zijleman

LIJSTJES: 1. De beste 20 platen van het afgelopen decennium

Er zijn tijden geweest dat ik het maken van jaarlijstjes heel serieus nam. Al in november begon ik alle platen van het jaar te ordenen, streepte ik platen weg en voegde ik platen toe. Er kwam nog net geen hogere wiskunde aan te pas, maar wat scheelde het? Langzaam maar zeker rolde er dan in december een weloverwogen jaarlijstje uit dat het moest zijn.

Ondanks alle tijd en zorg bleek mijn jaarlijstje een paar weken later altijd achterhaald. De ene plaat begon me te vervelen, de andere werd alleen maar beter, en altijd waren er de platen die ik compleet had gemist maar die absoluut een plekje in de lijst verdienden.

Toch kan ik het maken van lijstjes nooit laten. Daarom ook dit jaar een jaarlijst en een lijstje met de beste platen van het afgelopen decennium. Het is onzin, ik weet het, maar toch blijft het leuk.

Hier de complete lijst met wat mij betreft de beste platen van het afgelopen decennium. In alfabetische volgorde, al is de eerste me absoluut het meest dierbaar:
  • Aimee Mann - Bachelor No. 2
  • Alisson Moorer - The Duel
  • Antony & The Johnsons - I'm A Bird Now
  • Beach House - Devotion
  • Bob Dylan - Modern Times
  • Bruce Springsteen - The Rising
  • Elbow - The Seldom Seen Kid
  • Fiona Apple - Extraordinary Machine
  • Gillian Welch - Time (The Revelator)
  • Goldfrapp - Felt Mountain
  • Joss Stone - The Soul Sessions
  • Kate Bush - Aerial
  • Robert Plant & Alison Krauss - Raising Sand
  • Rufus Wainwright - Poses
  • Ryan Adams - Heartbreaker
  • Tara Angell - Come Down
  • The Arcade Fire - Funeral
  • The Strokes - Is This It
  • The White Stripes - White Blood Cells
  • Wilco - Yankee Hotel Foxtrot
Erwin Zijleman

Piano Magic - Ovations

Piano Magic heeft de afgelopen twaalf jaar een enorme stapel platen uitgebracht, maar heel bekend is de band uit Londen er niet mee geworden. Het zijn platen die met geen enkele mogelijkheid in een hokje zijn te duwen en soms van elkaar verschillen als dag en nacht. Zo maakte Piano Magic platen met elektronisch geklooi waarvan de honden geen brood lusten, maar ook platen met aardedonkere new wave die het in de jaren 80 vast uitstekend had gedaan. Ook de band’s nieuwe plaat, Ovations, is weer geen plaat waar eenvoudig een stickertje op is te plakken. De band houdt de experimenten met elektronica dit keer gelukkig grotendeels buiten de deur, maar kan nog altijd niet kiezen tussen duistere new wave, stemmige en bijna barokke pop en invloeden uit de wereldmuziek. De laatstgenoemde invloeden strekken zich uit van Oost-Europa tot het Midden-Oosten, maar invloeden uit de Mediterrane muziek zijn dit keer het duidelijkst aanwezig. Het geeft de muziek van Piano Magic een warmbloedigheid die op hele bijzondere wijze contrasteert met de band’s voorliefde voor ijskoude en aardedonkere new wave. Beluistering van Ovations is aan de ene kant een feest van herkenning, dat herinnert aan de hoogtijdagen van Joy Division & The Cure, maar luister met net wat extra aandacht en je hoort dat de muziek van de band rond Glen Johnson uiteindelijk toch totaal anders klinkt. Waar Piano Magic op haar eerste platen gepassioneerd koos voor het experiment en de gebaande paden meed als de pest, is Ovations een voor Piano Magic begrippen behoorlijk toegankelijke en conventionele plaat. Enige relativering is hierbij direct op zijn plaats, want voor de makkelijkste weg kiest Piano Magic ook op Ovations weer vrijwel nooit. Het is bijzonder knap hoe Piano Magic op Ovations invloeden uit de postpunk op bijna organische wijze weet te combineren met duistere percussie (flarden Dead Can Dance klinken door), melancholische klankentapijten (denk aan The Cocteau Twins), uiteenlopende invloeden uit de wereldmuziek (van zwoel tot stampend) en stemmige strijkers (die er nog een schepje melancholie bij doen). Ovations is een plaat waarvan je, in tegenstelling tot de volgende platen van de band, vrij makkelijk gaat houden, maar het is ook een plaat die je constant op het verkeerde been zet en je steeds weer aangenaam weet te verrassen. Dat Piano Magic tot dusver nog geen potten wist te breken kan ik best begrijpen, maar met een avontuurlijke prachtplaat als Ovations op zak , moet dit maar eens heel snel gaan veranderen. Deze plaat verdiend een ovatie. Een staande ovatie wat mij betreft. Erwin Zijleman

09 december 2009

Broadcast & The Focus Group - Broadcast & The Focus Group Investigate Witch Cults Of The Radio Age

De Britse band Broadcast werd lange tijd gezien als het minder knappe zusje van Stereolab; de band die met haar mix van ambient, electronica, psychedelica, Krautrock en lounge-pop uit wist te groeien tot één van de meest invloedrijke bands van de jaren 90. Ik heb Broadcast zelf altijd meer gezien als het verlegen en onbegrepen zusje van Stereolab. Waar Stereolab de afgelopen 15 jaar bijna een dozijn platen uitbracht, kwam Broadcast eigenlijk maar tot twee (een aantal EP’s en verzamelaars met restmateriaal niet meegerekend). The Noise Made By People uit 2000 en Tender Buttons uit 2005 zijn wat mij betreft echter wel platen die moeten worden gerekend tot het beste dat het afgelopen decennium is verschenen, al zul je tevergeefs naar de platen zoeken in de vele overzichtlijstjes die de afgelopen weken zijn verschenen. De afgelopen jaren leek het doek gevallen voor Broadcast, maar opeens duikt de band weer op met het samen met The Focus Group gemaakte Broadcast & The Focus Group Investigate Witch Cults Of The Radio Age. Het samenwerkingsverband met Julian House van The Focus Group is naar verluid een opstapje naar een nieuwe Broadcast plaat die voor 2010 staat gepland, maar is veel meer dan een tussendoortje. Sterker nog, Broadcast & The Focus Group Investigate Witch Cults Of The Radio Age is een in alle opzichten bijzondere plaat die maar blijft verbazen en me nu al weken in haar ban heeft. Broadcast & The Focus Group Investigate Witch Cults Of The Radio Age is een hele stemmige plaat met ambient-achtige elektronische klanken. Verwacht echter geen klankentapijt dat aangenaam voortkabbelt, want Broadcast & The Focus Group Investigate Witch Cults Of The Radio Age heeft een nogal donkere en soms zelfs wat spookachtige sfeer. Het is een sfeer die uitstekend past bij de muziek die Broadcast het afgelopen decennium veel te weinig heeft gemaakt. Ondanks het feit dat Broadcast & The Focus Group Investigate Witch Cults Of The Radio Age ruim drie kwartier duurt, wordt het album gepresenteerd als een minialbum. Daar is ook wel wat voor te zeggen, want veel van de 23(!) tracks op deze plaat zijn niet erg ver uitgewerkt en lijken hierdoor meer op stijloefeningen dan op echte songs. Broadcast & The Focus Group Investigate Witch Cults Of The Radio Age is hierdoor een wat fragmentarische plaat, maar iedereen met een beetje fantasie plakt al deze flarden probleemloos aan elkaar en maakt er een prachtige soundtrack met licht experimentele psychedelische elektronische popmuziek van. Juist omdat de plaat zoveel losse eindjes heeft hoor ik er steeds weer andere dingen in en word ik steeds weer geraakt door andere passages, waarbij de bijna lieflijke popliedjes mijn voorkeur hebben. 2009 kan volgens velen de boeken in als een mager en nogal fantasieloos muziekjaar. Ik was het daar wel mee eens, maar wordt nu toch ernstig aan het twijfelen gebracht door een fantasievolle en in veel opzichten baanbrekende plaat van Broadcast. Met een nieuwe Broadcast plaat in het verschiet kan ook 2010 voor mij nu al niet meer stuk. Erwin Zijleman

07 december 2009

Jesca Hoop - Hunting My Dress

Het verhaal van de Amerikaanse singer-songwriter Jesca Hoop laat zich lezen als een sprookje. Jarenlang combineerde de Amerikaanse haar bestaan als muzikant met uiteenlopende baantjes in diverse uithoeken van de Verenigde Staten, tot ze een paar jaar geleden een min of meer vaste baan kreeg als kindermeisje. Tijdens één van de vele optredens voor de aan haar toevertrouwde kinderen, keek de heer des huizes goedkeurend toe, waarna hij besloot om Jesca Hoop op sleeptouw te nemen. Een definitieve doorbraak leek vervolgens slechts een kwestie van tijd. Een mooi verhaal, dat alleen maar mooier wordt wanneer ik er bij vertel dat de heer des huizes niemand minder was dan Tom Waits. Vreemd genoeg schiet het ondanks het mooie levensverhaal en de steun van een invloedrijk en gerespecteerd muzikant als Tom Waits nog niet echt op met de carrière van Jesca Hoop. Haar onlangs verschenen tweede plaat, Hunting My Dress, krijgt tot dusver nog niet al teveel aandacht en dat terwijl Hoop zich inmiddels heeft weten te omringen met een tweede beschermheer van formaat; Elbow’s Guy Harvey. Aan de andere kant is het ook weer niet zo heel vreemd dat Jesca Hoop tot dusver geen breed publiek aan zich weet te binden. De folky songs van de Amerikaanse zijn bij vlagen bijzonder excentriek en vergen daarom flink wat geduld van de luisteraar. Net als bijvoorbeeld Björk (en in iets mindere mate Kate Bush en PJ Harvey) maakt Jesca Hoop muziek waar je tegen moet kunnen. Het is warmbloedige en bij vlagen zelfs sensuele muziek, maar Hunting My Dress is zeker geen warm bad, eerder een modderbad. Wanneer je eenmaal begint te wennen aan de onconventionele aanpak van Jesca Hoop en haar eigenzinnige songs, valt er op Hunting My Dress echter wel degelijk veel te genieten. Jesca Hoop schrijft songs die prikkelen en verrassen, maar dankzij de heldere vocalen van de Amerikaanse (die heel af en toe doen denken aan Suzanne Vega) nestelen ze zich ook aangenaam in het gehoor. Het absolute prijsnummer is de samen met Guy Harvey gezongen murderballad Murder Of Birds, maar ook vrijwel alle andere tracks op Hunting My Dress dringen zich steeds nadrukkelijker op. Hunting My Dress is te zware kost voor liefhebbers van lichtvoetige folkpop, maar als het best wat donkerder en eigenzinniger mag zijn is dit een plaat die het verdiend om gehoord te worden. Rest slechts de nuancering van mijn associatie met een modderbad. Tom Waits omschreef de muziek van Jesca Hoop ooit eens als “going swimming in a lake at night”. Dat komt deels op hetzelfde neer, maar klinkt toch een stuk aantrekkelijker. Vergeet dat modderbad dus maar. Erwin Zijleman

04 december 2009

Mumford & Sons - Sigh No More

De Britse band Mumford & Sons trok de afgelopen weken dankzij een aantal overweldigende live optredens flink wat aandacht en lijkt hard op weg om uit te groeien tot één van de meest veelbelovende nieuwe bands van 2009, iets wat de BBC overigens precies een jaar geleden al feilloos wist te voorspellen. Sigh No More, het debuut van de band uit Londen, heb ik al enige tijd liggen, maar dankzij de associatie met een stokoude tv-serie uit de vroege jaren 70 (Sanford And Son) was ik om onduidelijke redenen niet erg benieuwd naar de verrichtingen van dit Britse viertal. Nieuwsgierig geworden door alle positieve berichten over de memorabele live optredens van Mumford & Sons, heb ik Sigh No More toch maar eens in de cd speler gestopt en was vervolgens heel snel om. Mumford & Sons maakt op haar debuut popmuziek vol invloeden uit de Amerikaanse rootsmuziek. Sigh No More is een toegankelijke folkpopplaat, maar klinkt dankzij de invloeden uit de country, bluegrass, rock en vooral folk lang niet zo vrijblijvend als je op het eerste gehoor zult vermoeden. Het recept dat Mumford & Sons gebruikt is betrekkelijk eenvoudig. De meeste songs op Sigh No More openen betrekkelijk ingetogen, maar bouwen langzaam op naar een climax. De rauwe en rasperige zang van Marcus Mumford en met name de prachtige harmonieën van de vier leden van de band, stoken het vuur zo nu en dan flink op en zorgen, in ieder geval bij mij, voor een gevoel van euforie. Mumford & Sons is niet vies van rijke arrangementen en met name wanneer de banjo’s en de mandolines alles uit de kast halen dreigt overdaad, maar op één of andere manier weet de band dit steeds net te voorkomen. Waar platen met invloeden uit de bluegrass, country en folk meestal inspireren tot treurige gedachten is Sigh No More een eersteklas feel-good plaat. Een plaat die dankzij de donkere tonen op zich mooi kleurt bij het herfstweer van de afgelopen dagen, maar je tegelijkertijd het gevoel geeft dat de zon weer gaat schijnen en de lente is begonnen. Heerlijk! Erwin Zijleman

02 december 2009

Cerys Matthews - Don't Look Down

Cerys Matthews deed halverwege de jaren 90 voor het eerst van zich spreken als zangeres van de uit Wales afkomstige band Catatonia. De band maakte een aantal geweldige platen en trok wereldwijd aandacht met aansprekende singles als Mulder & Scully, Road Rage en Dead From The Waist Down; singles die vooral op wisten te vallen door de bijzondere, soms bijna kinderlijke, vocalen van Cerys Matthews. Heel even behoorde Catatonia tot de smaakmakers van de Britse popmuziek, maar het werd Cerys Matthews al snel te veel. Toen Cerys Matthews geestelijk en lichamelijk instortte als gevolg van depressies, drank en drugs, was het direct gedaan met Catatonia en leek de rol van Cerys Matthews in de popmuziek uitgespeeld. Matthews gaf zich echter niet zomaar gewonnen en toog na twee jaar rehab richting Nashville, waar ze in 2002 haar eerste soloplaat Cockahoop opnam. Het uiteindelijk in 2003 verschenen Cockahoop bleek mijlenver verwijderd van het werk van Catatonia en liet traditioneel aandoende folksongs horen. Bijgestaan door topproducer Bucky Baxter (Steve Earle, Ryan Adams, Bob Dylan) overtrof Cerys Matthews met speels gemak alles wat ze in de jaren ervoor met Catatonia had gedaan, maar het grote publiek zag Cockahoop helaas over het hoofd. De plaat die volgde, het in 2006 verschenen Never Said Goodbye, kreeg zo mogelijk nog minder aandacht en ook het onlangs verschenen Don’t Look Down wordt tot dusver vrijwel doodgezwegen. Dat is jammer, want de soloplaten van Cerys Matthews zijn tot dusver van hoog niveau. Het eveneens in Nashville opgenomen Don’t Look Down is overigens een totaal andere plaat dan zijn twee voorgangers. Waar op Cockahoop en Never Said Goodbye de traditionele folk regeerde, is Don’t Look Down een stuk lichtvoetiger. Don’t Look Down citeert rijkelijk uit de soul en Motown pop en lijkt een graantje mee te willen pikken van het succes van onder andere Amy Winehouse, Duffy en Adele. Of dat gaat lukken vraag ik me af, want in muzikaal opzicht blijft Cerys Matthews toch net wat te eigenzinnig en is haar stem te afwijkend. Het is nog altijd een stem die menigeen in de gordijnen zal jagen, maar blijf rustig zitten en je hoort hoeveel emotie en passie Cerys Matthews in haar stem legt en hoe de songs op Don’t Look Down recht uit haar hart komen. Don’t Look Down is een lastige, maar bij vlagen hemeltergend mooie plaat van een zangeres met een eigenaardige, maar buitengewoon doorleefde en emotievolle, stem. Mij pakt ze in ieder geval weer helemaal in en dat is voor de derde keer op rij. Erwin Zijleman

30 november 2009

Molina & Johnson - Molina & Johnson

Over precies een maand kan de balans van het muziekjaar 2009 worden opgemaakt. Het is misschien nog wat voorbarig, want het jaar is nog niet om, maar 2009 kan wat mij betreft de boeken in als het jaar waarin de muzikale promiscuïteit opnieuw werd uitgevonden. 2009 was het jaar van de supergroepen (Them Crooked Vultures, Monsters of Folk , The Dead Weather), maar ook de wat minder opzienbarende, maar zeker niet minder leuke, samenwerkingsverbanden tierden welig. In de laatste categorie valt ook de samenwerking tussen Will Johnson en Jason Molina. Will Johnson kennen we uiteraard van Centro-Matic, South San Gabriel en een indrukwekkende stapel solowerk; Molina is naast soloartiest de drijvende kracht achter Magnolia Electric Co. en stond hiernaast natuurlijk aan de basis van Songs:Ohia. Zowel Johnson als Molina zijn niet vies van het stevigere werk (luister maar eens naar de platen van Magnolia Electric Co. en vooral Centro-Matic), maar op hun eerste gezamenlijke plaat kiezen ze toch voornamelijk voor het wat meer ingetogen werk dat we kennen van South San Gabriel en vooral Songs:Ohia. Molina & Johnson opent nog met een redelijk aangeklede track, maar hierna is het spaarzaamheid troef en domineren uiterst sobere en in een laag tempo uitgevoerde songs. Zowel Jason Molina als Will Johnson bekijken het leven bij voorkeur door een donkere bril en het is dan ook geen verrassing dat Molina & Johnson een uiterst donkere en indringende plaat is waar de melancholie van af spat. Op voorhand had ik enige angst dat het bij elkaar zetten van twee eenlingen een ongemakkelijke en hierdoor niet bijzonder overtuigende plaat op zou leveren, maar deze angst blijkt gelukkig ongegrond. Johnson en Molina weten op hun eerste gezamenlijke plaat het beste in elkaar naar boven te halen en toveren de ene na de andere hartverscheurend mooie folksong te voorschijn. Beide heren nemen weliswaar afwisselend het voortouw, maar Molina & Johnson is ook overduidelijk een gezamenlijk project. De toch wat lastige stemmen van Will Johnson en Jason Molina passen prachtig bij elkaar en versterken het effect van de sombere en vaak behoorlijk indringende songs, waarmee het tweetal zich weet te manifesteren als de Lennon & McCartney van het genre. Een ieder die als een berg opziet tegen de "donkere dagen voor kerst" kan zijn hart ophalen aan deze verrassend sterke plaat. Erwin Zijleman

29 november 2009

DeWolff - Strange Fruits and Undiscovered Plants

DeWolff is een uit Limburg afkomstige band die je misschien wel kent van het tv programma De Wereld Draait Door. De Limburgers mochten dit jaar al een aantal keren komen opdraven bij Matthijs van Nieuwkerk, wat de naamsbekendheid van de band flink ten goede is gekomen. Landelijk succes moet nu definitief worden afgedwongen met de band’s debuut Strange Fruits And Undiscovered Plants en wat mij betreft maakt DeWolff een goede kans. Het debuut van DeWolff is een plaat geworden die niet in de smaak zal vallen bij liefhebbers van muziek die vernieuwt, want aan vernieuwen heeft DeWolff een broertje dood. Strange Fruits And Undiscovered Plants neemt je direct vanaf de eerste noten mee terug naar de sixties en seventies en houdt je daar vast tot de laatste noten van de plaat wegebben. Het gebrek aan vernieuwing op het debuut van DeWolff laat mij overigens ijskoud, want wat klinkt deze plaat geweldig. Strange Fruits And Undiscovered Plants laat zich beluisteren als een mix van Deep Purple, Cream, Led Zeppelin, Jimi Hendrix en een beetje Pink Floyd en Procol Harum. Oftewel: blues, hardrock, progrock en psychedelica verwerkt in lang uitgesponnen songs met spetterend gitaarwerk en een Hammond orgel dat zowel een subtiele onderlaag als een muur van geluid kan neerzetten. Het is muziek uit een heel ver verleden, maar het is ook muziek die er vier decennia na de hoogtijdagen van de genoemde bands nog steeds toe doet. Strange Fruits And Undiscovered Plants is een plaat die ondanks de lange songs (een aantal kruipt richting de tien minuten) en de wat verouderde receptuur (ik hoor zelfs een drumsolo), niet snel gaat vervelen. Integendeel zelfs; eigenlijk wordt de muziek van DeWolff alleen maar leuker als je deze plaat vaker hoort. Strange Fruits And Undiscovered Plants is een plaat die tegen flink wat vooroordelen zal moet opboksen, maar zet deze vooroordelen opzij en je hoort tijdloze bluesy psych-rock, die nog altijd net zo lekker klinkt als in de jaren 60 en 70. Niets om je voor te schamen, wel iets om erg van te genieten. Erwin Zijleman

26 november 2009

Heavy Trash - Midnight Soul Serenade

Jon Spencer zal waarschijnlijk tot in de lengte van dagen worden geassocieerd met zijn fameuze band The Jon Spencer Blues Explosion. Tussen 1992 en 2002 maakte Spencer met zijn Blues Explosion zes memorabele platen met een mix van rauwe blues en rock ’n roll (waarvan Orange uit 1994 wat mij betreft de beste is). Waar Spencer met zijn Blues Explosion (en voorganger Pussy Galore) nooit over aandacht te klagen had, komt zijn nieuwe band er tot dusver wat bekaaid af. Deze band, Heavy Trash, bestaat naast Jon Spencer uit Matt Verta-Ray, die in een ver verleden speelde in de cultband Madder Rose, maar in een recenter verleden onder andere werkte met rhythm & blues legende Andre Williams (die in een eerder stadium overigens ook al werkte met Jon Spencer). Sinds 2005 vormen Spencer en Verta-Ray Heavy Trash en dit heeft tot dusver drie platen opgeleverd: Heavy Trash uit 2005, Going Way Out With Heavy Trash uit 2007 en het onlangs verschenen Midnight Soul Serenade. Het zijn platen die nauwelijks voor elkaar onder doen en in grote lijnen een vergelijkbaar geluid lieten horen. De muziek van Heavy Trash heeft heel af en toe wel wat raakvlakken met de muziek die Spencer met zijn Blues Explosion maakte, voornamelijk vanwege Spencer’s herkenbare rauwe vocalen, maar over het algemeen genomen is Heavy Trash toch een duidelijk andere band en Matt Verta-Ray bovendien een totaal ander gitarist dan Blues Explosion’s Judah Bauer, die de grootse rock riffs niet schuwde. Waar blues centraal stond in de muziek van The Jon Spencer Blues Explosion, vormt rockabilly het belangrijkste bestanddeel van de muziek van Heavy Trash. Het is groezelige en ongepolijste rockabilly die wordt aangevuld met zeer uiteenlopende invloeden, waaronder invloeden uit de soul, (swamp) blues, garagerock en punk. Midnight Soul Serenade is net wat minder rauw dan zijn twee (bijzonder rauwe) voorgangers en ademt nadrukkelijk de sfeer van de jaren 50; overigens zonder ook maar een moment gedateerd te klinken. Het is muziek zonder opsmuk die met veel energie op de band is gesmeten. Waar je veel hedendaagse bands kunt verwijten dat ze de essentie van de rock ’n roll uit het oog zijn verloren, weet Heavy Trash deze essentie ook op haar derde plaat weer op akelig trefzekere wijze bloot te leggen en maakt het voor de derde maal op rij rock ’n roll die klinkt zoals rock ’n roll moet klinken. Geweldig! Erwin Zijleman

25 november 2009

Martha Wainwright - Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris

Rufus Wainwright kroop de afgelopen jaren veelvuldig in de huid van zijn idool Judy Garland. Het heeft zuslief Martha mogelijk geïnspireerd tot een vergelijkbaar project, want op Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris vertolkt Martha Wainwright de songs van haar idool, Edith Piaf. Met de songs van Edith Piaf had ik lange tijd helemaal niets, tot ik de film La Vie En Rose had gezien. Sindsdien hoor ik het leed en de passie in de songs van de Française , die buitensporig veel ellende kreeg te verwerken in haar veel te korte leven. Met de keuze voor het repertoire van Edith Piaf heeft Martha Wainwright het zichzelf verre van makkelijk gemaakt. Waar haar broer een eind komt met een hoop pathos en een paar bundeltjes veren, moet Martha Wainwright zich proberen te verplaatsen in de gevoelens van een vrouw die oneindig veel meer heeft meegemaakt dan zij. Na beluistering van Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris kan ik alleen maar concluderen dat Martha Wainwright er uitstekend in geslaagd is om de songs van Edith Piaf te vertolken op een wijze die de Française recht doet. Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris werd live opgenomen in New York. De keuze voor een live setting is wat mij betreft een verstandige keuze, want het geeft deze plaat iets puurs en oprechts. Bijgestaan door een fantastische en gevoelig spelende band, vertolkt Martha Wainwright op indrukwekkende wijze de songs van de vrouw die ze al bewondert sinds haar jonge tienerjaren. Martha Wainwright heeft misschien niet meegemaakt wat Edith Piaf heeft meegemaakt, maar ze kent de songs van Piaf door en door. Op Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris blijft Martha Wainwright opvallend dicht bij de originelen van Edith Piaf. Dat is aan de ene kant jammer, want haar eigenzinnigheid is tot dusver één van Martha Wainwright’s meest doeltreffende wapens, maar aan de andere kant getuigt het ook van respect en lef om zo dicht bij songs van de nog altijd unieke Edith Piaf te blijven. Rest de vraag of je niet net zo goed een plaat van Edith Piaf op kunt zetten. Het antwoord is bevestigend. Luister naar het buitengewoon ontroerende Live At Carnegie Hall uit 1957, naar één van de vele goede verzamelaars of naar de uitstekende La Vie En Rose soundtrack en je hoort dat Edith Piaf Martha Wainwright op alle fronten minstens een stapje voor blijft. Sans Fusils, Ni Souliers, A Paris is dan ook vooral een buitengewoon moedige maar zeker ook verdienstelijke poging en bovendien een opstapje naar het verkennen van het oeuvre van één van de grootheden uit de rijke muziekgeschiedenis. Erwin Zijleman

24 november 2009

Tom Waits - Glitter And Doom Live

Live albums zijn vaak overbodige tussendoortjes die uiteindelijk slechts beperkt houdbaar blijken te zijn, maar er zijn ook muzikanten aan wie je een live album wel kunt toevertrouwen. Na de twee (!) uitstekende live albums die Leonard Cohen dit jaar al heeft uitgebracht, is het wederom een ouwe rot in het vak die weet te imponeren met een live plaat die er toe doet: Tom Waits. Helemaal als een verrassing komt dit natuurlijk niet. Tom Waits maakte in zijn beginjaren al eens een live album (Nighthawks At The Diner uit 1975) dat behoort tot het zeer selecte stapeltje klassieke live platen en ook Big Time uit 1988 was veel beter dan de gemiddelde live plaat. Glitter And Doom Live is de derde live cd in het inmiddels imposante oeuvre van Tom Waits en het is er wederom een die er absoluut toe doet. Op Glitter And Doom Live is materiaal te horen dat werd opgenomen tijdens de gelijknamige tour die Waits in 2008 volop bezig hield. De nadruk ligt op het recentere werk van Tom Waits, maar ook uitstapjes richting het verre verleden worden gelukkig niet geschuwd. Iedereen die Tom Waits wel eens live aan het werk gezien heeft, weet dat de muziek van Tom Waits op het podium nog veel beter tot zijn recht komt dan op de plaat. Bovendien staat Waits bekend om de bijzondere bewerkingen die zijn songs op het podium krijgen, waardoor deze songs soms vrijwel onherkenbaar zijn. Ook Glitter And Doom Live blijkt een feest van herkenning en een feest van het ontbreken van herkenning. Waits laat zich op het podium bijstaan door een werkelijk fantastische band, die zowel uiterst subtiel kan spelen als een ongelooflijke bak herrie kan maken. Tom Waits past zich hierop aan als een muzikale kameleon en schotelt afwisselend ingetogen folky ballads, uiterst rauwe en stampende blues en theatrale potten en pannen muziek voor. Het is muziek die overrompelt door de intensiteit en hierbij maakt het niet eens zoveel uit of Waits alles uit de kast trekt, funkt als James Brown in zijn beste dagen of je diep in het hart raakt met een uiterst sobere ballad. Van zijn zeer karakteristieke stemgeluid moet je houden, maar als je er van houdt is het live vrijwel onweerstaanbaar. In een aantal van de 17 songs op blijft Waits betrekkelijk dicht bij de originelen, maar bij een aantal andere songs moest ik flink nadenken. Natuurlijk kan het niet op tegen Tom Waits in levende lijve op het podium zien, maar Glitter And Doom Live is zeker gezien de schaarste van zijn live optredens een waardig alternatief. De jaren beginnen voor Tom Waits inmiddels aardig te tellen, maar afgaande op de kwaliteit van Glitter And Doom durf ik wel te voorspellen dat Tom Waits nog wel even mee kan en vooralsnog een klasse apart zal blijven. Erwin Zijleman